OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK B en C CHRONISCH ZIEKE ZORGVRAGER Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: BC CHRONISCH 1516 Fase: Gevorderd 1 Naam Student:…………………. BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Chronische zieke zorgvrager Ondersteuningsmagazijn School Overzicht activiteiten Beroepstaak B en C CHRONISCH ZIEKE 1. Orientatie Chronisch zieke zorgvrager B 1.1 Orientatie Chronisch zieken 1.2 Kenmerken Chronisch zieken 1.3 Job aid Chronisch zieke 1.4 Ervaringsdeskundige MEE C 1.5 Autonomie en Empowerment 1.6 Coping en copingstijlen 2. Zorgvrager met CVA B 2.1 Gezondheids- en bestaansproblemen na een CVA 2.2 Verplegen van een zorgvrager met een CVA 2.3 Neurorevalidatie na een CVA 2.4 Opname van een chronisch zieke zorgvrager 2.5 Opnamegesprek chronisch zieke zorgvrager VDL 2.1 CVA en voeding PAAF 2.1 Basiskennis hersenen 2.2 CVA orientatie/kijkactiviteit/mindmap 2.3 CVA opdracht 2.4 CVA folder 2.5 Zelftest hersenen 2.6 Bloedrukregulatie en nieren 2.7 Circulatie herhalingsopdracht 2.8 Circulatie lymfatisch systeem 2.9 Bloedgroepen en rhesusfactor C 2.1 Begeleidingsgesprek zorgvrager met CVA 3. Zorgvrager met chronisch hartfalen B 3.1 Verplegen van zorgvragers met chronisch hartfalen 3.2 Verpleegplan opstellen bij chronisch hartfalen PAAF 3.1 Chronisch hartfalen I 3.2 Chronisch hartfalen II 3.3 Zelftest chronisch hartfalen C 3.1 Begeleidingsgesprek zorgvrager met chronisch hartfalen 4. Zorgvrager met Parkinson B 4.1 Gezondheid en bestaansproblemen B 4.2 Verplegen van zorgvrager met Parkinson B 4.3 Verpleegplan vaststellen Parkinson Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige Gevorderd 1 BOL BBL BOL VK BBL VK 2 2 2 2 2 2 1 1 --2 2 3 4 2 2 1 1 2 2 -2 2 2 4 3 2 5 2 2 2 2 2 -10 2 -- --- ---- 2 2 6 2 2 2 6 2 K 2 K K -- K 2 1 3 2 2 2 3 2 2 2 2 8 3 3 2 2 2 2 -8 4 2 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Chronische zieke zorgvrager Ondersteuningsmagazijn School Overzicht activiteiten Beroepstaak B en C CHRONISCH ZIEKE Gevorderd 1 BOL 5. Zorgvrager met Parkinson PAAF 4.1 Oriëntatie Parkinson PAAF 4.2 Kijkactiviteit Parkinson PAAF 4.3 Parkinson, Folder maken PAAF 4.4 Zenuwstelsel I PAAF 4.5 Zenuwstelsel 2 VDL 4.1 Voeding bij slikstoornissen C 4.1 Advies geven over hulpmiddelen en voorzieningen 6. Zorgvrager met Chronische pijn B 5.1 Pijn en pijnmodel Loeser B 5.2 Pijnmeetinstrumenten B 5.1 Verpleegkundige interventies bij chronisch pijn PAAF 5.1 Oriëntatie pijn PAAF 5.2 Pijn en pijnbestrijding C 5.1 Pijn en pijnbeleving 7. Zorgvrager met COPD en astma B 6.1 Klachten, observaties, interventies COPD B 6.2 Verpleegplan voor zorgvrager met COPD PAAF 6.1 Pathologie van de luchtwegen PAAF 6.2 Zelftest longen VDL 6.1 Voeding bij hart en longziekten C 6.1 Advies gesprek voeren C 6.2 Patientenvoorlichting en/of instructie geven 8. Zorgvrager met Diabetes Mellitus B 7.1 Verpleegkundige aandachtspunten DM B 7.2 Gevolgen DM-DVD kijken PAAF 7.1 Het hormoonstelsel PAAF 7.2 Overzicht hormoonstelsel PAAF 7.3 DM Orientatieopdracht PAAF 7.4 Herhaling spijsvertering m.b.t. DM PAAF 7.5 DM1 pathologie PAAF 7.6 DM2 pathologie VDL 7.1 Voeding en diabetes C 7.1 Patientenvoorlichting en/of instructie geven 9. Coördinatie van zorg B 8.1 Continuïteit en coördinatie van zorg B 8.2 Organisatie van de verpleegkundige zorg B 8.3 Werkplanning maken 10. Groepsbegeleiding C 9.1 Groepsdynamiek bevorderen C 9.2 Integreren in een nieuwe groep-groepsontwikkeling KENNISTOETS PAAF CASUSTOETS B/C CHRONISCH ZIEKE Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 2 2 BBL BOL VK BBL VK 1 K K 1 1 2 2 --3 2 1 2 2 2 2 2 2 2 1 1 2 2 2 2 2 2 1 1 2 1 1 2 2 2 2 2 2 1 2 2 4 2 2 K 1 K -- 2 2 3 3 1 K -- 2 2 3 2 2 3 3 2 K 2 3 2 12 2 2 1 1 2 2 2 --- 5 2 2 2 2 2 1 1 3 1 1 2 2 3 1 1 2 2 3 2 2 2 2 2 K 2 1 --- 1 3 2 2 --K 2 4 2 K -3 2 2 3 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 1.1 B Oriëntatie chronisch zieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft zich ingeleefd in wat een chronische ziekte en/of lichamelijke beperkingen voor een zorgvrager kan betekenen. Stem met een paar medestudenten af wanneer je deze opdracht gaat doen. Zorg voor een blinddoek, koptelefoon en een rolstoel. Neem je boek mee (zorgvrager met een chronisch somatische aandoeningen) en zorg voor recente artikelen uit krant, tijdschrift enz. Oriëntatie op de zorgcategorie Theorielokaal, schoolgebouw Nabespreking met medestudenten m.b.v. evaluatievragen. Noteer je bevindingen. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Activiteit 1 Bespreek met een paar medestudenten de onderstaande vragen. Vragen: 1. Waar denk je aan bij de term: a. chronisch zieke; b. lichamelijk gehandicapte; c. revaliderende? Schrijf bij elk punt zoveel mogelijk items op. 2. Wat zou het voor jezelf betekenen: a. chronisch ziek te zijn; b. lichamelijk gehandicapt te zijn; c. revaliderende te zijn? 3. Wat zou het voor je omgeving (familie, vrienden etc.) betekenen als je: a. chronisch ziek bent; b. lichamelijk gehandicapt bent; c. revaliderend bent? 4. Wat wordt er op dit ogenblik in de media besproken over zorgvragers met een chronische ziekte? Bijvoorbeeld in een krantenartikel of een artikel in een tijdschrift of een TV programma. Neem, indien mogelijk, deze artikelen mee naar school en bespreek dit in de les. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 4 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Activiteit 2 Speel de onderstaande situaties uit om bepaalde ervaringen te beleven. Met een blinddoek op bepaalde activiteiten uitvoeren, zoals traplopen enz. Met een koptelefoon (met muziek) een gesprek bijwonen In een rolstoel naar het restaurant of het gebouw door. Evaluatievragen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Wat betekende het voor je om niets te kunnen zien? In hoeverre durfde je te vertrouwen op je begeleider? Waren er veel obstakels? Wat betekende het voor je om een gesprek bij te wonen die je niet goed kon volgen? Welk gedrag ging je vertonen? Hoe voelde je je toen je in de rolstoel zat? Wat zie je vanuit de rolstoel en zijn er veel obstakels op school.? Komen deze antwoorden overeen met de antwoorden op de vragen bij activiteit 1 of zijn er duidelijke verschillen? 9. Wat heb je geleerd en wat neem je naar zorgvragers met een chronische aandoening. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 5 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 1.2 B Kenmerken chronisch zieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student beschrijft: - de kenmerken van zorgvragers met een chronische ziekte - de kenmerken van zorgvragers met lichamelijke beperkingen en revaliderenden - de bestaansproblemen van zorgvragers met chronische somatische aandoeningen Oriënteer je op de zorgcategorie en bestudeer theorie Boek: Zorgvragers met een chronisch somatische aandoening Thema Oriëntatie op de zorgcategorie: - de zorgcategorie Thuis, school Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel. Stel evt. vragen aan je studiegenoten en/of docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Activiteit 1 Maak de onderstaande vragen met behulp van het boek Vragen: 1. Hoe beschrijft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) chronische aandoeningen? 2. Welke groepen ziektes horen bij de beschrijving van de WHO? 3. Hoe komt het dat de groep langdurig zieken steeds groter wordt in de komende jaren? 4. Leg de relatie uit tussen iemands levensstijl en een chronische ziekte met behulp van een voorbeeld. 5. Hoe reageert de overheid op de steeds groter wordende groep van mensen met een chronische ziekte? 6. Welke verschillen zijn er in aard, verloop en ernst van de klachten bij chronische aandoeningen? 7. Hoe wordt een handicap omschreven? 8. Geef twee voorbeelden die de overheid kan treffen voor een positief effect op de ernst van de handicap. 9. Leg in het kort uit wat een lichamelijke beperking voor een zorgvrager kan betekenen. 10. Wat is revalidatie en wat zijn de 5 belangrijkste aandachtsgebieden. 11. Welke disciplines werken er allemaal aan mee? 12. Geef 5 voorbeelden van bestaansproblemen waar mensen met een chronische ziekte en lichamelijke beperkingen mee te maken kunnen krijgen. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 6 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Activiteit 2 Lees de praktijksituatie en beantwoord de vragen De heer Van der Horst is 78 jaar. Hij heeft sinds vier jaar ernstige hartklachten, waarvoor hij steeds vaker wordt opgenomen in het ziekenhuis. Tijdens de laatste opname vertelt hij aan de verpleegkundige van de afdeling dat hij er zoveel moeite mee heeft dat hij steeds minder kan. Gisteren heeft hij alleen maar de tuin aangeveegd voor zijn vrouw. Maar toen kreeg hij pijn op de borst. Eigenlijk is die niet meer overgegaan, en daarom ligt hij nu hier. ‘Wat is nu het vegen van een straatje?’ zegt hij tegen de verpleegkundige. Ook het wekelijkse kaartavondje lukt hem niet mee. Hij kan er niet meer komen. Het is te ver lopen. Welke bestaansproblemen kun je uit het verhaal van de Van der Horst halen? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 7 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 1.3 B Job aid-chronisch zieke Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student ontwerpt een Job aid voor een chronisch zieke zorgvrager of voor een collega Formeer een groep van 3 of 4 studenten en kies een onderwerp die aansluit bij chronisch zieken. Boek: verplegen van mensen met chronische somatische aandoeningen School/thuis Feedback op de job aid door docent en groepsgenoten 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Activiteit: Ontwerp een job aid voor een chronisch zieke zorgvrager of voor een collega die met chronisch zieken werkt. Wat is zijn Job aids? Dit zijn hulpmiddelen die ingezet kunnen worden ter ondersteuning van allerlei werkzaamheden. Een job aid heeft de functie van een spiekbriefje. Als een medewerker het even niet meer weet, pakt hij de job aid en vindt daarop aanwijzingen om zijn werk te kunnen voortzetten. Het betreft bijvoorbeeld een overzicht van de belangrijkste informatie, een schematische weergave van een werkproces, aanwijzingen over een uit te voeren taak, antwoorden op veel gestelde vragen of belangrijke symptomen van een ziektebeeld in beeld en/of tekst Voorbeeld van een Job aid: Diabeteskaartjes Hypo/hyper Werkwijze Maak één job aid per subgroep Zorg voor een aantrekkelijke lay out van de job aid Zorg ervoor dat de informatie relevant is en ook echt waarde heeft. Presenteer de job aid via de beamer en zorg ervoor dat je je keuzes kunt verantwoorden Laat de job aid lamineren/plastificeren zodat hij echt gebruikt kan worden in de praktijk Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 8 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 1.4 B Ervaringsdeskundige MEE Woon de gastles van een ervaringsdeskundige met een chronische ziekte bij. Ga in gesprek over haar/ zijn ervaringen m.b.t. de ziekte en/of beperking(en). Werkwijze: 1. Stel je op de hoogte wanneer en hoe laat de persoon (personen) bij jullie in de klas op bezoek komt (komen). Informeer naar wat persoonlijke gegevens om het bezoek voor te bereiden. Het is de gewoonte dat de klas een attentie verzorgt voor de gast(en) die in de klas komt (komen). Wie van de klas gaat dat verzorgen en wat mag dat kosten? Maak daar afspraken over. 2. Bereid individueel het bezoek voor door je te verdiepen in de ziekte/ handicap die de persoon heeft. Wat zou je daarover willen weten? Probeer vooral vragen voor te bereiden die te maken hebben met het leven met die desbetreffende ziekte of handicap. Kijk eens op de website van stichting MEE. www.handicap.info 3. Luister naar het verhaal wat de persoon te vertellen heeft. Stel de vragen die je hebt. Nog even om te weten: De persoon waar het om gaat zal vergezeld worden door een begeleider van stichting MEE. Deze begeleider zal de chronisch zieke/ gehandicapte ondersteunen daar waar nodig is. Bijvoorbeeld: iemand met MS is snel vermoeid en kan problemen hebben iets onder woorden te brengen. De begeleider kan dan helpen als de persoon dat aangeeft. De begeleider hoeft geen presentje te krijgen, de gast graag wel. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 9 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 1.1 C Autonomie en empowerment Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student kan: - de begrippen autonomie en empowerment uitleggen - het belang benoemen van autonomie en empowerment voor mensen met chronisch somatische aandoeningen - kan vertellen op welke manier de verpleegkundige autonomie en empowerment kan verstreken bij zorgvragers met chronisch somatische aandoeningen Bestudeer theorie op autonomie en empowerment Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatisch aandoeningen School/thuis Met klasgenoten 1.4 Begeleidt een zorgvrager C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen R. Op de behoefte van de “klant” richten Activiteit 1 Interview klasgenoten, docenten, familie en/of vrienden over het begrip autonomie. Vragen die je kunt stellen zijn: Wat verstaan jij onder autonomie? Wat vindt je hierin belangrijk? Waarover wil je zelf kunnen beslissen en keuzen maken? Wat doet het met je als je niet mee mag beslissen over de invulling van je eigen leven? Stel dat je geen controle hebt over je eigen situatie door een chronisch zieke aandoening, wat zou dit dan voor jou betekenen? Onderzoek: - het belang van autonomie en empowerment voor mensen met chronisch somatische aandoeningen - met welke belemmeringen en beperkingen mensen met chronische somatische aandoeningen geconfronteerd worden m.b.t. autonomie en empowerment - op welke manier de verpleegkundige autonomie en empowerment kan verstreken bij zorgvragers met chronisch somatische aandoeningen Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 10 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 1.2 C Coping en copingstijlen Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student kan vertellen: - welke gevolgen een chronisch somatisch aandoening heeft voor zorgvragers op het lichamelijk, geestelijk en sociaal/maatschappelijk functioneren - wat een chronisch somatische aandoening betekent voor iemands lichaamsbeeld, zelfbeeld en zelfacceptatie - welke copingstijlen een zorgvrager kan gebruiken bij de verwerking en hantering van de gevolgen van de chronische ziekte - hoe hij een zorgvrager kan begeleiding bij het proces van coping Bestudeer theorie over: - de gevolgen van een chronisch somatische aandoeningen op het lichamelijk, geestelijk en sociaal/maatschappelijk functioneren van een zorgvrager - coping en copingstijlen Boek: o Voorlichting, advies en instructie/Tertiaire preventie: Reacties signaleren stoornissen, beperkingen en handicapscoping o Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/De verpleegkundige: Ondersteunen bij het vinden van een nieuwe levensstijl o Begeleiden van zorgvragers/evenwicht in draagkracht en draaglast-afweermechanismen-copingvaardigheden Internet Coping en copingstijlen o http://www.gezondvgz.nl/%7Bf965b84a-161c-49ee-b6d69ca1f5db574c%7D School Klassikale nabespreking met docent 1.4 Begeleidt een zorgvrager C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen R. Op de behoefte van de “klant” richten Activiteit : Beantwoord onderstaande vragen en wissel de antwoorden uit met studiegenoten. 1. Wat zijn de gevolgen van een chronisch somatische aandoeningen op het lichamelijk, geestelijk en sociaal/maatschappelijk functioneren van een zorgvrager? 2. Wat betekent chronisch ziek zijn voor iemands lichaamsbeeld, zelfbeeld en zelfacceptatie? 3. Wat wordt bedoelt met coping? 4. Wat is het verschil tussen emotiegerichte coping en probleemgerichte coping? 5. Welke copingstijlen kun je onderscheiden? Waaraan herken je ze? Hoe kun je als verpleegkundige een zorgvrager ondersteunen bij het proces van coping? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 11 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Zorgvrager met CVA 2.1 B Gezondheids-en bestaansproblemen na CVA Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student: - heeft de gezondheids-en bestaansproblemen van een zorgvrager met een CVA in kaart gebracht - heeft de verpleegkundige interventies benoemt Bestudeer theorie over bestaansproblemen en het verplegen van clienten met een CVA. Boek: verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen: Bestaansproblemen Verplegen van clienten met een CVA OLC, thuis, leslokaal Evaluatie met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, K, R) Activiteit Beschrijf aan de hand van de gezondheidspatronen van GORDON de gezondheids- en bestaansproblemen van zorgvragers na een CVA. Benoem ook de verpleegkundige interventies, die de verpleegkundige zou kunnen toepassen. Gezondheidspatroon Gezondheids – en bestaansproblemen Verpleegkundige interventies 1. Patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding. 2. Voeding en stofwisselingspatroon. 3. Uitscheidingspatroon. 4. Activiteitenpatroon. 5. Slaap en rustpatroon. 6. Cognitie en waarnemingspatroon. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 12 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Gezondheids – en bestaansproblemen Gezondheidspatroon Verpleegkundige interventies 7. Zelfbelevingspatroon. 8. Rollen en relatie patroon. 9. Seksualiteit en voortplantingspatroon. 10. Stressverwerkings patroon 11. Waarde en levensovertuigingpatroon. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 13 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.2 B Verplegen van een zorgvrager met een CVA Resultaat Praktische voorbereiding Theorie De studenten: - kan benoemen welke interventies worden toegepast bij communicatie stoornissen, verminderde mobiliteit en neglect na een CVA - heeft een verpleegplan opgesteld voor een zorgvrager met een CVA .Bestudeer theorie over het verplegen van clienten met een CVA Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/verplegen van cliënten met een CVA Internet: CBO richtlijnen beroerte http://www.cbo.nl/Downloads/215/pat_rl_beroerte_08.pdf Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Theorielokaal, studieruimte,thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en het verpleegplan op (J, K, M) 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, K, R) Activiteit 1 Zoek uit wat de verpleegkundige interventies zijn bij communicatie stoornissen, verminderde mobiliteit en neglect na een CVA. Bespreek de interventies met een klasgenoot. Verpleegproblemen Communicatiestoornissen door afasie na een CVA Verpleegkundige interventies Verminderde mobiliteit na een CVA Neglect na een CVA Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 14 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Activiteit 2 Stel een verpleegplan op voor dhr. Aalst Dhr Aalst is een 60-jarige man met een CVA (beroerte). Hierdoor heeft hij een rechtzijdige verlamming en een afasie (spraakstoornis na hersenbeschadiging). Ook het ja en nee verwisselt hij. Dhr Aalst kan zich nog niet goed op een andere manier dan met woorden uiten, en het is niet altijd duidelijk of hij alles wat er tegen hem gezegd wordt, goed begrijpt. Hij krijgt daarom intensieve logopedie. Daarnaast leert hij weer om zichzelf te kunnen wassen en aankleden, te staan en te lopen. De verwachting is dat hij na een aantal maanden weer bij zijn vrouw in zijn eigen huis kan wonen. 1. Inventariseer de gezondheids – en bestaansproblemen van dhr. Aalst. 2. Breng met behulp van de gezondheidspatronen van Gordon de verpleegproblemen van dhr. Aalst in kaart. Stel prioriteiten in de verpleegproblemen en beargumenteer je keuze. 3. Stel een verpleegplan op voor dhr. Aalst. (een verpleegplan kan meerdere uitgewerkte verpleegproblemen bevatten) Criteria verpleegplan: - Er is gekozen voor relevante gezondheidspatronen - De verpleegkundige diagnose voldoet aan de criteria van PES - Het verpleegdoel voldoet aan de criteria van RUMBA - De interventies zijn verpleegkundig van aard en hebben een directe relatie met de casus en met het doel - De interventies zijn geformuleerd volgens criteria d.w.z.: verpleegkundig, relevant, uitvoerbaar, eenduidig ( concreet) en duidelijk (door wie, hoe vaak, wanneer, waar) - Het verpleegplan bevat een productevaluatie en een procesevaluatie Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 15 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.3 B Neurorevalidatie na een CVA Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student kan vertellen wat neurorevalidatie inhoudt en hoe het wordt toegepast Zoek informatie en richtlijnen over neurorevalidatie CBO richtlijnen beroerte: http://www.cbo.nl/Downloads/215/pat_rl_beroerte_08.pdf Theorielokaal, OLC, thuis Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Activiteit 1 Maak de onderstaande vragen. Vragen: 1. Wat wordt er verstaan onder neurorevalidatie bij zorgvragers met een CVA? 2. Op welke problemen richt neurorevalidatie zich? 3. Wat is het doel van neurorevalidatie? 4. Welke disciplines houden zich met neurorevalidatie bezig? 5. Wat is de rol van de verpleegkundige? