OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

advertisement
OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE
Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1
BEROEPSTAAK B en C
CHRONISCH ZIEKE ZORGVRAGER
Albeda college
Branche gezondheidszorg
Kwalificatieniveau 4
Crebo 95
Versie: BC CHRONISCH 1516
Fase: Gevorderd 1
Naam Student:………………….
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Chronische zieke zorgvrager
Ondersteuningsmagazijn
School
Overzicht activiteiten
Beroepstaak B en C
CHRONISCH ZIEKE
1. Orientatie Chronisch zieke zorgvrager
B
1.1 Orientatie Chronisch zieken
1.2 Kenmerken Chronisch zieken
1.3 Job aid Chronisch zieke
1.4 Ervaringsdeskundige MEE
C
1.5 Autonomie en Empowerment
1.6 Coping en copingstijlen
2. Zorgvrager met CVA
B
2.1 Gezondheids- en bestaansproblemen na een CVA
2.2 Verplegen van een zorgvrager met een CVA
2.3 Neurorevalidatie na een CVA
2.4 Opname van een chronisch zieke zorgvrager
2.5 Opnamegesprek chronisch zieke zorgvrager
VDL
2.1 CVA en voeding
PAAF 2.1 Basiskennis hersenen
2.2 CVA orientatie/kijkactiviteit/mindmap
2.3 CVA opdracht
2.4 CVA folder
2.5 Zelftest hersenen
2.6 Bloedrukregulatie en nieren
2.7 Circulatie herhalingsopdracht
2.8 Circulatie lymfatisch systeem
2.9 Bloedgroepen en rhesusfactor
C
2.1 Begeleidingsgesprek zorgvrager met CVA
3. Zorgvrager met chronisch hartfalen
B
3.1 Verplegen van zorgvragers met chronisch hartfalen
3.2 Verpleegplan opstellen bij chronisch hartfalen
PAAF 3.1 Chronisch hartfalen I
3.2 Chronisch hartfalen II
3.3 Zelftest chronisch hartfalen
C
3.1 Begeleidingsgesprek zorgvrager met chronisch
hartfalen
4. Zorgvrager met Parkinson
B
4.1 Gezondheid en bestaansproblemen
B
4.2 Verplegen van zorgvrager met Parkinson
B
4.3 Verpleegplan vaststellen Parkinson
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
Gevorderd 1
BOL
BBL
BOL
VK
BBL
VK
2
2
2
2
2
2
1
1
--2
2
3
4
2
2
1
1
2
2
-2
2
2
4
3
2
5
2
2
2
2
2
-10
2
--
---
----
2
2
6
2
2
2
6
2
K
2
K
K
--
K
2
1
3
2
2
2
3
2
2
2
2
8
3
3
2
2
2
2
-8
4
2
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Chronische zieke zorgvrager
Ondersteuningsmagazijn
School
Overzicht activiteiten
Beroepstaak B en C
CHRONISCH ZIEKE
Gevorderd 1
BOL
5. Zorgvrager met Parkinson
PAAF 4.1 Oriëntatie Parkinson
PAAF 4.2 Kijkactiviteit Parkinson
PAAF 4.3 Parkinson, Folder maken
PAAF 4.4 Zenuwstelsel I
PAAF 4.5 Zenuwstelsel 2
VDL
4.1 Voeding bij slikstoornissen
C
4.1 Advies geven over hulpmiddelen en voorzieningen
6. Zorgvrager met Chronische pijn
B
5.1 Pijn en pijnmodel Loeser
B
5.2 Pijnmeetinstrumenten
B
5.1 Verpleegkundige interventies bij chronisch pijn
PAAF 5.1 Oriëntatie pijn
PAAF 5.2 Pijn en pijnbestrijding
C
5.1 Pijn en pijnbeleving
7. Zorgvrager met COPD en astma
B
6.1 Klachten, observaties, interventies COPD
B
6.2 Verpleegplan voor zorgvrager met COPD
PAAF 6.1 Pathologie van de luchtwegen
PAAF 6.2 Zelftest longen
VDL
6.1 Voeding bij hart en longziekten
C
6.1 Advies gesprek voeren
C
6.2 Patientenvoorlichting en/of instructie geven
8. Zorgvrager met Diabetes Mellitus
B
7.1 Verpleegkundige aandachtspunten DM
B
7.2 Gevolgen DM-DVD kijken
PAAF 7.1 Het hormoonstelsel
PAAF 7.2 Overzicht hormoonstelsel
PAAF 7.3 DM Orientatieopdracht
PAAF 7.4 Herhaling spijsvertering m.b.t. DM
PAAF 7.5 DM1 pathologie
PAAF 7.6 DM2 pathologie
VDL
7.1 Voeding en diabetes
C
7.1 Patientenvoorlichting en/of instructie geven
9. Coördinatie van zorg
B
8.1 Continuïteit en coördinatie van zorg
B
8.2 Organisatie van de verpleegkundige zorg
B
8.3 Werkplanning maken
10. Groepsbegeleiding
C
9.1 Groepsdynamiek bevorderen
C
9.2 Integreren in een nieuwe groep-groepsontwikkeling
KENNISTOETS PAAF
CASUSTOETS B/C CHRONISCH ZIEKE
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
2
2
BBL
BOL
VK
BBL
VK
1
K
K
1
1
2
2
--3
2
1
2
2
2
2
2
2
2
1
1
2
2
2
2
2
2
1
1
2
1
1
2
2
2
2
2
2
1
2
2
4
2
2
K
1
K
--
2
2
3
3
1
K
--
2
2
3
2
2
3
3
2
K
2
3
2
12
2
2
1
1
2
2
2
---
5
2
2
2
2
2
1
1
3
1
1
2
2
3
1
1
2
2
3
2
2
2
2
2
K
2
1
---
1
3
2
2
--K
2
4
2
K
-3
2
2
3
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
1.1 B Oriëntatie chronisch zieken
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft zich ingeleefd in wat een chronische ziekte
en/of lichamelijke beperkingen voor een zorgvrager kan
betekenen.
Stem met een paar medestudenten af wanneer je deze opdracht
gaat doen. Zorg voor een blinddoek, koptelefoon en een rolstoel.
Neem je boek mee (zorgvrager met een chronisch somatische
aandoeningen) en zorg voor recente artikelen uit krant,
tijdschrift enz.
Oriëntatie op de zorgcategorie
Theorielokaal, schoolgebouw
Nabespreking met medestudenten m.b.v. evaluatievragen.
Noteer je bevindingen.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (E, F, K, R)
Activiteit 1
Bespreek met een paar medestudenten de onderstaande vragen.
Vragen:
1. Waar denk je aan bij de term:
a. chronisch zieke;
b. lichamelijk gehandicapte;
c. revaliderende?
Schrijf bij elk punt zoveel mogelijk items op.
2. Wat zou het voor jezelf betekenen:
a. chronisch ziek te zijn;
b. lichamelijk gehandicapt te zijn;
c. revaliderende te zijn?
3. Wat zou het voor je omgeving (familie, vrienden etc.) betekenen als je:
a. chronisch ziek bent;
b. lichamelijk gehandicapt bent;
c. revaliderend bent?
4. Wat wordt er op dit ogenblik in de media besproken over zorgvragers met een
chronische ziekte? Bijvoorbeeld in een krantenartikel of een artikel in een tijdschrift of
een TV programma. Neem, indien mogelijk, deze artikelen mee naar school en bespreek
dit in de les.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
4
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Activiteit 2
Speel de onderstaande situaties uit om bepaalde ervaringen te beleven.



Met een blinddoek op bepaalde activiteiten uitvoeren, zoals traplopen enz.
Met een koptelefoon (met muziek) een gesprek bijwonen
In een rolstoel naar het restaurant of het gebouw door.
Evaluatievragen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Wat betekende het voor je om niets te kunnen zien?
In hoeverre durfde je te vertrouwen op je begeleider?
Waren er veel obstakels?
Wat betekende het voor je om een gesprek bij te wonen die je niet goed kon volgen?
Welk gedrag ging je vertonen?
Hoe voelde je je toen je in de rolstoel zat?
Wat zie je vanuit de rolstoel en zijn er veel obstakels op school.?
Komen deze antwoorden overeen met de antwoorden op de vragen bij activiteit 1 of zijn
er duidelijke verschillen?
9. Wat heb je geleerd en wat neem je naar zorgvragers met een chronische aandoening.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
5
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
1.2 B Kenmerken chronisch zieken
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student beschrijft:
- de kenmerken van zorgvragers met een chronische ziekte
- de kenmerken van zorgvragers met lichamelijke beperkingen
en revaliderenden
- de bestaansproblemen van zorgvragers met chronische
somatische aandoeningen
Oriënteer je op de zorgcategorie en bestudeer theorie
Boek: Zorgvragers met een chronisch somatische aandoening
Thema Oriëntatie op de zorgcategorie:
- de zorgcategorie
Thuis, school
Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel.
Stel evt. vragen aan je studiegenoten en/of docent
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (E, F, K, R)
Activiteit 1
Maak de onderstaande vragen met behulp van het boek
Vragen:
1.
Hoe beschrijft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) chronische aandoeningen?
2.
Welke groepen ziektes horen bij de beschrijving van de WHO?
3.
Hoe komt het dat de groep langdurig zieken steeds groter wordt in de komende
jaren?
4.
Leg de relatie uit tussen iemands levensstijl en een chronische ziekte met behulp van
een voorbeeld.
5.
Hoe reageert de overheid op de steeds groter wordende groep van mensen met een
chronische ziekte?
6.
Welke verschillen zijn er in aard, verloop en ernst van de klachten bij chronische
aandoeningen?
7.
Hoe wordt een handicap omschreven?
8.
Geef twee voorbeelden die de overheid kan treffen voor een positief effect op de
ernst van de handicap.
9.
Leg in het kort uit wat een lichamelijke beperking voor een zorgvrager kan
betekenen.
10.
Wat is revalidatie en wat zijn de 5 belangrijkste aandachtsgebieden.
11.
Welke disciplines werken er allemaal aan mee?
12.
Geef 5 voorbeelden van bestaansproblemen waar mensen met een chronische
ziekte en lichamelijke beperkingen mee te maken kunnen krijgen.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
6
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Activiteit 2
Lees de praktijksituatie en beantwoord de vragen
De heer Van der Horst is 78 jaar. Hij heeft sinds vier jaar ernstige hartklachten, waarvoor hij
steeds vaker wordt opgenomen in het ziekenhuis. Tijdens de laatste opname vertelt hij aan
de verpleegkundige van de afdeling dat hij er zoveel moeite mee heeft dat hij steeds minder
kan. Gisteren heeft hij alleen maar de tuin aangeveegd voor zijn vrouw. Maar toen kreeg hij
pijn op de borst. Eigenlijk is die niet meer overgegaan, en daarom ligt hij nu hier. ‘Wat is nu
het vegen van een straatje?’ zegt hij tegen de verpleegkundige. Ook het wekelijkse
kaartavondje lukt hem niet mee. Hij kan er niet meer komen. Het is te ver lopen.
Welke bestaansproblemen kun je uit het verhaal van de Van der Horst halen?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
7
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
1.3 B Job aid-chronisch zieke
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student ontwerpt een Job aid voor een chronisch zieke
zorgvrager of voor een collega
Formeer een groep van 3 of 4 studenten en kies een onderwerp
die aansluit bij chronisch zieken.
Boek: verplegen van mensen met chronische somatische
aandoeningen
School/thuis
Feedback op de job aid door docent en groepsgenoten
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (E, F, K, R)
Activiteit:
Ontwerp een job aid voor een chronisch zieke zorgvrager of voor een collega die met
chronisch zieken werkt.
Wat is zijn Job aids?
Dit zijn hulpmiddelen die ingezet kunnen worden ter ondersteuning van allerlei
werkzaamheden. Een job aid heeft de functie van een spiekbriefje.
Als een medewerker het even niet meer weet, pakt hij de job aid en vindt daarop
aanwijzingen om zijn werk te kunnen voortzetten. Het betreft bijvoorbeeld een overzicht van
de belangrijkste informatie, een schematische weergave van een werkproces, aanwijzingen
over een uit te voeren taak, antwoorden op veel gestelde vragen of belangrijke symptomen
van een ziektebeeld in beeld en/of tekst
Voorbeeld van een Job aid: Diabeteskaartjes Hypo/hyper
Werkwijze
Maak één job aid per subgroep
Zorg voor een aantrekkelijke lay out van de job aid
Zorg ervoor dat de informatie relevant is en ook echt waarde heeft.
Presenteer de job aid via de beamer en zorg ervoor dat je je keuzes kunt verantwoorden
Laat de job aid lamineren/plastificeren zodat hij echt gebruikt kan worden in de praktijk
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
8
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
1.4 B Ervaringsdeskundige MEE
Woon de gastles van een ervaringsdeskundige met een chronische ziekte bij.
Ga in gesprek over haar/ zijn ervaringen m.b.t. de ziekte en/of beperking(en).
Werkwijze:
1. Stel je op de hoogte wanneer en hoe laat de persoon (personen) bij jullie in de klas
op bezoek komt (komen). Informeer naar wat persoonlijke gegevens om het bezoek
voor te bereiden. Het is de gewoonte dat de klas een attentie verzorgt voor de
gast(en) die in de klas komt (komen). Wie van de klas gaat dat verzorgen en wat mag
dat kosten? Maak daar afspraken over.
2. Bereid individueel het bezoek voor door je te verdiepen in de ziekte/ handicap die de
persoon heeft. Wat zou je daarover willen weten? Probeer vooral vragen voor te
bereiden die te maken hebben met het leven met die desbetreffende ziekte of
handicap. Kijk eens op de website van stichting MEE. www.handicap.info
3. Luister naar het verhaal wat de persoon te vertellen heeft. Stel de vragen die je hebt.
Nog even om te weten:
De persoon waar het om gaat zal vergezeld worden door een begeleider van stichting MEE.
Deze begeleider zal de chronisch zieke/ gehandicapte ondersteunen daar waar nodig is.
Bijvoorbeeld: iemand met MS is snel vermoeid en kan problemen hebben iets onder
woorden te brengen. De begeleider kan dan helpen als de persoon dat aangeeft. De
begeleider hoeft geen presentje te krijgen, de gast graag wel.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
9
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
1.1 C Autonomie en empowerment
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student kan:
- de begrippen autonomie en empowerment uitleggen
- het belang benoemen van autonomie en empowerment voor
mensen met chronisch somatische aandoeningen
- kan vertellen op welke manier de verpleegkundige autonomie
en empowerment kan verstreken bij zorgvragers met
chronisch somatische aandoeningen
Bestudeer theorie op autonomie en empowerment
Boek:
Verplegen van mensen met chronisch somatisch aandoeningen
School/thuis
Met klasgenoten
1.4
Begeleidt een zorgvrager
C. Begeleiden
D. Aandacht en begrip tonen
R. Op de behoefte van de “klant” richten
Activiteit 1
Interview klasgenoten, docenten, familie en/of vrienden over het begrip autonomie.
Vragen die je kunt stellen zijn:
Wat verstaan jij onder autonomie? Wat vindt je hierin belangrijk? Waarover wil je zelf
kunnen beslissen en keuzen maken? Wat doet het met je als je niet mee mag beslissen over
de invulling van je eigen leven? Stel dat je geen controle hebt over je eigen situatie door een
chronisch zieke aandoening, wat zou dit dan voor jou betekenen?
Onderzoek:
- het belang van autonomie en empowerment voor mensen met chronisch somatische
aandoeningen
- met welke belemmeringen en beperkingen mensen met chronische somatische
aandoeningen geconfronteerd worden m.b.t. autonomie en empowerment
- op welke manier de verpleegkundige autonomie en empowerment kan verstreken bij
zorgvragers met chronisch somatische aandoeningen
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
10
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
1.2 C Coping en copingstijlen
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student kan vertellen:
- welke gevolgen een chronisch somatisch aandoening heeft
voor zorgvragers op het lichamelijk, geestelijk en
sociaal/maatschappelijk functioneren
- wat een chronisch somatische aandoening betekent voor
iemands lichaamsbeeld, zelfbeeld en zelfacceptatie
- welke copingstijlen een zorgvrager kan gebruiken bij de
verwerking en hantering van de gevolgen van de chronische
ziekte
- hoe hij een zorgvrager kan begeleiding bij het proces van
coping
Bestudeer theorie over:
- de gevolgen van een chronisch somatische aandoeningen
op het lichamelijk, geestelijk en sociaal/maatschappelijk
functioneren van een zorgvrager
- coping en copingstijlen
Boek:
o Voorlichting, advies en instructie/Tertiaire preventie:
Reacties signaleren stoornissen, beperkingen en
handicapscoping
o Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/De verpleegkundige:
Ondersteunen bij het vinden van een nieuwe levensstijl
o Begeleiden van zorgvragers/evenwicht in draagkracht en
draaglast-afweermechanismen-copingvaardigheden
Internet
Coping en copingstijlen
o http://www.gezondvgz.nl/%7Bf965b84a-161c-49ee-b6d69ca1f5db574c%7D
School
Klassikale nabespreking met docent
1.4
Begeleidt een zorgvrager
C. Begeleiden
D. Aandacht en begrip tonen
R. Op de behoefte van de “klant” richten
Activiteit :
Beantwoord onderstaande vragen en wissel de antwoorden uit met studiegenoten.
1. Wat zijn de gevolgen van een chronisch somatische aandoeningen op het lichamelijk,
geestelijk en sociaal/maatschappelijk functioneren van een zorgvrager?
2. Wat betekent chronisch ziek zijn voor iemands lichaamsbeeld, zelfbeeld en zelfacceptatie?
3. Wat wordt bedoelt met coping?
4. Wat is het verschil tussen emotiegerichte coping en probleemgerichte coping?
5. Welke copingstijlen kun je onderscheiden? Waaraan herken je ze?
Hoe kun je als verpleegkundige een zorgvrager ondersteunen bij het proces van coping?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
11
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Zorgvrager met CVA
2.1 B Gezondheids-en bestaansproblemen na CVA
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student:
- heeft de gezondheids-en bestaansproblemen van een
zorgvrager met een CVA in kaart gebracht
- heeft de verpleegkundige interventies benoemt
Bestudeer theorie over bestaansproblemen en het verplegen van
clienten met een CVA.
Boek: verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen:
Bestaansproblemen
Verplegen van clienten met een CVA
OLC, thuis, leslokaal
Evaluatie met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig
verduidelijking aan de docent.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (F, K, R)
Activiteit
Beschrijf aan de hand van de gezondheidspatronen van GORDON de gezondheids- en
bestaansproblemen van zorgvragers na een CVA. Benoem ook de verpleegkundige
interventies, die de verpleegkundige zou kunnen toepassen.
Gezondheidspatroon
Gezondheids – en
bestaansproblemen
Verpleegkundige
interventies
1. Patroon van
gezondheidsbeleving en
instandhouding.
2. Voeding en
stofwisselingspatroon.
3. Uitscheidingspatroon.
4. Activiteitenpatroon.
5. Slaap en rustpatroon.
6. Cognitie en
waarnemingspatroon.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
12
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Gezondheids – en
bestaansproblemen
Gezondheidspatroon
Verpleegkundige
interventies
7. Zelfbelevingspatroon.
8. Rollen en relatie patroon.
9. Seksualiteit en
voortplantingspatroon.
10. Stressverwerkings patroon
11. Waarde en
levensovertuigingpatroon.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
13
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.2 B Verplegen van een zorgvrager met een CVA
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
De studenten:
- kan benoemen welke interventies worden toegepast bij
communicatie stoornissen, verminderde mobiliteit en neglect
na een CVA
- heeft een verpleegplan opgesteld voor een zorgvrager met
een CVA
.Bestudeer theorie over het verplegen van clienten met een CVA
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/verplegen van cliënten met een CVA
Internet: CBO richtlijnen beroerte
http://www.cbo.nl/Downloads/215/pat_rl_beroerte_08.pdf
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Theorielokaal, studieruimte,thuis
Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng
eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent.
1.1
Stelt verpleegkundige diagnose en het verpleegplan op (J, K, M)
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (F, K, R)
Activiteit 1
Zoek uit wat de verpleegkundige interventies zijn bij communicatie stoornissen, verminderde
mobiliteit en neglect na een CVA. Bespreek de interventies met een klasgenoot.
Verpleegproblemen
Communicatiestoornissen door afasie na
een CVA
Verpleegkundige interventies
Verminderde mobiliteit na een CVA
Neglect na een CVA
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
14
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Activiteit 2
Stel een verpleegplan op voor dhr. Aalst
Dhr Aalst is een 60-jarige man met een CVA (beroerte). Hierdoor heeft hij een rechtzijdige
verlamming en een afasie (spraakstoornis na hersenbeschadiging). Ook het ja en nee
verwisselt hij. Dhr Aalst kan zich nog niet goed op een andere manier dan met woorden
uiten, en het is niet altijd duidelijk of hij alles wat er tegen hem gezegd wordt, goed begrijpt.
Hij krijgt daarom intensieve logopedie. Daarnaast leert hij weer om zichzelf te kunnen
wassen en aankleden, te staan en te lopen. De verwachting is dat hij na een aantal maanden
weer bij zijn vrouw in zijn eigen huis kan wonen.
1. Inventariseer de gezondheids – en bestaansproblemen van dhr. Aalst.
2. Breng met behulp van de gezondheidspatronen van Gordon de verpleegproblemen van
dhr. Aalst in kaart. Stel prioriteiten in de verpleegproblemen en beargumenteer je keuze.
3. Stel een verpleegplan op voor dhr. Aalst. (een verpleegplan kan meerdere uitgewerkte
verpleegproblemen bevatten)
Criteria verpleegplan:
- Er is gekozen voor relevante gezondheidspatronen
- De verpleegkundige diagnose voldoet aan de criteria van PES
- Het verpleegdoel voldoet aan de criteria van RUMBA
- De interventies zijn verpleegkundig van aard en hebben een directe relatie met de casus
en met het doel
- De interventies zijn geformuleerd volgens criteria d.w.z.: verpleegkundig, relevant,
uitvoerbaar, eenduidig ( concreet) en duidelijk (door wie, hoe vaak, wanneer, waar)
- Het verpleegplan bevat een productevaluatie en een procesevaluatie
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
15
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.3 B Neurorevalidatie na een CVA
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student kan vertellen wat neurorevalidatie inhoudt en hoe het wordt
toegepast
Zoek informatie en richtlijnen over neurorevalidatie
CBO richtlijnen beroerte:
http://www.cbo.nl/Downloads/215/pat_rl_beroerte_08.pdf
Theorielokaal, OLC, thuis
Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en
welbevinden (E, F, K, R)
Activiteit 1
Maak de onderstaande vragen.
Vragen:
1. Wat wordt er verstaan onder neurorevalidatie bij zorgvragers met een CVA?
2. Op welke problemen richt neurorevalidatie zich?
3. Wat is het doel van neurorevalidatie?
4. Welke disciplines houden zich met neurorevalidatie bezig?
5. Wat is de rol van de verpleegkundige?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
16
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.4 B Opname van een chronisch zieke zorgvrager
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft systematisch gegevens verzamelt aan de hand
van de gezondspatronen van Gordon
Bestudeer theorie over gegevens verzamelen, observeren en het
anamnesegesprek .
