Erfelijkheidsleer les 5 DEEL 2: Monogenetische aandoeningen en mendeliaanse overerving Een monogenetische aandoening = een genetische aandoening die ontstaat ten gevolge van een mutatie in 1 enkel gen. Deze (monogenetische) aandoeningen kennen in de regel een mendeliaanse overerving, dus: - autosomaal dominant - autosomaal recessief - X-gebonden dominant - X-gebonden recessief Chromosoom gen allelen Voor elk gen op een autosoom (= elk chromosoom dat geen geslachtschromsoom is) heeft elk individu 2 exemplaren of allelen. De 2 allelen van een gen zijn (respectievelijk) gelegen op elk van de beide homologe chromosomen. de allelen zijn dus de alternatieve varianten van de genetische informatie op een specifieke locus. (een locus = een plaats op een chromosoom) Homozygoot vs. heterozygoot Voor elk gen op een autosoom heeft elk individu twee exemplaren (allelen) Een homozygoot = wanneer de 2 allelen van een gen identiek zijn. OF Een heterozygoot = wanneer de 2 allelen van een gen verschillend zijn. De twee allelen van een gen op chromosoom 3 de 2 homologe chromosomen van een chromosomenpaar vb. chromosoom 3 homozygoot: de 2 allelen zijn identiek heterozygoot: de 2 allelen zijn verschillend of Het normaal allel = het ‘wild-type’-allel. OF Het mutant allel = het allel met een mutatie (=fout). Elk individu 2 exemplaren 1 van de moeder & 1 van de vader De Lyon hypothese = X-inactivering (ook wel lyonisatie genoemd) is een proces waarbij een van de twee exemplaren van het X-chromosoom aanwezig in vrouwelijke zoogdieren is geïnactiveerd. Een man heeft slechts 1 allel voor een gen gelegen op het X-chromosoom, hij is hemizygoot voor voor deze genen. Een vrouw heeft 2 allelen voor een gen op het X-chromosoom; echter in elke cel is 1 Xchromosoom geïnactiveerd. (Hoe? X-chromosoom wordt heel sterk opgewonden zodat er niets op kan binden) Deze X-inactivatie wordt ook de ‘Lyon hypothese’ genoemd, naar de geneticus Mary Lyon. In somatische cellen (= alle lichaamscellen buiten de geslachtscellen) van de vrouw is slechts 1 X-chromosoom actief. Het 2de X-chromosoom is geïnactiveerd en is zichtbaar als ‘het Barrlichaampje’ in de interfase. In de haploïde cellen en spermacellen is uiteraard slechts 1 X-chromosoom aanwezig: dit is altijd actief. De X-inactivatie vindt vroeg plaats, namelijk in de embryogenese. Het proces start snel na de bevruchting (+/- 5 dagen) én is voltooid tegen het einde van de eerste embryonale week. Op dit ogenblik van de ontwikkeling grijpt de implantatie in de baarmoeder plaats en bestaat het embryo uit een 100-tal cellen. X-inactivatie gebeurt ‘at random’ in elke cel (vaderlijk of moederlijk Xchromosoom het is dus niet altijd hetzelfde X-chromosoom!) de X-inactivatie is irreversibel naar de dochtercellen toe (alle dochtercellen uitgaande van een welbepaalde cel hebben hetzelfde inactieve X-chromosoom). een vrouw is dus mozaiek voor genen gelegen op het X-chromosoom. Bijgevolg komen X-gebonden aandoeningen bij vrouwen zelden voor. MAAR: soms ook non-random of skewed (verdeling is niet 50/50); Dit kan een verklaring zijn voor manifeste heterozygoten => vrouwelijke draagsters die een mild fenotype vertonen door skewed X-inactivatie. Bv. draagsters van DMD-mutatie X-inactivatie bevruchte eicel X inactivatie bij de vrouw inactief X chromosoom: gecondenseerd tijdens interfase: sex-chromatine of Barr body -donker kleurende massa chromatine -tijdens mitose: inactief X chromosoom repliceert later X p: X chromosoom van vaderlijke afkomst X m: X chromosoom van moederlijke afkomst random X inactivatie Barr lichaampje (geïnactiveerd X chromosoom) De vrouw is mozaïsch voor genen op het X chromosoom De 5 Mendeliaanse overervingspatronen Frequent: - autosomaal dominant autosomaal recessief X-linked recessief Zeldzaam: - X-linked dominant Y-linked Dominant = het ziektebeeld komt tot uiting van zodra er 1 van beide allelen afwijkend is. expressie bij de heterozygoten van het afwijkend allel. Recessief = het ziektebeeld komt tot uiting enkel wanneer beide allelen afwijkend zijn. expressie bij de homozygoten of compound heterozygoten van het afwijkend allel. 