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 16 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.4 B Opname van een chronisch zieke zorgvrager Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft systematisch gegevens verzamelt aan de hand van de gezondspatronen van Gordon Bestudeer theorie over gegevens verzamelen, observeren en het anamnesegesprek . Boek Het verpleegplan vaststellen: Systematisch gegevens verzamelen - Gegevens verzamelen - Observeren - Het anamnesegesprek Thuis Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel. Stel evt. vragen aan studiegenoten en/of docent 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op. D, H, J, K Activiteit Lees de praktijksituatie en beantwoord de vragen. Meneer Kogge Vandaag wordt meneer Kogge opgenomen in het verpleeghuis. Hij komt vanuit het ziekenhuis. Meneer Kogge heeft drie maanden geleden een herseninfarct gehad en is sindsdien halfzijdig verlamd. Hij kan niet meer lopen, zijn arm niet meer gebruiken en ook zijn spraak is aangetast. Meneer Kogge arriveert in het bijzijn van zijn vrouw en dochter. De verpleegkundige van de revalidatieafdeling ziet het gezelschap de afdeling opkomen. Vanaf dit moment begint ze al met het verzamelen van gegevens. Ze observeert een aantal zaken, zoals het feit dat meneer Kogge in een rolstoel zit en dat hij samen met twee vrouwen de afdeling op komt. Maar ze wil meer weten. Ze loopt naar meneer Kogge toe en stelt zichzelf aan hem voor. Hij reikt zijn linkerhand aan. Voor de verpleegkundige is dit een indicatie dat de rechterhelft verlamd is en dat het herseninfarct in de linkerhersenhelft heeft plaatsgevonden. Met de kennis die ze heeft van dit ziektebeeld, weet ze dat een spraakstoornis tot de mogelijkheden behoort. Bij negentig procent van de mensen zit het spraakcentrum in de linkerhemisfeer. Ze vraagt meneer naar zijn naam. Meneer Kogge kan zijn naam nauwelijks uitspreken. Zijn vrouw stelt zichzelf en haar man gauw voor. De verpleegkundige geeft de andere vrouw een hand en hoort dat zij een dochter is. Door meneer Kogge te observeren heeft ze al een aantal gegevens, maar ze gaat ook een anamnese, een vraaggesprek, afnemen. Zo krijgt ze nog meer gegevens. Vraag 1 Welke zorgvrager gegevens in het verhaal, vanaf het moment dat de verpleegkundige het gezin ziet, zijn volgens jou objectief en welke zijn subjectief? __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 17 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Vraag 2A Inventariseer aan de hand van de praktijksituatie welke gezondheidspatronen je het meest relevant vindt. Noem er drie en bedenk per gezondheidspatroon welke vragen je tijdens het opnamegesprek zou stellen aan meneer Kogge. Gezondheidspatroon:_______________________________________________________ Vragen: 1.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 2.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 3.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Gezondheidspatroon:_______________________________________________________ Vragen: 1.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 2.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 3.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Gezondheidspatroon:_______________________________________________________ Vragen: 1.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 2.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 3.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 18 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Leg uit waarom je juist deze vragen wilt stellen. __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Vraag 2B Bedenk drie vragen die je tijdens het anamnesegesprek zou stellen aan zijn vrouw en dochter. Leg uit waarom je juist die vragen wilt stellen. 1.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 2.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 3.________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Leg uit waarom je juist deze vragen wilt stellen. __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Vraag 3 Leg uit wat de wet WGBO te maken heeft met het verzamelen van gegevens __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 19 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.5 B Opnamegesprek chronisch zieke zorgvrager Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze De student heeft aan de hand van een casus een opname gesprek voorbereidt en uitgevoerd. Zij heeft hierbij gebruik gemaakt van de gezondheidspatronen van GORDON. Bestudeer theorie over gegevens verzamelen, observeren en het anamnesegesprek . Verzamel benodigdheden en informatie noodzakelijk voor het uitvoeren van een opnamegesprek. Boek Het verpleegplan vaststellen: Systematisch gegevens verzamelen - Gegevens verzamelen - Observeren - Het anamnesegesprek School Aan de hand van de checklist opnamegesprek krijg je na het voeren van het gesprek feedback van medestudenten en de docent. 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op. D, H, J, K, M Verplicht Activiteit Bereid in een subgroep een opnamegesprek voor aan de hand van een casus. In een simulatie voer je het opnamegesprek uit onder begeleiding van een docent. Werkwijze Kies een casus - Casus mevrouw van Dam (CVA) - Casus mevrouw Klaarbeek (onderbeenamputatie DM) - Casus mijnheer van Zette (Parkinson) Wie is mijn zorgvrager? Aan de hand van de gegevens uit de casus ga je je een beeld vormen van de zorgvrager. Zoek informatie op over het ziektebeeld van de zorgvrager en geef antwoord op onderstaande vragen. - Wat betekent dit ziektebeeld voor deze zorgvrager? - Welke gevolgen heeft dit ziektebeeld voor de basiszorg? - Welke gevolgen kan een chronische ziekte hebben op de lichamelijke toestand van een zorgvrager? - Welke gevolgen kan een chronische ziekte hebben op het sociale leven van een zorgvrager? - Welke gevolgen kan een chronische ziekte hebben op de geestelijke gesteldheid van de zorgvrager? - Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 20 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Voorbereidingen opname - Welke voorbereidingen moet je treffen als je een opnamegesprek gaat voeren? - Welke formulieren heb je nodig voor een opnamegesprek? Neem evt. formulieren uit je eigen BPV instelling mee. - Onderzoek hoe een opnamegesprek verloopt op een afdeling. - Inventariseer aan de hand van de praktijksituatie welke gezondheidspatronen je het meest relevant vindt. Formuleer per gezondheidspatroon zoveel mogelijk vragen die je zou willen stellen tijdens het opnamegesprek - Welke gesprekstechnieken heb je nodig om een opnamegesprek te voeren? Individueel Kijk met behulp van het feedbackformulier opnamegesprek voeren, wat je sterke en minder sterke kanten zijn op het gebied van gegevens verzamelen en het voeren van een opname gesprek. Formuleer je leerdoelen, benoem ze als je gaat oefenen met het opnamegesprek en vraag hierover feedback van de observator Opnamegesprek oefenen Je gaat in een simulatie een opnamegesprek voeren. Oefen in je subgroep een opnamegesprek met behulp van je voorbereidingen. Een student speelt de verpleegkundige, de tweede is de zorgvrager en de derde persoon observeert en geeft de verpleegkundige feedback op het voeren van het gesprek. De observator maakt gebruik van de checklist opnamegesprek Evaluatie - Wat betekent de feedback die je hebt gekregen voor je leerdoelen op het gebied van gegevens verzamelen en het voeren van een opnamegesprek? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 21 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.1 VDL CVA en voeding Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft de vragen over voeding en CVA beantwoord. Bestudeer het artikel over CVA en voeding Artikel CVA en voeding Theorielokaal Nabespreken met inhoudsdeskundige 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, K, R) Activiteit 1 Lees het artikel over CVA en voeding en maak de onderstaande vragen Vragen: 1. Welke interventies worden genomen wanneer een zorgvrager niet goed kan slikken na een verse CVA? 2. Hoe wordt de voeding samengesteld en waar bestaat de voeding uit? 3. Wat voor een invloed hebben de gevolgen van een CVA op de voeding? 4. Wat is de rol van de logopediste en de diëtiste? 5. Hoe komt het dat zorgvragers met een CVA risico hebben op ondervoeding? Voeding en Neurologische aandoeningen. (praktijk) Resultaat Een rollenspel rondom problemen bij eten en drinken bij zorgvragers met CVA en Parkinson.. Praktische voorbereiding Neem je boek Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen mee en zorg voor een computer. Deze opdracht vind je ook bij Parkinson en CVA. Stem met de grote groep af wie welk ziektebeeld gaat uitwerken. Reserveer praktijklokaal. Stem met inhoudsdeskundige en medestudenten af wanneer je dit gaat doen. Theorie Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen: onderwerp CVA of Parkinson en dan specifiek gericht op problemen met eten en drinken. Artikel op portaal 2.0: CVA en voeding Locatie Praktijklokaal Evaluatie Bespreek het rollenspel in de groep o.b.v. de inhoudsdeskundige. Werkproces/competentie 1.2 K. vakdeskundigheid toepassen. Activiteit Begeleid de zorgvrager met CVA of de ziekte van Parkinson met eten en drinken in een rollenspel. Werkwijze: 1. Verdeel de groep in kleinere groepen van ongeveer 3 of 4 personen 2. Kies als groepje een van onderstaande onderwerpen en bereid/maak hiervan een goed voorbeeld dat je meeneemt naar de les. Let bij wat je maakt/meeneemt op: - Smakelijk uiterlijk van hetgeen je aanbiedt - Herkenning van product - energiedichtheid; het moet voldoende voedingsstoffen bevatten Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 22 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 3. 4. Onderwerpen: Dik vloeibaar drinken Dik vloeibare broodmaaltijd Dik vloeibare warme maaltijd Dik vloeibaar tussendoortje Gemalen warme maaltijd voor kauwproblemen Geschikte broodmaaltijd voor kauwproblemen Energierijk tussendoortje voor slikproblemen Energierijk tussendoortje voor kauwproblemen Motiveer je keuze en leg uit aan je klasgenoten waarom jullie denken dat het gekozen of gemaakte product voor deze doelgroep geschikt (CVA, of MS of Parkinson) is om te gebruiken. Presenteer dit aan de groep. Probeer dat uit te leggen op een manier zoals je dat ook bij een zorgvrager zou doen. 5. Demonstreer dit in een rollenspel. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 23 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.1 PAAF - Basiskennis hersenen Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student kan bouw en werking van de grote hersenen, kleine hersenen, tussenhersenen, hersenstam en ruggenmerg beschrijven. Neem je boek mee en haal de dvd uit de mediatheek Anatomie en fysiologie van de mens Hoofdstuk zenuwstelsel Theorielokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit 1 Maak onderstaande vragen. Activiteit 2 Bekijk de dvd mens en lichaam over de hersenen. Hersenen (1) De hersenen kunnen we onderverdelen in 4 onderdelen: 1. 2. 3. 4. De grote hersenen (cerebrum) bestaan uit 2 hemisferen( = (2) …………………) Deze zijn verbonden door (3) …… Aan de buitenkant van de grote hersenen ligt de (4) …………. Noem enkele functies van de grote hersenen. (5) … (6) De grote hersenen hebben verbindingen met: 1. 2. 3. 4. De open ruimte in de grote hersenen noemen we: (7)…………………deze is gevuld met (8) ……………………………………………. …………………………………………………………. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 24 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 (9) De tussenhersenen bestaat uit: 1. De functie hiervan is: 2. De functie hiervan is: Deze heeft een verbinding met ….. 3. De functie hiervan is: en stuurt deze aan. Uit de hersenstam ontspringen 12 paar hersenzenuwen. Kleine hersenen hersenstam Dit zijn zenuwen die niet met het ruggenmerg mee gaan, maar al eerder naar hoger gelegen delen van het hoofd gaan. In de hersenstam bevinden zich: (10) 1. De functie hiervan is: 2. De functie hiervan is: 3. De functie hiervan is: 4. De functie hiervan is: De kleine hersenen of (11)….. zorgen voor ….. (12). Zij staan daarom in verbinding met de rest van het centrale zenuwstelsel. Wat gebeurt er als de kleine hersenen beschadigd zijn en waarom? (13) Het ruggenmerg loopt door (14) …… Het begint (15) ……………. en eindigt (16) …. Hoeveel ruggenmergszenuwen ontspringen uit het ruggenmerg? (17) .. . . Deze ruggenmerg zenuwen noemen we ook wel (18) …. Bij volwassenen bevat het wervelkanaal vanaf de tweede lendenwervel geen ruggenmerg meer. Wat zit er dan in het wervelkanaal? (19) Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 25 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Waarom neemt men een lumbaalpunctie van de liquor onder L2? (20) Soms heeft een beweging al plaats gevonden, voordat we ons er bewust van zijn. Denk aan het branden van je vinger. Hoe noemen we zo’n beweging? (21) ……… Beschrijf hoe dit werkt. Noem nog een aantal reflexen. (22) (23) Om de hersenen en ruggenmerg heen zitten 3 vliezen: (ook in het latijn) 1. of … 2. of … 3. of … Beschrijf de ligging en functie van de 3 vliezen: bekijk ook figuur Het hersenvocht of (24) …………………wordt gemaakt door (25) ……………………….. Waar loopt het hersenvocht doorheen? (26) Waar wordt het hersenvocht weer in opgenomen? (27) Wat is de functie van hersenvocht? (28) 1. 2. 3. 4. Wat gebeurt er als er teveel hersenvocht is? (29) De bloedcirculatie van de hersenen is goed geregeld. De hersenen ontvangen bloed van 2 paar slagaders; nl: (30) 1. 2. Hoe zijn deze weer met elkaar verbonden? (31) Welke slagaders komen daar weer uit? (32) Via welke aders wordt het bloed weer afgevoerd? (33) Het limbische systeem omvat de volgende onderdelen: (34) 1. 2. 3. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 26 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Dit is een samenwerkend systeem en regelt emoties. Daarom gaan emoties gepaard met lichamelijke reacties. Geef hier voorbeelden van. (35) … … … Het limbische systeem is ook betrokken bij pijn. Daarom zie je bij pijn ook een aantal andere reacties. Geef hier voorbeelden van. (36) … … … Hoe zou je de pijnbeleving kunnen verminderen als we ‘gebruik’ maken van het limbische systeem? (37) Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 27 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.2 PAAF CVA Oriëntatie/kijkactiviteit/mindmap Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft zich een beeld gevormd van een zorgvrager met CVA Neem je boeken mee. Boek: inwendige geneeskunde onderwerp CVA en Basisboek pathologie CVA Theorielokaal/ studieruimte Je kijkt de activiteit na m.b.v. antwoordmodel. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit 1 Bekijk onderstaande folder op internet van de Nederlandse Hartstichting Een beroerte, en dan? http://webshop.hartstichting.nl/Producten/Producten.aspx?CatID=79&pID=2513 Activiteit 2 Bekijk de dvd CVA deel I 613.2 11418 in de mediatheek. en maak onderstaande vragen. 1) Wat betekent de afkorting C.V.A.? 2) Wat kunnen de oorzaken van een C.V.A. zijn? 3) Wat zijn de verschijnselen in de acute fase? 4) Wat is een T.I.A.? 5) Waar in de hersenen treedt een C.V.A. meestal op? 6) Wat is het verschil tussen de linker en de rechter hersenhelft? 7) Welke stoornissen zijn mogelijk bij een C.V.A.? 8) Beschrijf deze stoornissen. Activiteit 3 Vul de mindmap in op de volgende bladzijde Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 28 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Zorgvrager met C.V.A. wat is een C.V.A. .. .. .. .. Oorzaken embolie .. .. .. .. onderzoeken .. .. .. behandeling Verschijnselen .. .. .. .. .. .. .. .. .. afasie .. .. korte termijn lange termijn prognose .. .. links rechts verpleegkundige aandachtspunten .. … .. … … Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 29 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.3 PAAF CVA Opdracht Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie 1. De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandeling en complicaties van een CVA beschrijven. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek “Verplegen van mensen met een chronisch somatische aandoening”, hoofdstuk 10 tot 10.2. Basisboek pathologie; onderwerp CVA. Boek inwendige geneeskunde. http://www.hartstichting.nl/9800/13341/15244/brochureberoerte en_dan http://www.hersenstichting.nl/alles-overhersenen/hersenaandoeningen/beroerte.html Theorielokaal/ studieruimte/thuis. Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met medestudenten en met de inhoudsdeskundige. 1.1 en 1.2 K Wat betekenen de letters CVA? CVA = … Vertaal de afkorting naar Nederlandse termen: … Een CVA wordt in de volksmond ook wel een ‘beroerte’ genoemd. 2. Onvoldoende bloedtoevoer naar de hersenen veroorzaakt de verschijnselen van een CVA. Er zijn twee vormen van een CVA te onderscheiden: 2a. Onbloedig CVA: onvoldoende bloedtoevoer naar de hersenen door een afsluiting (we spreken ook wel van …) kan worden veroorzaakt door: - 2b. uit: Een embolie in een hersenslagader kan afkomstig zijn - 2c. Een bloeding: bloedig CVA [= hemorragie/apoplexie] in de hersenen kan worden veroorzaakt door: Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 30 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 3. Welke vorm komt het meest voor? … 4. Afhankelijk van de tijd die nodig is om een CVA te herstellen worden verschillende termen gebruikt voor een infarct. Leg uit wat de volgende aandoeningen betekenen en wat de prognose is: - TIA: … - RIND: … - CVA: … N.b.: de hierboven genoemde aandoeningen noemen we in de neurologie elk ook wel een stroke. 5. Benoem de risicofactoren voor een CVA (er zijn er meer dan 10!): 6. Hieronder volgt een aantal beweringen over risicofactoren/oorzaken van een CVA. Geef aan of de bewering juist [J] is of onjuist [O]. a. Roken verhoogt de kans op een CVA. J/O b. Hypertensie geeft geen verhoogde kans op een CVA. J/O c. De Hartstichting betaalt ook onderzoek naar CVA. J/O d. Een CVA wordt altijd voorafgegaan door een TIA. J/O e. CVA komt niet voor bij kinderen. J/O f. Een onbloedig CVA komt vaker voor dan een hersenbloeding. J/O g. CVA is een belangrijke doodsoorzaak in Nederland. J/O h. Slagaderverkalking is de onderliggende oorzaak voor de meeste CVA’s. J/O Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 31 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Symptomen 7. Waar zit de bloeding of het infarct als de linkerzijde van het lichaam verlamd is? … 8. Beschrijf de symptomen van een CVA: a. b. op het gebied van de motoriek: … tonus: … 9. Wat is het verschil tussen paralyse en parese? - paralyse = … - parese = … 10. De verlamming bij een CVA verandert in de loop van de tijd. Wat is in het begin kenmerkend voor de verlamming en hoe is de verlamming na ca. 4 weken? In het begin is de verlamming … Na ca. 4 weken is de verlamming (vaak) … 11. Welke gevolgen heeft deze verandering voor de houding van de zorgvrager? … 12. Op het gebied van de sensoriek: - 13. Op het gebied van de visus: … 14. Er zijn echter ook cognitieve stoornissen. (cognitie = …) Beschrijf de volgende symptomen: - afasie = … Bij een zogenaamde motorische afasie kan de zorgvrager geen … Een zorgvrager met een zogenaamde sensorische afasie heeft een probleem met … 15. Bij een rechtszijdige parese heeft de zorgvrager veel vaker een afasie. Hoe komt dat? … 16. Vertaal onderstaande woorden - apraxie = … - agnosie = … - neglect = … - ataxie = … - amnesie = … Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 32 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.4 PAAF CVA Folder Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Je hebt kennis van de pathologie van een CVA Basisboek pathologie onderwerp CVA Boek inwendige geneeskunde Theorielokaal/ studieruimte Lever de folder in bij de inhoudsdeskundige 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Ontwerp een folder met het programma Publisher waarin je informatie geeft over CVA. Ontwerp een folder met het programma Publisher, waarin je informatie geeft over CVA. De folder moet geschreven worden voor verzorgenden, die deze zorgvragers in de praktijk gaan verzorgen. Maak deze folder aan de hand van onderstaand beoordelingsformulier. Laat een medeleerling de folder vervolgens beoordelen. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 33 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.5 PAAF - Zelftest hersenen Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Je hebt kennis over de hersenen. Neem je boek mee. Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Theorielokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Anatomie en fysiologie van de mens Hoofdstuk zenuwstelsel 1.De formatio reticularis regelt … a. het hongergevoel b. het slaap-waak ritme c. het emotionele gedrag 2.De formatio reticularis is betrokken bij de regulatie van … a. het bewustzijnsniveau van het centrale zenuwstelsel b. het emotionele gedrag c. aangeleerde reflexen 3. De hersenzenuwen ontspringen uit: a. de grote hersenen b. de kleine hersenen c. de hersenstam 4.Het cerebellum ontvangt impulsen uit: a. de grote hersenen; de kleine hersenen, hersenstam b. ruggemerg, hersenen, evenwichtsorgaan c. grote hersenen, ruggemerg, evenwichtsorgaan alle bovengenoemde plaatsen 5. De thalamus reguleert onder andere: a. de mate van geconcentreerdheid op een bepaalde bezigheid b. het dorstgevoel en de aandrang om te drinken c. de hormoonproductie in de hypofyse 6. In welk deel van het centrale zenuwstelsel ligt het temperatuurregulatiecentrum? a. in het cerebrum b. in de hypothalamus c. in de thalamus 7. De verbinding tussen de hemisferen van de grote hersenen wordt gevormd door a. de piramidebaan b. de thalamus c. de hersenbalk 8. Op welke plaats liggen de cellichamen van de neuronen, die de piramidebanen vormen? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 34 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 a. in het ruggenmerg b. in het verlengde merg c. in de grote hersenen 9. Het limbische systeem heeft invloed op: a. het denkvermogen en de mate van intelligentie b. de emotionaliteit van de mens c. het slaap-en waakritme 10. Liquor cerebrospinalis wordt gevormd in: a. de subarachnoïdale ruimte b. de ventrikels c. het arachnoïdea 11. Liquor cerebrospinalis bevindt zich in: 1. de zijventrikels 2. het centrale kanaal in het ruggenmerg 3. de subarachnoïdale ruimte a. 1 en 2 b. 2 en 3 c. 1,2 en 3 12. I De liquor cerebrospinalis heeft een schokabsorberende functie II De liquor cerebrospinalis voorziet het omringende zenuwweefsel van voedingsstoffen a. I en II zijn beiden juist b. Alleen I is juist, c. Alleen II is juist, 13. Het meest inwendige vlies, direct gelegen tegen het zenuwweefsel, noemt men: a. arachnoïdea b. dura mater c. pia mater 14. De bloedvoorziening van de hersenen geschiedt door de beiden : a. aa. vertebralis b. aa. subclaviae c. aa. carotis internae en a. basilaris 15. Een bloedvat dat vanuit de cirkel van Willis ontspringt is een: a. a.vertebralis - wervelslagader b. a.cerebri - hersenslagader c. a.carotis - halsslagader Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 35 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.6 PAAF Bloeddruk regulatie en nieren Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Je hebt kennis van het de regulatie van de bloeddruk Neem je boek mee en zorg voor een computer. Anatomie en fysiologie van de mens – circulatiestelsel en urinewegstelsel Theorielokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Maak onderstaande opdracht. Vind je de vragen over de nieren moeilijk, bekijk dan de opdrachten over de nieren uit de beginnersfase nog een keer. De bloeddruk Wat verstaat men onder bloeddruk? Welke bloedvaten ondervinden de grootste bloeddruk wisselingen en wat is daarvan de oorzaak? Hoe noemen we de hoge drukfase en de lage drukfase en wat zijn de normaal waarden? Wat bepaalt de hoogte van de arteriële bloeddruk? En geef een korte uitleg Wat betekent vasoconstrictie en vasodilatatie? Is er in de capillairen ook sprake van een boven en een onderdruk? Wat gebeurt er met de bloeddruk, naarmate we verder van het hart af meten? Wat is in de venen een bepalende factor voor de bloeddruk in de venen? Het is belangrijk dat het bloed uiteindelijk terugstroomt naar het hart, de druk is echter erg laag. Wat zorgt voor de veneuze terugstroom? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 36 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Noem 2 redenen waarom de bloeddruk moet worden geregeld in het lichaam. 1. 2. Op welke 2 manieren kan de bloeddruk geregeld worden door het lichaam? Waar in het lichaam vindt de neurale regulatie plaats? Wat kunnen deze centra verzorgen? Welke 5 hormonen hebben invloed op de bloeddruk? - .. - .. - .. - .. - .. De hormonen die de water- en zouthuishouding beïnvloeden, worden in onderstaande vragen behandeld. Wat is de werking van de overige hormonen? De nieren en hun invloed op de bloeddruk Benoem onderstaande nummers: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 37 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Benoem de genummerde onderdelen: 1. .. 2. .. 3. .. 4. .. 5. .. 6. .. 7. .. 8. .. 9. .. 10. .. In de nieren vinden 3 processen een plaats: ultrafiltratie reabsorptie en excretie. Leg uit wat deze begrippen betekenen. Een aantal hormonen spelen een rol bij de reabsorptie (het terughalen uit de voorurine) een rol. Sommige hormonen regelen de water- en zouthuishouding en hebben op deze manier invloed op de bloeddruk. Als er veel zout in het bloed aanwezig is, is de osmotische waarde hoog. Door er extra water aan toe te voegen, daalt de osmotische waarde. Het regelen van de osmotische waarde wordt de osmo-regulatie genoemd. Antidiuretisch hormoon (ADH) Waar wordt ADH gemaakt? Wanneer wordt er ADH aan het bloed afgegeven? Wat is het effect van ADH op de nieren? Wat is het effect van ADH op de bloeddruk? Wanneer wordt er minder ADH afgegeven aan het bloed? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 38 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Renine Wanneer wordt het hormoon renine afgegeven? Waar wordt renine gemaakt? Renine zet angio-tensinogeen om in angiotensine. Wat doet angiotensine? a. b. c. Wat is de werking van aldosteron? Hoe noemen we de het regelmechanisme van bovengenoemde stoffen? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 39 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.7 PAAF Circulatie herhalingsopdracht Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Je hebt kennis over het hart, bloed, de bloedvaten en de circulatie. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Anatomie en fysiologie van de mens Theorielokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Maak onderstaande opdracht. Dit is een herhaling van de opdrachten over de circulatie. Probeer deze opdracht zoveel mogelijk uit je hoofd te maken. De kennis heb je nodig voor de andere opdrachten. Circulatie Wat betekenen onderstaande woorden? 1. arteria = 2. atrium = 3. diastole = 4. erytrocyt = 5. fagocytose = 6. myocard = 7. septum = 8. tonsillen = 9. vasoconstrictie = 10. ventrikel = Lichaamsvloeistoffen en hart Welke stoffen worden door de bloedcirculatie aan en afgevoerd? 1. 2. 3. 4. De wand van het hart bestaat uit een aantal lagen. Deze lagen van binnen naar buiten zijn: 1. 2. 3. 4. Wat bevindt zich tussen 3 en 4? …… en waarom?....... Welke laag is het dikst? … Is er nog verschil in wanddikte tussen de rechter- en linker kamer? Waarom is dat? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 40 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Het hart trekt samen door het prikkelgeleidingssysteem. Het prikkelgeleidingsysteem van het hart bestaat uit de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. Als de kamers of de boezems van het hart in diastole zijn , zijn deze … Dan vullen deze delen zich met bloed. Als de kamers in diastole zijn dan zijn de A.V. kleppen ……….. en de halvemaanvormige kleppen ….. Als het hart (de kamers) in systole zijn, dan zijn deze ….. Het bloed gaat dan naar de ……. De A.V. kleppen zijn ……… en de halvemaanvormige kleppen zijn …… Het hart is een orgaan wat zelf ook van bloed voorzien moet worden. Dit gebeurt door: ……… in het latijn: … De afvoer wordt gedaan door:…….. in het latijn: … De bloedvaten komen van: … en worden afgevoerd door: …… Het bloed komt het hart binnen in de . . . . . . . . . . . . . . . . via de . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . ……………………….. Het bloed verlaat het hart uit de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . via de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ……………………… Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 41 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 De circulatie Bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren noemen we arteriën (afkorting is a.) dit zijn de ………………………. Kleine bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren noemen we ………………. Of ………………….. de meest dunne bloedvaten zijn de ……………….. of de …………………… Bloedvaten die het bloed naar het hart toe voeren zijn de ………………. (afkorting is v.) of ……………. Kleine bloedvaten die het bloed richting hart voeren zijn de …………. Of ………………….. Wat is het verloop van de kleine circulatie? Via welke (slag)aderen verloopt deze? Wat is het verloop van de grote circulatie? Via welke (slag)aderen verloopt deze? Via welke 2 bloedvaten krijgt de lever bloed? …… Welke is zuurstofrijk ? …………….. Hoe komt het dat het bloed in de poortader rijk is aan voedingsstoffen? …………………. Bouw van de bloedvaten Grote bloedvaten (slagaders en aders) zijn in het algemeen opgebouwd uit 3 lagen: een binnenste, een middelste en een buitenste laag. De middelste laag varieert nogal. Deze lagen heten: 1…………………………………… of ……………….. Deze bestaat uit: 2…………………………………….of………………… Deze bestaat uit: 3…………………………………….of………………… Deze bestaat uit: De dunste bloedvaten zijn haarvaten, die in het Latijn ………………………… heten. De membraan van deze haarvaten is semi-permeabel dat wil zeggen ………………………… Deze zorgen voor de uitwisseling van stoffen met het weefsel. Vul het volgende schema in: SLAGADERS 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. verloop ten opzichte van het hart zuurstof stroomsnelheid bloeddruk wand ligging kleppen ADERS ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Een volwassene heeft ……. liter bloed. Het bloed bestaat voor ……… procent uit plasma en voor ... …… procent uit cellen. Het hematocriet is de verhouding van de hoeveelheid ………………………… op de hoeveelheid ………………………… Het bepalen van de hematocriet kan van een bijdrage leveren voor het stellen van de diagnose. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 42 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Samenstelling van het bloed BLOEDPLASMA bestaat uit verschillende onderdelen: 1. 2. 3. 4. Alle eiwitten tezamen geven het bloed een bepaalde ………………………… druk. Dit is belangrijk voor de ………………….. BLOEDCELLEN De 3 soorten bloedcellen: 1) …………………………….. 2) …………………………….. 3)……………………………… Latijnse naam: Latijnse naam: Latijnse naam: Welke komen het meeste voor? …….. Waar worden de rode bloedcellen afgebroken? ................................... Hoe heet het afvalproduct? ... Waar wordt het afvalproduct uit het bloed gehaald en waar gaat het vervolgens heen? ..................... Welke voedingsstof hebben we nodig om rode bloedcellen te maken? …………. Wat is de naam voor de situatie die kan ontstaan als er te weinig rode bloedcellen zijn? ……….. (Latijnse naam …………………) Wat merkt een zorgvrager daarvan? …………. Welke 3 soorten witte bloedcellen zijn er: 1)………… 2)………… 3)………… Globaal gezien is de taak van witte bloedcellen: ……….. 2 soorten witte bloedcellen zijn betrokken bij de fagocytose, dat is ………………….. De witte bloedcel die verantwoordelijk is voor de immuniteit is ……………………. De bloedplaatjes of de ………………………… leven maar kort. Hun taak is ……………. Zij worden gemaakt in ……………………….. BLOEDSTOLLING Na een verwonding moet het bloedverlies minimaal blijven en neemt het lichaam maatregelen. Die bestaat uit: a. of (Latijnse naam) b. c. d. of (Latijnse naam) Beschrijf wat er gebeurt bij a. ………………….. Wat kleeft er aan elkaar bij b. Soms ontstaat een stolsel in een bloedvat zonder dat er een uitwendige wond is, maar doordat de binnenkant van het bloedvat onregelmatig is. De bloedplaatjes geven hun stof af en het stollingsproces komt op gang. Er ontstaat dan een ………………… Als dit losschiet is er sprake van een ………… Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 43 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Als dit een bloedvat afsluit ontstaat er een ………………… Dit treedt vaak op in: 1. 2. 3. De afweer Het lichaam wordt belaagd door allerlei ziekteverwekkers, zoals ………………………. We moeten beschermd worden voor deze ziekteverwekkers, dit kan op verschillende manieren. De aspecifieke of algemene afweer bestaat uit: ……………… De specifieke afweer wordt uitgevoerd door bloedcellen, nl: ................ Deze maken dan: ................... De ziekteverwekkers noemen we ook wel: ............ Bij het binnendringen van ziektekiemen ontstaat een ontstekingsproces. Een ontsteking is ……………………………………………. Bij een ontsteking zien we 5 verschijnselen: 1. 2. 3. 4. 5. Leg uit wat immuniteit is…….. We kunnen op 4 verschillende manieren immuun worden en geef bij elke manier een uitleg: a. b. c. d. De bloeddruk De druk van het bloed tegen de vaatwand heet de …………………….of de ……………… Bij de arteriële bloeddruk kennen we 2 soorten bloeddruk: 1. …………………………… als het hart: ……………………. 2. ……………………………. als het hart: …………………… Het verschil tussen deze 2 heet de ……………. Een normale bloeddruk van een volwassene is …………………… Er zijn een aantal factoren die de bloeddruk beïnvloeden: ….. ….. ….. ….. ….. Kent de veneuze bloeddruk een boven en een onderdruk? ………. Op lange termijn wordt de bloeddruk geregeld via hormonen: 1. ……. Zorgt ervoor dat de nieren het water vast houden en teruggeven aan de circulatie zodat de bloeddruk toeneemt. De nieren zorgen voor de productie van………………….. dit wordt dan meer/minder? (streep door wat onjuist is) 2. ….. komt van ………… Zorgt ervoor dat de nieren zout vast houden. Als zout vast wordt gehouden wordt er ook water vast gehouden en teruggeven aan het bloed. De bloeddruk gaat dan omhoog/omlaag? (streep door wat onjuist is) Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 44 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 3. ………….. komt van …………. Dit zorgt (o.a.) ervoor dat de bloedvaten vernauwen. Het gevolg voor de bloeddruk is dan een verlaging/verhoging? (streep door wat onjuist is) 4. ………………… Komt vrij bij weefselbeschadiging. Het effect van dit hormoon is:…………. Wat zou het effect van het hormoon adrenaline zijn op de bloeddruk? ….. Bloedgroepen Een mens kan op al zijn rode bloedcellen dus 1 soort antigeen hebben. Dit betekent dat er 4 verschillende soorten bloedgroepen bestaan: 1. 2. 3. 4. Zet achter elkaar de bloedgroepen en de antilichamen in het plasma: Bloedgroep antigeen op rode bloedcel antilichaam in plasma 1. 2. 3. 4. Welke bloedgroep komt het meest voor? …………. Een ontvanger mag nooit bloed ontvangen waarvoor hij in zijn plasma een antilichaam heeft! Vul in onderstaand schema in of het goed of fout gaat als de volgende bloedgroepen worden gecombineerd: ONTVANGER→ A B AB O DONOR↓ A goed fout B AB O Naast het ABO-stelsel van het bloed is er nog een andere bloedgroep ontdekt: de resusfactor. Bij de meeste mensen bevatten de erytrocyten het antigeen D. Dit is bij .. % het geval. Wij noemen hen resus positief of … Bij de overige …% bevatten de erytrocyten geen anti D. Wij noemen hen resus negatief of …. Van nature is er in het plasma bij de resus – bloedgroep geen antilichaam aanwezig (dus geen anti-D) Dit wordt pas aangemaakt als men bloed krijgt met een resus + bloedgroep. Dit kan gebeuren bij ………………………….. of ……………………… Als deze persoon na verloop van tijd weer in contact komt met resus + bloed, dan wordt de antigeen D gekoppeld aan de anti-D die was gevormd. Er vindt dan bloedafbraak of ………….. plaats. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 45 BC CHRONISCH 1516 2.8 PAAF circulatie – lymfatisch systeem Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Niveau gevorderd 1 Je hebt kennis van het lymfatisch systeem Neem je boek mee en zorg voor een computer. Anatomie en fysiologie van de mens - circulatiestelsel Theorielokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Maak onderstaande opdracht. Het lymfatisch systeem In de capillairen of ……………vindt de uitwisseling van stoffen met het omliggende weefsel plaats. Dit kan omdat de capillairen semi-permeabel, dat is ……………………. zijn. De stoffen worden uitgewisseld doordat er 2 soorten druk met elkaar in balans zijn, namelijk: 1. druk 2. druk Vocht dat niet terugkeert naar de capillairen noemen we …………. ……. Dit wordt opgenomen door …………….. Doordat deze grote openingen hebben kunnen ze naast vocht ook makkelijk…………………opnemen. Lymfe bevat: a. ………… b. de voedingsstof ………….. c. de leukocyt type …………. d. vet Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 46 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Het lymfatisch systeem bestaat uit 2 onderdelen, namelijk: 1. lymfevatstelsel 2. lymfatische organen, deze organen bevatten het soort weefsel namelijk: ………..…. Dit weefsel bevat veel (soort leucocyt) …………………….. en ……………………bindweefsel. Omdat het veel leucocyten bevat speelt dit weefsel een belangrijke rol in de ……………… van ons lichaam. 1. Het lymfevatstelsel. Wat zit er in de wand van de lymfevaten? ………….. ……….. Wat zorgt ervoor dat de lymfe in de richting van het hart stroomt? ………. In welke 2 buizen wordt de lymfe verzameld? ...................... en ……………………… Waar komt uiteindelijk de lymfe in terecht? ………………………….. Wat kan er dus gebeuren met een bacterie die in het weefsel zat en door een lymfevat is opgenomen? …………… 2. lymfatische organen. a. Lymfeknopen. Beschrijf de bouw van een lymfeknoop. Waar kunnen we veel lymfeknopen vinden? …………….. Wat filteren de lymfeknopen?.................. Bij welke ziekte worden lymfeknopen verwijderd en waarom? b. Milt. Beschrijf de bouw van de milt. Wat zijn de functies van de milt? 1. 2. 3. 4. 5. c. Zwezerik. Beschrijf de bouw van de zwezerik, Latijnse woord is ………. Wat is de functie van de zwezerik? ………. d. Amandelen. Welke 2 soorten zijn er (ook Latijnse naam). …………………. Wat is de functie hiervan? …………… De taak van het lymfatisch systeem in zijn geheel is afvoer en afweer. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 47 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.9 PAAF bloedgroepen en rhesusfactor Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie d.m.v. het maken en nakijken van de vragen heb je kennis over de bloedgroepen en rhesusfactor. Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie thema bloedgroepen en resusfactor Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel uit de map ondersteunend materiaal en bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit 1 Beantwoord de onderstaande vragen. Vragen. Een antigeen is een ………………… stof en een antilichaam is …………………………. Op de rode bloedcellen of de ……………………….(Latijnse naam) bevinden zich antigenen. De antigenen die de rode bloedcellen bevatten kunnen zijn: het antigeen A of het antigeen B. Er zijn zelfs rode bloedcellen die antigeen A én B bevatten en er zijn rode bloedcellen die geen antigeen bevatten. Een mens kan op al zijn rode bloedcellen dus 1 soort antigeen hebben. Dit betekent dat er 4 verschillende soorten bloedgroepen bestaan: 1. 2. 3. 4. Er bestaan ook antilichamen tegen deze bloedgroepen, die zitten in het bloedplasma. Deze mogen nooit gericht zijn tegen de antigenen op de eigen rode bloedcellen. Als dit wel het geval is gaat dit samen klonteren en wordt het bloed afgebroken. Zet achter elkaar de bloedgroepen en de antilichamen in het plasma: Bloedgroep 1. 2. 3. 4. antigeen op rode bloedcel antilichaam in plasma Welke bloedgroep komt het meest voor? …………. Als een zorgvrager bloed van een donor krijgt, moet er wel het juiste bloed worden gegeven. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 48 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Als een ontvanger bloedgroep A heeft, heeft hij in zijn plasma anti-B. Als hij bloed krijgt van een donor met bloedgroep B, dan worden de antigenen-B van de rode bloedcellen door de antilichamen van de ontvanger ‘bestreden’, omdat ze gezien worden als lichaamsvreemd. Het anti-B van het plasma van de ontvanger koppelt zich aan de antigenen B van de rode bloedcellen en gaan klonteren. Een ontvanger mag nooit bloed ontvangen, waarvoor hij in zijn plasma een antilichaam heeft! Vul in onderstaand schema in of het goed of fout gaat als de volgende bloedgroepen worden gecombineerd: DONOR↓ A B AB O ONTVANGER→ A B Goed fout AB O Als er bloedcellen en bloedplasma tegelijk worden gegeven, spreken we van het geven van ……………………… Dit kan bij grote bloedverliezen worden gegeven. Meestal worden er echter packed cells gegeven, we geven dan …………….. Het is ook mogelijk om andere delen van het bloed te geven, bv. ………………….. Dit kan bij zorgvragers die …………………… Naast het ABO-stelsel van het bloed is er nog een andere bloedgroep ontdekt: de rhesusfactor. Bij de meeste mensen bevatten de erytrocyten het antigeen D. Dit is bij .. % het geval. Wij noemen hen resus positief of … Bij de overige ………% bevatten de erytrocyten geen anti D. Wij noemen hen rhesus negatief of ………… Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 49 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Van nature is er in het plasma bij de rhesus – (negatieve) bloedgroep geen antilichaam aanwezig (dus geen anti-D) Dit wordt pas aangemaakt, als men bloed krijgt met een rhesus + bloedgroep. Dit kan gebeuren bij ………………………….. of ……………………… Als deze persoon na verloop van tijd weer in contact komt met rhesus + bloed, dan wordt de antigeen D gekoppeld aan de anti-D dat was gevormd. Er vindt dan bloedafbraak of ………….. …….plaats. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 50 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 2.1 C Begeleiding van een zorgvrager met afasie Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student kan tips en aandachtspunten benoemen voor de communicatie met zorgvragers met afasie. Bestudeer theorie over afasie en richtlijnen afasie Boek Verplegen van mensen met chronische somatische aandoeningen/Verplegen van clienten met CVA Verpleegkundige zorg bij een CVA-afasie Internet: www.afasie.nl Folder voor mensen in de gezondheidszorg: http://www.afasie.nl/folders/save.php?bestand=gezondheidszorg.pdf Je kunt nog meer gratis folders over afasie downloaden op: http://www.afasie.nl/new/?cat=folders School/thuis Feedback op de voorlichting 1.4 Begeleidt een zorgvrager C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen R. Op de behoefte van de “klant” richten Activiteit 1 Orientatie Vorm je een beeld van zorgvrager met afasie en communicatieproblemen. Bekijk hiervoor de volgende filmpjes; http://www.youtube.com/watch?v=vCmaJDHNb98&feature=related (Papa/mama heeft afasie. Wat nu? - deel 1) http://www.youtube.com/watch?v=zjG3xnPDROg&feature=related (afasiecentrum, waar mensen weer beter leren communiceren) Activiteit 2 Communicatieproblemen, tips en hulpmiddelen Onderzoek op welke manier jij de communicatie met zorgvragers met afasie kunt verbeteren. Werkwijze: In subgroepen 1. 2. 3. 4. 5. Hoe kan een zorgvrager met afasie zijn stoornis ervaren? Welke communicatieproblemen kunnen ontstaan door afasie? Hoe kan een zorgvrager met afasie reageren op zijn omgeving? Hoe kan de omgeving op een zorgvrager met afasie reageren? Zoek uit op welke manier jij de communicatie met zorgvragers met afasie kunt verbeteren. Ga op zoek naar communicatietips en communicatiehulpmiddelen Koppel je informatie met behulp van een casus terug aan klasgenoten. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 51 BC CHRONISCH 1516 3. Niveau gevorderd 1 Zorgvrager met chronisch hartfalen 3.1 B Verplegen van zorgvragers met chronische hartfalen Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student : - heeft de meest voorkomende gezondheids- en bestaansproblemen bij chronisch hartfalen in kaart gebracht - heeft de verpleegkundige zorg m.b.t. benauwdheid, vermoeidheid en verandering in de partnerrelatie beschreven Bestudeer theorie over chronisch hartfalen Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/ Verplegen van cliënten met chronisch hartfalen Thuis Bespreek met klasgenoten en vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, K, R) Activiteit 1 Inventariseer aan de hand van de gezondheidspatronen van Gordon de meest voorkomende gezondheids-en bestaansproblemen bij chronisch hartfalen. Benoem ook de verpleegkundige interventies, die de verpleegkundige zou kunnen toepassen. Gezondheidspatroon Gezondheids – en bestaansproblemen Verpleegkundige interventies 12. Patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding. 13. Voeding en stofwisselingspatroon. 14. Uitscheidingspatroon. 15. Activiteitenpatroon. 16. Slaap en rustpatroon. 17. Cognitie en waarnemingspatroon. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 52 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 53 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Gezondheids – en bestaansproblemen Gezondheidspatroon Verpleegkundige interventies 18. Zelfbelevingspatroon. 19. Rollen en relatie patroon. 20. Seksualiteit en voortplantingspatroon. 21. Stressverwerkings patroon 22. Waarde en levensovertuigingpatroon. Activiteit 2 Beschrijf de verpleegkundige zorg m.b.t. benauwdheid, vermoeidheid en verandering in de partnerrelatie beschreven Verpleegproblemen Benauwdheid Verpleegkundige zorg Vermoeidheid Verandering in de partnerrelatie Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 54 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 3.2 B Verpleegplan opstellen bij chronisch hartfalen Resultaat De student heeft een verpleegplan opgesteld voor een zorgvrager met chronisch hartfalen Praktische voorbereiding Bestudeer theorie over mensen met chronisch hartfalen Maak gebruik van het zakboek verpleegkundige diagnosen + de gezondheidspatronen van GORDON Zorgvrager met een chronisch somatische aandoeningen - Het verplegen van mensen met een chronisch somatische aandoening/Verpleegkundige: ondersteunen bij het vinden van een nieuwe levensstijl + coping - Het verplegen van clienten met chronisch hartfalen Maak ook gebruik van http://www.hartstichting.nl/ Theorielokaal /studieruimte Bespreek deze activiteit met groepsgenoten. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (H, J, K, M) Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Activiteit 1 Stel een verpleegplan vast voor een zorgvrager met chronisch hartfalen. Werkwijze De heer van den Berg (76) is afgelopen maandag opgenomen met chronisch hartfalen. Hij heeft cardiomyopathie. Er was geen duidelijke oorzaak aan te wijzer voor de cardiomyopathie die hartfalen tot gevolg had. Meneer van den Berg is al snel kortademig en vermoeid bij een kleine inspanning. Vaak begint hij dag al vermoeid, omdat hij slecht geslapen heeft. Hij praat onderuit en geeft aan hoe zijn leven was voordat hij ziek werd. Lekker eten en zo nu en dan een sigaretje. Aan alle verpleegkundigen laat hij weten dat hij zijn gewone leven zal oppakken. Totdat hij van de dokter te horen krijgt dat de ziekte die hij heeft niet te genezen valt en dat hij zijn levenswijze moet gaan aanpassen. Hij roept direct dat hij niet van plan is om zijn leven verder over hoop te gooien en de dagen erna wenst hij er ook niet meer over te praten. 1. Inventariseer de gezondheids – en bestaansproblemen van dhr. van den Berg. 2. Breng met behulp van de gezondheidspatronen van Gordon de verpleegproblemen van dhr. van den Berg in kaart. 3. Stel een verpleegplan op voor dhr. van den Berg (een verpleegplan kan meerdere uitgewerkte verpleegproblemen bevatten) Criteria verpleegplan: - Er is gekozen voor relevante gezondheidspatronen - De verpleegkundige diagnose voldoet aan de criteria van PES - Het verpleegdoel voldoet aan de criteria van RUMBA - De interventies zijn verpleegkundig van aard en hebben een directe relatie met de casus en met het doel - De interventies zijn geformuleerd volgens criteria d.w.z.: verpleegkundig, relevant, uitvoerbaar, eenduidig ( concreet) en duidelijk (door wie, hoe vaak, wanneer, waar) - Het verpleegplan bevat een productevaluatie en een procesevaluatie Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 55 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 3.1 PAAF Chronisch Hartfalen I. Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandeling en complicaties van chronisch hartfalen beschrijven. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek “Verplegen van mensen met een chronisch somatische aandoening”, thema 3, hoofdstuk 6 tot 6.2. Boek inwendige geneeskunde. Sites, o.a.: www.hartstichting.nl Theorielokaal/ studieruimte/thuis. Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met medestudenten en met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Maak de volgende (invul)vragen. Maak gebruik van je boeken en van www.hartstichting.nl. 1. Het linkerventrikel pompt bloed via de aorta naar het …………………………………………… Het linkeratrium zuigt bloed via de vier venae pulmonales aan uit de …………………………………………… Het rechterventrikel pompt bloed via de arteria pulmonales naar de …………………………………………… Het rechteratrium zuigt bloed via de beide holle aders aan uit het …………………………………………… 2. Pathofysiologie van hartfalen. Een gezond hart pompt en zuigt voldoende en is dus in staat om aan de veranderende eisen van de circulatie te voldoen. Het gezonde hart heeft met betrekking tot het pompen te maken met druk/weerstand die steeds weer moet worden overwonnen. Deze zogenaamde nabelasting heet in het Engels de …………………………………………… Met betrekking tot de zuig[pers]werking heeft het hart ook te maken met volumebelasting vóór het hart en deze voorbelasting heet in het Engels de …………………………………………… Als de nabelasting toeneemt [door een bepaalde oorzaak] dan kan het zijn dat het hart gaat falen in ‘voorwaartse’ zin; dit heet in het Engels …………………………………………… failure; er ontstaan dan verschijnselen stroomafwaarts, waarbij organen onvoldoende worden doorstroomd. Als de voorbelasting toeneemt [door een bepaalde oorzaak] dan kan het zijn dat het hart gaat falen in ‘achterwaartse’ zin; dit heet in het Engels …………………………………………… failure; er ontstaan dan verschijnselen stroomopwaarts: stuwingsverschijnselen. 3. De oorzaken voor hartfalen zijn velerlei: vul het volgende schema in: Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 56 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Zwakte/ontsteking hartspier Toegenomen drukbelasting Toegenomen volumebelasting Coronary Heart Disease = …………………………………… Hypertensie Aortaklep- of pulmonaalklepstenose. Stenose = …………………… Aortaklep- of pulmonaalklepinsufficiëntie Klepinsufficiëntie = Aangeboren hypertrofische cardiomyopathie Aangeboren ‘shunts’ Myocarditis = ………………………………… Cardiomyopathie = verminderde spierkracht van het hart, bijv. door alcohol, bepaalde giftige stoffen of door medicatie, bijv. …………………………………… ………………………… ………………………………… Ernstige anemie. Hyperthyreoïdie = ………………………………… 4a. De verschijnselen bij zorgvragers met hartfalen kunnen variabel zijn. Zet een x in de juiste kolom! Een voorbeeld is gegeven. Verschijnsel Links forward failure 1. Moeheid 2. Roze, schuimend sputum opgeven 3. Enkeloedeem, dikke benen 4. Asthma cardiale aanvalletjes ‘s nachts 5. Koude, bleke, klamme armen/benen 6. Anorexie, misselijkheid, opgezette buik 7. Kortademig bij inspanning en in rust. 8. Vergeetachtigheid en concentratieverlies 9. ’s Nachts plassen [= nycturie] 10. < 500 cc/24 uur plassen [= oligurie] 11. Perifere cyanose 12. Centrale cyanose [blauwe tongpunt] 13. Ascites, leverzwelling 14. Gestuwde halsaders 15. Slaapstoornis 16. Prikkelhoest, rochelende ademhaling X 4b. Links backward failure Rechts backward failure Een ernstige acute vorm van links backward failure is acuut longoedeem. Welke [vier] verschijnselen heeft een zorgvrager met acuut longoedeem? i. ii. iii. iv. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 57 BC CHRONISCH 1516 5. Niveau gevorderd 1 Welke verpleegkundige interventies pas je toe bij een zorgvrager met acuut longoedeem? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………….. 6. De diagnostiek omvat: anamnese, algemeen lichamelijk onderzoek, X-thorax, ECG, inspanningsonderzoek, laboratoriumonderzoek, echocardiografie, coronairangiografie, hartscan. 7. De therapie omvat o o o o o o 8. gedoseerde rust een voedingsadvies met beperking van …………………………………………. en …………………………………………. medicatie: zie lijst + antistollingsmiddelen + anti-arrhytmica pacemaker, ICD [zoek op!!] operatief: klapvervanging, harttransplantatie Prognose in geval van hartfalen is matig Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 58 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 3.2 PAAF - Chronisch Hartfalen II Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandeling en complicaties van chronisch hartfalen beschrijven. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek Anatomie & fysiologie van Bastiaanssen. Boek “Verplegen van mensen met een chronisch somatische aandoening”, thema 3, hoofdstuk 6 tot 6.2. Boek inwendige geneeskunde. Sites, o.a.: www.hartstichting.nl Theorielokaal/ studieruimte/thuis. Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met medestudenten en met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Maak onderstaande (invul)vragen over de anatomie van het hart en over hartfalen met gebruikmaking van de informatiebronnen (zie hierboven!). 1. Hartfalen wordt ook wel decompensatio cordis genoemd of hartinsufficiëntie. Het hart schiet te kort in zijn functie. Vul in: de taak van het hart is ……………………………………………………………… 2. Doordat het bloed in het hele lichaam wordt gebracht, worden daar de volgende (vijf) stoffen aangevoerd en afgevoerd: - Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 59 BC CHRONISCH 1516 3. Niveau gevorderd 1 Vul onderstaand plaatje van het hart in. Probeer het te doen zonder gebruikmaking van je boek en/of Internet. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 4. Bij (chronisch) hartfalen schiet het hart in zijn functie te kort. Als er een tekort aan circulerend bloed is, kan er zelfs een … ontstaan. 5. Het hart is niet in staat om voldoende bloed rond te pompen en/of aan te zuigen bij chronisch hartfalen. Noem zes oorzaken hiervoor. 6. Als de linkerkant van het hart niet krachtig genoeg samentrekt, ontstaat er stroomafwaarts een tekort aan bloed. Vanaf welke slagader betekent dit een verminderde doorbloeding? ……………………………………………………………. 7. Wat zijn de gevolgen van een verminderde doorbloeding stroomafwaarts? Noem vier verschijnselen. - 8. Als het bloed minder goed wordt weggepompt, betekent dit dat het bloed in het hart blijft staan. Het hart raakt overvol en er ontstaat stuwing. Waar verwacht je stroomopwaarts stuwingverschijnselen bij hartfalen van de linker harthelft? ……………………………………………………………………………………………… Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 60 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 9. Wat zullen de verschijnselen daarvan zijn? Noem er twee. - 10. Als de rechterkant van het hart niet krachtig genoeg samentrekt, ontstaat er stroomafwaarts een tekort aan bloed. De gevolgen daarvan zijn nauwelijks merkbaar. Echter, als het bloed minder goed wordt weggepompt, betekent dit dat het bloed in het hart blijft staan. Het hart raakt overvol en er ontstaat stuwing. Waar verwacht je stroomopwaarts stuwingsverschijnselen bij hartfalen van de rechter harthelft? …………………………………………………………………………………….. 11. - Wat zullen de verschijnselen daarvan zijn? Noem er drie. 12. In de praktijk zal het vaak voorkomen dat er een combinatie van links en rechts hartfalen is. Het hart probeert zoveel mogelijk bloed weg te pompen om de vitale organen zo lang mogelijk van bloed te voorzien. Als dit niet met grote hoeveelheden kan, hoe kan het hart dan toch zorgen dat er voldoende bloed naar de vitale organen gaat? …………………………………………………………….…………………………………… ……………………….…………………………………………………………….…………… ………………………………………………………………………………………………….. 14. Welke onderzoeken zijn nodig om D.C. vast te stellen? Noem er twee. - 15. De behandeling van chronisch hartfalen is, indien mogelijk, gericht op de oorzaak. Vervolgens is de behandeling symptomatisch gericht. De pompfunctie van het hart moet zo optimaal mogelijk zijn. Dat houdt in medicatie om de: - perifere weerstand verminderen. Hoe kan dit worden verminderd? ………………………………………………………………………………………… - bloeddruk te verlagen. Hoe kan dit worden verlaagd? …………………………………………………………….…………………………… - hartversterkende medicatie. Welke? ……………………………………………………………. - gewicht onder controle houden. Hoe? ……………………………………………………………. - natrium beperkt dieet vochtbeperking Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 61 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 3.3 PAAF Zelftest chronisch hartfalen 1. 1. 2. 3. 4. Een symptoom van rechts decompensatio cordis is: Enkeloedeem Angina pectoris Longoedeem Alle bovenstaande zijn juist 2. 1. 2. 3. 4. Een symptoom van links decompensatio cordis is: Enkeloedeem Angina pectoris Longoedeem Alle bovenstaande zijn juist 3. 1. 2. 3. 4. Wat helpt niet bij de behandeling van D.C. diuretica bloedrukverlagers ontstekingsremmers gewicht op peil houden 4. 1. 2. 3. 4. Welk bloedvat sluit aan op het rechter atrium? aorta longslagader bovenste holle ader longader Decompensatio Cordis (D.C). Zijn onderstaande stellingen over D.C. juist of onjuist? 1. De oorzaak voor een D.C. is meestal een afname van de contractiemogelijkheid van het hart JUIST / ONJUIST 2. Een D.C geeft een toename van het HMV(hartminuutvolume) JUIST / ONJUIST 3. Mensen met D. C kunnen kortademig worden door veranderende elasticiteit van de longen. JUIST / ONJUIST 4. Voor een verpleegkundige is een D.C, soms te zien door gestuwde halsaderen bij een zorgvrager. JUIST / ONJUIST 5. Bij een D.C kan een anafylactische shock ontstaan. JUIST / ONJUIST 6. Bij een zorgvrager met een D.C maakt men standaard een thoraxfoto(hart/longfoto) . Dit is om de eventuele ritmestoornissen in beeld te brengen JUIST / ONJUIST Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 62 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 3.1 C Patiëntenvoorlichting en/of instructie geven (Taaltaak spreken) Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student heeft informatie of instructie gegeven aan een zorgvrager met chronisch hartfalen Bestudeer theorie over tertiaire preventie en patiëntenvoorlichting. Lees deze activiteit goed door en stel vast wat er van je wordt verwacht Boek; Voorlichting, advies en instructie/patiëntenvoorlichting Tertiaire preventie Patiëntenvoorlichting School/thuis Evalueer de rollenspelen met behulp van de feedbackformulieren 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L) Activiteit 1 Beantwoord met behulp van de theorie onderstaande vragen. Tertiaire preventie 1. Wat wordt bedoelt met het begrip tertiaire preventie? 2. Waarop is tertiaire preventie gericht bij chronisch zieken? Patiëntenvoorlichting 1 Wat is het doel van patiëntenvoorlichting 2. Welke 4 functies van patiëntenvoorlichting kun je onderscheiden? 3. Op welke manier wordt patiëntenvoorlichting (informatie) gegeven? Leg uit. 4. Op welk manier wordt patiënteninstructie gegeven aan een zorgvrager? Leg uit. Activiteit 2 Geef in een rollenspel patiëntenvoorlichting volgens het vijf-stappenplan aan een zorgvrager met chronisch hartfalen Werkwijze - Vorm een subgroep van maximaal 4 personen - Lees de situatiebeschrijving door. - Stel een voorlichtingsplan op met behulp van de vijf stappen (C1 Checklist geven van voorlichting) - Bespreek hoe je het gesprek met de zorgvrager gaat aanpakken - Geef in een rollenspel voorlichting aan de zorgvrager a.d.h.v. het voorlichtingsplan. - Evalueer het gesprek met behulp van C1 FEEDBACKFORMULIER PATIENTENVOORLICHTING. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 63 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Geef voorlichting over de te volgen leefregels bij chronisch hartfalen Leefregels zijn voor cliënten zeer belangrijk, maar ook zeer ingrijpend. Voor een gezond persoon is bij veel leefregels niet duidelijk waarom deze gevolgd moeten worden. Verder is er veel informatie te krijgen over chronisch hartfalen en leefregels, zo veel zelfs, dat het vaak niet duidelijk is welke te volgen en welke niet Situatiebeschrijving Henk (46 jaar) is bij jou op de afdeling opgenomen met chronisch hartfalen. Hij is productiemedewerker in een glasfabriek. Henk is gek van voetballen en hij bezoekt wekelijks de klaverjasavond in de voetbalkantine. Hij heeft zijn hele leven al gedaan waar hij zin in had. Hij dacht nooit na over zijn levensstijl en de slechte invloed die deze op zijn gezondheid had. Jij gaat voorlichting geven over de te volgen leefregels. Je weet dat Henk zelf al op zoek is gegaan naar informatie op internet, maar al die informatie heeft het voor hem alleen maar onduidelijker gemaakt. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 64 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 4 De zorgvrager met de ziekte van Parkinson 4.1 B Gezondheids – en bestaansproblemen Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie . De student: - heeft de gezondheids-en bestaansproblemen van een zorgvrager met de ziekte van Parkinson in kaart gebracht - heeft de verpleegkundige interventies benoemt Bestudeer theorie over clienten met de ziekte van Parkinson Boek: verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/ Verplegen van cliënten met de ziekte van Parkinson Thuis, leslokaal Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, K, R) Activiteit Noteer aan de hand van de gezondheidspatronen van GORDON de gezondheids- en bestaansproblemen van zorgvragers met de ziekte van Parkinson. Benoem ook de verpleegkundige interventies, die de verpleegkundige zou kunnen toepassen. Gezondheidspatroon Gezondheids – en bestaansproblemen Verpleegkundige interventies 23. Patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding. 24. Voeding en stofwisselingspatroon. 25. Uitscheidingspatroon. 26. Activiteitenpatroon. 27. Slaap en rustpatroon. 28. Cognitie en waarnemingspatroon. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 65 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Gezondheids – en bestaansproblemen Gezondheidspatroon Verpleegkundige interventies 29. Zelfbelevingspatroon. 30. Rollen en relatie patroon. 31. Seksualiteit en voortplantingspatroon. 32. Stressverwerkings patroon 33. Waarde en levensovertuigingpatroon. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 66 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 4.2 B Verplegen van een zorgvrager met Parkinson Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft: - De oorzaken, observatie en interventies bij de meest voorkomende verpleegproblemen - de oorzaken en verpleegkundige interventies m.b.t. lopen, transfers en bij eten en drinken in kaart gebracht - de verschillende transfers toegepast in een oefensituatie. Bestudeer theorie over clienten met de ziekte van Parkinson Reserveer in overleg met de docent, het praktijklokaal om de transfers te oefenen. Stem af met een paar groepsgenoten wanneer je dit gaat doen en zorg voor camera om de activiteit te filmen. Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/ Het verplegen van cliënten met ziekte van Parkinson. Theorielokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. Bespreek met de inhoudsdeskundige of je de vaardigheden op een juiste manier hebt toegepast door de film te tonen. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, K, R) Activiteit 1 Zoek uit wat de oorzaken, observaties en verpleegkundige interventies zijn bij de meest voorkomen verpleegproblemen bij de ziekte van Parkinson. Verpleegproblemen Oorzaak Observatie Verpleegkundige interventies Veranderingen in de communicatie Veranderingen in de persoonlijke verzorging Obstipatie Vermoeidheid Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 67 BC CHRONISCH 1516 Verpleegkundige aandachtspunten Veranderingen in de sociale relaties Niveau gevorderd 1 Oorzaak Observatie Verpleegkundige interventies Veranderingen in de cognitieve functies Beschrijf de oorzaken en verpleegkundige interventies zijn m.b.t. drie specifieke zorgproblemen: lopen, transfers en eten/drinken Specifieke zorgproblemen Problemen bij lopen Oorzaken Verpleegkundige interventies Problemen bij transfers Problemen bij het eet – en drinkpatroon Activiteit 2 Transfers uitvoeren Oefen en film in het praktijklokaal hoe je een zorgvrager met ziekte van Parkinson uit bed haalt en hoe je helpt bij opstaan uit de stoel. Bespreek met de docent of je de vaardigheden op een juiste manier hebt toegepast door de film te tonen. Werkwijze Formeer een groep van 3 studenten en ga naar het praktijklokaal. Eén student is verpleegkundige, Eén student is een zorgvrager met de ziekte van Parkinson en één student filmt de transfers. Wissel hierna van rol en zorg ervoor dat ieder een keer verpleegkundige is geweest. Bespreek de transfers met elkaar en met de docent Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 68 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 4.3 B Verpleegplan vaststellen Parkinson (Taaltaak schrijven) Resultaat De student heeft een verpleegplan opgesteld voor een zorgvrager met de ziekte van Parkinson Praktische voorbereiding Bestudeer theorie over mensen met de ziekte van Parkinson Maak gebruik van het zakboek verpleegkundige diagnosen + de gezondheidspatronen van GORDON Zorgvrager met een chronisch somatische aandoeningen Het verplegen van clienten met de ziekte van Parkinson Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Theorielokaal /studieruimte Bespreek deze activiteit met groepsgenoten. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (H, J, K, M) Activiteit 1 Stel een verpleegplan vast voor een zorgvrager met de ziekte van Parkinson Zoals in elke verpleegsituatie staat de verpleegkundige voor de taak de verpleegkundige zorg te plannen. De kunst is een duidelijk individueel verpleegplan te maken, waarbij de verpleegkundige die ermee moet gaan werken geen vragen hoeven te stellen, waar de client zich in kan vinden en dat toch zoveel als mogelijk interventies bevat waarvan de effectiviteit al is bewezen. (Evidence Bases Practice) Casus Mevrouw Yilmaz (70 jaar) heef al vijftien jaar de ziekte van Parkinson. De laatste vijf jaar namen de ziekteverschijnselen spierstijfheid en beven toe. In het begin hielpen de medicijnen goed, maar nu zijn de klachten steeds moeilijker te onderdrukken. Mevrouw Yilmaz wordt hierdoor steeds meer afhankelijk van zorg. Met ondersteuning van de wijkverpleging en de huishoudelijke hulp is het lang goed gegaan thuis. Haar echtgenoot (75 jaar) kreeg steeds meer moeite om de nodige zorg te bieden op de momenten dat er geen andere hulp aanwezig was. Een opname in het verpleeghuis was de enige oplossing. De dag dat mevrouw naar het verpleeghuis wordt gebracht, is een ingrijpende gebeurtenis voor het echtpaar Yilmaz. Mevrouw kan moeilijk wennen aan haar nieuwe omgeving. Zij zondert zich af. Ze is het liefst alleen. Bij de maaltijd wil ze niet graag dat anderen haar zien morsen met het eten. Ook het spreken is moeilijk. Ze praat zacht en monotoon en is slecht te verstaan. Dit is voor haar een reden dat ze bijna nooit een praatje maakt met anderen. Mevrouw is gedeeltelijk ADLafhankelijk. Ze heeft hulp nodig bij het wassen en aankleden en bij het toiletbezoek. Ze kan niet zelfstandig uit haar stoel en bed komen, Het lopen gaat moeizaam. Ze loopt met een rollator. Ze is bang om te vallen, want door haar voorovergebogen houding heeft ze moeite om haar evenwicht te bewaren. Bovendien heeft ze af en toe een ‘blokkade’, zoals zij dit noemt en kan dan niet meer voor-of achteruit. Ze krijgt drie keer per week fysiotherapie voor het soepel houden van de spieren en gewrichten. Ook het lopen wordt dan geoefend. Haar man komt iedere dag op bezoek, samen maken ze nog wel eens uitstapjes. Het wordt echter steeds moeilijker om in en uit de auto te komen Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 69 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Opdracht 4. Lees de casus over mevrouw Yilmaz aandachtig door. 5. In de casus staat “De dag dat mevrouw naar het verpleeghuis wordt gebracht, is een ingrijpende gebeurtenis voor het echtpaar Yilmaz” Hoe kan de verpleegkundige het echtpaar ondersteunen bij deze ingrijpende gebeurtenis? 6. Inventariseer de gezondheids – en bestaansproblemen van mevrouw Yilmaz 7. Breng met behulp van de gezondheidspatronen van Gordon de verpleegproblemen van mevrouw Yilmaz in kaart. 8. Stel een verpleegplan op voor mevrouw Yilmaz (een verpleegplan kan meerdere uitgewerkte verpleegproblemen bevatten) 9. Bespreek je verpleegplan met klasgenoten en vraag feedback. Criteria verpleegplan: - Er is gekozen voor relevante gezondheidspatronen - De verpleegkundige diagnose voldoet aan de criteria van PES - Het verpleegdoel voldoet aan de criteria van RUMBA - De interventies zijn verpleegkundig van aard en hebben een directe relatie met de casus en met het doel - De interventies zijn geformuleerd volgens criteria d.w.z.: verpleegkundig, relevant, uitvoerbaar, eenduidig ( concreet) en duidelijk (door wie, hoe vaak, wanneer, waar) - Het verpleegplan bevat een productevaluatie en een procesevaluatie Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 70 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 4.1 PAAF Oriëntatie Parkinson Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Je oriënteert je op de pathologie van de ziekte van Parkinson m.b.v. een mindmap. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde; onderwerp ziekte van Parkinson. Zorgvrager met een chronisch somatische aandoeningen Theorielokaal/ studieruimte Kijk de opdracht na m.b.v. het antwoordmodel. Stel eventuele vragen en onduidelijkheden aan de inhoudsdeskundige 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Maak onderstaande mindmap. locatie aandoening .. .. .. Oorzaken .. .. .. Verschijnselen .. .. .. verschijnselen op lange termijn stadia Onderzoeken .. .. .. Behandeling .. Complicatie prognose Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige ???? 71 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 4.2 PAAF Kijkactiviteit Parkinson Activiteit Maak de onderstaande kijkactiviteit en bespreek de antwoorden met je medestudenten. Kijkactiviteit 1) Beschrijf de verschijnselen die je ziet bij een zorgvrager. 2) Wat zijn symptomen die de zorgvragers ervaren? 3) Hoe is het verstandelijke vermogen van een zorgvrager met Parkinson? 4) Wat is de oorzaak van de ziekte van Parkinson? 5) Welke stof is te weinig aanwezig? 6) Wat is de behandeling? 7) Is de ziekte te genezen? 8) Wat is het verloop van de ziekte? 9) Wat zijn de psychosociale gevolgen van de ziekte van Parkinson? 10) Wat zijn de bijwerkingen van de medicatie? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 72 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 4.3 PAAF Parkinson - folder maken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandeling en complicaties van de ziekte van Parkinson beschrijven d.m.v. een folder. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Stem deze activiteit met een medestudent om samen te maken. Boek inwendige geneeskunde; Het verplegen van mensen met chronische somatische aandoeningen; onderwerp ziekte van Parkinson programma Publisher Theorielokaal/ studieruimte Bespreek de folder met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Werk deze onderstaande vragen uit en verwerk deze in een patientenfolder. Werkwijze: Stem met een medestudent af wanneer je deze activiteit gaat doen. Vragen: - wat is de pathologie - wat is de oorzaak en waar is dit gelegen (stukje anatomie) - wat zijn de verschijnselen - wat zijn de onderzoeken - wat zijn de behandelmogelijkheden - eventuele complicaties Bedenk dat de informatie in duidelijke eenvoudige taal wordt weergegeven, zonder plak- of knipwerk. Maak de folder overzichtelijk en voeg voor plaatjes toe. Je kunt eventueel het programma Publisher gebruiken. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 73 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 4.4 PAAF Zenuwstelsel 1 Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student kan de anatomische en fysiologische indeling van het zenuwstelsel beschrijven. Neem je anatomieboek mee. Anatomie en fysiologie van de mens Hoofdstuk zenuwstelsel Theorielokaal/ studieruimte Kijk je antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Maak onderstaande vragen. Dit is een herhalingsopdracht, probeer zoveel mogelijk uit het hoofd te beantwoorden, indien nodig, gebruik je het anatomieboek. Zenuwstelsel Het zenuwstelsel kan ingedeeld worden op 2 manieren: op basis van de ligging in het lichaam of op basis van de werking. We spreken ook wel over: 1. anatomische indeling 2. fysiologische indeling (1) De anatomische indeling is: 1. a. b. c. d 2. a. b. c. (2) De fysiologische indeling is: 1. of 2. of deze is weer te verdelen in: a. b. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 74 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Beschrijf de taak van de onderdelen van de fysiologische indeling. (3) Wanneer is het zenuwstelsel genoemd bij 2a actief? (4) Wanneer is het zenuwstelsel genoemd bij 2b actief? (5) Waarom kun je beter niet meteen gaan sporten als je net het diner hebt gebruikt? (6) Waar komt het begin van de impulsen vandaan als je van plan bent om te gaan lopen? (7) Hoe komt die impuls bij de bovenbeenspier? Via ……… Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 75 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 4.5 PAAF Zenuwstelsel 2 Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student heeft kennis van het zenuwweefsel/zenuwen door de vragen te maken. Neem je boek mee. Anatomie en fysiologie van de mens onderwerp het zenuwstelsel. Theorielokaal/ studieruimte Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek eventuele vragen en onduidelijkheden na met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Maak onderstaande vragen over het zenuwweefsel. Gebruik voor deze opdracht het boek Anatomie en Fysiologie Evenals er spierweefsel en vetweefsel is, hebben we in ons lichaam ook zenuwweefsel. (1) Dit bestaat uit 2 soorten cellen: 1. …… of … 2. ….. of … Zenuwweefsel (2) Benoem de onderdelen van een zenuwcel: (3) Er zijn 3 soorten zenuwcellen en hun taak is: 1. .. 2. 3. .. De steuncellen of de (4) ……………bevinden zich alleen in het centrale zenuwstelsel, hun taak is: (5) …………………………………………………………………………………………………………… Een ander woord voor impuls is (6) ……………………………op deze manier kunnen zenuwen een boodschap overdragen. Zij kunnen dit overdragen aan verschillende soorten cellen, namelijk (7) …………………….., ………………………….., en …………………….. De plaats van overdracht tussen 2 uiteinden van een zenuw noemen we de (8) …………………………………….of spleet. Aan het eind van een axon of neuriet wordt de impuls overgedragen aan een andere neuriet. Dit gebeurt d.m.v. neurotransmitters, dit zijn (9) ………………………………. Enkele neurotransmitters zijn: (10) ………………………………………………………………………. Bij welke ziekte is er een tekort aan een bepaalde neurotransmitter? ………………………………………………… Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 76 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Om de neurieten zit een wit gekleurd materiaal, dit heet ……………………………………………………………… En voorkomt kortsluiting tussen de verschillende neurieten. Zo is er in het zenuwweefsel witte stof (dit zijn de neurieten) en grijze stof, dat zijn de …………………………………….. Een aantal neurieten bij elkaar noemt men een zenuw. Een aantal zenuwen bij elkaar noemt men een plexus. Jij kunt een plexus vinden in de ……………………. en in de …………………….. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 77 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 4.1 C Advies geven over hulpmiddelen en voorzieningen Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze De student kan zorgvragers en mantelzorgers voorlichting en advies geven over hulpmiddelen en voorzieningen in de gezondheidszorg Zoek informatie over voorzieningen, (medische) hulpmiddelen, sociale kaart en regelingen (CIZ, PGB) Boek voorlichting, advies en instructie/ Patiëntenvoorlichting: o Informatie over de sociale kaart o informatie over vergoedingsmogelijkheden voor hulpmiddelen o Checklist-overzicht hulpmiddelen Boek: Verplegen van zorgvragers met een chronisch somatische aandoening School/thuis Feedback op de uitwerkingen door groepsgenoot, subgroep of docent 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie I. Presenteren L. Materialen en middelen inzetten BOL-BBL: Verplicht BBL-verkort: keuze Activiteit Adviseer de zorgvrager in onderstaande situaties t.a.v. voorzieningen, (medische-) hulpmiddelen, sociale kaart, regelingen zoals CIZ- indicatie, PGB en zorg, hulp en begeleiding. Geef zo nodig ook verschillende mogelijkheden en alternatieven aan. Situaties Mevrouw Lakenvelder heeft MS en wil geld om thuiszorg te kunnen inkopen en een scooter om zich buitenshuis te verplaatsen. Meneer Kriel heeft een dwarslaesie opgelopen na een auto-ongeval en moet zijn huis aanpassen na revalidatie en wil hiervoor een financiële tegemoetkoming. Mevrouw Hennekens is weduwe, heeft Alzheimer stadium 2 en kan niet meer zelfstandig wonen. Familie wil dat Mevrouw wordt opgenomen in een verpleeghuis. Meneer Barnevelder heeft weinig contact met familie en nauwelijks vrienden. Meneer Barneveld heeft AIDS en heeft terminale zorg nodig. Buren proberen hun steentje bij te dragen. Meneer wil absoluut niet in een ziekenhuis sterven. Meneer Hoenderdos is 96 jaar en woont nog zelfstandig. Dhr. gaat lichamelijk en psychisch achteruit en de dochter wil reguliere thuiszorg aanvragen. Verder wil ze een verhoogde toiletzitting, en een looprek aanvragen voor haar vader. Mevrouw Parelhoen 93 jaar, wil, ondanks dat zij thuis de trap niet meer op kan, toch boven blijven slapen. Haar dochter wil weten hoe ze een traplift moet aanvragen. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 78 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 De zoon van Mw. de Haan wil een her indicatie aanvragen voor zijn moeder, omdat de zorg zwaarder wordt. De dochter van Dhr. Kip heeft het erg moeilijk met het snel voortschrijdende dementieproces van haar moeder. Ze zou graag in contact komen met lotgenoten. Raadpleeg de volgende internetsites: www.ketenzorg.nl www.ciz.nl www.handigeporducten.nl www.vilans.nl (Zorg voor Beterkaart) Vilans = KBOH, KITTZ en NIZW zorg) www.veranderingenindezorg.nl www.mezzo.nl (informatie voor mantelzorgers) www.regelhulp.nl www.thuiszorg-gids.nl De belangrijkste regelingen zijn uitgewerkt in de AWBZ, de WMO en bijstandswet Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 79 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 80 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 5. Zorgvrager met chronische pijn 5.1 B Pijn en pijnmodel Loeser Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student weet het doel van het model van Loeser en weet wanneer het wordt toegepast. Neem je boek mee en zorg voor een computer Formeer een groep met 3 à 4 studenten; zorg voor flap en stiften. Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen; thema verplegen van cliënten met chronische pijn. Theorielokaal, studieruimte Bespreek het model met elkaar. Vraag zo nodig feedback van de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, K, R) Activiteit Teken op een flap het pijnmodel van Loeser en beschrijf in iedere cirkel waar het voor staat en wat er wordt bedoeld. Leg het uit m.b.v. voorbeelden. Beschrijf in een kort verslag wat het doel is en wanneer het wordt toegepast. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 81 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 5.2 B Pijnmeetinstrumenten (Taaltaak schrijven) Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student heeft verschillende pijnmeetinstrumenten verzameld en in het kort uitgelegd wat het doel is en hoe ze werken. Verzamel zoveel mogelijk pijnmeetinstrumenten Bestudeer theorie over het doel en de werking van pijnmeetinstrumenten. Boek: Verplegen van mensen met chronische somatische aandoeningen; Verplegen van cliënten met chronische pijn. Theorielokaal, studieruimte Bespreek het model met elkaar Vraag zo nodig feedback van de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, K, R) Activiteit Ga op zoek naar verschillende pijnmeetinstrumenten. Leg in het kort uit: - Het doel van het instrument - Hoe werkt het instrument - Voor en nadelen van pijnmeting - De taak van de verpleegkundige - Demonstreer in een rollenspel hoe je het pijnmeetinstrument toepast. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 82 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 5.3 B Verpleegkundige interventies bij chronische pijn Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Een ingevuld schema met verpleegkundige interventies die je kunt treffen bij een zorgvrager met chronische pijn. Neem je boek mee en zorg voor een computer Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen; thema verplegen van cliënten met chronische pijn. Theorielokaal, studieruimte Bespreek eventuele vragen en onduidelijkheden met de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, K, R) Activiteit Vul het onderstaande schema in met bij ieder vak minimaal 3 concrete verpleegkundige interventies. Interventies Het bevorderen van medicatietrouw Wat doe je concreet? Psychosociale interventies Ontspannings- en afleidingstechnieken Het bevorderen van comfort en rust Het gebruik van warmte, koude en massage. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 83 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 5.1 PAAF Oriëntatie pijn Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Je hebt je georiënteerd op het begrip pijn Neem je boek mee en stem af met een paar medestudenten wanneer je deze opdracht kunt doen. Basisboek pathologie; onderwerp pijn Theorielokaal/ studieruimte Nabespreking samen met je medestudenten 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Maak onderstaande vragen in een groepje. 1. Inventariseer welke lichamelijke pijnlijke dingen jullie al hebben beleefd. 2. Pijn kun je op verschillende manieren beschrijven: - plaats van optreden van pijn karakter van pijn (hoe voelt het aan) intensiteit (sterkte) probeer met je groepje een lijstje te maken van mogelijkheden hoe pijn beschreven kan worden. (bv heftige – zeurende – kiespijn) 3. Pijn roept ook emoties op, bedenk hier voorbeelden van 4. Verzin nog meer vragen die je zou kunnen stellen om meer te weten te komen over de pijn die iemand voelt. 5. Is pijn nuttig? Is pijn altijd negatief? 6. Noteer objectieve tekenen van pijn (hoe kun jij zien dat ik pijn heb) 7. Waarom kunnen fakirs zo goed tegen pijn? (op spijkerbed liggen moet toch pijn doen!) Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 84 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Activiteit 2 Beantwoord de volgende vragen naar aanleiding van bestudering van de stof. ‘Google’ indien nodig. 1. Noem drie oorzaken van pijn. 2. Wat is weerpijn? Geef een voorbeeld. 3. Wat versta je onder fantoompijn? Verklaar dit fenomeen. 4. Wat versta je onder endogene pijndemping? 5. a. b. Welke drie groepen analgetica (= pijnstillers) zijn er? Noem van elke groep de belangrijkste bijwerkingen en wat daar dan weer tegen gegeven kan worden Pijnstillers kun je op een aantal verschillende manieren toedienen. Je ziet ze hieronder in schema weergegeven. Vertaal/omschrijf elke van onderstaande manieren. Enteraal = Oraal = Parenteraal = Rectaal = Subcutaan = Transdermaal = Intramusculair = Intraveneus = Via een ‘ruggenprik Intrathecaal (spinale) = Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige Epiduraal = 85 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 5.2 PAAF Pijn en pijnbestrijding Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student heeft kennis van de fysiologie van pijn, weergeven welke vormen van pijn er bestaan, wat het werkingsmechanisme van acute en chronische pijn is en waaruit pijnbestrijding kan bestaan. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Basisboek pathologie; onderwerp pijn Internet Theorielokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel en bespreek eventuele vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Maak onderstaande vragen behulp van je pathologieboek en internet. Vragen Pijn = nociceptie Doel van pijn is: ……………………………………………………………………………………. Waardoor voelen we pijn? Door prikkeling van:………………………………………………… Door het vrijkomen van serotonine, acetylcholinine, histamine, bradykinine, melkzuur, prostaglandine worden pijnsensoren geprikkeld. Deze stoffen komen vrij bij: ……………………………………………………………………… Wat gebeurt er als deze pijnsensoren geprikkeld worden? ………………………………….. Op welke plaatsen in ons lichaam zitten veel pijnsensoren? ………. ……….. ……….. ………. Wat is het verloop van een pijnprikkel?: a. Zenuwvezels (snel voor acute pijn, langzaam voor chronische pijn) b. Ruggenmerg c. Thalamus d. Grote hersenen Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 86 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Wat is de rol van het limbische systeem? (zie opdracht zenuwstelsel 2) Het limbische systeem bestaat uit: 1. 2. 3. Het limbische systeem is ook betrokken bij …….. Deze hebben dus grote invloed op de pijnbeleving. Voorbeelden: …………….. …………………………………………. ………………………………………………………… Wat zijn endorfinen? ……………………………….. Reactie zenuwstelsel: reflex: hypothalamus stimulatie: hypofyse stimulatie: hersenschors = bewustwording: angst Limbisch systeem beïnvloed op- en afdalende banen vb……………………… vb……………………. vb ……………………. vb……………………… Oorzaken van pijn: ontsteking: ……………………………………………………………………………… - druk tegen weefsels: …………………………………………………………………. - spierkrampen: …………………………………………………………………………. - ischaemie: ……………………………………………………………………………… - prikkeling van vliezen: ………………………………………………………………… Wanneer spreken we van chronische pijn? …………………………………………. Wat is sensibilisatie? …………………………………………………………………… Soorten pijn: 1. referred pain 2. koliekpijn 3. fantoompijn 4. drukkende snoerende pijn Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 87 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Meten van pijn. Meten van pijn: Hoe kunnen we pijn meten? …………. Wat is de pijndrempel? ………… Wat is de pijntolerantiedrempel? ……….. Pijnbestrijding. Causale therapie: wat is causaal? …………. Deze kan curatief gericht zijn, dat betekent: ……………. Deze kan palliatief gericht zijn, dat betekent: …………… 1) 2) T.E.N.S. deze afkorting staat voor: ………….. Dat betekent: ……………….. 3) zenuwblokkade, dat houdt in: …….. 4) fysiotherapie, dat houdt in: ………. 5) psychotherapie, houdt in: ……… 6) medicamenteus: algehele of lokale pijnbestrijding wat is anesthesie; ………………… wat is analgetica: ………………… Perifeer werkende analgetica a) paracetamol; werking: bijwerkingen: b) N.S.A.I.D. = niet steroïde ontstekingsremmende pijnstiller. Prostaglandine remmer. Werking: Bijwerking: Soorten; - diclofenac - ibuprogen - acetylsalicylzuur (ascal) - COX-2 remmers (bijwerkingen: ………………………….. vb. parecoxib, celebrex Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige ) 88 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 c) centraal werkende analgetica Opiaten: -Natuurlijke stoffen: zoals morfine en codeïne synthetische stoffen: hierbij zijn chemische stoffen toegevoegd: zoals heroine Opioïden: Lichaamseigen stoffen: deze stoffen worden door het lichaam zelf aangemaakt, bijvoorbeeld bij inspanning, zoals endorfine. Synthetische stoffen: deze stoffen worden geheel kunstmatig in de fabriek gemaakt, zoals methadon d) spasmolytica e) psychofarmaca Manieren van toedienen: Hevige pijn: - pijnhorloge - epidurale toediening Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 89 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 5.1 C Pijn en pijnbeleving Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft: - zich georiënteerd zich op het begeleiden van de zorgvrager met pijn. - kan de verschillen in pijnbeleving bij zorgvragers benoemen - de begeleidingsmethoden benoemen van de zorgvrager met chronische pijn Bestudeer theorie over chronisch pijn Boek : Chronisch somatische aandoeningen. Hoofdstuk over chronische pijn School/thuis Bespreek vragen, onduidelijkheden en conclusies met medestudenten en inhoudsdeskundige 1.4 Begeleidt een zorgvrager C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen R. Op de behoefte van de “klant” richten Activiteit : Oriëntatie op pijn en pijnbeleving Je oriënteert je op het begeleiden van de zorgvrager met pijn d.m.v. . het maken van onderstaande vragen en een groepsdiscussie. Werkwijze : 1. Beantwoord de volgende vragen : - 2. . Ga in je herinnering terug naar de pijn die je zelf ooit gehad hebt en die je het best is bijgebleven. Geef een zo duidelijk mogelijke beschrijving van deze pijn. Denk hierbij aan de volgende aspecten : soort pijn, pijngedrag, pijnbeleving. Beschrijf hoe je zelf met pijn omgaat. Gebruik je snel en geregeld pijnstillers? Zoek je afleiding ? maak je gebruik van massage ? of onderneem je andere activiteiten? Bedenk 5 redenen waarom iemand in een ziekenhuis meer pijn kan hebben dan thuis. Bedenk ook waarom iemand thuis meer pijn kan hebben dan in het ziekenhuis. Waarom help je een zorgvrager die al jaren pijn heeft vaak niet met pijnstillers/ Hoe zou je hem wel kunnen helpen? Waarom kan een zorgvrager met pijn zich niet aanstellen? Waarom is een leven zonder pijn niet mogelijk? Discussieer in een groepje over de volgende uitspraken en trek conclusies: Bij iedere pijnstilling hoort een luisterend oor. Chronische pijn is pijn die nooit meer weggaat. Een leven met pijn is ondraaglijk. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 90 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Activiteit 2: Pijnbeleving en begeleiding Bekijk met elkaar de DVD “Brein van de pijn bekijken” en bespreek deze na aan de hand van de vragen Werkwijze : 1. Je bekijkt met een groepje de DVD. 2. Wat heeft het meeste indruk op je gemaakt? 3. Wat valt je op bij de pijnbeleving en pijngedrag van deze mensen? 4. Wat vind je van de begeleiding die ze krijgen ? Activiteit 3: Begeleiden bij pijn Je gaat onderzoeken op welke wijze je de zorgvrager met chronische pijn kunt begeleiden m.b.v. het maken van de onderstaande vragen Werkwijze : 1. Leg uit wat bedoeld wordt met de volgende uitspraak: ‘Coping strategieën bij pijn worden onderscheiden in passieve en actieve strategieën’ Geef van elke strategie voorbeelden. Passieve strategieën Actieve strategieën 2. Waarop richt zich gedragstherapeutische behandeling bij pijn? 3. Waarom is het belangrijk om de omgeving van de zorgvrager hierbij te betrekken 4. Op welke manier kun je als verpleegkundige een zorgvrager met chronisch pijn begeleiden? 5. Welke houdingsaspecten van de verpleegkundige zijn belangrijk tijdens het begeleiden van de zorgvrager met chronisch pijn? Keuze: Maak Praktijk 1 Emotie en pijn uit het boek Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/Verplegen van cliënten met chronisch pijn Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 91 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 6. Zorgvrager met COPD en astma 6.1 B Klachten, observaties, interventies COPD (Taaltaak schrijven) Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft de klachten, observaties en verpleegkundige interventies benoemt bij een zorgvragers met COPD of astma Bestudeer theorie over zorgvragers met COPD of astma Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/ Het verplegen van cliënten met COPD of astma Theorielokaal /studieruimte 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, J, K, R) Activiteit 1 Maak de opdracht over COPD Werkwijze Beantwoord de vragen: 1. Wat betekent COPD 2. Welke aandoeningen vallen onder COPD 3. Wat zijn de oorzaken van COPD 4. Wat zijn de symptomen van COPD 5a. Welke klachten hebben zorgvragers met COPD 5b. Welke observaties kan de verpleegkundige per klacht doen? 5c. Welke verpleegkundige interventies pas je toe om de klacht te doen afnemen. Klacht Observaties Verpleegkundige interventies Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 92 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 6.2 B Verpleegplan voor zorgvrager met COPD Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft een verpleegplan vastgesteld voor een zorgvrager met COPD aan de hand van een casus Bestudeer theorie over zorgvragers met COP of astma Maak gebruik van je zakboek verpleegkundige diagnosen Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/Verplegen van cliënten met COPD of astma Ter ondersteuning: DVD: “de longspecialist” (605.01) http://www. astma-copd.nl www.mens-en-gezondheid.infonu.nl Theorielokaal /studieruimte Evalueer je verpleegplan in een subgroep. Stel zonodig leervragen aan de docent 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (D, H, J, K, M) Activiteit 1: Stel een verpleegplan op voor een zorgvrager met COPD of astma Casus De heer van Geel woont in het verpleeghuis in verband met ernstige benauwdheidsklachten bij longemfyseem. Voor het ontbijt heeft hij zich in een rap tempo gewassen. Hierna heeft hij lange tijd nodig om op adem te komen. Als het ontbijt arriveert, heeft hij geen energie om te eten. Rond koffietijd vraagt de verpleegkundige aan mijnheer van Geel of hij naar de huiskamer wil om daar een kopje koffie te drinken. Mijnheer geeft aan dit niet te willen, omdat hij bang is weer erg benauwd te worden als hij naar de huiskamer moet lopen. 1. Lees de casus . 2. Stel de verpleegkundige diagnosen vast a.d.h.v. de casus. Beargumenteer je keuze. 3. Stel de zorgresultaten of verpleegdoelen vast 4. Kies verpleegkundige interventies aan de hand van de verpleegkundige diagnose en de beoogde zorgresultaten of verpleegdoelen 5. Formuleer minimaal 5 verpleegkundige interventies 6. Formuleer per verpleegplan een productevaluatie en een procesevaluatie Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 93 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Activiteit 2: Evalueer je verpleegplan in een subgroep Maak een subgroep (max. 4 personen) en bespreek elkaars verpleegplan aan de hand van de volgende vragen: Is het verpleegplan vanuit de zorgvrager en voor de zorgvrager geformuleerd? Bevat het verpleegplan alle onderdelen die een verpleegplan moet bevatten? Voldoende de verpleegkundige diagnosen aan de PES regels? Waarom wel, waarom niet? Voldoen de beoogde zorgresultaten of verpleegdoelen aan de RUMBA-eisen? Waarom wel, waarom niet? Zijn de gekozen verpleegkundige interventies de juiste om het zorgresultaat of verpleegdoelen te behalen? Voldoen de verpleegkundige interventies aan de eisen. Waarom wel, waarom niet? Voldoen de evaluatievragen aan de eisen. Waarom wel, waarom niet? Op welke onderdelen moet het verpleegplan bijgesteld worden? Criteria verpleegplan: - Er is gekozen voor relevante gezondheidspatronen - De verpleegkundige diagnose voldoet aan de criteria van PES - Het verpleegdoel voldoet aan de criteria van RUMBA - De interventies zijn verpleegkundig van aard en hebben een directe relatie met de casus en met het doel - De interventies zijn geformuleerd volgens criteria d.w.z.: verpleegkundig, relevant, uitvoerbaar, eenduidig ( concreet) en duidelijk (door wie, hoe vaak, wanneer, waar) - Het verpleegplan bevat een productevaluatie en een procesevaluatie Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 94 BC CHRONISCH 1516 6.1 PAAF Pathologie van de luchtwegen Resultaat Praktische voorbereiding Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Niveau gevorderd 1 De student heeft kennis van de anatomie en pathologie van de luchtwegen en longen. Lees uit het boek “Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening”, h. 9 over astma en COPD. Theorielokaal /studieruimte. Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden. (K) Activiteit 1 Maak de vragen bij de opdracht over de anatomie van de luchtwegen en COPD o Benoem de onderdelen van de luchtwegen 1. .. 2. .. 3. … 4. .. 5. .. 6. .. 7. .. 8. .. 9. .. 10. .. 11. .. 12. .. 13. .. 14. .. 15. .. 16. .. 17. .. 18. .. 19. .. 20. .. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 95 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 o Wat is onderstaande afbeelding? o Maak gebruik van de internetpagina: http://www.astma-copd.nl om onderstaande vragen te beantwoorden. 1. Wat betekent letterlijk de term COPD? o Bij chronische bronchitis en astmatische bronchitis is er sprake van een ontstekingsreactie. Deze ontstekingsreactie ontstaat door een veranderde immuunrespons van de luchtwegen na blootstelling aan verscheidene prikkels. Deze prikkels kunnen van allergische en van niet-allergische aard zijn. 2. Welke prikkels kunnen deze ontstekingsreactie oproepen? 3. Wat zijn de verschijnselen bij chronische bronchitis? 4. Wat zijn de verschijnselen bij astmatische bronchitis? 5. Wat is het verschil tussen deze beide aandoeningen? o Bij astma is de zorgvrager tussen de aanvallen door klachtenvrij, daarom valt deze aandoening niet onder COPD. Wat wel onder COPD valt is longemfyseem. Maak voor de volgende vragen gebruik van internetpagina: www.mens-en-gezondheid.infonu.nl Ga naar ziekten en geef als zoekopdracht longfibrose en longemfyseem 6. Bij longemfyseem is er een verandering in de alveoli. Wat gebeurt er? 7. Wat is de oorzaak van deze verandering? o Mensen met longemfyseem hebben veel last van benauwdheidklachten, ondanks de sterk gevulde longen met lucht. Heeft het zin om hen veel zuurstof te geven? 8. Verklaar je antwoord 9. Wat is de prognose van COPD? 10. Noem algemene behandelingen voor COPD en astma 11. Welke onderzoeken kunnen toegepast worden bij COPD en astma? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 96 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 6.2 PAAF Zelftest luchtweg- en longaandoeningen. Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student heeft kennis van aandoeningen van de luchtwegen en longen. Zorg dat je theorie hebt bestudeerd over de luchtwegen/longen. Aandoeningen van luchtwegen en longen. Theorielokaal /studieruimte. Kijk de zelftest na met behulp van het antwoordmodel. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden. (K) Activiteit Test je kennis over de pathologie van de luchtwegen en longen. 1. Waaraan denkt men bij een zorgvrager met overwegend expiratoire dyspnoe? a. Astma bronchiale. b. Hyperventilatie. c. Struma. 2. Bij welke aandoening is een vermindering van de longelasticiteit opgetreden? a. Longembolie. b. Longemfyseem. c. Longempyeem. 3. Welke aandoening wordt niet tot COPD gerekend? a. Astma bronchiale. b. Bronchitis. c. Emfyseem. 4. Wat is GEEN complicatie van chronische bronchitis? a. Bronchopneumonie. b. Longembolie. c. Longemfyseem. 5. Gaswisseling tussen lucht en bloed vindt plaats in de … a. bronchioli. b. alveoli. c. longhilus. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 97 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 6. I. II a. b. c. De grote circulatie geeft zuurstof al aan de bronchiën. De alveoli geven zuurstof af aan de kleine circulatie. I en II zijn juist. Alleen I is juist. Alleen II is juist. 7. Men spreekt van cyanose als in het (1) … bloed te veel (2) …Hb aanwezig is. a. (1) capillaire; (2) geoxygeneerd. b. (1) capillaire; (2) gereduceerd. c. (1) veneuze; (2) geoxygeneerd. 8. Wat ziet men bij longemfyseem op de thoraxfoto? a. Geringe luchthoudendheid van de long. b. Grote luchthoudendheid van de long c. Hoogstaand diafragma. 9. Waar is een hypostatische pneumonie vrijwel altijd gelokaliseerd? a. Verspreid in de longen. b. In de longtoppen. c. In het onderste gedeelte van de longen. 10. Hoe ziet meestal het sputum eruit van een zorgvrager met een langer bestaande chronische bronchitis? a. bruin etterig. b. wit en taai. c. grijsgroen. Open vragen: 11. Wat veroorzaakt de benauwdheid bij een zorgvrager met chronische bronchitis? … 12. Waarom is het belangrijk dat zorgvragers met COPD en astma de griepprik krijgen? … 13. Waarom heeft het geen zin om een zorgvrager met ernstige longemfyseem veel zuurstof te geven als hij het benauwd heeft? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 98 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 6.1 VDL Voeding bij hart- en longziekten Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft kennis over voeding bij chronische long – en hartziekten Maak gebruik van internet en het boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen Theorielokaal, thuis, mediatheek Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden (K) Activiteit 1 Beantwoord de vragen over voeding bij chronische long- en hartziekten 1. COPD = 2. Een zorgvrager met COPD heeft de neiging gewicht te verliezen en daarmee de ziekte nadelig te beïnvloeden. Beschrijf deze vicieuze cirkel van ondervoeding bij COPD. 3. Hoeveel % van de zorgvragers met COPD is ondervoed? 4. Noem minimaal 5 redenen waarom zorgvragers met COPD problemen hebben met voldoende eten en drinken bij deze ziekte. 5. Wat is de belangrijkste preventie maatregel op het gebied van voeding voor een zorgvrager met COPD? 6. Indien een zorgvrager met COPD in een slechte voedingstoestand verkeert na een infectieperiode, is een energie- en eiwitrijk dieet onvoldoende om dit te herstellen. Waaruit bestaat de behandeling voor ondervoede zorgvragers met COPD dan nog meer, naast medicatie en dit dieet? 7. Arteriosclerose = 8. Noem 9 risicofactoren van arteriosclerose Niet alle risicofactoren factoren zijn te beïnvloeden, daarom is het belangrijk verbetering aan te brengen in de negatieve factoren die wel beïnvloedbaar zijn en voeding speelt daarin een belangrijke rol. De volgende vragen (t/m 13) gaan over voeding in relatie tot arteriosclerose: 9. Noem 3 voedingsinterventies die worden genomen om de bloeddruk te verlagen. 10. De sterfte bij diabetes wordt door 75% bepaald door hart- en vaatziekten. Wat zijn de normaalwaarden voor bloedglucose? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 99 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 11. Bij arteriosclerose wordt vaak gesproken over een hoog cholesterolgehalte in het bloed. Toch is dat een wat eenzijdige benadering. In je bloed zitten namelijk verschillende vetachtige stoffen die tezamen het vetspectrum vormen. Al die verschillende vetsoorten moeten in de juiste hoeveelheden aanwezig zijn. Zoek de normaalwaarden op voor het vetspectrum in je bloed. Het gaat hier om: HDL, LDL, TG en CHOL 12. Noem 3 voedingsinterventies die worden genomen om het vetspectrum bij mensen met Hypercholesterolemie in het bloed te verbeteren. 13. Noem 5 maatregelen om het gewicht van zorgvragers met arteriosclerose op een verantwoorde wijze te verminderen. 14. Zorgvragers met chronisch hartfalen hebben een hoge energiebehoefte vanwege toegenomen arbeid van hart en longen. Het hart werkt inefficiënt. Chronisch hartfalen = 15. Decompensatio cordis = 16. Behandeling chronisch hartfalen: bestaat uit de inspanning van het hart verminderen door vochtuitscheiding te bevorderen met diuretica en een dieet en de hartspier te versterken met medicatie. Noem 5 voedingsinterventies die worden genomen bij deze doelgroep. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 100 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 6.1 Adviesgesprek voeren (Taaltaak spreken) Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Evaluatie Werkproces/competenties De student: - kan een adviesgesprek voeren met een zorgvrager in een oefensituatie - een zorgvrager adviezen geven, afgestemd op zijn/haar situatie en gezondheidsproblemen Lezen theorie over adviesgesprek en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. Formeer kleine groepen. Theorie adviesgesprek Nabespreken met medestudenten 3 Feedbackformulieren en nabespreking met docent 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie I. Presenteren L. Materialen en middelen inzetten Activiteit : Je gaat een adviesgesprek voeren met een chronische zieke zorgvrager in een oefensituatie. Werkwijze : 1. , 2. Lees de theorie over het voeren van een adviesgesprek en de verschillende adviesstijlen. In het adviesgesprek ga je bijvoorbeeld adviezen geven aan een chronisch zieke zorgvrager over het omgaan met vermoeidheid bij COPD, omgaan met chronisch pijn, omgaan met slikstoornissen bij Parkinson of CVA, benauwdheidsklachten bij COPD, omgaan met problemen bij het eten-drinken bij……. Ga een adviesgesprek voeren met een zorgvrager naar keuze: Zorgvragers met MS, Parkinson, CVA, Chronisch hartfalen, COPD, Diabetes Mellitus of chronische pijn of kies zelf een ziektebeeld) Zoek of schrijf zelf een casus, waarin je het ziektebeeld en de situatie beschrijft van de zorgvrager. Helder moet zijn vanuit welk gezondheidsprobleem jij een adviesgesprek gaat voeren. 3. Leg de casus voor aan je subgroep. 4. Bepaal met elkaar de verschillende rollen en voer het adviesgesprek in de oefensituatie. Oefen met verschillende casussen. - Eén deelnemer speelt de verpleegkundige en een deelnemer speelt de zorgvrager. - De rest van de groep observeert aan de hand van C1 feedbackformulier adviesgesprek voeren 5. Breng tot slot alle gegeven adviezen in kaart. Heb je bijvoorbeeld een chronische zieke zorgvrager met MS advies gegeven over omgaan met vermoeidheid, zet dan de gegeven adviezen op een rijtje Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 101 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 6.2 Patientenvoorlichting en instructie geven Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft informatie of instructie gegeven aan een zorgvragers met astma/COPD Lees deze activiteit goed door en stel vast wat er van je wordt verwacht Boek; Voorlichting, advies en instructie/patiëntenvoorlichting Tertiaire preventie Patiëntenvoorlichting School/thuis Evalueer de rollenspelen met behulp van de feedbackformulieren 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L) Activiteit 2 Geef in een rollenspel patiëntenvoorlichting volgens het vijf-stappenplan aan chronische zieke zorgvragers Werkwijze - Vorm een subgroep van maximaal 4 personen - Lees de situatiebeschrijving door. - Stel een voorlichtingsplan op met behulp van de vijf stappen (C1 Checklist geven van voorlichting) - Bespreek hoe je het gesprek met de zorgvrager gaat aanpakken - Geef in een rollenspel voorlichting aan de zorgvrager a.d.h.v. het voorlichtingsplan. - Evalueer het gesprek met behulp van C1 FEEDBACKFORMULIER PATIENTENVOORLICHTING. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 102 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Geef voorlichting over de leefwijze bij benauwdheid en vermoeidheid aan een zorgvrager met COPD. Willem van Zuilen is 67 jaar. Tot hij op zijn 58e vervroegd met pensioen ging, werkte hij in een suikerfabriek. Daarna was hij altijd actief bezig op zijn tuin en bij de buurtvereniging. Hij heeft van zijn 13e tot en met zijn 63e levensjaar gerookt, in totaal 40 sigaretten per dag. Toen hij 62 jaar was, is bij hem COPD vastgesteld. De afgelopen periode zijn Willems benauwdheids- en vermoeidheidsklachten verergerd. Hij omschrijft het als een ‘lege accu’. Willem heeft een PGB toegewezen gekregen, hij koopt verpleegkundige zorg in via de thuiszorgorganisatie voor de persoonlijke verzorging bij het douchen. Jij komt als verpleegkundige bij hem thuis en hij vraagt aan jou wat hij kan verbeteren aan zijn leefwijze waardoor hij minder benauwd en vermoeid zal zijn Activiteit 3 Geef in een rollenspel patiënteninstructie (14 stappenplan) bij een zorgvrager die instructie nodig heeft bij het gebruiken van medicatie Werkwijze - Vorm een subgroep van maximaal 4 personen - Lees de situatiebeschrijvingen door. - Kies er één uit en stel een voorlichtingsplan op met behulp van de 14 stappen ( m.b.v. C1 feedbackformulier instructieplan opstellen). - Bespreek hoe je het gesprek met de zorgvrager gaat aanpakken - Geef in een rollenspel voorlichting aan de zorgvrager a.d.h.v. het voorlichtingsplan. - Evalueer het gesprek met behulp van C1 feedbackformulier patiënteninstructie geven Neem onderstaande punten ook mee in de evaluatie: o Wordt er rekening gehouden met de zorgvrager? o Sluit de instructie goed aan bij de zorgvrager? o Wordt het doel duidelijk uitgelegd en wordt er een goede instructie gegeven? o Wordt er ruimte gegeven tot vragen stellen? o Evalueert men met de zorgvrager? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 103 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Geef de zorgvrager met COPD instructie over het inhaleren van medicatie Het niet trouw innemen van de medicijnen en het niet hanteren van de juiste inhalatietechniek verergeren de klachten van COPD. Het is een taak van de verpleegkundige te inventariseren wat de oorzaak is van het niet trouw innemen en instructie te geven voor een juiste inhalatietechniek Situatiebeschrijving Bij mevrouw Plugge (45 jaar) is één jaar geleden de diagnose COPD vastgesteld. Zij gebruikt Ventolininhalator vier maal daags één, Atroventinhalor viermaal daags één, Pulmicort tweemaal daags en Serevent tweemaal daags. Zij hanteert geen vaste volgorde. De Pulmicortinhalator wordt niet gebruikt. Bij navraag zegt mevrouw ‘het helpt niet en het geeft een vieze smaak en een vieze tong. Als mevrouw een inhalatie neemt, blijkt dat het haar niet lukt om een goede techniek te gebruiken. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 104 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 105 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7. Zorgvrager met Diabetes Mellitus 7.1 B Verpleegkundige aandachtspunten Diabetes Mellitus Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student heeft de verpleegkundige aandachtspunten in de zorg aan mensen met diabetes mellitus beschreven. Bestudeer theorie over zorgvragers met diabetes mellitus Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/ Verplegen van clienten met diabetes mellitus Thuis, leslokaal Evaluatie met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Activiteit Beschrijf de verpleegkundige aandachtspunten en interventies in de zorg aan mensen met diabetes mellitus. Maak hierbij gebruik van de gezondheidspatronen volgens Gordon. Aandachtspunt Oorzaak Verpleegkundige interventies Risico op inadequate therapiediscipline Risico op complicaties Vermoeidheid Risico op bewustzijnsverlies en letsel bij hypoglycemie Vrees voor complicaties ……………………………. …………………………… …………………………… Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 106 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Activiteit 2 Beschrijf: - De oorzaken van een hypoglykemie en hyperglykemie - aan welke verschijnselen je een hypoglykemie of hyperglykemie kunt herkennen - hoe de verpleegkundige moet handelen bij een hypoglycemie - hyperglykemie Hypoglykemie Hyperglykemie Oorzaken Verschijnselen Handelen Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 107 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7.2 B Gevolgen van DM- DVD kijken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student kan de gevolgen van diabetes op lichamelijk, psychosociaal en maatschappelijk gebied herkennen en beschrijven aan de hand van een DVD over diabetes Mellitus. Haal de DVD “BN-ers in de zorg, leven met Diabetes Mellitus” en stem af wanneer je deze gaat bekijken. Je kunt deze DVD ook via uitzending gemist bekijken. Er zijn twee afleveringen gemaakt over “BN-ers in de zorg, leven met Diabetes Mellitus” Je kunt deze afleveringen bekijken op: - http://www.hebikietsgemist.nl/aflevering/57974/nederland1/bn-ers-in-de-zorg-diabetes-fonds/aflevering-1.html - http://www.hebikietsgemist.nl/aflevering/58076/nederland1/bn-ers-in-de-zorg-diabetes-fonds/aflevering-2.html Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/verplegen van clienten met diabetes mellitus Thuis/school Spreek de kijkopdracht na met klasgenoten en docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Activiteit Bekijk de DVD met behulp van de kijkopdracht en beantwoord de vragen 1. Welke gevolgen heeft de diabetes op lichamelijk gebied voor de zorgvragers? (op korte en lange termijn) 2. Welke gevolgen heeft de diabetes op psychosociaal en maatschappelijk gebied voor de zorgvragers? 