Boek Het verpleegplan vaststellen:
Systematisch gegevens verzamelen
- Gegevens verzamelen
- Observeren
- Het anamnesegesprek
Thuis
Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel.
Stel evt. vragen aan studiegenoten en/of docent
1.1
Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op.
D, H, J, K
Activiteit
Lees de praktijksituatie en beantwoord de vragen.
Meneer Kogge
Vandaag wordt meneer Kogge opgenomen in het verpleeghuis. Hij komt vanuit het
ziekenhuis. Meneer Kogge heeft drie maanden geleden een herseninfarct gehad en is
sindsdien halfzijdig verlamd. Hij kan niet meer lopen, zijn arm niet meer gebruiken en ook
zijn spraak is aangetast. Meneer Kogge arriveert in het bijzijn van zijn vrouw en dochter. De
verpleegkundige van de revalidatieafdeling ziet het gezelschap de afdeling opkomen. Vanaf
dit moment begint ze al met het verzamelen van gegevens. Ze observeert een aantal zaken,
zoals het feit dat meneer Kogge in een rolstoel zit en dat hij samen met twee vrouwen de
afdeling op komt. Maar ze wil meer weten.
Ze loopt naar meneer Kogge toe en stelt zichzelf aan hem voor. Hij reikt zijn linkerhand aan.
Voor de verpleegkundige is dit een indicatie dat de rechterhelft verlamd is en dat het
herseninfarct in de linkerhersenhelft heeft plaatsgevonden. Met de kennis die ze heeft van dit
ziektebeeld, weet ze dat een spraakstoornis tot de mogelijkheden behoort. Bij negentig
procent van de mensen zit het spraakcentrum in de linkerhemisfeer.
Ze vraagt meneer naar zijn naam. Meneer Kogge kan zijn naam nauwelijks uitspreken. Zijn
vrouw stelt zichzelf en haar man gauw voor. De verpleegkundige geeft de andere vrouw een
hand en hoort dat zij een dochter is.
Door meneer Kogge te observeren heeft ze al een aantal gegevens, maar ze gaat ook een
anamnese, een vraaggesprek, afnemen. Zo krijgt ze nog meer gegevens.
Vraag 1
Welke zorgvrager gegevens in het verhaal, vanaf het moment dat de verpleegkundige het
gezin ziet, zijn volgens jou objectief en welke zijn subjectief?
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
17
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Vraag 2A
Inventariseer aan de hand van de praktijksituatie welke gezondheidspatronen je het meest
relevant vindt. Noem er drie en bedenk per gezondheidspatroon welke vragen je tijdens het
opnamegesprek zou stellen aan meneer Kogge.
Gezondheidspatroon:_______________________________________________________
Vragen:
1.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
2.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
3.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
Gezondheidspatroon:_______________________________________________________
Vragen:
1.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
2.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
3.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
Gezondheidspatroon:_______________________________________________________
Vragen:
1.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
2.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
3.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
18
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Leg uit waarom je juist deze vragen wilt stellen.
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
Vraag 2B
Bedenk drie vragen die je tijdens het anamnesegesprek zou stellen aan zijn vrouw en
dochter. Leg uit waarom je juist die vragen wilt stellen.
1.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
2.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
3.________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
Leg uit waarom je juist deze vragen wilt stellen.
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
Vraag 3
Leg uit wat de wet WGBO te maken heeft met het verzamelen van gegevens
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
19
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.5 B Opnamegesprek chronisch zieke zorgvrager
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Verplicht/keuze
De student heeft aan de hand van een casus een opname
gesprek voorbereidt en uitgevoerd. Zij heeft hierbij gebruik
gemaakt van de gezondheidspatronen van GORDON.
Bestudeer theorie over gegevens verzamelen, observeren en het
anamnesegesprek .
Verzamel benodigdheden en informatie noodzakelijk voor het
uitvoeren van een opnamegesprek.
Boek Het verpleegplan vaststellen:
Systematisch gegevens verzamelen
- Gegevens verzamelen
- Observeren
- Het anamnesegesprek
School
Aan de hand van de checklist opnamegesprek krijg je na het
voeren van het gesprek feedback van medestudenten en de
docent.
1.1
Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op.
D, H, J, K, M
Verplicht
Activiteit
Bereid in een subgroep een opnamegesprek voor aan de hand van een casus.
In een simulatie voer je het opnamegesprek uit onder begeleiding van een docent.
Werkwijze
Kies een casus
- Casus mevrouw van Dam (CVA)
- Casus mevrouw Klaarbeek
(onderbeenamputatie DM)
- Casus mijnheer van Zette (Parkinson)
Wie is mijn zorgvrager?
Aan de hand van de gegevens uit de casus ga
je je een beeld vormen van de zorgvrager.
Zoek informatie op over het ziektebeeld van de
zorgvrager en geef antwoord op onderstaande
vragen.
- Wat betekent dit ziektebeeld voor deze
zorgvrager?
- Welke gevolgen heeft dit ziektebeeld voor
de basiszorg?
- Welke gevolgen kan een chronische ziekte
hebben op de lichamelijke toestand van
een zorgvrager?
- Welke gevolgen kan een chronische ziekte
hebben op het sociale leven van een
zorgvrager?
- Welke gevolgen kan een chronische ziekte
hebben op de geestelijke gesteldheid van
de zorgvrager?
-
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
20
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Voorbereidingen opname
- Welke voorbereidingen moet je treffen als je een opnamegesprek gaat voeren?
- Welke formulieren heb je nodig voor een opnamegesprek?
Neem evt. formulieren uit je eigen BPV instelling mee.
- Onderzoek hoe een opnamegesprek verloopt op een afdeling.
- Inventariseer aan de hand van de praktijksituatie welke gezondheidspatronen je het
meest relevant vindt. Formuleer per gezondheidspatroon zoveel mogelijk vragen die je
zou willen stellen tijdens het opnamegesprek
- Welke gesprekstechnieken heb je nodig om een opnamegesprek te voeren?
Individueel
Kijk met behulp van het feedbackformulier opnamegesprek voeren, wat je sterke en minder
sterke kanten zijn op het gebied van gegevens verzamelen en het voeren van een opname
gesprek.
Formuleer je leerdoelen, benoem ze als je gaat oefenen met het opnamegesprek en vraag
hierover feedback van de observator
Opnamegesprek oefenen
Je gaat in een simulatie een opnamegesprek voeren.
Oefen in je subgroep een opnamegesprek met behulp van je voorbereidingen.
Een student speelt de verpleegkundige, de tweede is de zorgvrager en de derde persoon
observeert en geeft de verpleegkundige feedback op het voeren van het gesprek.
De observator maakt gebruik van de checklist opnamegesprek
Evaluatie
- Wat betekent de feedback die je hebt gekregen voor je leerdoelen op het gebied van
gegevens verzamelen en het voeren van een opnamegesprek?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
21
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.1 VDL CVA en voeding
Resultaat
Praktische voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft de vragen over voeding en CVA beantwoord.
Bestudeer het artikel over CVA en voeding
Artikel CVA en voeding
Theorielokaal
Nabespreken met inhoudsdeskundige
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort
gezondheid en welbevinden (F, K, R)
Activiteit 1
Lees het artikel over CVA en voeding en maak de onderstaande vragen
Vragen:
1. Welke interventies worden genomen wanneer een zorgvrager niet goed kan slikken na
een verse CVA?
2. Hoe wordt de voeding samengesteld en waar bestaat de voeding uit?
3. Wat voor een invloed hebben de gevolgen van een CVA op de voeding?
4. Wat is de rol van de logopediste en de diëtiste?
5. Hoe komt het dat zorgvragers met een CVA risico hebben op ondervoeding?
Voeding en Neurologische aandoeningen. (praktijk)
Resultaat
Een rollenspel rondom problemen bij eten en drinken bij
zorgvragers met CVA en Parkinson..
Praktische voorbereiding Neem je boek Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen mee en zorg voor een computer. Deze opdracht
vind je ook bij Parkinson en CVA. Stem met de grote groep af
wie welk ziektebeeld gaat uitwerken. Reserveer praktijklokaal.
Stem met inhoudsdeskundige en medestudenten af wanneer je
dit gaat doen.
Theorie
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen: onderwerp CVA of Parkinson en dan specifiek
gericht op problemen met eten en drinken.
Artikel op portaal 2.0: CVA en voeding
Locatie
Praktijklokaal
Evaluatie
Bespreek het rollenspel in de groep o.b.v. de
inhoudsdeskundige.
Werkproces/competentie 1.2 K. vakdeskundigheid toepassen.
Activiteit
Begeleid de zorgvrager met CVA of de ziekte van Parkinson met eten en drinken in een
rollenspel.
Werkwijze:
1. Verdeel de groep in kleinere groepen van ongeveer 3 of 4 personen
2. Kies als groepje een van onderstaande onderwerpen en bereid/maak hiervan een
goed voorbeeld dat je meeneemt naar de les. Let bij wat je maakt/meeneemt op:
- Smakelijk uiterlijk van hetgeen je aanbiedt
- Herkenning van product
- energiedichtheid; het moet voldoende voedingsstoffen bevatten
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
22
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
3.
4.
Onderwerpen:
Dik vloeibaar drinken
Dik vloeibare broodmaaltijd
Dik vloeibare warme maaltijd
Dik vloeibaar tussendoortje
Gemalen warme maaltijd voor kauwproblemen
Geschikte broodmaaltijd voor kauwproblemen
Energierijk tussendoortje voor slikproblemen
Energierijk tussendoortje voor kauwproblemen
Motiveer je keuze en leg uit aan je klasgenoten waarom jullie denken dat het gekozen
of gemaakte product voor deze doelgroep geschikt (CVA, of MS of Parkinson) is om
te gebruiken. Presenteer dit aan de groep. Probeer dat uit te leggen op een manier
zoals je dat ook bij een zorgvrager zou doen.
5. Demonstreer dit in een rollenspel.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
23
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.1 PAAF - Basiskennis hersenen
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student kan bouw en werking van de grote hersenen, kleine
hersenen, tussenhersenen, hersenstam en ruggenmerg
beschrijven.
Neem je boek mee en haal de dvd uit de mediatheek
Anatomie en fysiologie van de mens
Hoofdstuk zenuwstelsel
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel en bespreek
vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit 1
Maak onderstaande vragen.
Activiteit 2
Bekijk de dvd mens en lichaam over de hersenen.
Hersenen
(1) De hersenen kunnen we onderverdelen in 4 onderdelen:
1.
2.
3.
4.
De grote hersenen (cerebrum) bestaan uit 2 hemisferen( = (2) …………………)
Deze zijn verbonden door (3) ……
Aan de buitenkant van de grote hersenen ligt de (4) ………….
Noem enkele functies van de grote hersenen. (5) …
(6) De grote hersenen hebben verbindingen met:
1.
2.
3.
4.
De open ruimte in de grote hersenen noemen we: (7)…………………deze is gevuld met (8)
……………………………………………. ………………………………………………………….
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
24
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
(9) De tussenhersenen bestaat uit:
1.
De functie hiervan is:
2.
De functie hiervan is:
Deze heeft een verbinding met …..
3.
De functie hiervan is:
en stuurt deze aan.
Uit de hersenstam ontspringen 12 paar hersenzenuwen.
Kleine hersenen
hersenstam
Dit zijn zenuwen die niet met het ruggenmerg mee gaan, maar al eerder naar hoger gelegen
delen van het hoofd gaan.
In de hersenstam bevinden zich: (10)
1.
De functie hiervan is:
2.
De functie hiervan is:
3.
De functie hiervan is:
4.
De functie hiervan is:
De kleine hersenen of (11)…..
zorgen voor …..
(12).
Zij staan daarom in verbinding met de rest van het centrale zenuwstelsel.
Wat gebeurt er als de kleine hersenen beschadigd zijn en waarom? (13)
Het ruggenmerg loopt door (14) ……
Het begint (15) …………….
en eindigt (16) ….
Hoeveel ruggenmergszenuwen ontspringen uit het ruggenmerg? (17) .. . .
Deze ruggenmerg zenuwen noemen we ook wel (18) ….
Bij volwassenen bevat het wervelkanaal vanaf de tweede lendenwervel geen ruggenmerg
meer. Wat zit er dan in het wervelkanaal? (19)
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
25
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Waarom neemt men een lumbaalpunctie van de liquor onder L2?
(20)
Soms heeft een beweging al plaats gevonden, voordat we ons er bewust van zijn. Denk aan
het branden van je vinger. Hoe noemen we zo’n beweging? (21) ………
Beschrijf hoe dit werkt.
Noem nog een aantal reflexen. (22)
(23) Om de hersenen en ruggenmerg heen zitten 3 vliezen: (ook in het latijn)
1.
of …
2.
of …
3.
of …
Beschrijf de ligging en functie van de 3 vliezen: bekijk ook figuur
Het hersenvocht of (24) …………………wordt gemaakt door (25) ………………………..
Waar loopt het hersenvocht doorheen? (26)
Waar wordt het hersenvocht weer in opgenomen? (27)
Wat is de functie van hersenvocht? (28)
1.
2.
3.
4.
Wat gebeurt er als er teveel hersenvocht is? (29)
De bloedcirculatie van de hersenen is goed geregeld. De hersenen ontvangen bloed van 2
paar slagaders; nl: (30)
1.
2.
Hoe zijn deze weer met elkaar verbonden? (31)
Welke slagaders komen daar weer uit? (32)
Via welke aders wordt het bloed weer afgevoerd? (33)
Het limbische systeem omvat de volgende onderdelen: (34)
1.
2.
3.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
26
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Dit is een samenwerkend systeem en regelt emoties.
Daarom gaan emoties gepaard met lichamelijke reacties.
Geef hier voorbeelden van. (35)
…
…
…
Het limbische systeem is ook betrokken bij pijn. Daarom zie je bij pijn ook een aantal andere
reacties. Geef hier voorbeelden van. (36)
…
…
…
Hoe zou je de pijnbeleving kunnen verminderen als we ‘gebruik’ maken van het limbische
systeem? (37)
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
27
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.2 PAAF CVA Oriëntatie/kijkactiviteit/mindmap
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft zich een beeld gevormd van een zorgvrager
met CVA
Neem je boeken mee.
Boek: inwendige geneeskunde onderwerp CVA en Basisboek
pathologie
CVA
Theorielokaal/ studieruimte
Je kijkt de activiteit na m.b.v. antwoordmodel.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit 1
Bekijk onderstaande folder op internet van de Nederlandse Hartstichting
Een beroerte, en dan?
http://webshop.hartstichting.nl/Producten/Producten.aspx?CatID=79&pID=2513
Activiteit 2
Bekijk de dvd CVA deel I 613.2 11418 in de mediatheek.
en maak onderstaande vragen.
1) Wat betekent de afkorting C.V.A.?
2) Wat kunnen de oorzaken van een C.V.A. zijn?
3) Wat zijn de verschijnselen in de acute fase?
4) Wat is een T.I.A.?
5) Waar in de hersenen treedt een C.V.A. meestal op?
6) Wat is het verschil tussen de linker en de rechter hersenhelft?
7) Welke stoornissen zijn mogelijk bij een C.V.A.?
8) Beschrijf deze stoornissen.
Activiteit 3
Vul de mindmap in op de volgende bladzijde
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
28
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Zorgvrager met C.V.A.
wat is een C.V.A.
..
..
..
..
Oorzaken
embolie
..
..
..
..
onderzoeken
..
..
..
behandeling
Verschijnselen
..
..
..
..
..
..
..
..
.. afasie
..
..
korte termijn lange termijn
prognose
..
..
links
rechts
verpleegkundige aandachtspunten
..
…
..
…
…
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
29
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.3 PAAF CVA Opdracht
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
1.
De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandeling
en complicaties van een CVA beschrijven.
Neem je boeken mee en zorg voor een computer.
Boek “Verplegen van mensen met een chronisch somatische
aandoening”, hoofdstuk 10 tot 10.2.
Basisboek pathologie; onderwerp CVA.
Boek inwendige geneeskunde.
 http://www.hartstichting.nl/9800/13341/15244/brochureberoerte
en_dan
 http://www.hersenstichting.nl/alles-overhersenen/hersenaandoeningen/beroerte.html
Theorielokaal/ studieruimte/thuis.
Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en
onduidelijkheden met medestudenten en met de inhoudsdeskundige.
1.1 en 1.2
K
Wat betekenen de letters CVA? CVA = …
Vertaal de afkorting naar Nederlandse termen: …
Een CVA wordt in de volksmond ook wel een ‘beroerte’ genoemd.
2.
Onvoldoende bloedtoevoer naar de hersenen veroorzaakt de verschijnselen van een
CVA. Er zijn twee vormen van een CVA te onderscheiden:
2a. Onbloedig CVA: onvoldoende bloedtoevoer
naar de hersenen door een afsluiting (we
spreken ook wel van …) kan worden
veroorzaakt door:
-
2b.
uit:
Een embolie in een hersenslagader kan afkomstig zijn
-
2c.
Een bloeding: bloedig CVA [= hemorragie/apoplexie] in
de hersenen kan worden veroorzaakt door:
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
30
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
3.
Welke vorm komt het meest voor?
…
4.
Afhankelijk van de tijd die nodig is om een CVA te herstellen worden verschillende
termen gebruikt voor een infarct. Leg uit wat de volgende aandoeningen betekenen
en wat de prognose is:
- TIA: …
- RIND: …
- CVA: …
N.b.: de hierboven genoemde aandoeningen noemen we in de neurologie elk ook wel
een stroke.
5.
Benoem de risicofactoren voor een CVA (er zijn er meer dan 10!):
6.
Hieronder volgt een aantal beweringen over risicofactoren/oorzaken van een CVA.
Geef aan of de bewering juist [J] is of onjuist [O].
a.
Roken verhoogt de kans op een CVA. J/O
b.
Hypertensie geeft geen verhoogde kans op een CVA. J/O
c.
De Hartstichting betaalt ook onderzoek naar CVA. J/O
d.
Een CVA wordt altijd voorafgegaan door een TIA. J/O
e.
CVA komt niet voor bij kinderen. J/O
f.
Een onbloedig CVA komt vaker voor dan een hersenbloeding. J/O
g.
CVA is een belangrijke doodsoorzaak in Nederland. J/O
h.
Slagaderverkalking is de onderliggende oorzaak voor
de meeste CVA’s. J/O
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
31
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Symptomen
7.
Waar zit de bloeding of het infarct als de linkerzijde van het lichaam verlamd is?
…
8.
Beschrijf de symptomen van een CVA:
a.
b.
op het gebied van de motoriek:
…
tonus:
…
9.
Wat is het verschil tussen paralyse en parese?
- paralyse = …
- parese = …
10.
De verlamming bij een CVA verandert in de loop van de tijd. Wat is in het begin
kenmerkend voor de verlamming en hoe is de verlamming na ca. 4 weken?
In het begin is de verlamming …
Na ca. 4 weken is de verlamming (vaak) …
11.
Welke gevolgen heeft deze verandering voor de houding van de zorgvrager?
…
12.
Op het gebied van de sensoriek:
-
13.
Op het gebied van de visus:
…
14.
Er zijn echter ook cognitieve stoornissen. (cognitie = …)
Beschrijf de volgende symptomen:
- afasie = …
Bij een zogenaamde motorische afasie kan de zorgvrager geen …
Een zorgvrager met een zogenaamde sensorische afasie heeft een probleem met …
15.
Bij een rechtszijdige parese heeft de zorgvrager veel vaker een afasie. Hoe komt dat?
…
16.
Vertaal onderstaande woorden
- apraxie = …
- agnosie = …
- neglect = …
- ataxie = …
- amnesie = …
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
32
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.4 PAAF CVA Folder
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Je hebt kennis van de pathologie van een CVA
Basisboek pathologie onderwerp CVA
Boek inwendige geneeskunde
Theorielokaal/ studieruimte
Lever de folder in bij de inhoudsdeskundige
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit
Ontwerp een folder met het programma Publisher waarin je informatie geeft over CVA.
Ontwerp een folder met het programma Publisher, waarin je informatie geeft over CVA. De
folder moet geschreven worden voor verzorgenden, die deze zorgvragers in de praktijk gaan
verzorgen.
Maak deze folder aan de hand van onderstaand beoordelingsformulier.
Laat een medeleerling de folder vervolgens beoordelen.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
33
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.5 PAAF - Zelftest hersenen
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Je hebt kennis over de hersenen.
Neem je boek mee.
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Anatomie en fysiologie van de mens
Hoofdstuk zenuwstelsel
1.De formatio reticularis regelt …
a. het hongergevoel
b. het slaap-waak ritme
c. het emotionele gedrag
2.De formatio reticularis is betrokken bij de regulatie van …
a. het bewustzijnsniveau van het centrale zenuwstelsel
b. het emotionele gedrag
c. aangeleerde reflexen
3. De hersenzenuwen ontspringen uit:
a. de grote hersenen
b. de kleine hersenen
c. de hersenstam
4.Het cerebellum ontvangt impulsen uit:
a. de grote hersenen; de kleine hersenen, hersenstam
b. ruggemerg, hersenen, evenwichtsorgaan
c. grote hersenen, ruggemerg, evenwichtsorgaan alle bovengenoemde plaatsen
5. De thalamus reguleert onder andere:
a. de mate van geconcentreerdheid op een bepaalde bezigheid
b. het dorstgevoel en de aandrang om te drinken
c. de hormoonproductie in de hypofyse
6. In welk deel van het centrale zenuwstelsel ligt het temperatuurregulatiecentrum?
a. in het cerebrum
b. in de hypothalamus
c. in de thalamus
7. De verbinding tussen de hemisferen van de grote hersenen wordt gevormd door
a. de piramidebaan
b. de thalamus
c. de hersenbalk
8. Op welke plaats liggen de cellichamen van de neuronen, die de piramidebanen vormen?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
34
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
a. in het ruggenmerg
b. in het verlengde merg
c. in de grote hersenen
9. Het limbische systeem heeft invloed op:
a. het denkvermogen en de mate van intelligentie
b. de emotionaliteit van de mens
c. het slaap-en waakritme
10. Liquor cerebrospinalis wordt gevormd in:
a. de subarachnoïdale ruimte
b. de ventrikels
c. het arachnoïdea
11. Liquor cerebrospinalis bevindt zich in:
1. de zijventrikels
2. het centrale kanaal in het ruggenmerg
3. de subarachnoïdale ruimte
a. 1 en 2
b. 2 en 3
c. 1,2 en 3
12. I De liquor cerebrospinalis heeft een schokabsorberende functie
II De liquor cerebrospinalis voorziet het omringende zenuwweefsel van voedingsstoffen
a. I en II zijn beiden juist
b. Alleen I is juist,
c. Alleen II is juist,
13. Het meest inwendige vlies, direct gelegen tegen het zenuwweefsel, noemt men:
a. arachnoïdea
b. dura mater
c. pia mater
14. De bloedvoorziening van de hersenen geschiedt door de beiden :
a. aa. vertebralis
b. aa. subclaviae
c. aa. carotis internae en a. basilaris
15. Een bloedvat dat vanuit de cirkel van Willis ontspringt is een:
a. a.vertebralis
- wervelslagader
b. a.cerebri
- hersenslagader
c. a.carotis
- halsslagader
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
35
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.6 PAAF Bloeddruk regulatie en nieren
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Je hebt kennis van het de regulatie van de bloeddruk
Neem je boek mee en zorg voor een computer.