1. Autosomaal dominante overerving = 1 normaal + 1 abnormaal allel ‘Dominant’ = wanneer het ziektebeeld tot uiting komt van zodra er 1 van de beide allelen afwijkend is. Er is dus expressie (fenotypisch) van het afwijkende allel bij de heterozygoten. (en uiteraard ook bij de homozygoten WANT homozygositeit leidt bij dominante aandoeningen soms tot een lethaal fenotype). Sex ratio: gelijk aantal mannelijke & vrouwelijke aangedane verwanten. Bij dominante overerving is er een verticale transmissie in de stamboom, elke aangetaste persoon heeft een aangetaste ouder, die op zijn beurt een aangetaste ouder heeft,.. TOT men bij de originele ‘nieuwe’ mutatie komt Onvolledig dominant = wanneer het fenotype bij een heterozygoot genotype verschillend is (minder ernstig) dan de fenotypische expressie bij een homozygoot genotype. Codominant = wanneer men de expressie van elk allel op zich kan detecteren, noemt men de allelen codominant. Vben van autosomaal dominante aandoeningen: Neurofibromatose type 1, ziekte van Marfan, achondroplasie, ziekte van Huntington, ziekte van Steinert (myotone dystrofie). Herhalingsrisico: 50% Autosomaal dominante overerving Autosomaal dominante overerving 2. Autosomaal recessieve overerving ‘Recessief’ = het ziektebeeld komt enkel tot uiting wanneer beide allelen afwijkend zijn. Er is dus enkel fenotypische expressie van het afwijkende allel bij de homozygoten & compound heterozygoten. Heterozygoten voor een recessief mutant allel vertonen geen ziekte, maar zijn dragers van de aandoening. (Bij de homozygoten want beide allelen zijn identiek en hebben dus dezelfde mutatie) (Bij de compound heterozygoten, want beide allelen hebben een verschillende mutatie in hetzelfde gen) Bij autosomaal recessieve overerving zijn beide ouders van het aangetaste individu in de regel drager (heterozygoot) van de aandoening. In stambomen bemerkt men een horizontale transmissie => kenmerk kan aanwezig zijn in siblings, maar meestal niet in vroegere generaties. Wanneer beide ouders drager zijn bestaat er voor elke zwangerschap een 25% (1/2 * ½) risico op een aangetast kind => herhalingsrisico = 25% Sex ratio: gelijk aantal mannelijke & vrouwelijke aangedane verwanten zowel mannen als vrouwen zijn aangetast. Vben van autosomaal recessieve aandoeningen: Hereditaire hemochromatose, mucoviscidose, aangeboren metabolische afwijkingen,.. Consanguïniteit (= bloedverwantschap!) => wanneer bv. neef en nicht trouwen is het sowieso een autosomaal recessieve aandoening. Autosomaal recessieve overerving --> drager gezond = een heterozygote drager Autosomaal recessieve overerving Geslachtsgebonden overerving: X-chromosoom: 5% van het genoom, 160 Mb, ~ 700 genen Y-chromosoom: 70 Mb, ~ 100 genen Het X-chromosoom betreft maar 5% van het genoom, MAAR op het X-chromosoom liggen heel wat belangrijke genen die belnagrijk zijn bij mentale retardatie. 