3. Hoe vind je dat de zorgvragers met diabetes mellitus omgaan? 4. Hoe vindt je dat de omgeving met hun ziekte omgaan? Gevolgen op lichamelijk gebied Gevolgen op psychosociaal gebied Gevolgen op maatschappelijk gebied Hoe gaat zorgvrager met diabetes mellitus om? Hoe gaat omgeving met diabetes mellitus om? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 108 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7.1 PAAF Overzicht hormoonstelsel Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie Je hebt overzicht van het hormoonstelsel. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Anatomie en fysiologie van de mens Hoofdstuk hormonaal stelsel Theorielokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden. (K) Activiteit Vul onderstaand overzicht in. HYPOTHALAMUS ADENOHYPOFYSE (…) Via … ↓ Via … ↓ NEUROHYPOFYSE (…) DIRECT WERKENDE HORMONEN: HORMONEN: 1. … 2. … 3. … GLANDOTROPE HORMONEN: 1. … 2. … 3. … en … FUNCTIE: NAAR KLIER: Ad 1. … Ad 2. … Ad 3. … Ad 1. … Ad 2. … Ad 3. … en … 1. … 2. … FUNCTIE: Ad 1. … Ad 2. … PRODUCT Ad 1. … en … Ad 2. groep: … Ad 3. … en … Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 109 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7.2 PAAF Het hormoonstelsel Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Je hebt kennis van het hormoonstelsel Bestudeer theorie over het hormonaal stelsel Anatomie en fysiologie van de mens Hoofdstuk hormonaal stelsel Theorielokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit Maak onderstaande vragen. Vragen 1. Processen in het lichaam worden neuraal en hormonaal geregeld. Deze 2 systemen werken samen. Waar wordt de verbinding tussen deze 2 systemen gevormd? 2. Hormonen worden geproduceerd door klieren. Er zijn 2 soorten klieren, endocriene klieren en exocriene klieren. Wat is het verschil tussen deze twee? 3. 1. 2. 3. 4. 5. 6. Noem de klieren van het endocriene systeem en beschrijf de ligging. Hormonen kunnen ook geproduceerd worden door weefsel. (denk aan gastrine, geproduceerd door de maag, secretine geproduceerd door de wand van de twaalfvingerige darm). 4. Waaruit zijn de meeste hormonen opgebouwd? 5. Waar worden hormonen weer afgebroken? 6. … Hormonen brengen een boodschap over. Zij komen bij hun doelwit orgaan via 7. Er kunnen tientallen verschillende hormonen in de bloedbaan circuleren, Hoe is het mogelijke dat een bepaald hormoon ook precies het gewenste effect heeft? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 110 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Klieren van het endocriene systeem. Hypofyse. 8. Beschrijf de bouw en ligging van de hypofyse. 9. 1. 2. Welke 2 hormonen geeft de neurohypofyse af? ad 1 Wat zijn de prikkels voor afgifte van het hormoon genoemd bij 1? Waar doet dit hormoon zijn werking? wat is de werking? 10. - ad 2 Wat zijn de prikkels voor afgifte van het hormoon genoemd bij 2? Waar doet dit hormoon zijn werking? Wat is de werking? De adenohypofyse geeft 2 groepen hormonen af: - direct werkende hormonen of effecthormonen - glandotrope hormonen 11. 1. 2. 3. Welke 3 hormonen zijn de direct werkende hormonen? ad 1 Waar doet dit hormoon zijn werking? Wat is de werking? 12. - ad 2 Waar doet dit hormoon zijn werking Wat is de werking? 13. - ad 3 Waar doet dit hormoon zijn werking? Wat is de werking? 14 t/m 18. Welke 4 hormonen zijn de glandotrope hormonen? Waar doen ze hun werking en wat zijn de effecten? 1. 2. 3. 4. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 111 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Schildklier. 19. Beschrijf de bouw en ligging van de schildklier. 20. Wat is de Latijnse benaming? 21. 1. 2. 3. Wat produceert de schildklier? 22. Hoe wordt de schildklier gestimuleerd om zijn product af te geven aan de circulatie? 23. Wat is een belangrijke bouwsteen van het schildklier hormoon? 24. Wat is de werking van het schildklierhormoon? Bijschildklier. 25. Beschrijf de bouw en ligging van de bijschildklier. 26. Wat is de Latijnse benaming? 27. Wat produceren de bijschildklieren? 28. Wat is de werking van het bijschildklierhormoon? Alvleesklier. 29. Beschrijf de bouw en ligging van de alvleesklier. 30. Wat is de Latijnse benaming? 31. Welk deel produceert hormonen? 32. 1. 2. Welke hormonen worden daar geproduceerd? 33. Beschrijf de werking van deze hormonen en hun samenwerking. 34. Welke pathologie ontstaat als deze werking verstoord is? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 112 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Bijnieren. 35. Beschrijf de bouw en ligging van de bijnieren. 36. Wat is de Latijnse benaming? 37. De bijnieren bestaan uit 2 los van elkaar functionerende delen. 1. 2. 38. welke hormonen produceren deze delen en wat is hun werking? Ad 1. a. b. c. Ad 2. a. b. Resterende vragen over geslachtsklieren bespreken we bij het blok “Klinische zorg” Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 113 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7.3 PAAF Diabetes Mellitus - Oriëntatie opdracht Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Je hebt kennis van de pathologie diabetes mellitus Zorg dat je beschikking heb over het boek inwendig geneeskunde + het boek verplegen van mensen met chronische somatische aandoeningen. Zorg dat je theorie hebt bestudeerd over diabetes mellitus Boek inwendige geneeskunde Theorielokaal/ studieruimte Spreek deze activiteit met een medestudent na. Stel zonodig leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit 1 Maak onderstaande woordspin over diabetes mellitus Je hebt vast wel eens van de pathologie diabetes mellitus gehoord. Deze aandoening wordt in de volksmond ook wel suikerziekte genoemd, dit is echter niet de medische naam voor deze aandoening en zullen we dan ook niet meer gebruiken. Geef in onderstaande woordspin aan welke woorden er in je gedachten komen bij diabetes mellitus. (vaak afgekort met D.M.) diabetes mellitus Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 114 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7.4 PAAF HERHALING SPIJSVERTERING m.b.t. DIABETES MELLITUS Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces/ competentie Je hebt kennis van de anatomie/fysiologie van het spijsverteringsorgaan m.b.t. diabetes mellitus. Zorg dat je beschikking hebt over de boeken en een PC. Boeken: - Anatomie en fysiologie van Bastiaansen, hoofdstukken 10 en 7 gaan over de spijsvertering resp. over hormonen. - “Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening”. Thuis, theorielokaal/ studieruimte. Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel en een klasgenoot. Stel zo nodig leervragen aan de docent. 1.2 Ondersteunen bij verpleegkundige zorg. K vakdeskundigheid toepassen. ACTIVITEIT HERHALING ANATOMIE/FYSIOLOGIE SPIJSVERTERING en HORMONEN Vul onderstaande nummers zoveel mogelijk uit je hoofd in. De onderstreepte nummers ook in het Latijn. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 13. 14. 18. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 115 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Zo ook bij onderstaande tekening rechts. Onderstreept nummers ook in het Latijn. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 1 2 8 3 7 4 5 9 6 10 11 Nummer 2, 3 en 4 vormen met elkaar: Nummer 5 t/m 11 vormen met elkaar: Voedsel dat door de mond wordt opgenomen wordt mechanisch verkleind, dit gebeurt door middel van (1) … Vervolgens wordt het ook chemisch verkleind, dit noemen we ook wel (2) … ; dat gebeurt door middel van (3) …. Daarna komt de spijsbrok via de (4) … in de maag terecht. Daar gaat het proces van verkleinen verder. Vanuit de maag gaat de voedselbrij naar de (5) … In dit gedeelte van de darm komen twee buizen uit namelijk de (6) … en de … Via deze twee buizen komen sappen naar de darm die de vertering versnellen. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 116 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Uiteindelijk zijn de voedingsstoffen zo klein verteerd dat ze opgenomen kunnen worden door de darmwand en doorgegeven kunnen worden naar (7) … Via de (8) …ader, worden de voedingsstoffen doorgegeven naar de (9) …. Als koolhydraten/zetmeel door het spijsverteringsenzymen worden verteerd, zal uiteindelijk de voedingsstof (10) … ontstaan. De bloedsuikerspiegel zal dan (11) toe/af nemen? … De lever zal proberen de bloedsuikerspiegel tussen normale waarden te houden. Hij zal dat doen in opdracht van twee hormonen, namelijk (12) … en …. Deze hormonen worden geproduceerd door de alvleesklier of (13 Latijnse naam) …. Het gedeelte van de alvleesklier die deze hormonen maken heet (14) …. De alvleesklier heeft dus een dubbele functie: hij scheidt (15) … af en …. Wat is de functie van de beide hormonen ten aanzien van de bloedsuikerspiegel? (16) Welk hormoon zal veel afgegeven worden een bepaalde tijd na het eten? (17) En welk hormoon zal juist tijdens het sporten afgegeven worden? (18) Beide hormonen zorgen ervoor dat de lever de bloedsuikerspiegel tussen de 4 en de 8 mmol/liter zal houden. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 117 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7.5 PAAF Diabetes Mellitus I - pathologie Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student heeft kennis van de pathologie diabetes mellitus Zorg dat je beschikking heb over het boek inwendig geneeskunde + het verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen Zorg dat je theorie hebt bestudeerd over diabetes mellitus Boek: Inwendige geneeskunde Verplegen van mensen met chronisch somatisch aandoeningen/hoofdstuk over DM http://www.diabetesfonds.nl/overzicht/over-diabetes Thuis, theorielokaal/ studieruimte Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel en een medestudent. Stel zonodig leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit 1 Maak onderstaande opdracht over diabetes mellitus Gebruik voor onderstaande vragen het boek inwendige geneeskunde thema: hormonale aandoeningen en http://www.diabetesfonds.nl/overzicht/over-diabetes 1. Welk hormoon is er te weinig bij de pathologie diabetes mellitus? 2. Wat heeft dit tot gevolg? 3. Welke soorten diabetes mellitus worden er onderscheiden? 4. Wat is het verschil tussen de 2 meest belangrijke typen? 5. Wat gebeurt er met de bloedsuikerspiegel als er geen insuline wordt afgegeven? 6. Noem 3 oorzaken voor DM type I. 7. Welk orgaan laat nu glucose het lichaam verlaten? 8. Als er op deze wijze glucose het lichaam verlaat, wat wordt er dan automatisch door de glucose mee genomen het lichaam uit? 9. Wat zal een DM zorgvrager dus veel gaan doen? (2 reacties) 10. Wat zijn hier de medische termen van? 11. Noem nog 2 verschijnselen die naast bovenstaande reacties gesignaleerd worden. Doordat er te weinig glucose in de cellen is om te verbranden om energie te verkrijgen gaat het lichaam een andere stof verbranden. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 118 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 12. Welke voedingsstof gaat het lichaam van een DM zorgvrager dan verbranden? 13. Wat is het gevolg daarvan voor het bloed? 14. Wat zijn de gevolgen hiervan als er geen behandeling wordt gegeven? 15. Welke onderzoeken kunnen er gedaan worden om DM vast te stellen? 16. Wat is de behandeling van DM type I? 17. Waartussen moet een evenwicht gevonden worden? 18. Hoe worden de medicijnen toegediend en waarom moet dit op deze manier? 19. Hoe wordt DM type II ook wel genoemd? 20. Maken deze zorgvragers insuline? 21. Wat zijn oorzaken voor DM type II? 22. Wat zijn de eerste symptomen van type II? 23. Wat is de behandeling van DM type II? 24. Wat is een hyperglykemische coma en wat is de behandeling? 25. Wat is een hypoglykemische coma en wat is de behandeling? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 119 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 26. Noem de verschijnselen van een hypo- en een hyperglycaemie? 27. Noem een aantal lange termijn gevolgen van DM. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 120 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7.6 PAAF DIABETES MELLITUS II - pathologie Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student kan de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandeling en complicaties van Diabetes Mellitus beschrijven. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek “Verplegen van mensen met een chronisch somatische aandoening”, thema 3, hoofdstuk 3 tot 3.2. Boek inwendige geneeskunde. Sites, o.a.: www.diabetes.dvn.nl Theorielokaal/ studieruimte/thuis. Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met medestudenten en met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Maak voor de beantwoording van de volgende vragen gebruik van boek “Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening” of maak van andere informatiebronnen gebruik, bijvoorbeeld de site van de diabetesvereniging Nederland: www.diabetes.dvn.nl . 1. Welke twee soorten diabetes zijn er en noem drie verschillen tussen deze beide vormen. - - - - - - 2. Kun je verklaren waarom in deze tijd diabetes zoveel voorkomt? Schrijf minstens drie factoren op. - 3. Noem drie verschijnselen die erop zouden kunnen wijzen dat een zorgvrager diabetes heeft. - Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 121 BC CHRONISCH 1516 4. Niveau gevorderd 1 Iemand met een ontregelde suikerziekte kan een hyperglykemie [plaatje links] of een hypoglykemie [9 plaatjes rechts] krijgen. Noem van elk een drietal oorzaken. OORZAKEN ‘HYPER’ OORZAKEN ‘HYPO’ - - 5. Bij iemand met insulineafhankelijke diabetes mellitus moet de hoeveelheid insuline, die wordt gespoten soms worden aangepast. Moet in de volgende situaties méér/minder/evenveel worden gespoten als/dan anders? Verklaar je antwoord. a. koorts; b. bedlegerigheid c. volksdansen d. infectie 6. Op welk tijdstip van de dag is de bloedspiegelbepaling het meest betrouwbaar? 7. Onrust, zweten, bibberen en bleek zien zijn tekenen van een …………………… 8a. Wat is ook alweer de ademhaling volgens Kussmaul? 8b. Verklaar waarom deze ademhaling kan optreden bij zorgvragers met een ontregelde diabetes. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 122 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7.1 VDL Voeding en diabetes Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student krijgt inzicht in de relatie tussen voeding en diabetes door het maken van de vragen bij de casussen Bestudeer theorie over zorgvragers met diabetes mellitus Boek: Verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen/verplegen van clienten met diabetes mellitus OLC, leslokaal Bespreek de uitwerkingen van de casussen met de inhoudsdeskundige 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Activiteit Maak de vragen bij de casussen. Casussen diabetes: Meneer Bos 75 jaar , 180 cm en 82 kg; woont samen met zijn vrouw in een aanleunwoning van een zorgcentrum. Hij heeft acht jaar diabetes mellitus, gebruikt orale anti-diabetica (2 per dag) en diabetes dieet. De laatste tijd is meneer Bos moe, wil vroeg naar bed, maar dan wordt hij laat op de avond bijzonder onrustig en opvliegend tegen zijn vrouw en de verpleging als die komt kijken. 1. Wat zou er aan de hand kunnen zijn? 2. Hoe kun je dit verder onderzoeken? 3. Welke interventies ga je plannen? 4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest? Mevrouw Rood 80 jaar 167 cm en nu 68 kg; is alleen en woont zelfstandig in een niet gelijkvloerse woning. Ze heeft drie jaar diabetes en geen verdere medicatie hiervoor gekregen, wel heeft ze een dieet om af te vallen (3 jaar geleden). Mevrouw heeft haar been gestoten en heeft nu een grote wond aan haar been die slecht geneest en waardoor ze moeizaam loopt. De buurvrouw zorgt nu voor een warme maaltijd en verder ligt ze graag boven op bed te rusten. Wel drinkt ze voldoende melk en vruchtensap met de warmte, dat is gemakkelijk, want daarvoor hoeft ze niet naar beneden te lopen om koffie of thee te maken. 1. Wat zou er aan de hand kunnen zijn? 2. Hoe kun je dit verder onderzoeken? 3. Welke interventies ga je plannen? 4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest? Mevrouw Zalk 70 jaar, 1,60 en 73 kg woont in een verzorgingscentrum en ze heeft sinds kort diabetes en krijgt hiervoor 4 tabletten orale anti-diabetica per dag. Ze drinkt elke avond vier borreltjes jonge jenever en vraagt zich af of ze dit nu nog kan blijven doen? 1. Welke interventies ga je plannen? 2. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 123 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Meneer Boterenbrood 68 jaar, 179 cm en 82 kg; woont in een verzorgingscentrum en heeft vanaf kinderleeftijd diabetes en gebruikt hiervoor insuline injecties 2x per dag (mixtard) en een diabetes dieet. Een maal in de vier weken wordt er een dagcurve gemaakt om te zien hoe de bloedsuikerregulatie is. Meneer kan dit geheel zelfstandig uitvoeren. Meneer Boterenbrood is de laatste dagen helemaal niet lekker en het lukt hem niet zijn dieet te volgen. Als ontbijt krijgt hij: 2 sneden brood besmeerd met dieethalvarine. Een met zoet beleg en een met hartig beleg. Verder een kop koffie zwart. 1. Stel een vloeibaar ontbijt samen voor meneer Boterenbrood. Aanwijzing: bereken hoeveel koolhydraten hij normaal gebruikt. Het vloeibare ontbijt moet ongeveer evenveel koolhydraten bevatten. Meneer en mevrouw Fort, beiden 65 jaar, zijn vrijwiligers voor het rijden van maaltijden van tafeltjedekje. Meneer Fort heeft diabetes en gebruikt hiervoor 2 orale anti-diabetica tabletten per dag en een diabetes dieet. Vandaag zijn ze laat, omdat er een klant is gevallen bij het openen van de deur. Ze hebben gewacht tot de arts ter plaatse was voor ze verder gingen met bezorgen van maaltijden. Meneer Fort zakt tot overmaat van ramp ook in elkaar. 1. Wat zou er aan de hand kunnen zijn? 2. Hoe kun je dit verder onderzoeken? 3. Welke interventies ga je plannen? 4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest? Mevrouw Klop, 89 jaar, 1,55 en 80 kg; woont in een verpleeghuis, is dementerend en heeft diabetes waarvoor ze geen medicatie heeft gekregen, maar wel een dieet om af te vallen. Ze wordt geregeld bezocht door een diacones van de kerk die iets lekkers voor haar meeneemt en geniet daar zichtbaar van. De diacones vraagt aan jou wat voor tussendoortjes ze kan meenemen voor mevrouw Klop. 1. Wat adviseer je haar? Noem een paar voorbeelden. Meneer Nootdorp 57 jaar 190 cm 110 kg; De kinderen zijn al het huis uit en meneer woont samen met zijn vrouw. Hij heeft diabetes vanaf kinderleeftijd en gebruikt insuline injecties 2x per dag (mixtard). Hij heeft diabetes dieet, maar vond dit moeilijk te combineren met zijn werk als vrachtwagenchauffeur. Meneer Nootdorp heeft onlangs een groot hartinfarct gehad en voor revalidatie gaat meneer ’s morgens naar cardio- fitnes onder begeleiding van een fysiotherapeut. Om 12 uur komt dhr. Terug op afdeling zwetend, bleek en doodop en hij reageert verward op jouw vragen. 1. Wat zou er aan de hand kunnen zijn? 2. Hoe kun je dit verder onderzoeken? 3. Welke interventies ga je plannen? 4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 124 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 Marion Stolk is 13 jaar, 165 cm en 52 kg. Ze woont bij haar ouders en gaat naar dagelijks naar school VMBO theoretische leerweg op de fiets (10 km). Ze heeft net diabetes gekregen en daarbij is een hyperglycaemie van 27 mmol/l geconstateerd. Marion gaat ingesteld worden op 4x insuline spuiten per dag en krijgt een dieetadvies. 1. Marion heeft vragen aan jou over sporten en insuline en voeding. Hoe leg je aan Marion uit wat de invloed van sporten is op haar bloedsuikerregulatie? 2. Op haar dieetlijst staat geen chips en chocolade. Ze vraagt aan jou of ze dat dan nog wel mag eten. Wat antwoord je haar. 3. Het ziekenhuis trakteert ’s morgens op appelgebak. Ook dat staat niet op de dieetlijst van Marion. Wel staat er: om 10 uur een stuk fruit en een beker melk. Bij Marion zijn we nog bezig om haar in te stellen op insuline. Wat adviseer je haar? Aanwijzing: bereken hoeveel koolhydraten ze normaal gebruikt. Het alternatief (gebak) dat ze wil moet ongeveer evenveel koolhydraten bevatten 4. Marion vind het best ingewikkeld. Ze vraagt of het altijd zo rekenen met koolhydraten blijft als ze iets anders wil eten of drinken dan op haar dieetlijst staat, bijvoorbeeld met een feestje of als ze uit eten wil. Wat leer je haar voor de thuissituatie? Mevrouw Jansen 68 jaar 175 cm en 73 kg. Ze is nu opgenomen in het ziekenhuis vanwege een kaakoperatie. Ze heeft diabetes gebruikt hiervoor 6 orale anti-diabetica per dag en een diabetes dieet. Op dit moment is zij ziek, ze heeft koorts en eet nauwelijks. 1. Van welk potentieel probleem is hier sprake? 2. Hoe kun je dit verder onderzoeken? 3. Welke interventies ga je plannen? 