Anatomie en fysiologie van de mens – circulatiestelsel en urinewegstelsel
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en
onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en
welbevinden (K)
Activiteit
Maak onderstaande opdracht.
Vind je de vragen over de nieren moeilijk, bekijk dan de opdrachten over de nieren uit de
beginnersfase nog een keer.
De bloeddruk
Wat verstaat men onder bloeddruk?
Welke bloedvaten ondervinden de grootste bloeddruk wisselingen en wat is daarvan de
oorzaak?
Hoe noemen we de hoge drukfase en de lage drukfase en wat zijn de normaal waarden?
Wat bepaalt de hoogte van de arteriële bloeddruk? En geef een korte uitleg
Wat betekent vasoconstrictie en vasodilatatie?
Is er in de capillairen ook sprake van een boven en een onderdruk?
Wat gebeurt er met de bloeddruk, naarmate we verder van het hart af meten?
Wat is in de venen een bepalende factor voor de bloeddruk in de venen?
Het is belangrijk dat het bloed uiteindelijk terugstroomt naar het hart, de druk is echter erg
laag. Wat zorgt voor de veneuze terugstroom?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
36
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Noem 2 redenen waarom de bloeddruk moet worden geregeld in het lichaam.
1.
2.
Op welke 2 manieren kan de bloeddruk geregeld worden door het lichaam?
Waar in het lichaam vindt de neurale regulatie plaats?
Wat kunnen deze centra verzorgen?
Welke 5 hormonen hebben invloed op de bloeddruk?
- ..
- ..
- ..
- ..
- ..
De hormonen die de water- en zouthuishouding beïnvloeden, worden in onderstaande
vragen behandeld. Wat is de werking van de overige hormonen?
De nieren en hun invloed op de bloeddruk
Benoem onderstaande nummers:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
37
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Benoem de genummerde onderdelen:
1. ..
2. ..
3. ..
4. ..
5. ..
6. ..
7. ..
8. ..
9. ..
10. ..
In de nieren vinden 3 processen een plaats:
 ultrafiltratie
 reabsorptie en
 excretie.
Leg uit wat deze begrippen betekenen.
Een aantal hormonen spelen een rol bij de reabsorptie (het terughalen uit de voorurine) een
rol. Sommige hormonen regelen de water- en zouthuishouding en hebben op deze manier
invloed op de bloeddruk.
Als er veel zout in het bloed aanwezig is, is de osmotische waarde hoog. Door er extra water
aan toe te voegen, daalt de osmotische waarde. Het regelen van de osmotische waarde
wordt de osmo-regulatie genoemd.
Antidiuretisch hormoon (ADH)
Waar wordt ADH gemaakt?
Wanneer wordt er ADH aan het bloed afgegeven?
Wat is het effect van ADH op de nieren?
Wat is het effect van ADH op de bloeddruk?
Wanneer wordt er minder ADH afgegeven aan het bloed?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
38
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Renine
Wanneer wordt het hormoon renine afgegeven?
Waar wordt renine gemaakt?
Renine zet angio-tensinogeen om in angiotensine. Wat doet angiotensine?
a.
b.
c.
Wat is de werking van aldosteron?
Hoe noemen we de het regelmechanisme van bovengenoemde stoffen?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
39
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.7 PAAF Circulatie herhalingsopdracht
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Je hebt kennis over het hart, bloed, de bloedvaten en de circulatie.
Neem je boek mee en zorg voor een computer.
Anatomie en fysiologie van de mens
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en
onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en
welbevinden (K)
Activiteit
Maak onderstaande opdracht. Dit is een herhaling van de opdrachten over de circulatie.
Probeer deze opdracht zoveel mogelijk uit je hoofd te maken. De kennis heb je nodig voor
de andere opdrachten.
Circulatie
Wat betekenen onderstaande woorden?
1. arteria
=
2. atrium
=
3. diastole
=
4. erytrocyt
=
5. fagocytose
=
6. myocard
=
7. septum
=
8. tonsillen
=
9. vasoconstrictie
=
10. ventrikel
=
Lichaamsvloeistoffen en hart
Welke stoffen worden door de bloedcirculatie aan en afgevoerd?
1.
2.
3.
4.
De wand van het hart bestaat uit een aantal lagen. Deze lagen van binnen naar buiten zijn:
1.
2.
3.
4.
Wat bevindt zich tussen 3 en 4? ……
en waarom?.......
Welke laag is het dikst? …
Is er nog verschil in wanddikte tussen de rechter- en linker kamer?
Waarom is dat?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
40
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Het hart trekt samen door het prikkelgeleidingssysteem.
Het prikkelgeleidingsysteem van het hart bestaat uit de volgende onderdelen:
1.
2.
3.
4.
Als de kamers of de boezems van het hart in diastole zijn , zijn deze …
Dan vullen deze delen zich met bloed. Als de kamers in diastole zijn dan zijn de A.V. kleppen
……….. en de halvemaanvormige kleppen …..
Als het hart (de kamers) in systole zijn, dan zijn deze …..
Het bloed gaat dan naar de …….
De A.V. kleppen zijn ………
en de
halvemaanvormige kleppen zijn ……
Het hart is een orgaan wat zelf ook van bloed voorzien moet worden.
Dit gebeurt door: ………
in het latijn: …
De afvoer wordt gedaan door:……..
in het latijn: …
De bloedvaten komen van: …
en worden afgevoerd door: ……
Het bloed komt het hart binnen in de . . . . . . . . . . . . . . . .
via de . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . ………………………..
Het bloed verlaat het hart uit de . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
via de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ………………………
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
41
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
De circulatie
Bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren noemen we arteriën (afkorting is a.) dit zijn
de ………………………. Kleine bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren noemen we
………………. Of ………………….. de meest dunne bloedvaten zijn de ……………….. of de
……………………
Bloedvaten die het bloed naar het hart toe voeren zijn de ………………. (afkorting is v.) of
……………. Kleine bloedvaten die het bloed richting hart voeren zijn de ………….
Of …………………..
Wat is het verloop van de kleine circulatie? Via welke (slag)aderen verloopt deze?
Wat is het verloop van de grote circulatie? Via welke (slag)aderen verloopt deze?
Via welke 2 bloedvaten krijgt de lever bloed? ……
Welke is zuurstofrijk ? ……………..
Hoe komt het dat het bloed in de poortader rijk is aan voedingsstoffen? ………………….
Bouw van de bloedvaten
Grote bloedvaten (slagaders en aders) zijn in het algemeen opgebouwd uit
3 lagen: een binnenste, een middelste en een buitenste laag. De middelste laag varieert
nogal.
Deze lagen heten:
1…………………………………… of ………………..
Deze bestaat uit:
2…………………………………….of…………………
Deze bestaat uit:
3…………………………………….of…………………
Deze bestaat uit:
De dunste bloedvaten zijn haarvaten, die in het Latijn ………………………… heten.
De membraan van deze haarvaten is semi-permeabel dat wil zeggen …………………………
Deze zorgen voor de uitwisseling van stoffen met het weefsel.
Vul het volgende schema in:
SLAGADERS
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
verloop ten opzichte
van het hart
zuurstof
stroomsnelheid
bloeddruk
wand
ligging
kleppen
ADERS
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Een volwassene heeft ……. liter bloed.
Het bloed bestaat voor ……… procent uit plasma en voor ... …… procent uit cellen.
Het hematocriet is de verhouding van de hoeveelheid ………………………… op de
hoeveelheid …………………………
Het bepalen van de hematocriet kan van een bijdrage leveren voor het stellen van de
diagnose.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
42
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Samenstelling van het bloed
BLOEDPLASMA bestaat uit verschillende onderdelen:
1.
2.
3.
4.
Alle eiwitten tezamen geven het bloed een bepaalde
………………………… druk. Dit is belangrijk voor de …………………..
BLOEDCELLEN
De 3 soorten bloedcellen:
1) ……………………………..
2) ……………………………..
3)………………………………
Latijnse naam:
Latijnse naam:
Latijnse naam:
Welke komen het meeste voor? ……..
Waar worden de rode bloedcellen afgebroken? ................................... Hoe heet het
afvalproduct? ...
Waar wordt het afvalproduct uit het bloed gehaald en waar gaat het vervolgens heen?
.....................
Welke voedingsstof hebben we nodig om rode bloedcellen te maken? ………….
Wat is de naam voor de situatie die kan ontstaan als er te weinig rode bloedcellen zijn?
……….. (Latijnse naam …………………) Wat merkt een zorgvrager daarvan? ………….
Welke 3 soorten witte bloedcellen zijn er:
1)…………
2)…………
3)…………
Globaal gezien is de taak van witte bloedcellen: ………..
2 soorten witte bloedcellen zijn betrokken bij de fagocytose, dat is
…………………..
De witte bloedcel die verantwoordelijk is voor de immuniteit is …………………….
De bloedplaatjes of de ………………………… leven maar kort. Hun taak is
…………….
Zij worden gemaakt in ………………………..
BLOEDSTOLLING
Na een verwonding moet het bloedverlies minimaal blijven en
neemt het lichaam maatregelen. Die bestaat uit:
a.
of (Latijnse naam)
b.
c.
d.
of (Latijnse naam)
Beschrijf wat er gebeurt bij a. …………………..
Wat kleeft er aan elkaar bij b.
Soms ontstaat een stolsel in een bloedvat zonder dat er een uitwendige wond is, maar
doordat de binnenkant van het bloedvat onregelmatig is. De
bloedplaatjes geven hun stof af en het stollingsproces komt op gang.
Er ontstaat dan een …………………
Als dit losschiet is er
sprake van een …………
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
43
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Als dit een bloedvat afsluit ontstaat er een …………………
Dit treedt vaak op in:
1.
2.
3.
De afweer
Het lichaam wordt belaagd door allerlei ziekteverwekkers, zoals ……………………….
We moeten beschermd worden voor deze ziekteverwekkers, dit kan op verschillende
manieren.
De aspecifieke of algemene afweer bestaat uit: ………………
De specifieke afweer wordt uitgevoerd door bloedcellen, nl: ................
Deze maken dan: ...................
De ziekteverwekkers noemen we ook wel: ............
Bij het binnendringen van ziektekiemen ontstaat een ontstekingsproces.
Een ontsteking is …………………………………………….
Bij een ontsteking zien we 5 verschijnselen:
1.
2.
3.
4.
5.
Leg uit wat immuniteit is……..
We kunnen op 4 verschillende manieren immuun worden en geef bij
elke manier een uitleg:
a.
b.
c.
d.
De bloeddruk
De druk van het bloed tegen de vaatwand heet de
…………………….of de ………………
Bij de arteriële bloeddruk kennen we 2 soorten bloeddruk:
1. ……………………………
als het hart: …………………….
2. …………………………….
als het hart: ……………………
Het verschil tussen deze 2 heet de …………….
Een normale bloeddruk van een volwassene is ……………………
Er zijn een aantal factoren die de bloeddruk beïnvloeden:
…..
…..
…..
…..
…..
Kent de veneuze bloeddruk een boven en een onderdruk? ……….
Op lange termijn wordt de bloeddruk geregeld via hormonen:
1. …….
Zorgt ervoor dat de nieren het water vast houden en teruggeven aan de circulatie zodat de
bloeddruk toeneemt.
De nieren zorgen voor de productie van………………….. dit wordt dan meer/minder?
(streep door wat onjuist is)
2. …..
komt van …………
Zorgt ervoor dat de nieren zout vast houden. Als zout vast wordt gehouden wordt er ook
water vast gehouden en teruggeven aan het bloed. De bloeddruk gaat dan omhoog/omlaag?
(streep door wat onjuist is)
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
44
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
3. …………..
komt van ………….
Dit zorgt (o.a.) ervoor dat de bloedvaten vernauwen. Het gevolg voor de bloeddruk is dan
een verlaging/verhoging? (streep door wat onjuist is)
4. …………………
Komt vrij bij weefselbeschadiging. Het effect van dit hormoon is:………….
Wat zou het effect van het hormoon adrenaline zijn op de bloeddruk? …..
Bloedgroepen
Een mens kan op al zijn rode bloedcellen dus 1 soort antigeen hebben.
Dit betekent dat er 4 verschillende soorten bloedgroepen bestaan:
1.
2.
3.
4.
Zet achter elkaar de bloedgroepen en de antilichamen in het plasma:
Bloedgroep
antigeen op rode bloedcel
antilichaam in plasma
1.
2.
3.
4.
Welke bloedgroep komt het meest voor? ………….
Een ontvanger mag nooit bloed ontvangen waarvoor hij in zijn plasma een antilichaam heeft!
Vul in onderstaand schema in of het goed of fout gaat als de volgende bloedgroepen worden
gecombineerd:
ONTVANGER→
A
B
AB
O
DONOR↓
A
goed
fout
B
AB
O
Naast het ABO-stelsel van het bloed is er nog een andere bloedgroep
ontdekt: de resusfactor.
Bij de meeste mensen bevatten de erytrocyten het antigeen D. Dit is bij ..
% het geval. Wij noemen hen resus positief of …
Bij de overige …% bevatten de erytrocyten geen anti D. Wij noemen hen
resus negatief of ….
Van nature is er in het plasma bij de resus – bloedgroep geen antilichaam
aanwezig (dus geen anti-D)
Dit wordt pas aangemaakt als men bloed krijgt met een resus + bloedgroep.
Dit kan gebeuren bij ………………………….. of ………………………
Als deze persoon na verloop van tijd weer in contact komt met resus + bloed,
dan wordt de antigeen D gekoppeld aan de anti-D die was gevormd. Er vindt
dan bloedafbraak of …………..
plaats.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
45
BC CHRONISCH 1516
2.8 PAAF
circulatie – lymfatisch systeem
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
Niveau gevorderd 1
Je hebt kennis van het lymfatisch systeem
Neem je boek mee en zorg voor een computer.
Anatomie en fysiologie van de mens - circulatiestelsel
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en
onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en
welbevinden (K)
Activiteit
Maak onderstaande opdracht.
Het lymfatisch systeem
In de capillairen of ……………vindt de uitwisseling van stoffen met het omliggende weefsel
plaats.
Dit kan omdat de capillairen semi-permeabel, dat is ……………………. zijn.
De stoffen worden uitgewisseld doordat er 2 soorten druk met elkaar in balans zijn, namelijk:
1.
druk
2.
druk
Vocht dat niet terugkeert naar de capillairen noemen we …………. …….
Dit wordt opgenomen door ……………..
Doordat deze grote openingen hebben kunnen ze naast vocht ook
makkelijk…………………opnemen.
Lymfe bevat:
a. …………
b. de voedingsstof …………..
c. de leukocyt type ………….
d. vet
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
46
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Het lymfatisch systeem bestaat uit 2 onderdelen, namelijk:
1. lymfevatstelsel
2. lymfatische organen, deze organen bevatten het soort weefsel namelijk: ………..….
Dit weefsel bevat veel (soort leucocyt) …………………….. en
……………………bindweefsel.
Omdat het veel leucocyten bevat speelt dit weefsel een
belangrijke rol in de ……………… van ons lichaam.
1. Het lymfevatstelsel.
Wat zit er in de wand van de lymfevaten? ………….. ………..
Wat zorgt ervoor dat de lymfe in de richting van het hart stroomt?
……….
In welke 2 buizen wordt de lymfe verzameld? ...................... en
………………………
Waar komt uiteindelijk de lymfe in terecht?
…………………………..
Wat kan er dus gebeuren met een bacterie die in het weefsel zat en door een lymfevat is
opgenomen? ……………
2. lymfatische organen.
a.
Lymfeknopen. Beschrijf de bouw van een lymfeknoop.
Waar kunnen we veel lymfeknopen vinden? ……………..
Wat filteren de lymfeknopen?..................
Bij welke ziekte worden lymfeknopen verwijderd en waarom?
b.
Milt. Beschrijf de bouw van de milt.
Wat zijn de functies van de milt?
1.
2.
3.
4.
5.
c.
Zwezerik. Beschrijf de bouw van de zwezerik, Latijnse woord is ……….
Wat is de functie van de zwezerik? ……….
d.
Amandelen. Welke 2 soorten zijn er (ook Latijnse naam). ………………….
Wat is de functie hiervan? ……………
De taak van het lymfatisch systeem in zijn geheel is afvoer en afweer.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
47
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.9 PAAF bloedgroepen en rhesusfactor
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
d.m.v. het maken en nakijken van de vragen heb je kennis over
de bloedgroepen en rhesusfactor.
Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en
papier
Anatomie/ fysiologie thema bloedgroepen en resusfactor
Theorielokaal/studieruimte/thuis
Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel uit de map
ondersteunend materiaal en bespreek vragen en
onduidelijkheden met de docent.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit 1
Beantwoord de onderstaande vragen.
Vragen.
Een antigeen is een ………………… stof en een antilichaam is
………………………….
Op de rode bloedcellen of de ……………………….(Latijnse naam) bevinden zich antigenen.
De antigenen die de rode bloedcellen bevatten kunnen zijn: het antigeen A of het antigeen B.
Er zijn zelfs rode bloedcellen die antigeen A én B bevatten en er zijn rode bloedcellen die
geen antigeen bevatten.
Een mens kan op al zijn rode bloedcellen dus 1 soort antigeen hebben.
Dit betekent dat er 4 verschillende soorten bloedgroepen bestaan:
1.
2.
3.
4.
Er bestaan ook antilichamen tegen deze bloedgroepen, die zitten in het bloedplasma. Deze
mogen nooit gericht zijn tegen de antigenen op de eigen rode bloedcellen. Als dit wel het
geval is gaat dit samen klonteren en wordt het bloed afgebroken.
Zet achter elkaar de bloedgroepen en de antilichamen in het plasma:
Bloedgroep
1.
2.
3.
4.
antigeen op rode bloedcel
antilichaam in plasma
Welke bloedgroep komt het meest voor? ………….
Als een zorgvrager bloed van een donor krijgt, moet er wel het juiste bloed worden gegeven.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
48
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Als een ontvanger bloedgroep A heeft, heeft hij in zijn plasma anti-B. Als hij bloed krijgt van
een donor met bloedgroep B, dan worden de antigenen-B van de rode bloedcellen door de
antilichamen van de ontvanger ‘bestreden’, omdat ze gezien worden als lichaamsvreemd.
Het anti-B van het plasma van de ontvanger koppelt zich aan de antigenen B van de rode
bloedcellen en gaan klonteren.
Een ontvanger mag nooit bloed ontvangen, waarvoor hij in zijn plasma een antilichaam heeft!
Vul in onderstaand schema in of het goed of fout gaat als de volgende bloedgroepen worden
gecombineerd:
DONOR↓
A
B
AB
O
ONTVANGER→
A
B
Goed
fout
AB
O
Als er bloedcellen en bloedplasma tegelijk worden gegeven, spreken we van het geven van
……………………… Dit kan bij grote bloedverliezen worden gegeven.
Meestal worden er echter packed cells gegeven, we geven dan
……………..
Het is ook mogelijk om andere delen van het bloed te geven, bv.
…………………..
Dit kan bij zorgvragers die ……………………
Naast het ABO-stelsel van het bloed is er nog een andere bloedgroep
ontdekt: de rhesusfactor.
Bij de meeste mensen bevatten de erytrocyten het antigeen D. Dit is
bij .. % het geval. Wij noemen hen resus positief of …
Bij de overige ………% bevatten de erytrocyten geen anti D.
Wij noemen hen rhesus negatief of …………
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
49
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Van nature is er in het plasma bij de rhesus – (negatieve) bloedgroep geen antilichaam
aanwezig (dus geen anti-D)
Dit wordt pas aangemaakt, als men bloed krijgt met een rhesus + bloedgroep.
Dit kan gebeuren bij ………………………….. of ………………………
Als deze persoon na verloop van tijd weer in contact komt met rhesus + bloed, dan wordt de
antigeen D gekoppeld aan de anti-D dat was gevormd. Er vindt dan bloedafbraak of
………….. …….plaats.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
50
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
2.1 C Begeleiding van een zorgvrager met afasie
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student kan tips en aandachtspunten benoemen voor de
communicatie met zorgvragers met afasie.
Bestudeer theorie over afasie en richtlijnen afasie
Boek
Verplegen van mensen met chronische somatische
aandoeningen/Verplegen van clienten met CVA
Verpleegkundige zorg bij een CVA-afasie
Internet:
www.afasie.nl
Folder voor mensen in de gezondheidszorg:
http://www.afasie.nl/folders/save.php?bestand=gezondheidszorg.pdf
Je kunt nog meer gratis folders over afasie downloaden op:
http://www.afasie.nl/new/?cat=folders
School/thuis
Feedback op de voorlichting
1.4
Begeleidt een zorgvrager
C. Begeleiden
D. Aandacht en begrip tonen
R. Op de behoefte van de “klant” richten
Activiteit 1 Orientatie
Vorm je een beeld van zorgvrager met afasie en communicatieproblemen.
Bekijk hiervoor de volgende filmpjes;
 http://www.youtube.com/watch?v=vCmaJDHNb98&feature=related
(Papa/mama heeft afasie. Wat nu? - deel 1)
 http://www.youtube.com/watch?v=zjG3xnPDROg&feature=related
(afasiecentrum, waar mensen weer beter leren communiceren)
Activiteit 2 Communicatieproblemen, tips en hulpmiddelen
Onderzoek op welke manier jij de communicatie met zorgvragers met afasie kunt verbeteren.
Werkwijze:
In subgroepen
1.
2.
3.
4.
5.
Hoe kan een zorgvrager met afasie zijn stoornis ervaren?
Welke communicatieproblemen kunnen ontstaan door afasie?
Hoe kan een zorgvrager met afasie reageren op zijn omgeving?
Hoe kan de omgeving op een zorgvrager met afasie reageren?
Zoek uit op welke manier jij de communicatie met zorgvragers met afasie kunt
verbeteren. Ga op zoek naar communicatietips en communicatiehulpmiddelen
Koppel je informatie met behulp van een casus terug aan klasgenoten.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
51
BC CHRONISCH 1516
3.
Niveau gevorderd 1
Zorgvrager met chronisch hartfalen
3.1 B Verplegen van zorgvragers met chronische hartfalen
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student :
- heeft de meest voorkomende gezondheids- en
bestaansproblemen bij chronisch hartfalen in kaart gebracht
- heeft de verpleegkundige zorg m.b.t. benauwdheid,
vermoeidheid en verandering in de partnerrelatie beschreven
Bestudeer theorie over chronisch hartfalen
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/ Verplegen van cliënten met chronisch hartfalen
Thuis
Bespreek met klasgenoten en vraag zo nodig verduidelijking aan
de docent.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (F, K, R)
Activiteit 1
Inventariseer aan de hand van de gezondheidspatronen van Gordon de meest
voorkomende gezondheids-en bestaansproblemen bij chronisch hartfalen.
Benoem ook de verpleegkundige interventies, die de verpleegkundige zou kunnen
toepassen.
Gezondheidspatroon
Gezondheids – en
bestaansproblemen
Verpleegkundige
interventies
12. Patroon van
gezondheidsbeleving en
instandhouding.
13. Voeding en
stofwisselingspatroon.
14. Uitscheidingspatroon.
15. Activiteitenpatroon.
16. Slaap en rustpatroon.
17. Cognitie en
waarnemingspatroon.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
52
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
53
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Gezondheids – en
bestaansproblemen
Gezondheidspatroon
Verpleegkundige
interventies
18. Zelfbelevingspatroon.
19. Rollen en relatie patroon.
20. Seksualiteit en
voortplantingspatroon.