3. X-gebonden dominante overerving Enkel maternele transmissie. Sex ratio: meer vrouwen dan mannen aangedaan. Zowel vrouwen als mannen zijn aangetast, MAAR het ziektebeeld bij vrouwen is milder (hoewel variabel); ZIE LYONISATIE Alle dochters en geen enkele zoon van een aangetaste man zijn aangetast. In stambomen is er een verticale transmissie. ER IS NOOIT TRANSMISSIE VAN VADER OP ZOON! Voor een zwangere vrouw bestaat er een risico van 50% om bij elke zwangerschap de aandoening door te geven naar de kinderen. Zeldzaam! X-linked dominant X-linked dominant 4. X-gebonden recessieve overerving Dit komt in de regel enkel voor bij mannen. (want hebben maar 1 X-chrom.) Aangetaste man Enkel dochters at risk! - alle dochters van een aangetaste man zijn draagster fenotype hangt af van de lyonisatie - zonen zijn nooit ziek! Wanneer een moeder draagster is, bestaat er voor elke zwangerschap - 50% risico op een aangetast kind wanneer het om een zoon gaat (ziek) - 50% risico om draagster te zijn wanneer het om een dochter gaat (drager) Maternele transmissie: aangedane mannen zijn verwanten via vrouwelijke lijn. (wordt enkel via de moeder doorgegeven, MAAR aangetaste man kan dochter wel draagster maken) De stamboom wordt gekenmerkt door een verticale transmissie. ER IS NOOIT TRANSMISSIE VAN VADER OP ZOON! Vrouwen die drager zijn van een X-gebonden recessieve aandoening kunnen zeldzaam toch symptomen vertonen. Namelijk door ‘skewed’ of ‘niet gebalanceerde X-inactivatie’ waarbij preferentieel het gemuteerde allel gelegen is op het actieve X-chromosoom en het normale allel gelegen gelegen is op het inactieve X-chromosoom. Het omgekeerde patroon van ongebelanceerde X-inactivatie waarbij het mutante allel preferentieel gelegen is op het inactieve X-chromosoom kan ook optreden het is karakteristiek voor vele X-gebonden aandoeningen. => Deze vorm van skewed (= niet-gebalanceerde) inactivatie wordt gezien bij de asymptomatische heterozygoten. Men neemt aan dat cellen die oorspronkelijk het mutante allel op het actieve Xchromosoom hebben, een verminderde celoverleving en proliferatie vertonen. X-linked recessief 5. Y-gebonden Dominant: fenotype in hemizygoot X-linked recessief Sex ratio: enkel aangedane mannen Paternele transmissie Zeldzaam! Woordenlijst zie pagina 238 & 239 ! Historiek Mendel & Mendeliaanse overervingsvormen Gregor Mendel is de vader van de genetica. Hij voerde experimenten uit met erwten en kwam zo tot de fundamentele principes van de erfelijkheid => de wetten van Mendel. 6. Mendel 1ste wet = Law of Segregation Bepaalde eigenschappen kunnen dominant zijn boven andere. 7. Mendels 2de wet = Independent Assortment De overerving van het ene gen wordt niet beïnvloedt door de overving van het andere gen. Monogenetische aandoeningen (die i.d. regel dus een mendeliaanse overerving hebben) Er zijn ~ 6000 monogenetische aandoeningen: - Autosomaal: ~5500 - X-linked: ~500 - Y-linked: ~10 ( komt niet zo vaak voor) Het aantal gekende loci (plaatsen op het chromosoom) & aandoeningen nemen sterk toe! Mendeliaanse overervingspatronen Het is informatief voor het inschatten van herhalingsrisico’s (transmissie naar volgende generatie) Stambomen Stambomen tekenen Symbolen die we gebruiken om stambomen te tekenen: Wat zien we allemaal in een stamboom? De verwantschappen - 1ste graadsverwant (ouder/kind en broer/zus) delen 50% gen. mat. - 2de graadsverwant (gescheiden door 2 stappen) delen 25% gen. mat. - 3de graagdsverwant (gescheiden door 3 stappen) delen 12.5% gen. mat. Aangetast/niet aangetast Proband/indexpatient/propositus (-a) De verwantschappen: eerstegraadsverwanten delen 50% van het genetisch materiaal tweedegraadsverwanten delen 25% van het genetisch materiaal derdegraadsverwanten delen 12.5% van het genetisch materiaal Voorbeelden van verschillende soorten aandoeningen Mucoviscidose o Mucus = slijm ; viscidosis = kleverig (taaislijmziekte) o Multisystemische aandoening van de exocriene klieren leidend tot insufficiëntie van ademhalings- en verteringsfuncties o Niet alleen de longen worden getroffen! OOK pancreas, gastro-intestinaal