4. Hoe evalueer je of je interventies voldoende zijn geweest? Test diabetes en voeding Juist - onjuist vragen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Een diabeet mag geen suiker in de koffie of de thee gebruiken. Een dagcurve geeft de gemiddelde bloedglucose regulering aan. Alcohol kan een diabeet gebruiken in combinatie met toastjes. Ongezoet vruchtensap mag een diabeet onbeperkt gebruiken Zoetstof gebruiken in koffie en thee is onzin voor een diabeet Diabeten wordt geadviseerd dieethalvarine te gebruiken. Bij misselijkheid hoeft een diabeet niet te eten Suikervrije chocolade is beter dan gewone chocolade voor een diabeet. Stress verlaagt het bloedglucose gehalte Voor beweging moet een diabeet extra koolhydraten eten en/of drinken. Als een diabeet ziek is stijgt het bloedsuiker. De HBA1C-waarde geeft een gemiddelde van de bloedglucose van de voorgaande 3 maanden Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 125 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 7.1 C Patientenvoorlichting en instructie geven Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft instructie gegeven aan een zorgvrager met diabetes mellitus Bestudeer theorie over tertiaire preventie en patiëntenvoorlichting. Lees deze activiteit goed door en stel vast wat er van je wordt verwacht Boek; Voorlichting, advies en instructie/patiëntenvoorlichting Tertiaire preventie Patiëntenvoorlichting School/thuis Evalueer de rollenspelen met behulp van de feedbackformulieren 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L) Activiteit 2 Geef in een rollenspel patiënteninstructie (14 stappenplan) aan een zorgvrager met diabetes mellitus. Werkwijze - Vorm een subgroep van maximaal 4 personen - Kies onderstaande casus of bedenk zelf een casus uit de praktijk. - Bespreek hoe je het gesprek met de zorgvrager gaat aanpakken - Geef in een rollenspel voorlichting aan de zorgvrager a.d.h.v. het voorlichtingsplan. - Evalueer het gesprek met behulp van C1 feedbackformulier patiënteninstructie geven Neem onderstaande punten ook mee in de evaluatie: o Wordt er rekening gehouden met de zorgvrager? o Sluit de instructie goed aan bij de zorgvrager? o Wordt het doel duidelijk uitgelegd en wordt er een goede instructie gegeven? o Wordt er ruimte gegeven tot vragen stellen? o Evalueert men met de zorgvrager? Geef spuitinstructie aan een zorgvrager met Diabetes Mellitus Na het stellen van de diagnose diabetes mellitus type 1 staat de wereld van de client op zijn kop. De client zal zichzelf moeten leren injecteren. Hoe mensen leren zichzelf te injecteren is een verpleegkundige taak. Situatiebeschrijving Ellen is 18 jaar. De laatste tijd voelt ze zich niet zo lekker. Ze is erg moe, heeft extreem veel dorst en plast veel. Met deze klachten gaat Ellen naar de huisarts. Er wordt bloedonderzoek gedaan. Haar bloedsuiker is veel te hoog. Ellen wordt doorgestuurd naar de internist die de diagnose diabetes mellitus stelt. Ze moet gaan starten met het spuiten van insuline. Ellen ziet hier erg tegenop. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 126 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 8.1 B Continuïteit en coördinatie van zorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student kan in eigen woorden vertellen wat wordt bedoelt met continuïteit en coördinatie van zorg en hiervan praktische voorbeelden geven. Bestudeer theorie over: de zorg coördineren (deze informatie kun je ook op het portaal vinden) Onderzoek in je eigen BPV instelling op welke wijze de zorg wordt gecontinueerd en gecoördineerd. Boek De zorgverlening coördineren en evalueren. Thema 2 De zorg coördineren. Thuis/School Kijk deze activiteit na met behulp van het boek en het antwoordmodel. 1.8 Coördineert de zorgverlening (A, F, Q) Activiteit 1 Bestudeer theorie en beantwoord de vragen. 1. 2. 3. 4. Wat is continuïteit van zorg, geef hiervan een aantal concrete voorbeelden Wat is coördinatie van zorg, geef hiervan een aantal concrete voorbeelden Wat is het doel van continuïteit en coördinatie van zorg? Wat is het belang van coördinatie van zorg voor een goede zorgverlening aan de zorgvrager? 5. Leg uit waarom de verpleegkundige een spilfunctie vervult bij het coördineren van zorg. Activiteit 2 Lees de casus en beantwoord de vragen Meneer Mulder wordt in het ziekenhuis behandeld voor longkanker. Hij is opgenomen omdat hij het met de hete, drukkende zomerdagen erg benauwd had. Daardoor ging ook het eten en vooral het doorslikken heel moeilijk. Vaak moest hij daarom met eten geholpen worden. Nu het wat beter gaat en het wat minder warm is, worden er plannen gemaakt zodat hij weer naar huis kan. Omdat hij alleen woont, wordt met familie overlegd welke vormen van zorg en hulp noodzakelijk zijn. Meneer Mulder zal in ieder geval thuis nog enkele weken extra zuurstof moeten hebben. Ook is er hulp nodig bij het koken van eten, in de huishouding en bij het doen van boodschappen. Het is nog onduidelijk of hij weer in een conditie is om zichzelf naar behoren te verzorgen en ook het eten blijft een punt van aandacht. 1. Inventariseer welke vormen van zorg en hulp georganiseerd moeten worden voordat meneer Mulder naar huis kan. 2. Geef aan wie of welke instelling voor welke vorm van zorg, hulp of ondersteuning het beste zou kunnen zorgdragen. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 127 BC CHRONISCH 1516 Niveau gevorderd 1 8.2 B Verpleegsystemen Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competentie De student heeft: - beschreven wat verstaan wordt onder: * functioneel of taakgericht verplegen; * teamverplegen; * geïntegreerd verplegen en eerstverantwoordelijk verpleegkundige (EVV); - de voor- en nadelen van de bovengenoemde verpleegvormen beschreven Verzamel informatie over de verschillende organisatievormen (verpleegsystemen) van verplegen Boek De zorgverlening coördineren en evalueren. Thema 2 De zorg coördineren Thuis/school Nabespreking op resultaat in de klas 1.8 Coördineert de zorgverlening (A, F, Q) Activiteit 1 Verzamel informatie over de verschillende organisatievormen van verplegen en breng ze in kaart met behulp van de vragen en het schema Vragen: 1. Wat wordt bedoelt met: - Functioneel of taakgericht verplegen - Teamverpleging - Geïntegreerd verplegen - Eerste verantwoordelijke verpleegkundige (EVV) 2. Breng met behulp van het schema (op de volgende bladzijde) in kaart: - de voor- en nadelen van de organisatievorm van verplegen - de gevolgen voor de zorgvrager - de gevolgen voor de rol en taken van de verpleegkundige 3. Binnen welk verpleegsysteem zou jij als verpleegkundige het liefst willen werken? Leg uit waarom dit systeem jouw voorkeur heeft. 4. In welk verpleegsysteem wordt volgens jou de coördinatie van zorg het best uitgevoerd? Motiveer je antwoord. Activiteit 2 Lees de casus en beantwoord de vraag. De 79-jarige mevrouw Sinnema is herstellende van een CVA (cerebrovasculair accident). Binnenkort mag ze weer naar huis. Voordat het zover is moet er een wijkverpleegkundige en de thuiszorg geregeld worden, want ze heeft hulp nodig in het huishouden, bij medicijngebruik en lichamelijke verzorging. Ook haar zoon en dochter bieden aan mevrouw Sinnema bij thuiskomst te helpen, maar zijn onzeker of ze daar wel toe in staat zijn en vragen zich af of moeder niet te snel naar huis komt. 1. Hoe zou jij deze situatie als eerstverantwoordelijk verpleegkundige aanpakken? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Opleiding tot MBO verpleegkundige 128 Organisatie van de verpleegkundige zorg Functioneel of taakgericht verplegen Teamverpleging Geïntegreerd Verplegen Eerste verantwoordelijke verpleegkundige Voordelen Nadelen Gevolgen voor de zorgvrager Gevolgen voor de rol en taken van de verpleegkundige Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke Niveau gevorderd 1 8.3 B Werkplanning maken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie De student kan: - een werkplanning maken, rekening houdend met de te besteden tijd, het verpleegplan en de wijze waarop de zorg georganiseerd wordt; - prioriteiten stellen Bestudeer theorie over het maken van een werkplanning Boek De zorgverlening coördineren en evalueren/Een werkplanning maken Thuis/School Bespreek activiteit 1 en 2 na met klasgenoten en m.b.v. het antwoordmodel. 1.8 Coördineert de zorgverlening (B, E, Q) Activiteit 1 Op de afdeling waar je stage loopt of hebt gelopen, maakten de verpleegkundigen ook gebruik van een werkplanning. Je kunt ook een werkplanning op internet zoeken. Maak naar aanleiding van deze werkplanningen uit de praktijk de onderstaande vragen: 1. Hoe ziet de werkplanning van de verpleegkundige er in de praktijk uit? 2. Welke werkplanning is het meest uitgebreid? Kun je verklaren waarom? 3. Noem minstens drie voordelen van het gebruik van werkplanningen in de praktijk? 4. Welke gegevens heb je nodig om op je stageplek een efficiënte werkplanning te kunnen maken? 5. Welke competenties en prestaties moet je ontwikkelen om je werkzaamheden goed te leren plannen? Maak een sterkte-zwakte analyse van jezelf.(bijvoorbeeld een SWOT analyse) 6. Hoe leer je efficiënt en effectief werkzaamheden plannen en organiseren? Noteer tips en trucs die je kunnen helpen om deze vaardigheid snel onder de knie te krijgen Activiteit 2 Maak a.d.h.v. een casus een werkplanning die efficiënt en effectief is 1. Lees de situatie ‘een ochtend in het ziekenhuis’ aandachtig door 2. Maak een planning voor Daan en Daan die efficiënt en effectief is . De werkzaamheden moeten lopen van 08.00 uur tot 12.00 uur. Alle patiënten moeten dan verzorgd zijn en de noodzakelijke werkzaamheden verricht. Bij het opzetten van je werkplanning maak je gebruik van de volgende stappen: - Stap 1: Je inventariseert welke activiteiten je moet doen, je maakt een inschatting hoeveel je kwijt bent per activiteit - Stap 2 Je brengt een volgorde aan in de uit te voeren activiteiten: je stelt prioriteiten 3. Verdeel na stap2 de werkzaamheden tussen Daan en Daan. Bekijk wat ze samen doen en wat ieder zelfstandig uitvoert. 4. Er zijn verschillende keuzen voor deze werkplanning mogelijk, die allemaal effectief kunnen zijn. Wissel daarom de verschillende werkplanning uit tijdens een nabespreking met groepsgenoten. Inventariseer de verschillen en overeenkomsten. Geef elkaar tot slot zoveel mogelijk tips om een goed werkplanning te maken Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg 130 Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke Niveau gevorderd 1 Situatie: Een ochtend in het ziekenhuis Het is acht uur ’s ochtend op de afdeling algemene chirurgie in het ziekenhuis. In de gang van de afdeling heerst een chaotische drukte. De ontbijtkar staat overal in de weg, patiënten lopen in de ochtendjas door de gang, verpleegkundigen lopen met snelle tred: po’s en waskommen in de hand. De geur van koffie wordt overstemd door die van aftershave en zeep. ‘Nou, Daan, maak je borst maar nat, het wordt lekker druk vandaan’. Daan, verpleegkundige, pakt een stapel verpleegdossiers, en slaat het bovenste open. ‘Kamer 301, 302 en 303 zijn voor ons vandaag’, vervolgt hij, ‘waar zullen we beginnen?’. Ik sta hier nog maar drie dagen, maar ik wil wel proberen een planning te maken, dat is ook één van mijn praktijkactiviteiten’, zegt Cara, leerling-verpleegkundige in gevorderde fase 1. ‘Je zegt het met toch wel als het niet helemaal klopt?’ ‘Tuurlijk, laat maar horen hoe je het aan wilt pakken. Je hebt er vast meer kijk op, heb ik gisteren in de avonddienst gemerkt’. Daan vervolgt:’ Het wordt vast spitsuur dadelijk. Eerst de zaken maar eens op een rijtje Zetten. Op kamer 301, bed 1 ligt meneer van Zelst, hij krijgt vandaag een galblaasoperatie. Ik zag hem net al naar de badkamer gaan. Om half negen moeten we hem zijn premedicatie toedienen, om negen uur moet hij op de OK zijn. Bed 2 is leeg, maar daar komt vanmiddag een opname. Bed 3, meneer Yilmaz, is gisteren geopereerd aan een liesbreuk, die helpen we zo dadelijk met de wasbeurt op bed, dan kan hij daarna even lopen en op de stoel zitten. Bed 4, Rob Oudshoorn, hij verzorgt zichzelf. De chirurg zal vandaag tijdens de visite de verbanden verwijderen, ik ben benieuwd hoe de huidtransplantatie er uitziet. Hem moeten we daarna opnieuw verbinden Op kamer 302, bed 1, ligt mevrouw Smit. Eergisteren een mamma-amputatie gehad. Ze heeft vannacht heel slecht geslapen en veel gehuild. We verzorgen haar op bed en daarna helpen we haar op de stoel. Eraan denken dat we echt bij haar zitten om met haar te praten. In bed 2 ligt mevrouw de Silva, ze is gisteren opgenomen en krijgt vandaag een borstbesparende operatie. Ik heb haar net naar de OK gebracht. Bed 3, mevrouw Bronkhorst, die zag ik net al naar de doucheruimte vertrekken. Zo’n dapper mens, ze weet dat haar darmkanker ongeneeslijk is en toch is ze de vrolijkheid zelf! Ik vraag me soms af of het allemaal wel goed tot haar is doorgedrongen. Toch straks even navragen hoe ze zich voelt. In bed 4 ligt de oude mevrouw Van de Brink. Drie dagen geleden aan haar galblaas geopereerd. Haar mobilisatie verloopt niet volgens schema, maar ze is wel 85 jaar. Eens kijken of we haar aan de wastafel kunnen helpen met verzorgen en bekijken wat ze zelf alweer kan doen. En dan hebben we kamer 303, meneer Magnolia. Hij was zo verward vannacht dat ze hem apart hebben gelegd, want hij hield de hele zaal wakker. Hij slaapt nog, wat denk je, zullen we hem nog even laten liggen? Straks kunnen we hem dan douchen en daarna de hechtingen verwijderen. Ik geloof dat de chirurg tegen elf uur visite komt lopen. Gelukkig zorg Anja, de afdelingsassistente voor het opmaken van de bedden enzo, dus daar hebben we geen omkijken naar. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg 131 Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke Niveau gevorderd 1 9.1 C Groepsdynamiek bevorderen Leerdoel Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces en Competentie De student kan omschrijven welke maatregelen hij kan nemen om een goede groepsdynamiek te bevorderen Internet Thuis/school Evalueer je antwoord in een groepje van maximaal vier medestudenten 1.5 Begeleiden van een groep (C, D) Activiteit Wanneer een groep goed functioneert is er een aantal kenmerken die daarbij opvallen. De manier waarop groepsleden op elkaar reageren noemt men groepsdynamiek. Bij een goede groepsdynamiek zijn vier kenmerken te onderscheiden, nl.: - sfeer - interactie - resoneren - rolpatronen Jij bent werkzaam als verpleegkundige op een kleinschalige groep binnen een verpleeghuis. De groep is (zoals iedere andere groep) onderhevig aan veranderingen. Je wilt een goede groepsdynamiek bevorderen. Noem per kenmerk minimaal drie maatregelen die dit kan bevorderen. Nadere uitleg vier kenmerken Sfeer Sfeer is moeilijk te definiëren, het wordt ervaren via de zintuigen. Vaak kun je als je ergens binnenkomt meteen de sfeer in een groep voelen. Bepaalde geuren, kleuren en geluid kunnen een sfeer versterken. Bijv. de geur van koffie of warme appeltaart uit de oven wekken de sfeer van gezelligheid. Ook aanrakingen en strelingen kunnen de sfeer beïnvloeden. De sfeer kan heel gemakkelijk veranderen. Stel dat een aantal geriatrische zorgvragers samen in een ruimte zitten. De muziek staat zachtjes aan, enkele zorgvragers zitten te kaarten, de sfeer is goed, rustig en iedereen is tevreden. Dan wordt ineens 1 van de zorgvragers agressief, ze gooit pardoes de tafel om. Iedereen schrikt, de sfeer is ineens helemaal omgeslagen. Een professioneel verpleegkundige kan sfeer maken, naar haar hand zetten en creëren. Daarbij is het belangrijk de individuele zorgvrager geobserveerd worden. Wanneer iemand de sfeer dreigt te bederven, kan de verpleegkundige hierop inspringen door even extra aandacht te besteden aan de zorgvrager, een praatje te maken. Het beïnvloeden en creëren van sfeer is een zeer subtiel gebeuren. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg 132 Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke Niveau gevorderd 1 Interactie Chronisch zieke zorgvragers leven soms grotendeels in hun eigen wereldje, door toedoen van ziekten. Daarom is het van belang om interactie te stimuleren. Als zorgvragers met elkaar praten over hun situatie, herkennen ze bepaalde zaken en kunnen zij zich enigszins steunen. De zorgvragers zijn dan even geen zorgvragers maar gewoon leeftijdgenoten in gesprek. Het contact met leeftijdgenoten is anders dan met de verpleegkundige. De verpleegkundige kan het contact tussen groepsleden stimuleren. Een manier om dat te doen is bijvoorbeeld om een gesprek met een zorgvrager te beginnen en vervolgens een andere zorgvrager in het gesprek te betrekken. Resoneren Resoneren betekent dat de verpleegkundige het groepsproces zijn gang laat gaan. De zorgvragers moeten in een groep gestimuleerd worden. In principe observeert de verpleegkundige de groep en de individuele groepsleden. Als de verpleegkundige merkt dat er iets niet goed gaat, grijpt ze in. Rolpatronen Ieder groepslid heeft een bepaalde plaats in de groep. Er zijn zorgvragers die veel aandacht vragen en zorgvragers die juist heel onopvallend zijn, of zorgvragers die vaak mopperen, of juist grapjes maken. Als verpleegkundige kan het goed zijn om alle rollen van de verschillende groepsleden in kaart te brengen. Iedereen zou een rol moeten hebben die bij hem past. Soms komt een persoon in de groep niet volledig tot zijn recht binnen een groep. Door de rollen in kaart te brengen, kan duidelijk worden dat de huidige rol niet past. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg 133 Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke Niveau gevorderd 1 9.2 C Integreren in een nieuwe groep-groepsontwikkeling Leerdoel Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces en competenties De student kan de zorgvrager ondersteunen bij het doorlopen van de verschillende fases wanneer een nieuwe zorgvrager in een bestaande groep komt Lees informatie over groepsontwikkeling Internet Thuis/school Kijk de opdracht na aan de hand van het antwoordmodel 1.5 Begeleiden van een groep (C, D) Activiteit 1 Beschrijf wat je zou doen om een nieuw groepslid te helpen tijdens de verschillende fases om te integreren in een bestaande groep. Er zijn vier fases te onderscheiden, nl.: - wenfase - aanpassingsfase - kritieke fase - acceptatiefase Werkwijze: - Lees de uitleg van de verschillende fases - Bedenk per fase wat je kunt doen om de zorgvrager te begeleiden bij het integratieproces. - Schrijf per fase op wat je kunt doen. Minimaal een half A-viertje per fase. - Beantwoord de reflectie vragen Reflectie: - Per fase heb je iets bedacht wat je kunt doen om de zorgvrager te begeleiden. Geef aan wat jij makkelijk of moeilijk vindt bij het uitvoeren van deze begeleiding. (Wat zijn valkuilen of kwaliteiten van jezelf?) - Wat zou je nog willen leren om dit heel goed te kunnen doen? Noteer dat voor jezelf en plan een actie om dit te gaan leren. Uitleg van de verschillende fases: Wenfase Tijdens de wenfase oriënteert de nieuwe zorgvrager zich op de groep. De zorgvrager bestudeert de andere zorgvragers: hoe de andere zorgvragers met elkaar omgaan, welke sociale regels er gelden en wie met wie omgaat. Verder neemt de zorgvrager kennis van het dagprogramma, de regels die de afdeling heeft en maakt hij kennis met de verzorgende op de afdeling. De wenfase wordt eigenlijk afgesloten op het moment dat de zorgvrager accepteert dat hij bij deze groep hoort. Sommige zorgvragers zijn blij weer onder de mensen te zijn, anderen zorgvragers voelen zich gedwongen tot een verandering waar ze nog lang niet aan toe waren. Naarmate de weerstand over de nieuwe situatie hoger is, zal het langer duren voordat de zorgvrager de aanpassingsfase heeft bereikt. Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg 134 Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke Niveau gevorderd 1 Aanpassingsfase In de aanpassingsfase zal de zorgvrager zijn gedrag aanpassen aan de groep. De zorgvrager benadert de groep. De nieuwe zorgvragers zullen vragen gaan stellen, observeren, meedoen, reacties afwachten van de anderen uit de groep, hun gedrag daarop weer afstemmen. Soms wil een groep een nieuwe zorgvrager niet toelaten. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn. Als een zorgvrager overlijdt, kan dit een groot verlies betekenen voor de andere zorgvragers. Ze kunnen er vervolgens moeite mee hebben dat de plaats opgevuld wordt met een nieuwe zorgvrager. Een andere reden kan zijn dat de zorgvrager zich op een verkeerde manier opstelt. Kritieke fase In deze fase wordt een plekje veroverd in de groep. In de groep heerst voor de komst van een nieuwe zorgvrager een bepaald evenwicht. Evenwicht in een groep houdt in dat alle groepsleden tevreden zijn met de relaties tussen de groepsleden en de rol die zij innemen in de groep. Sommige mensen vinden dat zij in een groep meer te vertellen hebben dan anderen. De komst van een nieuwe zorgvrager kan dit evenwicht uit balans brengen. In deze fase kunnen makkelijk conflicten ontstaan. De verzorgende zal de hele groep dan ook nauwlettend in de gaten moeten houden. Welke invloed heeft de komst van een nieuw groepslid op de andere groepsleden? Het is mogelijk dat een nieuw groepslid iemand anders van zijn plek verdringt. Acceptatiefase Nadat de kritieke fase is doorlopen, heeft het nieuwe groepslid een plaatsje binnen de groep verworven. Het evenwicht in de groep herstelt zich. Niet elke zorgvrager heeft evenveel tijd nodig voor de verschillende fases. Sommige zorgvragers zullen bijvoorbeeld heel veel moeite hebben om te wennen aan de verandering, terwijl andere zorgvragers meer moeite hebben om zich aan te passen. Het proces om deel uit te gaan maken wordt grotendeels bepaald door de nieuwe zorgvrager. De verzorgende heeft echter een heel belangrijke ondersteunende, signalerende en sturende rol, voor zowel de nieuwe zorgvrager als de andere groepsleden. Activiteit 2 Er zijn verschillende modellen die beschrijven hoe groepsontwikkeling in zijn werk gaat. Zoek informatie op internet over deze verschillende modellen. Welke overeenkomsten zijn er? Welke verschillen zie je? Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg 135 Ondersteuningsmagazijn B en C Chronisch zieke Albeda Collega, Branche Gezondheidszorg Niveau gevorderd 1 136