21. Stressverwerkings patroon
22. Waarde en
levensovertuigingpatroon.
Activiteit 2
Beschrijf de verpleegkundige zorg m.b.t. benauwdheid, vermoeidheid en verandering in de
partnerrelatie beschreven
Verpleegproblemen
Benauwdheid
Verpleegkundige zorg
Vermoeidheid
Verandering in de partnerrelatie
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
54
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
3.2 B Verpleegplan opstellen bij chronisch hartfalen
Resultaat
De student heeft een verpleegplan opgesteld voor een
zorgvrager met chronisch hartfalen
Praktische
voorbereiding
Bestudeer theorie over mensen met chronisch hartfalen
Maak gebruik van het zakboek verpleegkundige diagnosen + de
gezondheidspatronen van GORDON
Zorgvrager met een chronisch somatische aandoeningen
- Het verplegen van mensen met een chronisch somatische
aandoening/Verpleegkundige: ondersteunen bij het vinden
van een nieuwe levensstijl + coping
- Het verplegen van clienten met chronisch hartfalen
Maak ook gebruik van http://www.hartstichting.nl/
Theorielokaal /studieruimte
Bespreek deze activiteit met groepsgenoten.
Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent.
1.1
Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op
(H, J, K, M)
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Activiteit 1
Stel een verpleegplan vast voor een zorgvrager met chronisch hartfalen.
Werkwijze
De heer van den Berg (76) is afgelopen maandag opgenomen met chronisch hartfalen. Hij
heeft cardiomyopathie. Er was geen duidelijke oorzaak aan te wijzer voor de
cardiomyopathie die hartfalen tot gevolg had. Meneer van den Berg is al snel kortademig en
vermoeid bij een kleine inspanning. Vaak begint hij dag al vermoeid, omdat hij slecht
geslapen heeft.
Hij praat onderuit en geeft aan hoe zijn leven was voordat hij ziek werd. Lekker eten en zo nu
en dan een sigaretje. Aan alle verpleegkundigen laat hij weten dat hij zijn gewone leven zal
oppakken. Totdat hij van de dokter te horen krijgt dat de ziekte die hij heeft niet te genezen
valt en dat hij zijn levenswijze moet gaan aanpassen. Hij roept direct dat hij niet van plan is
om zijn leven verder over hoop te gooien en de dagen erna wenst hij er ook niet meer over te
praten.
1. Inventariseer de gezondheids – en bestaansproblemen van dhr. van den Berg.
2. Breng met behulp van de gezondheidspatronen van Gordon de verpleegproblemen van
dhr. van den Berg in kaart.
3. Stel een verpleegplan op voor dhr. van den Berg (een verpleegplan kan meerdere
uitgewerkte verpleegproblemen bevatten)
Criteria verpleegplan:
- Er is gekozen voor relevante gezondheidspatronen
- De verpleegkundige diagnose voldoet aan de criteria van PES
- Het verpleegdoel voldoet aan de criteria van RUMBA
- De interventies zijn verpleegkundig van aard en hebben een directe relatie met de casus
en met het doel
- De interventies zijn geformuleerd volgens criteria d.w.z.: verpleegkundig, relevant,
uitvoerbaar, eenduidig ( concreet) en duidelijk (door wie, hoe vaak, wanneer, waar)
- Het verpleegplan bevat een productevaluatie en een procesevaluatie
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
55
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
3.1 PAAF Chronisch Hartfalen I.
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandeling
en complicaties van chronisch hartfalen beschrijven.
Neem je boeken mee en zorg voor een computer.
Boek “Verplegen van mensen met een chronisch somatische
aandoening”, thema 3, hoofdstuk 6 tot 6.2.
Boek inwendige geneeskunde.
Sites, o.a.:
www.hartstichting.nl
Theorielokaal/ studieruimte/thuis.
Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en
onduidelijkheden met medestudenten en met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en
welbevinden (K)
Maak de volgende (invul)vragen. Maak gebruik van je boeken en van www.hartstichting.nl.
1.
Het linkerventrikel pompt bloed via de aorta naar het
……………………………………………
Het linkeratrium zuigt bloed via de vier venae pulmonales aan uit de
……………………………………………
Het rechterventrikel pompt bloed via de arteria pulmonales naar de
……………………………………………
Het rechteratrium zuigt bloed via de beide holle aders aan uit het
……………………………………………
2.
Pathofysiologie van hartfalen.
Een gezond hart pompt en zuigt voldoende en is dus in staat om aan de veranderende eisen
van de circulatie te voldoen. Het gezonde hart heeft met betrekking tot het pompen te maken
met druk/weerstand die steeds weer moet worden overwonnen. Deze zogenaamde
nabelasting heet in het Engels de ……………………………………………
Met betrekking tot de zuig[pers]werking heeft het hart ook te maken met volumebelasting
vóór het hart en deze voorbelasting heet in het Engels de
……………………………………………
Als de nabelasting toeneemt [door een bepaalde oorzaak] dan kan het zijn dat het hart gaat
falen in ‘voorwaartse’ zin; dit heet in het Engels ……………………………………………
failure; er ontstaan dan verschijnselen stroomafwaarts, waarbij organen onvoldoende worden
doorstroomd.
Als de voorbelasting toeneemt [door een bepaalde oorzaak] dan kan het zijn dat het hart
gaat falen in ‘achterwaartse’ zin; dit heet in het Engels ……………………………………………
failure; er ontstaan dan verschijnselen stroomopwaarts: stuwingsverschijnselen.
3. De oorzaken voor hartfalen zijn velerlei: vul het volgende schema in:
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
56
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Zwakte/ontsteking hartspier
Toegenomen
drukbelasting
Toegenomen
volumebelasting
Coronary Heart Disease =
……………………………………
Hypertensie
Aortaklep- of pulmonaalklepstenose.
Stenose =
……………………
Aortaklep- of pulmonaalklepinsufficiëntie
Klepinsufficiëntie =
Aangeboren
hypertrofische
cardiomyopathie
Aangeboren ‘shunts’
Myocarditis =
…………………………………
Cardiomyopathie = verminderde
spierkracht van het hart, bijv.
door alcohol, bepaalde giftige
stoffen of door medicatie, bijv.
……………………………………
…………………………
…………………………………
Ernstige anemie.
Hyperthyreoïdie =
…………………………………
4a.
De verschijnselen bij zorgvragers met hartfalen kunnen variabel zijn.
Zet een x in de juiste kolom! Een voorbeeld is gegeven.
Verschijnsel
Links
forward
failure
1. Moeheid
2. Roze, schuimend sputum opgeven
3. Enkeloedeem, dikke benen
4. Asthma cardiale aanvalletjes ‘s nachts
5. Koude, bleke, klamme armen/benen
6. Anorexie, misselijkheid, opgezette buik
7. Kortademig bij inspanning en in rust.
8. Vergeetachtigheid en concentratieverlies
9. ’s Nachts plassen [= nycturie]
10. < 500 cc/24 uur plassen [= oligurie]
11. Perifere cyanose
12. Centrale cyanose [blauwe tongpunt]
13. Ascites, leverzwelling
14. Gestuwde halsaders
15. Slaapstoornis
16. Prikkelhoest, rochelende ademhaling
X
4b.
Links
backward
failure
Rechts
backward
failure
Een ernstige acute vorm van links backward failure is acuut longoedeem. Welke [vier]
verschijnselen heeft een zorgvrager met acuut longoedeem?
i.
ii.
iii.
iv.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
57
BC CHRONISCH 1516
5.
Niveau gevorderd 1
Welke verpleegkundige interventies pas je toe bij een zorgvrager met acuut
longoedeem?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………..
6.
De diagnostiek omvat: anamnese, algemeen lichamelijk onderzoek, X-thorax, ECG,
inspanningsonderzoek, laboratoriumonderzoek, echocardiografie,
coronairangiografie, hartscan.
7.
De therapie omvat
o
o
o
o
o
o
8.
gedoseerde rust
een voedingsadvies met beperking van …………………………………………. en
………………………………………….
medicatie: zie lijst
+ antistollingsmiddelen + anti-arrhytmica
pacemaker, ICD [zoek op!!]
operatief: klapvervanging, harttransplantatie
Prognose in geval van hartfalen is matig
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
58
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
3.2 PAAF - Chronisch Hartfalen II
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandeling
en complicaties van chronisch hartfalen beschrijven.
Neem je boeken mee en zorg voor een computer.
Boek Anatomie & fysiologie van Bastiaanssen.
Boek “Verplegen van mensen met een chronisch somatische
aandoening”, thema 3, hoofdstuk 6 tot 6.2.
Boek inwendige geneeskunde.
Sites, o.a.:
www.hartstichting.nl
Theorielokaal/ studieruimte/thuis.
Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en
onduidelijkheden met medestudenten en met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en
welbevinden (K)
Maak onderstaande (invul)vragen over de anatomie van het hart en over hartfalen met
gebruikmaking van de informatiebronnen (zie hierboven!).
1.
Hartfalen wordt ook wel decompensatio cordis genoemd of hartinsufficiëntie. Het hart
schiet te kort in zijn functie.
Vul in: de taak van het hart is ………………………………………………………………
2.
Doordat het bloed in het hele lichaam wordt
gebracht, worden daar de volgende (vijf) stoffen
aangevoerd en afgevoerd:
-
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
59
BC CHRONISCH 1516
3.
Niveau gevorderd 1
Vul onderstaand plaatje van het hart in. Probeer het te doen zonder gebruikmaking
van je boek en/of Internet.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
4.
Bij (chronisch) hartfalen schiet het hart in zijn functie te kort. Als er een tekort aan
circulerend bloed is, kan er zelfs een … ontstaan.
5.
Het hart is niet in staat om voldoende bloed rond te pompen en/of aan te zuigen bij
chronisch hartfalen. Noem zes oorzaken hiervoor.
6.
Als de linkerkant van het hart niet krachtig genoeg samentrekt, ontstaat er
stroomafwaarts een tekort aan bloed. Vanaf welke slagader betekent dit een
verminderde doorbloeding? …………………………………………………………….
7.
Wat zijn de gevolgen van een verminderde doorbloeding stroomafwaarts? Noem vier
verschijnselen.
-
8.
Als het bloed minder goed wordt weggepompt, betekent dit dat het bloed in het hart
blijft staan. Het hart raakt overvol en er ontstaat stuwing. Waar verwacht je
stroomopwaarts stuwingverschijnselen bij hartfalen van de linker harthelft?
………………………………………………………………………………………………
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
60
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
9.
Wat zullen de verschijnselen daarvan zijn? Noem er twee.
-
10.
Als de rechterkant van het hart niet krachtig genoeg samentrekt, ontstaat er
stroomafwaarts een tekort aan bloed. De gevolgen daarvan zijn nauwelijks merkbaar.
Echter, als het bloed minder goed wordt weggepompt, betekent dit dat het bloed in
het hart blijft staan. Het hart raakt overvol en er ontstaat stuwing.
Waar verwacht je stroomopwaarts stuwingsverschijnselen bij hartfalen van de rechter
harthelft? ……………………………………………………………………………………..
11.
-
Wat zullen de verschijnselen daarvan zijn? Noem er drie.
12.
In de praktijk zal het vaak voorkomen dat er een combinatie van links en rechts
hartfalen is. Het hart probeert zoveel mogelijk bloed weg te pompen om de vitale
organen zo lang mogelijk van bloed te voorzien.
Als dit niet met grote hoeveelheden kan, hoe kan het hart dan toch zorgen dat er
voldoende bloed naar de vitale organen gaat?
…………………………………………………………….……………………………………
……………………….…………………………………………………………….……………
…………………………………………………………………………………………………..
14.
Welke onderzoeken zijn nodig om D.C. vast te stellen? Noem er twee.
-
15.
De behandeling van chronisch hartfalen is, indien mogelijk, gericht op de oorzaak.
Vervolgens is de behandeling symptomatisch gericht. De pompfunctie van het hart
moet zo optimaal mogelijk zijn. Dat houdt in medicatie om de:
- perifere weerstand verminderen. Hoe kan dit worden verminderd?
…………………………………………………………………………………………
-
bloeddruk te verlagen. Hoe kan dit worden verlaagd?
…………………………………………………………….……………………………
-
hartversterkende medicatie. Welke?
…………………………………………………………….
-
gewicht onder controle houden. Hoe?
…………………………………………………………….
-
natrium beperkt dieet
vochtbeperking
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
61
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
3.3 PAAF Zelftest chronisch hartfalen
1.
1.
2.
3.
4.
Een symptoom van rechts decompensatio cordis is:
Enkeloedeem
Angina pectoris
Longoedeem
Alle bovenstaande zijn juist
2.
1.
2.
3.
4.
Een symptoom van links decompensatio cordis is:
Enkeloedeem
Angina pectoris
Longoedeem
Alle bovenstaande zijn juist
3.
1.
2.
3.
4.
Wat helpt niet bij de behandeling van D.C.
diuretica
bloedrukverlagers
ontstekingsremmers
gewicht op peil houden
4.
1.
2.
3.
4.
Welk bloedvat sluit aan op het rechter atrium?
aorta
longslagader
bovenste holle ader
longader
Decompensatio Cordis (D.C).
Zijn onderstaande stellingen over D.C. juist of onjuist?
1. De oorzaak voor een D.C. is meestal een afname van de contractiemogelijkheid van het
hart
JUIST / ONJUIST
2. Een D.C geeft een toename van het HMV(hartminuutvolume)
JUIST / ONJUIST
3. Mensen met D. C kunnen kortademig worden door veranderende elasticiteit van de
longen.
JUIST / ONJUIST
4. Voor een verpleegkundige is een D.C, soms te zien door gestuwde halsaderen bij een
zorgvrager.
JUIST / ONJUIST
5. Bij een D.C kan een anafylactische shock ontstaan.
JUIST / ONJUIST
6. Bij een zorgvrager met een D.C maakt men standaard een
thoraxfoto(hart/longfoto) . Dit is om de eventuele ritmestoornissen in beeld te brengen
JUIST / ONJUIST
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
62
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
3.1 C Patiëntenvoorlichting en/of instructie geven (Taaltaak spreken)
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student heeft informatie of instructie gegeven aan een
zorgvrager met chronisch hartfalen
Bestudeer theorie over tertiaire preventie en
patiëntenvoorlichting. Lees deze activiteit goed door en stel vast
wat er van je wordt verwacht
Boek; Voorlichting, advies en instructie/patiëntenvoorlichting
Tertiaire preventie
Patiëntenvoorlichting
School/thuis
Evalueer de rollenspelen met behulp van de feedbackformulieren
1.6
Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L)
Activiteit 1
Beantwoord met behulp van de theorie onderstaande vragen.
Tertiaire preventie
1.
Wat wordt bedoelt met het begrip tertiaire preventie?
2.
Waarop is tertiaire preventie gericht bij chronisch zieken?
Patiëntenvoorlichting
1
Wat is het doel van patiëntenvoorlichting
2.
Welke 4 functies van patiëntenvoorlichting kun je onderscheiden?
3.
Op welke manier wordt patiëntenvoorlichting (informatie) gegeven? Leg uit.
4.
Op welk manier wordt patiënteninstructie gegeven aan een zorgvrager? Leg uit.
Activiteit 2
Geef in een rollenspel patiëntenvoorlichting volgens het vijf-stappenplan aan een zorgvrager
met chronisch hartfalen
Werkwijze
- Vorm een subgroep van maximaal 4 personen
- Lees de situatiebeschrijving door.
- Stel een voorlichtingsplan op met behulp van de vijf stappen
(C1 Checklist geven van voorlichting)
- Bespreek hoe je het gesprek met de zorgvrager gaat aanpakken
- Geef in een rollenspel voorlichting aan de zorgvrager a.d.h.v. het voorlichtingsplan.
- Evalueer het gesprek met behulp van C1 FEEDBACKFORMULIER
PATIENTENVOORLICHTING.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
63
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Geef voorlichting over de te volgen leefregels bij chronisch hartfalen
Leefregels zijn voor cliënten zeer belangrijk, maar ook zeer ingrijpend. Voor een gezond
persoon is bij veel leefregels niet duidelijk waarom deze gevolgd moeten worden. Verder is
er veel informatie te krijgen over chronisch hartfalen en leefregels, zo veel zelfs, dat het vaak
niet duidelijk is welke te volgen en welke niet
Situatiebeschrijving
Henk (46 jaar) is bij jou op de afdeling opgenomen met chronisch hartfalen. Hij is
productiemedewerker in een glasfabriek. Henk is gek van voetballen en hij bezoekt wekelijks
de klaverjasavond in de voetbalkantine. Hij heeft zijn hele leven al gedaan waar hij zin in
had. Hij dacht nooit na over zijn levensstijl en de slechte invloed die deze op zijn gezondheid
had. Jij gaat voorlichting geven over de te volgen leefregels. Je weet dat Henk zelf al op
zoek is gegaan naar informatie op internet, maar al die informatie heeft het voor hem alleen
maar onduidelijker gemaakt.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
64
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
4 De zorgvrager met de ziekte van Parkinson
4.1 B Gezondheids – en bestaansproblemen
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
. De student:
- heeft de gezondheids-en bestaansproblemen van een
zorgvrager met de ziekte van Parkinson in kaart gebracht
- heeft de verpleegkundige interventies benoemt
Bestudeer theorie over clienten met de ziekte van Parkinson
Boek: verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/ Verplegen van cliënten met de ziekte van
Parkinson
Thuis, leslokaal
Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (F, K, R)
Activiteit
Noteer aan de hand van de gezondheidspatronen van GORDON de gezondheids- en
bestaansproblemen van zorgvragers met de ziekte van Parkinson.
Benoem ook de verpleegkundige interventies, die de verpleegkundige zou kunnen
toepassen.
Gezondheidspatroon
Gezondheids – en
bestaansproblemen
Verpleegkundige
interventies
23. Patroon van
gezondheidsbeleving en
instandhouding.
24. Voeding en
stofwisselingspatroon.
25. Uitscheidingspatroon.
26. Activiteitenpatroon.
27. Slaap en rustpatroon.
28. Cognitie en
waarnemingspatroon.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
65
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Gezondheids – en
bestaansproblemen
Gezondheidspatroon
Verpleegkundige
interventies
29. Zelfbelevingspatroon.
30. Rollen en relatie patroon.
31. Seksualiteit en
voortplantingspatroon.
32. Stressverwerkings patroon
33. Waarde en
levensovertuigingpatroon.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
66
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
4.2 B Verplegen van een zorgvrager met Parkinson
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft:
- De oorzaken, observatie en interventies bij de meest
voorkomende verpleegproblemen
- de oorzaken en verpleegkundige interventies m.b.t. lopen,
transfers en bij eten en drinken in kaart gebracht
- de verschillende transfers toegepast in een oefensituatie.
Bestudeer theorie over clienten met de ziekte van Parkinson
Reserveer in overleg met de docent, het praktijklokaal om de
transfers te oefenen. Stem af met een paar groepsgenoten
wanneer je dit gaat doen en zorg voor camera om de activiteit te
filmen.
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/ Het verplegen van cliënten met ziekte van
Parkinson.
Theorielokaal, studieruimte, thuis
Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng
eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent.
Bespreek met de inhoudsdeskundige of je de vaardigheden op
een juiste manier hebt toegepast door de film te tonen.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (F, K, R)
Activiteit 1
Zoek uit wat de oorzaken, observaties en verpleegkundige interventies zijn bij de meest
voorkomen verpleegproblemen bij de ziekte van Parkinson.
Verpleegproblemen
Oorzaak
Observatie
Verpleegkundige
interventies
Veranderingen in de
communicatie
Veranderingen in de
persoonlijke verzorging
Obstipatie
Vermoeidheid
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
67
BC CHRONISCH 1516
Verpleegkundige
aandachtspunten
Veranderingen in de
sociale relaties
Niveau gevorderd 1
Oorzaak
Observatie
Verpleegkundige
interventies
Veranderingen in de
cognitieve functies
Beschrijf de oorzaken en verpleegkundige interventies zijn m.b.t. drie specifieke
zorgproblemen: lopen, transfers en eten/drinken
Specifieke
zorgproblemen
Problemen bij lopen
Oorzaken
Verpleegkundige
interventies
Problemen bij transfers
Problemen bij het eet – en
drinkpatroon
Activiteit 2 Transfers uitvoeren
Oefen en film in het praktijklokaal hoe je een zorgvrager met ziekte van Parkinson uit bed
haalt en hoe je helpt bij opstaan uit de stoel.
Bespreek met de docent of je de vaardigheden op een juiste manier hebt toegepast door de
film te tonen.
Werkwijze
 Formeer een groep van 3 studenten en ga naar het praktijklokaal.
Eén student is verpleegkundige, Eén student is een zorgvrager met de ziekte van
Parkinson en één student filmt de transfers.
 Wissel hierna van rol en zorg ervoor dat ieder een keer verpleegkundige is geweest.
 Bespreek de transfers met elkaar en met de docent
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
68
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
4.3 B Verpleegplan vaststellen Parkinson (Taaltaak schrijven)
Resultaat
De student heeft een verpleegplan opgesteld voor een
zorgvrager met de ziekte van Parkinson
Praktische
voorbereiding
Bestudeer theorie over mensen met de ziekte van Parkinson
Maak gebruik van het zakboek verpleegkundige diagnosen + de
gezondheidspatronen van GORDON
Zorgvrager met een chronisch somatische aandoeningen
Het verplegen van clienten met de ziekte van Parkinson
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Theorielokaal /studieruimte
Bespreek deze activiteit met groepsgenoten.
Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent.
1.1
Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op
(H, J, K, M)
Activiteit 1
Stel een verpleegplan vast voor een zorgvrager met de ziekte van Parkinson
Zoals in elke verpleegsituatie staat de verpleegkundige voor de taak de verpleegkundige
zorg te plannen. De kunst is een duidelijk individueel verpleegplan te maken, waarbij de
verpleegkundige die ermee moet gaan werken geen vragen hoeven te stellen, waar de client
zich in kan vinden en dat toch zoveel als mogelijk interventies bevat waarvan de effectiviteit
al is bewezen. (Evidence Bases Practice)
Casus
Mevrouw Yilmaz (70 jaar) heef al vijftien jaar de ziekte van Parkinson. De laatste vijf jaar
namen de ziekteverschijnselen spierstijfheid en beven toe. In het begin hielpen de
medicijnen goed, maar nu zijn de klachten steeds moeilijker te onderdrukken. Mevrouw
Yilmaz wordt hierdoor steeds meer afhankelijk van zorg. Met ondersteuning van de
wijkverpleging en de huishoudelijke hulp is het lang goed gegaan thuis. Haar echtgenoot (75
jaar) kreeg steeds meer moeite om de nodige zorg te bieden op de momenten dat er geen
andere hulp aanwezig was. Een opname in het verpleeghuis was de enige oplossing. De dag
dat mevrouw naar het verpleeghuis wordt gebracht, is een ingrijpende gebeurtenis voor het
echtpaar Yilmaz.