stelsel, zweetklieren, longen, vas deferens o Diagnose: zweettest: overdreven zoutverlies in de secreties zweetklieren o Excessief taaie slijmen door onvoldoende hydratatie van de secreties van de exocriene klieren (<< taaislijmziekte >>) Hoe overgeërfd? o Autosomaal recessief! de ziektefrequentie is populatie-afhankelijk - Caucasische origine: ~ 1/2500 - Afrikaanse origine: ~ 1/17000 - Aziatische origine: ~ 1/70000 hoe meer naar het zuiden, hoe minder voorkomend! o Veroorzaakt door mutaties in CFTR gen Vikingen kwamen naar hier, en deze mutatie zat in hun genen. - Genlocus 7q (1985) chromosoom 7 op de lange arm - Genidentificatie (1990) 250 kb, 27 exonen - Codeert voor CFTR: << cystic fibrosis transmembran regulator >> - Transmembranair chloride en natrium ion kanaal, in epitheliale cellen Mucoviscidose long, darm CFTR: transmembranair ion kanaal ABC (ATP binding casette) genfamilie betrokken bij actief iontransport doorheen celmembraan Geslachtsgebonden overerving o Autosomen: 2 kopies/diploïde cel o X chromosoom - Mannen: 1 kopie (XY) - Vrouwen: 2 kopies (XX) o Dosage compensatie door X inactivatie bij vrouwen X-inactivatie meestal ‘at random’ alle dochtercellen: behouden inactivatie van hetzelfde X-chromosoom X-inactivatie: Calico cat X-inactivatie X-gebonden recessieve overerving: Hemofilie B o Stolling van het bloed gebeurt niet goed vaak bloedingen! o Britse koninklijke familie heeft/had dit o Queen Victoria is draagster Hemofilie B: een koninklijke aandoening BMJ, 1868: De novo mutatie in Victoria of haar ouders Leopold overleed op de leeftijd van 31 jaar aan een intercerebrale haemorraghe 2 dochters van Victoria: asymptomatische dragers X-gebonden recessieve overerving: Duchenne musculaire dystrofie (DMD) o Spieren verzwakken o Duchenne (DMD) & Becker (BMD) musculaire dystrofie zijn progressieve spierziekten o DMD: aanvang vroege kinderleeftijd – snel progressief – patiënten zijn rolstoelgebonden rond 12 jaar – 1/3500 mannen o BMD: latere aanvang van spierzwakte o Moleculaire oorzaak: mutatie in het DMD gen (X-chromosoom !) o Genotype-fenotype correlatie: afhankelijk van expressie genproduct dystrofine o DMD: frameshift OF nonsens mutaties > ernstig verkort dystrofine eiwit o BMD: in-frame mutaties, resulterend in een korter dystrofine en residuele productie (minder erg dan duchenne !) o > 70%: deleties of duplicaties van 1 of meerdere exonen, ook totale gen deleties en kleine intragenetische mutaties o Duchenne patiënten worden niet veel ouder dan 20 jaar X-gebonden dominante overerving Nooit man-zoon transmissie! X-gebonden: Het Rett syndroom o o o o Ernstige aandoening! Eerste 6 maanden: normale evolutie Na 6 maanden: achteruitgang Kinderen sterven meestal rond 2 jaar 1/10.000-1/15.000 vrouwen (en mannen) één van de frequentste oorzaken van MR bij vrouwen Progressieve neurologische ontwikkelingsaandoening: autistiforme kenmerken, MR, epilepsie, ataxia, stereotiepe handbewegingen Moleculaire oorzaak: mutaties in MECP2 gen Genetische heterogeniteit Examenvragen Quiz Quiz Autosomaal recessief X-gebonden recessief Quiz Y-gebonden Autosomaal dominant Voorbeeld examenvragen Wat is de kans dat de kinderen van 2 ouders met achondroplasie te wijten aan een heterozygote mutatie (autosomaal dominante aandoening) eveneens achondroplasie hebben? 1) 25% 2) 50% 3) 75% 4) 100% 5) geen van deze Een vrouw met een normale pigmentatie van de huid heeft 2 zussen met oculocutaan albinisme, een volledige penetrante autosomaal recessieve aandoening. Wat is de kans dat deze vrouw een heterozygote draagster is voor de aandoening, indien beide ouders heterozygote dragers zijn? 1) 1/2 2) 1/4 3) 2/3 4) 3/4 5) 100% antwoorden zie pagina 224/225