Mevrouw kan moeilijk wennen aan haar nieuwe omgeving. Zij zondert zich af. Ze is het liefst
alleen. Bij de maaltijd wil ze niet graag dat anderen haar zien morsen met het eten. Ook het
spreken is moeilijk. Ze praat zacht en monotoon en is slecht te verstaan. Dit is voor haar een
reden dat ze bijna nooit een praatje maakt met anderen. Mevrouw is gedeeltelijk ADLafhankelijk. Ze heeft hulp nodig bij het wassen en aankleden en bij het toiletbezoek. Ze kan
niet zelfstandig uit haar stoel en bed komen, Het lopen gaat moeizaam. Ze loopt met een
rollator. Ze is bang om te vallen, want door haar voorovergebogen houding heeft ze moeite
om haar evenwicht te bewaren. Bovendien heeft ze af en toe een ‘blokkade’, zoals zij dit
noemt en kan dan niet meer voor-of achteruit. Ze krijgt drie keer per week fysiotherapie voor
het soepel houden van de spieren en gewrichten. Ook het lopen wordt dan geoefend. Haar
man komt iedere dag op bezoek, samen maken ze nog wel eens uitstapjes. Het wordt echter
steeds moeilijker om in en uit de auto te komen
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
69
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Opdracht
4. Lees de casus over mevrouw Yilmaz aandachtig door.
5. In de casus staat “De dag dat mevrouw naar het verpleeghuis wordt gebracht, is een
ingrijpende gebeurtenis voor het echtpaar Yilmaz”
Hoe kan de verpleegkundige het echtpaar ondersteunen bij deze ingrijpende
gebeurtenis?
6. Inventariseer de gezondheids – en bestaansproblemen van mevrouw Yilmaz
7. Breng met behulp van de gezondheidspatronen van Gordon de verpleegproblemen van
mevrouw Yilmaz in kaart.
8. Stel een verpleegplan op voor mevrouw Yilmaz (een verpleegplan kan meerdere uitgewerkte
verpleegproblemen bevatten)
9. Bespreek je verpleegplan met klasgenoten en vraag feedback.
Criteria verpleegplan:
- Er is gekozen voor relevante gezondheidspatronen
- De verpleegkundige diagnose voldoet aan de criteria van PES
- Het verpleegdoel voldoet aan de criteria van RUMBA
- De interventies zijn verpleegkundig van aard en hebben een directe relatie met de casus
en met het doel
- De interventies zijn geformuleerd volgens criteria d.w.z.: verpleegkundig, relevant,
uitvoerbaar, eenduidig ( concreet) en duidelijk (door wie, hoe vaak, wanneer, waar)
- Het verpleegplan bevat een productevaluatie en een procesevaluatie
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
70
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
4.1 PAAF Oriëntatie Parkinson
Resultaat
Praktische voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
Je oriënteert je op de pathologie van de ziekte van Parkinson
m.b.v. een mindmap.
Neem je boek mee en zorg voor een computer.
Boek inwendige geneeskunde; onderwerp ziekte van
Parkinson.
Zorgvrager met een chronisch somatische aandoeningen
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de opdracht na m.b.v. het antwoordmodel. Stel eventuele
vragen en onduidelijkheden aan de inhoudsdeskundige
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort
gezondheid en welbevinden (K)
Activiteit
Maak onderstaande mindmap.
locatie aandoening
..
..
..
Oorzaken
..
..
..
Verschijnselen
..
..
..
verschijnselen op
lange termijn
stadia
Onderzoeken
..
..
..
Behandeling
..
Complicatie
prognose
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
????
71
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
4.2 PAAF Kijkactiviteit Parkinson
Activiteit
Maak de onderstaande kijkactiviteit en bespreek de antwoorden met je medestudenten.
Kijkactiviteit
1) Beschrijf de verschijnselen die je ziet bij een zorgvrager.
2) Wat zijn symptomen die de zorgvragers ervaren?
3) Hoe is het verstandelijke vermogen van een zorgvrager met Parkinson?
4) Wat is de oorzaak van de ziekte van Parkinson?
5) Welke stof is te weinig aanwezig?
6) Wat is de behandeling?
7) Is de ziekte te genezen?
8) Wat is het verloop van de ziekte?
9) Wat zijn de psychosociale gevolgen van de ziekte van Parkinson?
10) Wat zijn de bijwerkingen van de medicatie?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
72
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
4.3 PAAF Parkinson - folder maken
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken,
behandeling en complicaties van de ziekte van Parkinson
beschrijven d.m.v. een folder.
Neem je boek mee en zorg voor een computer. Stem deze
activiteit met een medestudent om samen te maken.
Boek inwendige geneeskunde;
Het verplegen van mensen met chronische somatische
aandoeningen; onderwerp ziekte van Parkinson
programma Publisher
Theorielokaal/ studieruimte
Bespreek de folder met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit
Werk deze onderstaande vragen uit en verwerk deze in een patientenfolder.
Werkwijze:
Stem met een medestudent af wanneer je deze activiteit gaat doen.
Vragen:
- wat is de pathologie
- wat is de oorzaak en waar is dit gelegen (stukje anatomie)
- wat zijn de verschijnselen
- wat zijn de onderzoeken
- wat zijn de behandelmogelijkheden
- eventuele complicaties
Bedenk dat de informatie in duidelijke eenvoudige taal wordt
weergegeven, zonder plak- of knipwerk.
Maak de folder overzichtelijk en voeg voor plaatjes toe. Je kunt eventueel het programma
Publisher gebruiken.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
73
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
4.4 PAAF Zenuwstelsel 1
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student kan de anatomische en fysiologische indeling van het
zenuwstelsel beschrijven.
Neem je anatomieboek mee.
Anatomie en fysiologie van de mens
Hoofdstuk zenuwstelsel
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk je antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit
Maak onderstaande vragen. Dit is een herhalingsopdracht, probeer zoveel mogelijk uit het
hoofd te beantwoorden, indien nodig, gebruik je het anatomieboek.
Zenuwstelsel
Het zenuwstelsel kan ingedeeld worden op 2 manieren: op basis van de ligging in het
lichaam of op basis van de werking.
We spreken ook wel over:
1.
anatomische indeling
2.
fysiologische indeling
(1) De anatomische indeling is:
1.
a.
b.
c.
d
2.
a.
b.
c.
(2) De fysiologische indeling is:
1.
of
2.
of
deze is weer te verdelen in:
a.
b.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
74
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Beschrijf de taak van de onderdelen van de fysiologische indeling.
(3) Wanneer is het zenuwstelsel genoemd bij 2a actief?
(4) Wanneer is het zenuwstelsel genoemd bij 2b actief?
(5) Waarom kun je beter niet meteen gaan sporten als je net het diner hebt gebruikt?
(6) Waar komt het begin van de impulsen vandaan als je van plan bent om te gaan lopen?
(7) Hoe komt die impuls bij de bovenbeenspier? Via ………
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
75
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
4.5 PAAF Zenuwstelsel 2
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student heeft kennis van het zenuwweefsel/zenuwen door de
vragen te maken.
Neem je boek mee.
Anatomie en fysiologie van de mens onderwerp het
zenuwstelsel.
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek eventuele
vragen en onduidelijkheden na met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit
Maak onderstaande vragen over het zenuwweefsel.
Gebruik voor deze opdracht het boek Anatomie en Fysiologie
Evenals er spierweefsel en vetweefsel is, hebben we in ons lichaam
ook zenuwweefsel.
(1) Dit bestaat uit 2 soorten cellen:
1. ……
of …
2. …..
of …
Zenuwweefsel
(2) Benoem de onderdelen van een zenuwcel:
(3) Er zijn 3 soorten zenuwcellen en hun taak is:
1. ..
2.
3. ..
De steuncellen of de (4) ……………bevinden zich alleen in het centrale zenuwstelsel, hun
taak is: (5)
……………………………………………………………………………………………………………
Een ander woord voor impuls is (6) ……………………………op deze manier kunnen
zenuwen een boodschap overdragen. Zij kunnen dit overdragen aan verschillende soorten
cellen, namelijk (7) …………………….., ………………………….., en ……………………..
De plaats van overdracht tussen 2 uiteinden van een zenuw noemen we de (8)
…………………………………….of spleet.
Aan het eind van een axon of neuriet wordt de impuls overgedragen aan een andere neuriet.
Dit gebeurt d.m.v. neurotransmitters, dit zijn (9) ……………………………….
Enkele neurotransmitters zijn:
(10)
……………………………………………………………………….
Bij welke ziekte is er een tekort aan een bepaalde
neurotransmitter? …………………………………………………
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
76
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Om de neurieten zit een wit gekleurd materiaal, dit heet
………………………………………………………………
En voorkomt kortsluiting tussen de verschillende neurieten.
Zo is er in het zenuwweefsel witte stof (dit zijn de neurieten)
en grijze stof, dat zijn de ……………………………………..
Een aantal neurieten bij elkaar noemt men een zenuw. Een aantal zenuwen bij elkaar noemt
men een plexus. Jij kunt een plexus vinden in de ……………………. en in de
……………………..
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
77
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
4.1 C Advies geven over hulpmiddelen en voorzieningen
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Verplicht/keuze
De student kan zorgvragers en mantelzorgers voorlichting en
advies geven over hulpmiddelen en voorzieningen in de
gezondheidszorg
Zoek informatie over voorzieningen, (medische) hulpmiddelen,
sociale kaart en regelingen (CIZ, PGB)
Boek voorlichting, advies en instructie/
Patiëntenvoorlichting:
o Informatie over de sociale kaart
o informatie over vergoedingsmogelijkheden voor hulpmiddelen
o Checklist-overzicht hulpmiddelen
Boek: Verplegen van zorgvragers met een chronisch somatische
aandoening
School/thuis
Feedback op de uitwerkingen door groepsgenoot, subgroep of
docent
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie
I. Presenteren
L. Materialen en middelen inzetten
BOL-BBL: Verplicht
BBL-verkort: keuze
Activiteit
Adviseer de zorgvrager in onderstaande situaties t.a.v. voorzieningen, (medische-)
hulpmiddelen, sociale kaart, regelingen zoals CIZ- indicatie, PGB en zorg, hulp en
begeleiding. Geef zo nodig ook verschillende mogelijkheden en alternatieven aan.
Situaties
Mevrouw Lakenvelder heeft MS en wil geld om thuiszorg te kunnen inkopen en een scooter
om zich buitenshuis te verplaatsen.
Meneer Kriel heeft een dwarslaesie opgelopen na een auto-ongeval en moet zijn huis
aanpassen na revalidatie en wil hiervoor een financiële tegemoetkoming.
Mevrouw Hennekens is weduwe, heeft Alzheimer stadium 2 en kan niet meer zelfstandig
wonen. Familie wil dat Mevrouw wordt opgenomen in een verpleeghuis.
Meneer Barnevelder heeft weinig contact met familie en nauwelijks vrienden. Meneer
Barneveld heeft AIDS en heeft terminale zorg nodig. Buren proberen hun steentje bij te
dragen. Meneer wil absoluut niet in een ziekenhuis sterven.
Meneer Hoenderdos is 96 jaar en woont nog zelfstandig. Dhr. gaat lichamelijk en psychisch
achteruit en de dochter wil reguliere thuiszorg aanvragen. Verder wil ze een verhoogde
toiletzitting, en een looprek aanvragen voor haar vader.
Mevrouw Parelhoen 93 jaar, wil, ondanks dat zij thuis de trap niet meer op kan, toch boven
blijven slapen. Haar dochter wil weten hoe ze een traplift moet aanvragen.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
78
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
De zoon van Mw. de Haan wil een her indicatie aanvragen voor zijn moeder, omdat de zorg
zwaarder wordt.
De dochter van Dhr. Kip heeft het erg moeilijk met het snel voortschrijdende dementieproces
van haar moeder. Ze zou graag in contact komen met lotgenoten.
Raadpleeg de volgende internetsites:
www.ketenzorg.nl
www.ciz.nl
www.handigeporducten.nl
www.vilans.nl (Zorg voor Beterkaart) Vilans = KBOH, KITTZ en NIZW zorg)
www.veranderingenindezorg.nl
www.mezzo.nl (informatie voor mantelzorgers)
www.regelhulp.nl
www.thuiszorg-gids.nl
De belangrijkste regelingen zijn uitgewerkt in de AWBZ, de WMO en bijstandswet
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
79
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
80
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
5. Zorgvrager met chronische pijn
5.1 B Pijn en pijnmodel Loeser
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student weet het doel van het model van Loeser en weet
wanneer het wordt toegepast.
Neem je boek mee en zorg voor een computer
Formeer een groep met 3 à 4 studenten; zorg voor flap en stiften.
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen; thema verplegen van cliënten met chronische
pijn.
Theorielokaal, studieruimte
Bespreek het model met elkaar.
Vraag zo nodig feedback van de docent.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (F, K, R)
Activiteit
Teken op een flap het pijnmodel van Loeser en beschrijf in iedere cirkel waar het voor staat
en wat er wordt bedoeld. Leg het uit m.b.v. voorbeelden.
Beschrijf in een kort verslag wat het doel is en wanneer het wordt toegepast.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
81
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
5.2 B Pijnmeetinstrumenten (Taaltaak schrijven)
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student heeft verschillende pijnmeetinstrumenten verzameld
en in het kort uitgelegd wat het doel is en hoe ze werken.
Verzamel zoveel mogelijk pijnmeetinstrumenten
Bestudeer theorie over het doel en de werking van
pijnmeetinstrumenten.
Boek: Verplegen van mensen met chronische somatische
aandoeningen; Verplegen van cliënten met chronische pijn.
Theorielokaal, studieruimte
Bespreek het model met elkaar
Vraag zo nodig feedback van de docent.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (F, K, R)
Activiteit
Ga op zoek naar verschillende pijnmeetinstrumenten.
Leg in het kort uit:
- Het doel van het instrument
- Hoe werkt het instrument
- Voor en nadelen van pijnmeting
- De taak van de verpleegkundige
- Demonstreer in een rollenspel hoe je het pijnmeetinstrument toepast.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
82
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
5.3 B Verpleegkundige interventies bij chronische pijn
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
Een ingevuld schema met verpleegkundige interventies die je
kunt treffen bij een zorgvrager met chronische pijn.
Neem je boek mee en zorg voor een computer
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen; thema verplegen van cliënten met chronische
pijn.
Theorielokaal, studieruimte
Bespreek eventuele vragen en onduidelijkheden met de docent
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (F, K, R)
Activiteit
Vul het onderstaande schema in met bij ieder vak minimaal 3 concrete verpleegkundige
interventies.
Interventies
Het bevorderen van medicatietrouw
Wat doe je concreet?
Psychosociale interventies
Ontspannings- en afleidingstechnieken
Het bevorderen van comfort en rust
Het gebruik van warmte, koude en massage.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
83
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
5.1 PAAF Oriëntatie pijn
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
Je hebt je georiënteerd op het begrip pijn
Neem je boek mee en stem af met een paar medestudenten
wanneer je deze opdracht kunt doen.
Basisboek pathologie; onderwerp pijn
Theorielokaal/ studieruimte
Nabespreking samen met je medestudenten
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit
Maak onderstaande vragen in een groepje.
1. Inventariseer welke lichamelijke pijnlijke dingen jullie al hebben beleefd.
2. Pijn kun je op verschillende manieren beschrijven:
-
plaats van optreden van pijn
karakter van pijn (hoe voelt het aan)
intensiteit (sterkte)
probeer met je groepje een lijstje te maken van mogelijkheden hoe pijn beschreven
kan worden. (bv heftige – zeurende – kiespijn)
3. Pijn roept ook emoties op, bedenk hier voorbeelden van
4. Verzin nog meer vragen die je zou kunnen stellen om meer te weten te komen over
de pijn die iemand voelt.
5. Is pijn nuttig? Is pijn altijd negatief?
6. Noteer objectieve tekenen van pijn (hoe kun jij zien dat ik pijn heb)
7. Waarom kunnen fakirs zo goed tegen pijn? (op spijkerbed liggen moet toch pijn
doen!)
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
84
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Activiteit 2
Beantwoord de volgende vragen naar aanleiding van bestudering van de stof.
‘Google’ indien nodig.
1.
Noem drie oorzaken van pijn.
2.
Wat is weerpijn? Geef een voorbeeld.
3.
Wat versta je onder fantoompijn? Verklaar dit fenomeen.
4.
Wat versta je onder endogene pijndemping?
5.
a.
b.
Welke drie groepen analgetica (= pijnstillers) zijn er?
Noem van elke groep de belangrijkste bijwerkingen en wat daar dan
weer tegen gegeven kan worden
Pijnstillers kun je op een aantal verschillende manieren toedienen. Je ziet ze hieronder in
schema weergegeven. Vertaal/omschrijf elke van onderstaande manieren.
Enteraal =
Oraal =
Parenteraal =
Rectaal =
Subcutaan =
Transdermaal =
Intramusculair =
Intraveneus =
Via een ‘ruggenprik
Intrathecaal (spinale)
=
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
Epiduraal =
85
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
5.2 PAAF Pijn en pijnbestrijding
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student heeft kennis van de fysiologie van pijn, weergeven
welke vormen van pijn er bestaan, wat het werkingsmechanisme
van acute en chronische pijn is en waaruit pijnbestrijding kan
bestaan.
Neem je boek mee en zorg voor een computer.
Basisboek pathologie; onderwerp pijn
Internet
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel en bespreek
eventuele vragen en onduidelijkheden met de
inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit
Maak onderstaande vragen behulp van je pathologieboek en internet.
Vragen
Pijn = nociceptie
Doel van pijn is: …………………………………………………………………………………….
Waardoor voelen we pijn? Door prikkeling van:…………………………………………………
Door het vrijkomen van serotonine, acetylcholinine, histamine, bradykinine, melkzuur,
prostaglandine worden pijnsensoren geprikkeld.
Deze stoffen komen vrij bij: ………………………………………………………………………
Wat gebeurt er als deze pijnsensoren geprikkeld worden? …………………………………..
Op welke plaatsen in ons lichaam zitten veel pijnsensoren?
……….
………..
………..
……….
Wat is het verloop van een pijnprikkel?:
a. Zenuwvezels (snel voor acute pijn, langzaam voor chronische pijn)
b. Ruggenmerg
c. Thalamus
d. Grote hersenen
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
86
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Wat is de rol van het limbische systeem? (zie opdracht
zenuwstelsel 2)
Het limbische systeem bestaat uit:
1.
2.
3.
Het limbische systeem is ook betrokken bij ……..
Deze hebben dus grote invloed op de pijnbeleving.
Voorbeelden:
…………….. ………………………………………….
…………………………………………………………
Wat zijn endorfinen? ………………………………..
Reactie zenuwstelsel:
reflex:
hypothalamus stimulatie:
hypofyse stimulatie:
hersenschors = bewustwording: angst
Limbisch systeem beïnvloed op- en afdalende banen
vb………………………
vb…………………….
vb …………………….
vb………………………
Oorzaken van pijn:
ontsteking: ………………………………………………………………………………
-
druk tegen weefsels: ………………………………………………………………….
-
spierkrampen: ………………………………………………………………………….
-
ischaemie: ………………………………………………………………………………
-
prikkeling van vliezen: …………………………………………………………………
Wanneer spreken we van chronische pijn? ………………………………………….
Wat is sensibilisatie? ……………………………………………………………………
Soorten pijn:
1. referred pain
2. koliekpijn
3. fantoompijn
4. drukkende snoerende pijn
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
87
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Meten van pijn.
Meten van pijn:
Hoe kunnen we pijn meten? ………….
Wat is de pijndrempel? …………
Wat is de pijntolerantiedrempel? ………..
Pijnbestrijding.
Causale therapie: wat is causaal?
………….
Deze kan curatief gericht zijn, dat betekent: …………….
Deze kan palliatief gericht zijn, dat betekent: ……………
1)
2)
T.E.N.S. deze afkorting staat voor: …………..
Dat betekent: ………………..
3)
zenuwblokkade, dat houdt in: ……..
4)
fysiotherapie, dat houdt in: ……….
5)
psychotherapie, houdt in: ………
6)
medicamenteus: algehele of lokale pijnbestrijding
wat is anesthesie; …………………
wat is analgetica: …………………
Perifeer werkende analgetica
a) paracetamol;
werking:
bijwerkingen:
b) N.S.A.I.D. = niet steroïde ontstekingsremmende pijnstiller.
Prostaglandine remmer.
Werking:
Bijwerking:
Soorten;
- diclofenac
- ibuprogen
- acetylsalicylzuur (ascal)
- COX-2 remmers (bijwerkingen: …………………………..
vb. parecoxib, celebrex
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
)
88
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
c) centraal werkende analgetica
Opiaten: -Natuurlijke stoffen: zoals morfine en codeïne
synthetische stoffen: hierbij zijn chemische stoffen toegevoegd: zoals heroine
Opioïden:
Lichaamseigen stoffen: deze stoffen worden door het lichaam zelf aangemaakt,
bijvoorbeeld bij inspanning, zoals endorfine.
Synthetische stoffen: deze stoffen worden geheel kunstmatig in de fabriek gemaakt,
zoals methadon
d) spasmolytica
e) psychofarmaca
Manieren van toedienen:
Hevige pijn: - pijnhorloge
- epidurale toediening
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
89
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
5.1 C Pijn en pijnbeleving
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft:
- zich georiënteerd zich op het begeleiden van de zorgvrager
met pijn.
- kan de verschillen in pijnbeleving bij zorgvragers
benoemen
- de begeleidingsmethoden benoemen van de zorgvrager
met chronische pijn
Bestudeer theorie over chronisch pijn
Boek : Chronisch somatische aandoeningen.
Hoofdstuk over chronische pijn
School/thuis
Bespreek vragen, onduidelijkheden en conclusies met
medestudenten en inhoudsdeskundige
1.4
Begeleidt een zorgvrager
C. Begeleiden
D. Aandacht en begrip tonen
R. Op de behoefte van de “klant” richten
Activiteit : Oriëntatie op pijn en pijnbeleving
Je oriënteert je op het begeleiden van de zorgvrager met pijn d.m.v. . het maken van
onderstaande vragen en een groepsdiscussie.
Werkwijze :
1.
Beantwoord de volgende vragen :
-
2.
.
Ga in je herinnering terug naar de pijn die je zelf ooit gehad hebt en die je het best is
bijgebleven. Geef een zo duidelijk mogelijke beschrijving van deze pijn. Denk hierbij
aan de volgende aspecten : soort pijn, pijngedrag, pijnbeleving.
Beschrijf hoe je zelf met pijn omgaat. Gebruik je snel en geregeld pijnstillers? Zoek je
afleiding ? maak je gebruik van massage ? of onderneem je andere activiteiten?
Bedenk 5 redenen waarom iemand in een ziekenhuis meer pijn kan hebben dan
thuis.
Bedenk ook waarom iemand thuis meer pijn kan hebben dan in het ziekenhuis.
Waarom help je een zorgvrager die al jaren pijn heeft vaak niet met pijnstillers/ Hoe
zou je hem wel kunnen helpen?
Waarom kan een zorgvrager met pijn zich niet aanstellen?
Waarom is een leven zonder pijn niet mogelijk?
Discussieer in een groepje over de volgende uitspraken en trek
conclusies:
Bij iedere pijnstilling hoort een luisterend oor.
Chronische pijn is pijn die nooit meer weggaat.
Een leven met pijn is ondraaglijk.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
90
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Activiteit 2: Pijnbeleving en begeleiding
Bekijk met elkaar de DVD “Brein van de pijn bekijken” en bespreek deze na aan de hand
van de vragen
Werkwijze :
1. Je bekijkt met een groepje de DVD.
2. Wat heeft het meeste indruk op je gemaakt?
3. Wat valt je op bij de pijnbeleving en pijngedrag van deze mensen?
4. Wat vind je van de begeleiding die ze krijgen ?
Activiteit 3: Begeleiden bij pijn
Je gaat onderzoeken op welke wijze je de zorgvrager met chronische pijn kunt begeleiden
m.b.v. het maken van de onderstaande vragen
Werkwijze :
1. Leg uit wat bedoeld wordt met de volgende uitspraak:
‘Coping strategieën bij pijn worden onderscheiden in passieve en actieve strategieën’
Geef van elke strategie voorbeelden.
Passieve strategieën
Actieve strategieën
2. Waarop richt zich gedragstherapeutische behandeling bij pijn?
3. Waarom is het belangrijk om de omgeving van de zorgvrager hierbij te betrekken
4. Op welke manier kun je als verpleegkundige een zorgvrager met chronisch pijn
begeleiden?
5. Welke houdingsaspecten van de verpleegkundige zijn belangrijk tijdens het begeleiden
van de zorgvrager met chronisch pijn?
Keuze:
Maak Praktijk 1 Emotie en pijn uit het boek Verplegen van mensen met chronisch
somatische aandoeningen/Verplegen van cliënten met chronisch pijn
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
91
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
6. Zorgvrager met COPD en astma
6.1 B Klachten, observaties, interventies COPD
(Taaltaak schrijven)
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft de klachten, observaties en verpleegkundige
interventies benoemt bij een zorgvragers met COPD of astma
Bestudeer theorie over zorgvragers met COPD of astma
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/ Het verplegen van cliënten met COPD of astma
Theorielokaal /studieruimte
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (F, J, K, R)
Activiteit 1
Maak de opdracht over COPD
Werkwijze
Beantwoord de vragen:
1. Wat betekent COPD
2. Welke aandoeningen vallen onder COPD
3. Wat zijn de oorzaken van COPD
4. Wat zijn de symptomen van COPD
5a. Welke klachten hebben zorgvragers met COPD
5b. Welke observaties kan de verpleegkundige per klacht doen?
5c. Welke verpleegkundige interventies pas je toe om de klacht te doen afnemen.
Klacht
Observaties
Verpleegkundige
interventies
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
92
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
6.2 B Verpleegplan voor zorgvrager met COPD
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft een verpleegplan vastgesteld voor een
zorgvrager met COPD aan de hand van een casus
Bestudeer theorie over zorgvragers met COP of astma
Maak gebruik van je zakboek verpleegkundige diagnosen
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/Verplegen van cliënten met COPD of astma
Ter ondersteuning:
DVD: “de longspecialist” (605.01)
http://www. astma-copd.nl
www.mens-en-gezondheid.infonu.nl
Theorielokaal /studieruimte
Evalueer je verpleegplan in een subgroep. Stel zonodig
leervragen aan de docent
1.1
Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op
(D, H, J, K, M)
Activiteit 1:
Stel een verpleegplan op voor een zorgvrager met COPD of astma
Casus
De heer van Geel woont in het verpleeghuis in verband met ernstige benauwdheidsklachten
bij longemfyseem. Voor het ontbijt heeft hij zich in een rap tempo gewassen. Hierna heeft hij
lange tijd nodig om op adem te komen. Als het ontbijt arriveert, heeft hij geen energie om te
eten. Rond koffietijd vraagt de verpleegkundige aan mijnheer van Geel of hij naar de
huiskamer wil om daar een kopje koffie te drinken. Mijnheer geeft aan dit niet te willen,
omdat hij bang is weer erg benauwd te worden als hij naar de huiskamer moet lopen.
1. Lees de casus .
2.
Stel de verpleegkundige diagnosen vast a.d.h.v. de casus. Beargumenteer je keuze.
3.
Stel de zorgresultaten of verpleegdoelen vast
4.
Kies verpleegkundige interventies aan de hand van de verpleegkundige diagnose en
de beoogde zorgresultaten of verpleegdoelen
5.
Formuleer minimaal 5 verpleegkundige interventies
6.
Formuleer per verpleegplan een productevaluatie en een procesevaluatie
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
93
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Activiteit 2:
Evalueer je verpleegplan in een subgroep
Maak een subgroep (max. 4 personen) en bespreek elkaars verpleegplan aan de hand van
de volgende vragen:
 Is het verpleegplan vanuit de zorgvrager en voor de zorgvrager geformuleerd?
 Bevat het verpleegplan alle onderdelen die een verpleegplan moet bevatten?
 Voldoende de verpleegkundige diagnosen aan de PES regels? Waarom wel, waarom
niet?
 Voldoen de beoogde zorgresultaten of verpleegdoelen aan de RUMBA-eisen? Waarom
wel, waarom niet?
 Zijn de gekozen verpleegkundige interventies de juiste om het zorgresultaat of
verpleegdoelen te behalen?
 Voldoen de verpleegkundige interventies aan de eisen. Waarom wel, waarom niet?
 Voldoen de evaluatievragen aan de eisen. Waarom wel, waarom niet?
 Op welke onderdelen moet het verpleegplan bijgesteld worden?
Criteria verpleegplan:
- Er is gekozen voor relevante gezondheidspatronen
- De verpleegkundige diagnose voldoet aan de criteria van PES
- Het verpleegdoel voldoet aan de criteria van RUMBA
- De interventies zijn verpleegkundig van aard en hebben een directe relatie met de casus
en met het doel
- De interventies zijn geformuleerd volgens criteria d.w.z.: verpleegkundig, relevant,
uitvoerbaar, eenduidig ( concreet) en duidelijk (door wie, hoe vaak, wanneer, waar)
- Het verpleegplan bevat een productevaluatie en een procesevaluatie
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
94
BC CHRONISCH 1516
6.1 PAAF
Pathologie van de luchtwegen
Resultaat
Praktische voorbereiding
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Niveau gevorderd 1
De student heeft kennis van de anatomie en pathologie
van de luchtwegen en longen.
Lees uit het boek “Verplegen van mensen met een
chronische somatische aandoening”, h. 9 over astma en
COPD.
Theorielokaal /studieruimte.
Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort
gezondheid en welbevinden. (K)
Activiteit 1
Maak de vragen bij de opdracht over de anatomie van de luchtwegen en COPD
o Benoem de onderdelen van de luchtwegen
1. ..
2. ..
3. …
4. ..
5. ..
6. ..
7. ..
8. ..
9. ..
10. ..
11. ..
12. ..
13. ..
14. ..
15. ..
16. ..
17. ..
18. ..
19. ..
20. ..
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
95
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
o Wat is onderstaande afbeelding?
o
Maak gebruik van de internetpagina: http://www.astma-copd.nl om onderstaande vragen
te beantwoorden.
1. Wat betekent letterlijk de term COPD?
o
Bij chronische bronchitis en astmatische bronchitis is er sprake van een
ontstekingsreactie. Deze ontstekingsreactie ontstaat door een veranderde
immuunrespons van de luchtwegen na blootstelling aan verscheidene prikkels.
Deze prikkels kunnen van allergische en van niet-allergische aard zijn.
2.
Welke prikkels kunnen deze ontstekingsreactie oproepen?
3.
Wat zijn de verschijnselen bij chronische bronchitis?
4.
Wat zijn de verschijnselen bij astmatische bronchitis?
5.
Wat is het verschil tussen deze beide aandoeningen?
o
Bij astma is de zorgvrager tussen de aanvallen door klachtenvrij, daarom valt deze
aandoening niet onder COPD. Wat wel onder COPD valt is longemfyseem.
Maak voor de volgende vragen gebruik van internetpagina:
www.mens-en-gezondheid.infonu.nl
Ga naar ziekten en geef als zoekopdracht longfibrose en longemfyseem
6.
Bij longemfyseem is er een verandering in de alveoli. Wat gebeurt er?
7.
Wat is de oorzaak van deze verandering?
o
Mensen met longemfyseem hebben veel last van benauwdheidklachten, ondanks
de sterk gevulde longen met lucht. Heeft het zin om hen veel zuurstof te geven?
8.
Verklaar je antwoord
9.
Wat is de prognose van COPD?
10.
Noem algemene behandelingen voor COPD en astma
11.
Welke onderzoeken kunnen toegepast worden bij COPD en astma?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
96
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
6.2 PAAF Zelftest luchtweg- en longaandoeningen.
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student heeft kennis van aandoeningen van de luchtwegen
en longen.
Zorg dat je theorie hebt bestudeerd over de luchtwegen/longen.
Aandoeningen van luchtwegen en longen.
Theorielokaal /studieruimte.
Kijk de zelftest na met behulp van het antwoordmodel.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden. (K)
Activiteit
Test je kennis over de pathologie van de luchtwegen en longen.
1.
Waaraan denkt men bij een zorgvrager met overwegend expiratoire dyspnoe?
a.
Astma bronchiale.
b.
Hyperventilatie.
c.
Struma.
2.
Bij welke aandoening is een vermindering van de longelasticiteit opgetreden?
a.
Longembolie.
b.
Longemfyseem.
c.
Longempyeem.
3.
Welke aandoening wordt niet tot COPD gerekend?
a.
Astma bronchiale.
b.
Bronchitis.
c.
Emfyseem.
4.
Wat is GEEN complicatie van chronische bronchitis?
a.
Bronchopneumonie.
b.
Longembolie.
c.
Longemfyseem.
5.
Gaswisseling tussen lucht en bloed vindt plaats in de …
a.
bronchioli.
b.
alveoli.
c.
longhilus.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
97
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
6.
I.
II
a.
b.
c.
De grote circulatie geeft zuurstof al aan de bronchiën.
De alveoli geven zuurstof af aan de kleine circulatie.
I en II zijn juist.
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
7.
Men spreekt van cyanose als in het (1) … bloed te veel (2) …Hb aanwezig is.
a.
(1) capillaire;
(2) geoxygeneerd.
b.
(1) capillaire;
(2) gereduceerd.
c.
(1) veneuze;
(2) geoxygeneerd.
8.
Wat ziet men bij longemfyseem op de thoraxfoto?
a.
Geringe luchthoudendheid van de long.
b.
Grote luchthoudendheid van de long
c.
Hoogstaand diafragma.
9.
Waar is een hypostatische pneumonie vrijwel altijd gelokaliseerd?
a.
Verspreid in de longen.
b.
In de longtoppen.
c.
In het onderste gedeelte van de longen.
10.
Hoe ziet meestal het sputum eruit van een zorgvrager met een langer bestaande
chronische bronchitis?
a.
bruin etterig.
b.
wit en taai.
c.
grijsgroen.
Open vragen:
11.
Wat veroorzaakt de benauwdheid bij een zorgvrager met chronische bronchitis?
…
12.
Waarom is het belangrijk dat zorgvragers met COPD en astma de griepprik krijgen?
…
13.
Waarom heeft het geen zin om een zorgvrager met ernstige longemfyseem veel
zuurstof te geven als hij het benauwd heeft?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
98
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
6.1 VDL Voeding bij hart- en longziekten
Resultaat
Praktische voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft kennis over voeding bij chronische long – en
hartziekten
Maak gebruik van internet en het boek: Verplegen van mensen
met chronisch somatische aandoeningen
Theorielokaal, thuis, mediatheek
Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en
welbevinden (K)
Activiteit 1
Beantwoord de vragen over voeding bij chronische long- en hartziekten
1.
COPD =
2.
Een zorgvrager met COPD heeft de neiging gewicht te verliezen en daarmee de
ziekte nadelig te beïnvloeden. Beschrijf deze vicieuze cirkel van ondervoeding bij
COPD.
3.
Hoeveel % van de zorgvragers met COPD is ondervoed?
4.
Noem minimaal 5 redenen waarom zorgvragers met COPD problemen hebben met
voldoende eten en drinken bij deze ziekte.
5.
Wat is de belangrijkste preventie maatregel op het gebied van voeding voor een
zorgvrager met COPD?
6.
Indien een zorgvrager met COPD in een slechte voedingstoestand verkeert na een
infectieperiode, is een energie- en eiwitrijk dieet onvoldoende om dit te herstellen.
Waaruit bestaat de behandeling voor ondervoede zorgvragers met COPD dan nog
meer, naast medicatie en dit dieet?
7.
Arteriosclerose =
8.
Noem 9 risicofactoren van arteriosclerose
Niet alle risicofactoren factoren zijn te beïnvloeden, daarom is het belangrijk
verbetering aan te brengen in de negatieve factoren die wel beïnvloedbaar zijn en
voeding speelt daarin een belangrijke rol. De volgende vragen (t/m 13) gaan over
voeding in relatie tot arteriosclerose:
9.
Noem 3 voedingsinterventies die worden genomen om de bloeddruk te verlagen.
10.
De sterfte bij diabetes wordt door 75% bepaald door hart- en vaatziekten. Wat zijn de
normaalwaarden voor bloedglucose?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
99
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
11.
Bij arteriosclerose wordt vaak gesproken over een hoog cholesterolgehalte in het
bloed. Toch is dat een wat eenzijdige benadering. In je bloed zitten namelijk
verschillende vetachtige stoffen die tezamen het vetspectrum vormen. Al die
verschillende vetsoorten moeten in de juiste hoeveelheden aanwezig zijn. Zoek de
normaalwaarden op voor het vetspectrum in je bloed. Het gaat hier om:
HDL, LDL, TG en CHOL
12.
Noem 3 voedingsinterventies die worden genomen om het vetspectrum bij mensen
met Hypercholesterolemie in het bloed te verbeteren.
13.
Noem 5 maatregelen om het gewicht van zorgvragers met arteriosclerose op een
verantwoorde wijze te verminderen.
14.
Zorgvragers met chronisch hartfalen hebben een hoge energiebehoefte vanwege
toegenomen arbeid van hart en longen. Het hart werkt inefficiënt.
Chronisch hartfalen =
15.
Decompensatio cordis =
16.
Behandeling chronisch hartfalen: bestaat uit de inspanning van het hart verminderen
door vochtuitscheiding te bevorderen met diuretica en een dieet en de hartspier te
versterken met medicatie. Noem 5 voedingsinterventies die worden genomen bij deze
doelgroep.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
100
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
6.1 Adviesgesprek voeren (Taaltaak spreken)
Resultaat
Praktische voorbereiding
Theorie
Evaluatie
Werkproces/competenties
De student:
- kan een adviesgesprek voeren met een zorgvrager in een
oefensituatie
- een zorgvrager adviezen geven, afgestemd op zijn/haar
situatie en gezondheidsproblemen
Lezen theorie over adviesgesprek en bespreek vragen en
onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. Formeer kleine
groepen.
Theorie adviesgesprek
Nabespreken met medestudenten
3 Feedbackformulieren en nabespreking met docent
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie
I. Presenteren
L. Materialen en middelen inzetten
Activiteit :
Je gaat een adviesgesprek voeren met een chronische zieke zorgvrager in een
oefensituatie.
Werkwijze :
1.
,
2.
Lees de theorie over het voeren van een adviesgesprek en de
verschillende adviesstijlen.
In het adviesgesprek ga je bijvoorbeeld adviezen geven aan een chronisch zieke
zorgvrager over het omgaan met vermoeidheid bij COPD, omgaan met chronisch
pijn, omgaan met slikstoornissen bij Parkinson of CVA, benauwdheidsklachten
bij COPD, omgaan met problemen bij het eten-drinken bij…….
Ga een adviesgesprek voeren met een zorgvrager naar keuze:
Zorgvragers met MS, Parkinson, CVA, Chronisch hartfalen, COPD, Diabetes
Mellitus of chronische pijn of kies zelf een ziektebeeld) Zoek of schrijf zelf een
casus, waarin je het ziektebeeld en de situatie beschrijft van de zorgvrager. Helder
moet zijn vanuit welk gezondheidsprobleem jij een adviesgesprek gaat voeren.
3.
Leg de casus voor aan je subgroep.
4.
Bepaal met elkaar de verschillende rollen en voer het adviesgesprek in de
oefensituatie. Oefen met verschillende casussen.
- Eén deelnemer speelt de verpleegkundige en een deelnemer speelt de
zorgvrager.
- De rest van de groep observeert aan de hand van C1 feedbackformulier
adviesgesprek voeren
5.
Breng tot slot alle gegeven adviezen in kaart. Heb je bijvoorbeeld een chronische
zieke zorgvrager met MS advies gegeven over omgaan met vermoeidheid, zet dan de
gegeven adviezen op een rijtje
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
101
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
6.2 Patientenvoorlichting en instructie geven
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft informatie of instructie gegeven aan een
zorgvragers met astma/COPD
Lees deze activiteit goed door en stel vast wat er van je wordt
verwacht
Boek; Voorlichting, advies en instructie/patiëntenvoorlichting
Tertiaire preventie
Patiëntenvoorlichting
School/thuis
Evalueer de rollenspelen met behulp van de feedbackformulieren
1.6
Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L)
Activiteit 2
Geef in een rollenspel patiëntenvoorlichting volgens het vijf-stappenplan aan chronische
zieke zorgvragers
Werkwijze
- Vorm een subgroep van maximaal 4 personen
- Lees de situatiebeschrijving door.
- Stel een voorlichtingsplan op met behulp van de vijf stappen
(C1 Checklist geven van voorlichting)
- Bespreek hoe je het gesprek met de zorgvrager gaat aanpakken
- Geef in een rollenspel voorlichting aan de zorgvrager a.d.h.v. het voorlichtingsplan.
- Evalueer het gesprek met behulp van C1 FEEDBACKFORMULIER
PATIENTENVOORLICHTING.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
102
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Geef voorlichting over de leefwijze bij benauwdheid en vermoeidheid aan een zorgvrager
met COPD.
Willem van Zuilen is 67 jaar. Tot hij op zijn 58e vervroegd met pensioen ging, werkte hij in
een suikerfabriek. Daarna was hij altijd actief bezig op zijn tuin en bij de buurtvereniging.
Hij heeft van zijn 13e tot en met zijn 63e levensjaar gerookt, in totaal 40 sigaretten per dag.
Toen hij 62 jaar was, is bij hem COPD vastgesteld. De afgelopen periode zijn Willems
benauwdheids- en vermoeidheidsklachten verergerd. Hij omschrijft het als een ‘lege accu’.
Willem heeft een PGB toegewezen gekregen, hij koopt verpleegkundige zorg in via de
thuiszorgorganisatie voor de persoonlijke verzorging bij het douchen. Jij komt als
verpleegkundige bij hem thuis en hij vraagt aan jou wat hij kan verbeteren aan zijn leefwijze
waardoor hij minder benauwd en vermoeid zal zijn
Activiteit 3
Geef in een rollenspel patiënteninstructie (14 stappenplan) bij een zorgvrager die instructie
nodig heeft bij het gebruiken van medicatie
Werkwijze
- Vorm een subgroep van maximaal 4 personen
- Lees de situatiebeschrijvingen door.
- Kies er één uit en stel een voorlichtingsplan op met behulp van de 14 stappen
( m.b.v. C1 feedbackformulier instructieplan opstellen).
- Bespreek hoe je het gesprek met de zorgvrager gaat aanpakken
- Geef in een rollenspel voorlichting aan de zorgvrager a.d.h.v. het voorlichtingsplan.
- Evalueer het gesprek met behulp van C1 feedbackformulier patiënteninstructie geven
Neem onderstaande punten ook mee in de evaluatie:
o Wordt er rekening gehouden met de zorgvrager?
o Sluit de instructie goed aan bij de zorgvrager?
o Wordt het doel duidelijk uitgelegd en wordt er een goede instructie gegeven?
o Wordt er ruimte gegeven tot vragen stellen?
o Evalueert men met de zorgvrager?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
103
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Geef de zorgvrager met COPD instructie over het inhaleren van medicatie
Het niet trouw innemen van de medicijnen en het niet hanteren van de juiste
inhalatietechniek verergeren de klachten van COPD. Het is een taak van de
verpleegkundige te inventariseren wat de oorzaak is van het niet trouw innemen en instructie
te geven voor een juiste inhalatietechniek
Situatiebeschrijving
Bij mevrouw Plugge (45 jaar) is één jaar geleden de diagnose COPD vastgesteld. Zij
gebruikt Ventolininhalator vier maal daags één, Atroventinhalor viermaal daags één,
Pulmicort tweemaal daags en Serevent tweemaal daags. Zij hanteert geen vaste volgorde.
De Pulmicortinhalator wordt niet gebruikt. Bij navraag zegt mevrouw ‘het helpt niet en het
geeft een vieze smaak en een vieze tong. Als mevrouw een inhalatie neemt, blijkt dat het
haar niet lukt om een goede techniek te gebruiken.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
104
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
105
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7. Zorgvrager met Diabetes Mellitus
7.1 B Verpleegkundige aandachtspunten Diabetes Mellitus
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student heeft de verpleegkundige aandachtspunten in de
zorg aan mensen met diabetes mellitus beschreven.
Bestudeer theorie over zorgvragers met diabetes mellitus
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/ Verplegen van clienten met diabetes mellitus
Thuis, leslokaal
Evaluatie met behulp van antwoordmodel.
Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (E, F, K, R)
Activiteit
Beschrijf de verpleegkundige aandachtspunten en interventies in de zorg aan mensen met
diabetes mellitus. Maak hierbij gebruik van de gezondheidspatronen volgens Gordon.
Aandachtspunt
Oorzaak
Verpleegkundige
interventies
Risico op inadequate
therapiediscipline
Risico op complicaties
Vermoeidheid
Risico op bewustzijnsverlies
en letsel bij hypoglycemie
Vrees voor complicaties
…………………………….
……………………………
……………………………
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
106
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Activiteit 2
Beschrijf:
- De oorzaken van een hypoglykemie en hyperglykemie
- aan welke verschijnselen je een hypoglykemie of hyperglykemie kunt herkennen
- hoe de verpleegkundige moet handelen bij een hypoglycemie - hyperglykemie
Hypoglykemie
Hyperglykemie
Oorzaken
Verschijnselen
Handelen
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
107
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7.2 B Gevolgen van DM- DVD kijken
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student kan de gevolgen van diabetes op lichamelijk,
psychosociaal en maatschappelijk gebied herkennen en
beschrijven aan de hand van een DVD over diabetes Mellitus.
Haal de DVD “BN-ers in de zorg, leven met Diabetes Mellitus” en
stem af wanneer je deze gaat bekijken. Je kunt deze DVD ook via
uitzending gemist bekijken.
Er zijn twee afleveringen gemaakt over “BN-ers in de zorg, leven
met Diabetes Mellitus”
Je kunt deze afleveringen bekijken op:
- http://www.hebikietsgemist.nl/aflevering/57974/nederland1/bn-ers-in-de-zorg-diabetes-fonds/aflevering-1.html
- http://www.hebikietsgemist.nl/aflevering/58076/nederland1/bn-ers-in-de-zorg-diabetes-fonds/aflevering-2.html
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/verplegen van clienten met diabetes mellitus
Thuis/school
Spreek de kijkopdracht na met klasgenoten en docent
1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort
gezondheid en welbevinden (E, F, K, R)
Activiteit
Bekijk de DVD met behulp van de kijkopdracht en beantwoord de vragen
1. Welke gevolgen heeft de diabetes op lichamelijk gebied voor de zorgvragers?
(op korte en lange termijn)
2. Welke gevolgen heeft de diabetes op psychosociaal en maatschappelijk gebied voor de
zorgvragers?
3. Hoe vind je dat de zorgvragers met diabetes mellitus omgaan?
4. Hoe vindt je dat de omgeving met hun ziekte omgaan?
Gevolgen op lichamelijk gebied
Gevolgen op psychosociaal gebied
Gevolgen op maatschappelijk gebied
Hoe gaat zorgvrager met diabetes
mellitus om?
Hoe gaat omgeving met diabetes
mellitus om?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
108
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7.1 PAAF Overzicht hormoonstelsel
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
Je hebt overzicht van het hormoonstelsel.
Neem je boek mee en zorg voor een computer.
Anatomie en fysiologie van de mens
Hoofdstuk hormonaal stelsel
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel en bespreek
vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden. (K)
Activiteit
Vul onderstaand overzicht in.
HYPOTHALAMUS
ADENOHYPOFYSE (…)
Via …
↓
Via …
↓
NEUROHYPOFYSE (…)
DIRECT WERKENDE HORMONEN:
HORMONEN:
1. …
2. …
3. …
GLANDOTROPE
HORMONEN:
1. …
2. …
3. … en …
FUNCTIE:
NAAR KLIER:
Ad 1. …
Ad 2. …
Ad 3. …
Ad 1. …
Ad 2. …
Ad 3. … en …
1. …
2. …
FUNCTIE:
Ad 1. …
Ad 2. …
PRODUCT
Ad 1. … en …
Ad 2. groep: …
Ad 3. … en …
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
109
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7.2 PAAF Het hormoonstelsel
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
Je hebt kennis van het hormoonstelsel
Bestudeer theorie over het hormonaal stelsel
Anatomie en fysiologie van de mens
Hoofdstuk hormonaal stelsel
Theorielokaal/ studieruimte
Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek
vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit
Maak onderstaande vragen.
Vragen
1.
Processen in het lichaam worden neuraal en hormonaal geregeld. Deze 2
systemen werken samen. Waar wordt de verbinding tussen deze 2 systemen
gevormd?
2.
Hormonen worden geproduceerd door klieren. Er zijn 2 soorten klieren,
endocriene klieren en exocriene klieren. Wat is het verschil tussen deze twee?
3.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Noem de klieren van het endocriene systeem en beschrijf de ligging.
Hormonen kunnen ook geproduceerd worden door weefsel. (denk
aan gastrine, geproduceerd door de maag, secretine
geproduceerd door de wand van de twaalfvingerige darm).
4.
Waaruit zijn de meeste hormonen opgebouwd?
5.
Waar worden hormonen weer afgebroken?
6.
…
Hormonen brengen een boodschap over. Zij komen bij hun doelwit orgaan via
7.
Er kunnen tientallen verschillende hormonen in de bloedbaan circuleren, Hoe
is het mogelijke dat een bepaald hormoon ook precies het gewenste effect heeft?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
110
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Klieren van het endocriene systeem.
Hypofyse.
8.
Beschrijf de bouw en ligging van de hypofyse.
9.
1.
2.
Welke 2 hormonen geeft de neurohypofyse af?
ad 1
Wat zijn de prikkels voor afgifte van het hormoon genoemd bij 1?
Waar doet dit hormoon zijn werking?
wat is de werking?
10.
-
ad 2
Wat zijn de prikkels voor afgifte van het hormoon genoemd bij 2?
Waar doet dit hormoon zijn werking?
Wat is de werking?
De adenohypofyse geeft 2 groepen hormonen af:
- direct werkende hormonen of effecthormonen
- glandotrope hormonen
11.
1.
2.
3.
Welke 3 hormonen zijn de direct werkende hormonen?
ad 1
Waar doet dit hormoon zijn werking?
Wat is de werking?
12.
-
ad 2
Waar doet dit hormoon zijn werking
Wat is de werking?
13.
-
ad 3
Waar doet dit hormoon zijn werking?
Wat is de werking?
14 t/m 18.
Welke 4 hormonen zijn de glandotrope hormonen? Waar doen ze hun
werking en wat zijn de effecten?
1.
2.
3.
4.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
111
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Schildklier.
19.
Beschrijf de bouw en ligging van de schildklier.
20.
Wat is de Latijnse benaming?
21.
1.
2.
3.
Wat produceert de schildklier?
22.
Hoe wordt de schildklier gestimuleerd om zijn product af te geven aan de
circulatie?
23. Wat is een belangrijke bouwsteen van het schildklier hormoon?
24.
Wat is de werking van het schildklierhormoon?
Bijschildklier.
25.
Beschrijf de bouw en ligging van de bijschildklier.
26.
Wat is de Latijnse benaming?
27.
Wat produceren de bijschildklieren?
28.
Wat is de werking van het bijschildklierhormoon?
Alvleesklier.
29.
Beschrijf de bouw en ligging van de alvleesklier.
30.
Wat is de Latijnse benaming?
31.
Welk deel produceert hormonen?
32.
1.
2.
Welke hormonen worden daar geproduceerd?
33.
Beschrijf de werking van deze hormonen en hun samenwerking.
34.
Welke pathologie ontstaat als deze werking verstoord is?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
112
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Bijnieren.
35.
Beschrijf de bouw en ligging van de bijnieren.
36.
Wat is de Latijnse benaming?
37.
De bijnieren bestaan uit 2 los van elkaar functionerende
delen.
1.
2.
38.
welke hormonen produceren deze delen en wat is hun
werking?
Ad 1.
a.
b.
c.
Ad 2.
a.
b.
Resterende vragen over geslachtsklieren bespreken we bij het blok “Klinische
zorg”
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
113
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7.3 PAAF Diabetes Mellitus - Oriëntatie opdracht
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
Je hebt kennis van de pathologie diabetes mellitus
Zorg dat je beschikking heb over het boek inwendig
geneeskunde + het boek verplegen van mensen met chronische
somatische aandoeningen.
Zorg dat je theorie hebt bestudeerd over diabetes mellitus
Boek inwendige geneeskunde
Theorielokaal/ studieruimte
Spreek deze activiteit met een medestudent na.
Stel zonodig leervragen aan de docent
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit 1
Maak onderstaande woordspin over diabetes mellitus
Je hebt vast wel eens van de pathologie diabetes mellitus gehoord. Deze aandoening wordt
in de volksmond ook wel suikerziekte genoemd, dit is echter niet de medische naam voor
deze aandoening en zullen we dan ook niet meer gebruiken.
Geef in onderstaande woordspin aan welke woorden er in je gedachten komen bij diabetes
mellitus. (vaak afgekort met D.M.)
diabetes mellitus
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
114
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7.4 PAAF HERHALING SPIJSVERTERING m.b.t. DIABETES MELLITUS
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces/
competentie
Je hebt kennis van de anatomie/fysiologie van het
spijsverteringsorgaan m.b.t. diabetes mellitus.
Zorg dat je beschikking hebt over de boeken en een PC.
Boeken:
- Anatomie en fysiologie van Bastiaansen, hoofdstukken 10 en 7
gaan over de spijsvertering resp. over hormonen.
- “Verplegen van mensen met een chronische somatische
aandoening”.
Thuis, theorielokaal/ studieruimte.
Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel en een
klasgenoot. Stel zo nodig leervragen aan de docent.
1.2 Ondersteunen bij verpleegkundige zorg.
K vakdeskundigheid toepassen.
ACTIVITEIT HERHALING ANATOMIE/FYSIOLOGIE SPIJSVERTERING en HORMONEN
Vul onderstaande nummers zoveel mogelijk uit je hoofd in. De onderstreepte nummers ook
in het Latijn.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
13.
14.
18.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
115
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Zo ook bij onderstaande tekening rechts. Onderstreept nummers ook in het Latijn.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
1
2
8
3
7
4
5
9
6
10
11
Nummer 2, 3 en 4 vormen met elkaar:
Nummer 5 t/m 11 vormen met elkaar:
Voedsel dat door de mond wordt opgenomen wordt mechanisch verkleind, dit gebeurt door
middel van (1) …
Vervolgens wordt het ook chemisch verkleind, dit noemen we ook wel
(2) … ; dat gebeurt door middel van (3) ….
Daarna komt de spijsbrok via de (4) … in de maag terecht. Daar gaat het proces van
verkleinen verder. Vanuit de maag gaat de voedselbrij naar de (5) …
In dit gedeelte van de darm komen twee buizen uit namelijk de (6) … en de …
Via deze twee buizen komen sappen naar de darm die de vertering versnellen.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
116
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Uiteindelijk zijn de voedingsstoffen zo klein verteerd dat ze
opgenomen kunnen worden door de darmwand en
doorgegeven kunnen worden naar (7) …
Via de (8) …ader, worden de voedingsstoffen doorgegeven
naar de (9) ….
Als koolhydraten/zetmeel door het spijsverteringsenzymen
worden verteerd, zal uiteindelijk de voedingsstof (10) … ontstaan.
De bloedsuikerspiegel zal dan (11) toe/af nemen? …
De lever zal proberen de bloedsuikerspiegel tussen normale waarden te houden. Hij zal dat
doen in opdracht van twee hormonen, namelijk (12) … en ….
Deze hormonen worden geproduceerd door de alvleesklier of (13 Latijnse naam) ….
Het gedeelte van de alvleesklier die deze hormonen maken heet (14) ….
De alvleesklier heeft dus een dubbele functie: hij scheidt (15) … af en ….
Wat is de functie van de beide hormonen ten aanzien van de bloedsuikerspiegel? (16)
Welk hormoon zal veel afgegeven worden een bepaalde tijd na het eten? (17)
En welk hormoon zal juist tijdens het sporten afgegeven worden? (18)
Beide hormonen zorgen ervoor dat de lever de bloedsuikerspiegel tussen de 4 en de 8
mmol/liter zal houden.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
117
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7.5 PAAF Diabetes Mellitus I - pathologie
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student heeft kennis van de pathologie diabetes mellitus
Zorg dat je beschikking heb over het boek inwendig
geneeskunde + het verplegen van mensen met chronisch
somatische aandoeningen
Zorg dat je theorie hebt bestudeerd over diabetes mellitus
Boek:
Inwendige geneeskunde
Verplegen van mensen met chronisch somatisch
aandoeningen/hoofdstuk over DM
http://www.diabetesfonds.nl/overzicht/over-diabetes
Thuis, theorielokaal/ studieruimte
Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel en een
medestudent. Stel zonodig leervragen aan de docent
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (K)
Activiteit 1
Maak onderstaande opdracht over diabetes mellitus
Gebruik voor onderstaande vragen het boek inwendige geneeskunde thema: hormonale
aandoeningen en
http://www.diabetesfonds.nl/overzicht/over-diabetes
1.
Welk hormoon is er te weinig bij de pathologie diabetes mellitus?
2.
Wat heeft dit tot gevolg?
3.
Welke soorten diabetes mellitus worden er onderscheiden?
4.
Wat is het verschil tussen de 2 meest belangrijke typen?
5.
Wat gebeurt er met de bloedsuikerspiegel als er geen insuline wordt afgegeven?
6.
Noem 3 oorzaken voor DM type I.
7.
Welk orgaan laat nu glucose het lichaam verlaten?
8.
Als er op deze wijze glucose het lichaam verlaat, wat wordt er dan automatisch door
de glucose mee genomen het lichaam uit?
9.
Wat zal een DM zorgvrager dus veel gaan doen? (2 reacties)
10.
Wat zijn hier de medische termen van?
11.
Noem nog 2 verschijnselen die naast bovenstaande reacties gesignaleerd worden.
Doordat er te weinig glucose in de cellen is om te verbranden om energie te verkrijgen
gaat het lichaam een andere stof verbranden.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
118
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
12.
Welke voedingsstof gaat het lichaam van een DM zorgvrager dan verbranden?
13.
Wat is het gevolg daarvan voor het bloed?
14.
Wat zijn de gevolgen hiervan als er geen behandeling wordt
gegeven?
15.
Welke onderzoeken kunnen er gedaan worden om DM vast te
stellen?
16.
Wat is de behandeling van DM type I?
17.
Waartussen moet een evenwicht gevonden worden?
18.
Hoe worden de medicijnen toegediend en waarom moet dit op deze manier?
19.
Hoe wordt DM type II ook wel genoemd?
20.
Maken deze zorgvragers insuline?
21.
Wat zijn oorzaken voor DM type II?
22.
Wat zijn de eerste symptomen van type II?
23.
Wat is de behandeling van DM type II?
24.
Wat is een hyperglykemische coma en wat is de behandeling?
25.
Wat is een hypoglykemische coma en wat is de behandeling?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
119
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
26.
Noem de verschijnselen van een hypo- en een hyperglycaemie?
27.
Noem een aantal lange termijn gevolgen van DM.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
120
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7.6 PAAF DIABETES MELLITUS II - pathologie
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandeling
en complicaties van Diabetes Mellitus beschrijven.
Neem je boeken mee en zorg voor een computer.
Boek “Verplegen van mensen met een chronisch somatische
aandoening”, thema 3, hoofdstuk 3 tot 3.2.
Boek inwendige geneeskunde.
Sites, o.a.:
www.diabetes.dvn.nl
Theorielokaal/ studieruimte/thuis.
Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en
onduidelijkheden met medestudenten en met de inhoudsdeskundige.
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en
welbevinden (K)
Maak voor de beantwoording van de volgende vragen gebruik van boek “Verplegen van
mensen met een chronische somatische aandoening” of maak van andere informatiebronnen
gebruik, bijvoorbeeld de site van de diabetesvereniging Nederland: www.diabetes.dvn.nl .
1.
Welke twee soorten diabetes zijn er en noem drie verschillen tussen deze beide
vormen.
-
-
-
-
-
-
2.
Kun je verklaren waarom in deze tijd diabetes zoveel voorkomt?
Schrijf minstens drie factoren op.
-
3.
Noem drie verschijnselen die erop zouden kunnen wijzen dat een zorgvrager
diabetes heeft.
-
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
121
BC CHRONISCH 1516
4.
Niveau gevorderd 1
Iemand met een ontregelde suikerziekte kan een hyperglykemie [plaatje links] of een
hypoglykemie [9 plaatjes rechts] krijgen. Noem van elk een drietal oorzaken.
OORZAKEN ‘HYPER’
OORZAKEN ‘HYPO’
-
-
5.
Bij iemand met insulineafhankelijke diabetes mellitus moet de hoeveelheid insuline,
die wordt gespoten soms worden aangepast. Moet in de volgende situaties
méér/minder/evenveel worden gespoten als/dan anders? Verklaar je antwoord.
a. koorts;
b. bedlegerigheid
c. volksdansen
d. infectie
6.
Op welk tijdstip van de dag is de bloedspiegelbepaling het meest betrouwbaar?
7.
Onrust, zweten, bibberen en bleek zien zijn tekenen van een ……………………
8a.
Wat is ook alweer de ademhaling volgens Kussmaul?
8b.
Verklaar waarom deze ademhaling kan optreden bij zorgvragers met een ontregelde
diabetes.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
122
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7.1 VDL Voeding en diabetes
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student krijgt inzicht in de relatie tussen voeding en diabetes
door het maken van de vragen bij de casussen
Bestudeer theorie over zorgvragers met diabetes mellitus
Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische
aandoeningen/verplegen van clienten met diabetes mellitus
OLC, leslokaal
Bespreek de uitwerkingen van de casussen met de
inhoudsdeskundige
1.2
Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid
en welbevinden (E, F, K, R)
Activiteit
Maak de vragen bij de casussen.
Casussen diabetes:
Meneer Bos 75 jaar , 180 cm en 82 kg; woont samen met zijn vrouw in een aanleunwoning
van een zorgcentrum. Hij heeft acht jaar diabetes mellitus, gebruikt orale anti-diabetica (2 per
dag) en diabetes dieet. De laatste tijd is meneer Bos moe, wil vroeg naar bed, maar dan
wordt hij laat op de avond bijzonder onrustig en opvliegend tegen zijn vrouw en de
verpleging als die komt kijken.
1. Wat zou er aan de hand kunnen zijn?
2. Hoe kun je dit verder onderzoeken?
3. Welke interventies ga je plannen?
4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest?
Mevrouw Rood 80 jaar 167 cm en nu 68 kg; is alleen en woont zelfstandig in een niet
gelijkvloerse woning. Ze heeft drie jaar diabetes en geen verdere medicatie hiervoor
gekregen, wel heeft ze een dieet om af te vallen (3 jaar geleden). Mevrouw heeft haar been
gestoten en heeft nu een grote wond aan haar been die slecht geneest en waardoor ze
moeizaam loopt. De buurvrouw zorgt nu voor een warme maaltijd en verder ligt ze graag
boven op bed te rusten. Wel drinkt ze voldoende melk en vruchtensap met de warmte, dat is
gemakkelijk, want daarvoor hoeft ze niet naar beneden te lopen om koffie of thee te maken.
1. Wat zou er aan de hand kunnen zijn?
2. Hoe kun je dit verder onderzoeken?
3. Welke interventies ga je plannen?
4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest?
Mevrouw Zalk 70 jaar, 1,60 en 73 kg woont in een verzorgingscentrum en ze heeft sinds
kort diabetes en krijgt hiervoor 4 tabletten orale anti-diabetica per dag. Ze drinkt elke avond
vier borreltjes jonge jenever en vraagt zich af of ze dit nu nog kan blijven doen?
1. Welke interventies ga je plannen?
2. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
123
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Meneer Boterenbrood 68 jaar, 179 cm en 82 kg; woont in een verzorgingscentrum en heeft
vanaf kinderleeftijd diabetes en gebruikt hiervoor insuline injecties 2x per dag (mixtard) en
een diabetes dieet. Een maal in de vier weken wordt er een dagcurve gemaakt om te zien
hoe de bloedsuikerregulatie is. Meneer kan dit geheel zelfstandig uitvoeren. Meneer
Boterenbrood is de laatste dagen helemaal niet lekker en het lukt hem niet zijn dieet te
volgen. Als ontbijt krijgt hij: 2 sneden brood besmeerd met dieethalvarine. Een met zoet
beleg en een met hartig beleg. Verder een kop koffie zwart.
1. Stel een vloeibaar ontbijt samen voor meneer Boterenbrood.
Aanwijzing: bereken hoeveel koolhydraten hij normaal gebruikt.
Het vloeibare ontbijt moet ongeveer evenveel koolhydraten bevatten.
Meneer en mevrouw Fort, beiden 65 jaar, zijn vrijwiligers voor het rijden van maaltijden van
tafeltjedekje. Meneer Fort heeft diabetes en gebruikt hiervoor 2 orale anti-diabetica tabletten
per dag en een diabetes dieet. Vandaag zijn ze laat, omdat er een klant is gevallen bij het
openen van de deur. Ze hebben gewacht tot de arts ter plaatse was voor ze verder gingen
met bezorgen van maaltijden. Meneer Fort zakt tot overmaat van ramp ook in elkaar.
1. Wat zou er aan de hand kunnen zijn?
2. Hoe kun je dit verder onderzoeken?
3. Welke interventies ga je plannen?
4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest?
Mevrouw Klop, 89 jaar, 1,55 en 80 kg; woont in een verpleeghuis, is dementerend en heeft
diabetes waarvoor ze geen medicatie heeft gekregen, maar wel een dieet om af te vallen. Ze
wordt geregeld bezocht door een diacones van de kerk die iets lekkers voor haar meeneemt
en geniet daar zichtbaar van. De diacones vraagt aan jou wat voor tussendoortjes ze kan
meenemen voor mevrouw Klop.
1. Wat adviseer je haar? Noem een paar voorbeelden.
Meneer Nootdorp 57 jaar 190 cm 110 kg; De kinderen zijn al het huis uit en meneer woont
samen met zijn vrouw. Hij heeft diabetes vanaf kinderleeftijd en gebruikt insuline injecties 2x
per dag (mixtard). Hij heeft diabetes dieet, maar vond dit moeilijk te combineren met zijn
werk als vrachtwagenchauffeur. Meneer Nootdorp heeft onlangs een groot hartinfarct gehad
en voor revalidatie gaat meneer ’s morgens naar cardio- fitnes onder begeleiding van een
fysiotherapeut. Om 12 uur komt dhr. Terug op afdeling zwetend, bleek en doodop en hij
reageert verward op jouw vragen.
1. Wat zou er aan de hand kunnen zijn?
2. Hoe kun je dit verder onderzoeken?
3. Welke interventies ga je plannen?
4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
124
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
Marion Stolk is 13 jaar, 165 cm en 52 kg. Ze woont bij haar ouders en gaat naar dagelijks
naar school VMBO theoretische leerweg op de fiets (10 km). Ze heeft net diabetes gekregen
en daarbij is een hyperglycaemie van 27 mmol/l geconstateerd. Marion gaat ingesteld
worden op 4x insuline spuiten per dag en krijgt een dieetadvies.
1. Marion heeft vragen aan jou over sporten en insuline en voeding. Hoe leg je aan Marion
uit wat de invloed van sporten is op haar bloedsuikerregulatie?
2. Op haar dieetlijst staat geen chips en chocolade. Ze vraagt aan jou of ze dat dan nog wel
mag eten. Wat antwoord je haar.
3. Het ziekenhuis trakteert ’s morgens op appelgebak. Ook dat staat niet op de dieetlijst van
Marion. Wel staat er: om 10 uur een stuk fruit en een beker melk. Bij Marion zijn we nog
bezig om haar in te stellen op insuline. Wat adviseer je haar?
Aanwijzing: bereken hoeveel koolhydraten ze normaal gebruikt.
Het alternatief (gebak) dat ze wil moet ongeveer evenveel koolhydraten bevatten
4. Marion vind het best ingewikkeld. Ze vraagt of het altijd zo rekenen met koolhydraten blijft
als ze iets anders wil eten of drinken dan op haar dieetlijst staat, bijvoorbeeld met een feestje
of als ze uit eten wil. Wat leer je haar voor de thuissituatie?
Mevrouw Jansen 68 jaar 175 cm en 73 kg. Ze is nu opgenomen in het ziekenhuis vanwege
een kaakoperatie. Ze heeft diabetes gebruikt hiervoor 6 orale anti-diabetica per dag en een
diabetes dieet. Op dit moment is zij ziek, ze heeft koorts en eet nauwelijks.
1. Van welk potentieel probleem is hier sprake?
2. Hoe kun je dit verder onderzoeken?
3. Welke interventies ga je plannen?
4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest?
Test diabetes en voeding
Juist - onjuist vragen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Een diabeet mag geen suiker in de koffie of de thee gebruiken.
Een dagcurve geeft de gemiddelde bloedglucose regulering aan.
Alcohol kan een diabeet gebruiken in combinatie met toastjes.
Ongezoet vruchtensap mag een diabeet onbeperkt gebruiken
Zoetstof gebruiken in koffie en thee is onzin voor een diabeet
Diabeten wordt geadviseerd dieethalvarine te gebruiken.
Bij misselijkheid hoeft een diabeet niet te eten
Suikervrije chocolade is beter dan gewone chocolade voor een diabeet.
Stress verlaagt het bloedglucose gehalte
Voor beweging moet een diabeet extra koolhydraten eten en/of drinken.
Als een diabeet ziek is stijgt het bloedsuiker.
De HBA1C-waarde geeft een gemiddelde van de bloedglucose van de
voorgaande 3 maanden
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
125
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
7.1 C Patientenvoorlichting en instructie geven
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft instructie gegeven aan een zorgvrager met
diabetes mellitus
Bestudeer theorie over tertiaire preventie en
patiëntenvoorlichting. Lees deze activiteit goed door en stel vast
wat er van je wordt verwacht
Boek; Voorlichting, advies en instructie/patiëntenvoorlichting
Tertiaire preventie
Patiëntenvoorlichting
School/thuis
Evalueer de rollenspelen met behulp van de feedbackformulieren
1.6
Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L)
Activiteit 2
Geef in een rollenspel patiënteninstructie (14 stappenplan) aan een zorgvrager met diabetes
mellitus.
Werkwijze
- Vorm een subgroep van maximaal 4 personen
- Kies onderstaande casus of bedenk zelf een casus uit de praktijk.
- Bespreek hoe je het gesprek met de zorgvrager gaat aanpakken
- Geef in een rollenspel voorlichting aan de zorgvrager a.d.h.v. het voorlichtingsplan.
- Evalueer het gesprek met behulp van C1 feedbackformulier patiënteninstructie geven
Neem onderstaande punten ook mee in de evaluatie:
o Wordt er rekening gehouden met de zorgvrager?
o Sluit de instructie goed aan bij de zorgvrager?
o Wordt het doel duidelijk uitgelegd en wordt er een goede instructie gegeven?
o Wordt er ruimte gegeven tot vragen stellen?
o Evalueert men met de zorgvrager?
Geef spuitinstructie aan een zorgvrager met Diabetes Mellitus
Na het stellen van de diagnose diabetes mellitus type 1 staat de wereld van de client op zijn
kop. De client zal zichzelf moeten leren injecteren. Hoe mensen leren zichzelf te injecteren is
een verpleegkundige taak.
Situatiebeschrijving
Ellen is 18 jaar. De laatste tijd voelt ze zich niet zo lekker. Ze is erg moe, heeft extreem veel
dorst en plast veel. Met deze klachten gaat Ellen naar de huisarts. Er wordt bloedonderzoek
gedaan. Haar bloedsuiker is veel te hoog. Ellen wordt doorgestuurd naar de internist die de
diagnose diabetes mellitus stelt. Ze moet gaan starten met het spuiten van insuline. Ellen
ziet hier erg tegenop.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
126
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
8.1 B Continuïteit en coördinatie van zorg
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student kan in eigen woorden vertellen wat wordt bedoelt
met continuïteit en coördinatie van zorg en hiervan praktische
voorbeelden geven.
Bestudeer theorie over: de zorg coördineren
(deze informatie kun je ook op het portaal vinden)
Onderzoek in je eigen BPV instelling op welke wijze de zorg
wordt gecontinueerd en gecoördineerd.
Boek De zorgverlening coördineren en evalueren.
Thema 2 De zorg coördineren.
Thuis/School
Kijk deze activiteit na met behulp van het boek en het
antwoordmodel.
1.8
Coördineert de zorgverlening
(A, F, Q)
Activiteit 1
Bestudeer theorie en beantwoord de vragen.
1.
2.
3.
4.
Wat is continuïteit van zorg, geef hiervan een aantal concrete voorbeelden
Wat is coördinatie van zorg, geef hiervan een aantal concrete voorbeelden
Wat is het doel van continuïteit en coördinatie van zorg?
Wat is het belang van coördinatie van zorg voor een goede zorgverlening aan de
zorgvrager?
5. Leg uit waarom de verpleegkundige een spilfunctie vervult bij het coördineren van zorg.
Activiteit 2
Lees de casus en beantwoord de vragen
Meneer Mulder wordt in het ziekenhuis behandeld voor longkanker. Hij is opgenomen omdat
hij het met de hete, drukkende zomerdagen erg benauwd had. Daardoor ging ook het eten
en vooral het doorslikken heel moeilijk. Vaak moest hij daarom met eten geholpen worden.
Nu het wat beter gaat en het wat minder warm is, worden er plannen gemaakt zodat hij weer
naar huis kan. Omdat hij alleen woont, wordt met familie overlegd welke vormen van zorg en
hulp noodzakelijk zijn. Meneer Mulder zal in ieder geval thuis nog enkele weken extra
zuurstof moeten hebben. Ook is er hulp nodig bij het koken van eten, in de huishouding en
bij het doen van boodschappen. Het is nog onduidelijk of hij weer in een conditie is om
zichzelf naar behoren te verzorgen en ook het eten blijft een punt van aandacht.
1. Inventariseer welke vormen van zorg en hulp georganiseerd moeten worden voordat
meneer Mulder naar huis kan.
2. Geef aan wie of welke instelling voor welke vorm van zorg, hulp of ondersteuning het
beste zou kunnen zorgdragen.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
127
BC CHRONISCH 1516
Niveau gevorderd 1
8.2 B Verpleegsystemen
Resultaat
Praktische voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
Competentie
De student heeft:
- beschreven wat verstaan wordt onder:
* functioneel of taakgericht verplegen;
* teamverplegen;
* geïntegreerd verplegen en eerstverantwoordelijk
verpleegkundige (EVV);
- de voor- en nadelen van de bovengenoemde
verpleegvormen beschreven
Verzamel informatie over de verschillende
organisatievormen (verpleegsystemen) van verplegen
Boek De zorgverlening coördineren en evalueren.
Thema 2 De zorg coördineren
Thuis/school
Nabespreking op resultaat in de klas
1.8
Coördineert de zorgverlening
(A, F, Q)
Activiteit 1
Verzamel informatie over de verschillende organisatievormen van verplegen en breng ze in
kaart met behulp van de vragen en het schema
Vragen:
1. Wat wordt bedoelt met:
- Functioneel of taakgericht verplegen
- Teamverpleging
- Geïntegreerd verplegen
- Eerste verantwoordelijke verpleegkundige (EVV)
2. Breng met behulp van het schema (op de volgende bladzijde) in kaart:
- de voor- en nadelen van de organisatievorm van verplegen
- de gevolgen voor de zorgvrager
- de gevolgen voor de rol en taken van de verpleegkundige
3. Binnen welk verpleegsysteem zou jij als verpleegkundige het liefst willen werken?
Leg uit waarom dit systeem jouw voorkeur heeft.
4. In welk verpleegsysteem wordt volgens jou de coördinatie van zorg het best uitgevoerd?
Motiveer je antwoord.
Activiteit 2
Lees de casus en beantwoord de vraag.
De 79-jarige mevrouw Sinnema is herstellende van een CVA (cerebrovasculair accident).
Binnenkort mag ze weer naar huis. Voordat het zover is moet er een wijkverpleegkundige en
de thuiszorg geregeld worden, want ze heeft hulp nodig in het huishouden, bij
medicijngebruik en lichamelijke verzorging. Ook haar zoon en dochter bieden aan mevrouw
Sinnema bij thuiskomst te helpen, maar zijn onzeker of ze daar wel toe in staat zijn en
vragen zich af of moeder niet te snel naar huis komt.
1. Hoe zou jij deze situatie als eerstverantwoordelijk verpleegkundige aanpakken?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Opleiding tot MBO verpleegkundige
128
Organisatie van de
verpleegkundige
zorg
Functioneel of
taakgericht
verplegen
Teamverpleging
Geïntegreerd
Verplegen
Eerste
verantwoordelijke
verpleegkundige
Voordelen
Nadelen
Gevolgen voor de
zorgvrager
Gevolgen voor de rol en
taken van de
verpleegkundige
Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke
Niveau gevorderd 1
8.3 B Werkplanning maken
Resultaat
Praktische
voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces
competentie
De student kan:
- een werkplanning maken, rekening houdend met de te
besteden tijd, het verpleegplan en de wijze waarop de zorg
georganiseerd wordt;
- prioriteiten stellen
Bestudeer theorie over het maken van een werkplanning
Boek De zorgverlening coördineren en evalueren/Een
werkplanning maken
Thuis/School
Bespreek activiteit 1 en 2 na met klasgenoten en m.b.v. het
antwoordmodel.
1.8
Coördineert de zorgverlening
(B, E, Q)
Activiteit 1
Op de afdeling waar je stage loopt of hebt gelopen, maakten de verpleegkundigen ook
gebruik van een werkplanning. Je kunt ook een werkplanning op internet zoeken.
Maak naar aanleiding van deze werkplanningen uit de praktijk de onderstaande vragen:
1. Hoe ziet de werkplanning van de verpleegkundige er in de praktijk uit?
2. Welke werkplanning is het meest uitgebreid? Kun je verklaren waarom?
3. Noem minstens drie voordelen van het gebruik van werkplanningen in de praktijk?
4. Welke gegevens heb je nodig om op je stageplek een efficiënte werkplanning te kunnen
maken?
5. Welke competenties en prestaties moet je ontwikkelen om je werkzaamheden goed te
leren plannen? Maak een sterkte-zwakte analyse van jezelf.(bijvoorbeeld een SWOT
analyse)
6. Hoe leer je efficiënt en effectief werkzaamheden plannen en organiseren? Noteer tips en
trucs die je kunnen helpen om deze vaardigheid snel onder de knie te krijgen
Activiteit 2
Maak a.d.h.v. een casus een werkplanning die efficiënt en effectief is
1. Lees de situatie ‘een ochtend in het ziekenhuis’ aandachtig door
2. Maak een planning voor Daan en Daan die efficiënt en effectief is . De werkzaamheden
moeten lopen van 08.00 uur tot 12.00 uur. Alle patiënten moeten dan verzorgd zijn en de
noodzakelijke werkzaamheden verricht. Bij het opzetten van je werkplanning maak je
gebruik van de volgende stappen:
- Stap 1: Je inventariseert welke activiteiten je moet doen, je maakt een inschatting
hoeveel je kwijt bent per activiteit
- Stap 2 Je brengt een volgorde aan in de uit te voeren activiteiten: je stelt prioriteiten
3. Verdeel na stap2 de werkzaamheden tussen Daan en Daan. Bekijk wat ze samen doen
en wat ieder zelfstandig uitvoert.
4. Er zijn verschillende keuzen voor deze werkplanning mogelijk, die allemaal effectief
kunnen zijn. Wissel daarom de verschillende werkplanning uit tijdens een nabespreking
met groepsgenoten. Inventariseer de verschillen en overeenkomsten. Geef elkaar tot slot
zoveel mogelijk tips om een goed werkplanning te maken
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
130
Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke
Niveau gevorderd 1
Situatie: Een ochtend in het ziekenhuis
Het is acht uur ’s ochtend op de afdeling algemene chirurgie in het ziekenhuis. In de gang
van de afdeling heerst een chaotische drukte. De ontbijtkar staat overal in de weg,
patiënten lopen in de ochtendjas door de gang, verpleegkundigen lopen met snelle tred:
po’s en waskommen in de hand. De geur van koffie wordt overstemd door die van
aftershave en zeep.
‘Nou, Daan, maak je borst maar nat, het wordt lekker druk vandaan’. Daan,
verpleegkundige, pakt een stapel verpleegdossiers, en slaat het bovenste open.
‘Kamer 301, 302 en 303 zijn voor ons vandaag’, vervolgt hij, ‘waar zullen we beginnen?’.
Ik sta hier nog maar drie dagen, maar ik wil wel proberen een planning te maken, dat is ook
één van mijn praktijkactiviteiten’, zegt Cara, leerling-verpleegkundige in gevorderde fase 1.
‘Je zegt het met toch wel als het niet helemaal klopt?’ ‘Tuurlijk, laat maar horen hoe je het
aan wilt pakken. Je hebt er vast meer kijk op, heb ik gisteren in de avonddienst gemerkt’.
Daan vervolgt:’ Het wordt vast spitsuur dadelijk. Eerst de zaken maar eens op een rijtje
Zetten. Op kamer 301, bed 1 ligt meneer van Zelst, hij krijgt vandaag een galblaasoperatie.
Ik zag hem net al naar de badkamer gaan. Om half negen moeten we hem zijn premedicatie toedienen, om negen uur moet hij op de OK zijn.
Bed 2 is leeg, maar daar komt vanmiddag een opname.
Bed 3, meneer Yilmaz, is gisteren geopereerd aan een liesbreuk, die helpen we zo dadelijk
met de wasbeurt op bed, dan kan hij daarna even lopen en op de stoel zitten.
Bed 4, Rob Oudshoorn, hij verzorgt zichzelf. De chirurg zal vandaag tijdens de visite de
verbanden verwijderen, ik ben benieuwd hoe de huidtransplantatie er uitziet. Hem moeten
we daarna opnieuw verbinden
Op kamer 302, bed 1, ligt mevrouw Smit. Eergisteren een mamma-amputatie gehad. Ze
heeft vannacht heel slecht geslapen en veel gehuild. We verzorgen haar op bed en daarna
helpen we haar op de stoel. Eraan denken dat we echt bij haar zitten om met haar te
praten.
In bed 2 ligt mevrouw de Silva, ze is gisteren opgenomen en krijgt vandaag een
borstbesparende operatie. Ik heb haar net naar de OK gebracht.
Bed 3, mevrouw Bronkhorst, die zag ik net al naar de doucheruimte vertrekken. Zo’n
dapper mens, ze weet dat haar darmkanker ongeneeslijk is en toch is ze de vrolijkheid zelf!
Ik vraag me soms af of het allemaal wel goed tot haar is doorgedrongen. Toch straks even
navragen hoe ze zich voelt.
In bed 4 ligt de oude mevrouw Van de Brink. Drie dagen geleden aan haar galblaas
geopereerd. Haar mobilisatie verloopt niet volgens schema, maar ze is wel 85 jaar. Eens
kijken of we haar aan de wastafel kunnen helpen met verzorgen en bekijken wat ze zelf
alweer kan doen.
En dan hebben we kamer 303, meneer Magnolia. Hij was zo verward vannacht dat ze hem
apart hebben gelegd, want hij hield de hele zaal wakker. Hij slaapt nog, wat denk je, zullen
we hem nog even laten liggen? Straks kunnen we hem dan douchen en daarna de
hechtingen verwijderen.
Ik geloof dat de chirurg tegen elf uur visite komt lopen. Gelukkig zorg Anja, de
afdelingsassistente voor het opmaken van de bedden enzo, dus daar hebben we geen
omkijken naar.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
131
Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke
Niveau gevorderd 1
9.1 C Groepsdynamiek bevorderen
Leerdoel
Praktische voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces en
Competentie
De student kan omschrijven welke maatregelen hij kan nemen
om een goede groepsdynamiek te bevorderen
Internet
Thuis/school
Evalueer je antwoord in een groepje van maximaal vier
medestudenten
1.5
Begeleiden van een groep (C, D)
Activiteit
Wanneer een groep goed functioneert is er een aantal kenmerken die daarbij opvallen. De
manier waarop groepsleden op elkaar reageren noemt men groepsdynamiek. Bij een goede
groepsdynamiek zijn vier kenmerken te onderscheiden, nl.:
- sfeer
- interactie
- resoneren
- rolpatronen
Jij bent werkzaam als verpleegkundige op een kleinschalige groep binnen een verpleeghuis.
De groep is (zoals iedere andere groep) onderhevig aan veranderingen. Je wilt een goede
groepsdynamiek bevorderen.
Noem per kenmerk minimaal drie maatregelen die dit kan bevorderen.
Nadere uitleg vier kenmerken
Sfeer
Sfeer is moeilijk te definiëren, het wordt ervaren via de zintuigen. Vaak kun je als je ergens
binnenkomt meteen de sfeer in een groep voelen. Bepaalde geuren, kleuren en geluid
kunnen een sfeer versterken. Bijv. de geur van koffie of warme appeltaart uit de oven
wekken de sfeer van gezelligheid. Ook aanrakingen en strelingen kunnen de sfeer
beïnvloeden.
De sfeer kan heel gemakkelijk veranderen. Stel dat een aantal geriatrische zorgvragers
samen in een ruimte zitten. De muziek staat zachtjes aan, enkele zorgvragers zitten te
kaarten, de sfeer is goed, rustig en iedereen is tevreden. Dan wordt ineens 1 van de
zorgvragers agressief, ze gooit pardoes de tafel om. Iedereen schrikt, de sfeer is ineens
helemaal omgeslagen.
Een professioneel verpleegkundige kan sfeer maken, naar haar hand zetten en creëren.
Daarbij is het belangrijk de individuele zorgvrager geobserveerd worden. Wanneer iemand
de sfeer dreigt te bederven, kan de verpleegkundige hierop inspringen door even extra
aandacht te besteden aan de zorgvrager, een praatje te maken. Het beïnvloeden en creëren
van sfeer is een zeer subtiel gebeuren.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
132
Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke
Niveau gevorderd 1
Interactie
Chronisch zieke zorgvragers leven soms grotendeels in hun eigen wereldje, door toedoen
van ziekten. Daarom is het van belang om interactie te stimuleren. Als zorgvragers met
elkaar praten over hun situatie, herkennen ze bepaalde zaken en kunnen zij zich enigszins
steunen. De zorgvragers zijn dan even geen zorgvragers maar gewoon leeftijdgenoten in
gesprek. Het contact met leeftijdgenoten is anders dan met de verpleegkundige. De
verpleegkundige kan het contact tussen groepsleden stimuleren. Een manier om dat te doen
is bijvoorbeeld om een gesprek met een zorgvrager te beginnen en vervolgens een andere
zorgvrager in het gesprek te betrekken.
Resoneren
Resoneren betekent dat de verpleegkundige het groepsproces zijn gang laat gaan. De
zorgvragers moeten in een groep gestimuleerd worden. In principe observeert de
verpleegkundige de groep en de individuele groepsleden. Als de verpleegkundige merkt dat
er iets niet goed gaat, grijpt ze in.
Rolpatronen
Ieder groepslid heeft een bepaalde plaats in de groep. Er zijn zorgvragers die veel aandacht
vragen en zorgvragers die juist heel onopvallend zijn, of zorgvragers die vaak mopperen, of
juist grapjes maken. Als verpleegkundige kan het goed zijn om alle rollen van de
verschillende groepsleden in kaart te brengen. Iedereen zou een rol moeten hebben die bij
hem past. Soms komt een persoon in de groep niet volledig tot zijn recht binnen een groep.
Door de rollen in kaart te brengen, kan duidelijk worden dat de huidige rol niet past.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
133
Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke
Niveau gevorderd 1
9.2 C Integreren in een nieuwe groep-groepsontwikkeling
Leerdoel
Praktische voorbereiding
Theorie
Locatie
Evaluatie
Werkproces en
competenties
De student kan de zorgvrager ondersteunen bij het doorlopen
van de verschillende fases wanneer een nieuwe zorgvrager in
een bestaande groep komt
Lees informatie over groepsontwikkeling
Internet
Thuis/school
Kijk de opdracht na aan de hand van het antwoordmodel
1.5
Begeleiden van een groep (C, D)
Activiteit 1
Beschrijf wat je zou doen om een nieuw groepslid te helpen tijdens de verschillende fases
om te integreren in een bestaande groep. Er zijn vier fases te onderscheiden, nl.:
- wenfase
- aanpassingsfase
- kritieke fase
- acceptatiefase
Werkwijze:
- Lees de uitleg van de verschillende fases
- Bedenk per fase wat je kunt doen om de zorgvrager te begeleiden bij het
integratieproces.
- Schrijf per fase op wat je kunt doen. Minimaal een half A-viertje per fase.
- Beantwoord de reflectie vragen
Reflectie:
- Per fase heb je iets bedacht wat je kunt doen om de zorgvrager te begeleiden. Geef aan
wat jij makkelijk of moeilijk vindt bij het uitvoeren van deze begeleiding.
(Wat zijn valkuilen of kwaliteiten van jezelf?)
- Wat zou je nog willen leren om dit heel goed te kunnen doen? Noteer dat voor jezelf en
plan een actie om dit te gaan leren.
Uitleg van de verschillende fases:
Wenfase
Tijdens de wenfase oriënteert de nieuwe zorgvrager zich op de groep. De zorgvrager
bestudeert de andere zorgvragers: hoe de andere zorgvragers met elkaar omgaan, welke
sociale regels er gelden en wie met wie omgaat. Verder neemt de zorgvrager kennis van het
dagprogramma, de regels die de afdeling heeft en maakt hij kennis met de verzorgende op
de afdeling.
De wenfase wordt eigenlijk afgesloten op het moment dat de zorgvrager accepteert dat hij bij
deze groep hoort. Sommige zorgvragers zijn blij weer onder de mensen te zijn, anderen
zorgvragers voelen zich gedwongen tot een verandering waar ze nog lang niet aan toe
waren. Naarmate de weerstand over de nieuwe situatie hoger is, zal het langer duren
voordat de zorgvrager de aanpassingsfase heeft bereikt.
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
134
Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke
Niveau gevorderd 1
Aanpassingsfase
In de aanpassingsfase zal de zorgvrager zijn gedrag aanpassen aan de groep. De
zorgvrager benadert de groep. De nieuwe zorgvragers zullen vragen gaan stellen,
observeren, meedoen, reacties afwachten van de anderen uit de groep, hun gedrag daarop
weer afstemmen. Soms wil een groep een nieuwe zorgvrager niet toelaten. Hier kunnen
verschillende redenen voor zijn. Als een zorgvrager overlijdt, kan dit een groot verlies
betekenen voor de andere zorgvragers. Ze kunnen er vervolgens moeite mee hebben dat de
plaats opgevuld wordt met een nieuwe zorgvrager. Een andere reden kan zijn dat de
zorgvrager zich op een verkeerde manier opstelt.
Kritieke fase
In deze fase wordt een plekje veroverd in de groep. In de groep heerst voor de komst van
een nieuwe zorgvrager een bepaald evenwicht. Evenwicht in een groep houdt in dat alle
groepsleden tevreden zijn met de relaties tussen de groepsleden en de rol die zij innemen in
de groep. Sommige mensen vinden dat zij in een groep meer te vertellen hebben dan
anderen. De komst van een nieuwe zorgvrager kan dit evenwicht uit balans brengen. In deze
fase kunnen makkelijk conflicten ontstaan. De verzorgende zal de hele groep dan ook
nauwlettend in de gaten moeten houden. Welke invloed heeft de komst van een nieuw
groepslid op de andere groepsleden? Het is mogelijk dat een nieuw groepslid iemand anders
van zijn plek verdringt.
Acceptatiefase
Nadat de kritieke fase is doorlopen, heeft het nieuwe groepslid een plaatsje binnen de groep
verworven. Het evenwicht in de groep herstelt zich.
Niet elke zorgvrager heeft evenveel tijd nodig voor de verschillende fases. Sommige
zorgvragers zullen bijvoorbeeld heel veel moeite hebben om te wennen aan de verandering,
terwijl andere zorgvragers meer moeite hebben om zich aan te passen. Het proces om deel
uit te gaan maken wordt grotendeels bepaald door de nieuwe zorgvrager. De verzorgende
heeft echter een heel belangrijke ondersteunende, signalerende en sturende rol, voor zowel
de nieuwe zorgvrager als de andere groepsleden.
Activiteit 2
Er zijn verschillende modellen die beschrijven hoe groepsontwikkeling in zijn werk gaat. Zoek
informatie op internet over deze verschillende modellen. Welke overeenkomsten zijn er?
Welke verschillen zie je?
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
135
Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke
Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg
Niveau gevorderd 1
136
Download