Filosofen in Leuven: een stadswandeling Door Helga Gielen1, en Katrien Schaubroeck2, sept. 2011 Met dank aan Hugo Geeraerts voor de eindredactie, Johan Heymans voor de foto’s. 1 Voor meer info, contacteer Mevr. Heymans-Gielen Helga, Kastanjelaan 16, 3001 Heverlee, tel. 016 40 44 60, e-mail: [email protected] Zij is licentiaat in de Oudheidkunde en Kunstgeschiedenis. Ook volgde zij Oosterse filologie aan de K.U.Leuven. Zij heeft een achttal boeken op haar naam staan i.v.m. competentieontwikkeling. Zij is gecertificeerd reisleidster Europa en gecertificeerd stadsgids Leuven. 2 Katrien Schaubroeck doctoreerde in 2008 aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (K.U.Leuven) op een proefschrift over praktische redenen. Ze publiceerde verschillende artikels en boeken in de domeinen van de meta-ethiek en de morele psychologie, alsook over de rol van de filosofie in de samenleving. Copyright: niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de auteurs. 1 Geachte lezer en vriend van de filosofie, Deze brochure brengt u als wandelaar naar de belangrijkste plaatsen van filosofisch belang in de Leuvense binnenstad. Historische plaatsen ! De geschiedenis van Leuven is onlosmakelijk verbonden met de stichting en de geschiedenis van de universiteit in 1425. De band tussen stad en universiteit was sterk in het verleden en dat is vandaag ook zo. Leuven is dankzij de universiteit en de hogescholen en de spin-offs een steeds groeiend kenniscentrum van innovatie en creatie. Een erfgoedwandeling door Leuven toont historische gebouwen, prachtige gevels, het stadhuis, de Sint-Pieterskerk, het Collegium Trilingue, de Valk,… Historische gebouwen die een hedendaagse invulling hebben. Maar wat vertellen zij ons over het verleden ? Wie bewoonde deze gebouwen ? Hoe leefde men achter deze gevels ? Hoe dacht men over het leven, over de dood, over de mens, over kennis, waarheid, geloof, wijsheid,.. ? Wat was de betekenis van Leuven als universiteitsstad ? Leuven was in de 15de en 16de eeuw dankzij het ontstaan van de universiteit, een internationale aantrekkingspool voor wetenschappers en kunstenaars. Een broeihaard van ideeën, een ontmoetingsplaats voor zoekende geesten. Zoals Erasmus, Mercator, Vesalius, Vivès, Justus Lipsius, .. . De grote humanist Erasmus was goed bevriend met Thomas More. Komt het hierdoor dat de eerste editie van de Utopia van More in Leuven gedrukt werd door Dirk Martens ? Ook in de volgende eeuwen, de moderne tijd, brachten onderzoekers en filosofen nieuwe inzichten naar Leuven. Het Rationalisme, de Verlichting, het neothomisme dat leidde tot de oprichting van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven. Deze brochure en deze stadswandeling bieden een interessant overzicht van de plaats van de filosofie in Leuven. Dank en felicitaties aan de auteurs ! In 2016 organiseert de stad Leuven samen met de Katholieke Universiteit van Leuven een grote tentoonstelling over Utopia van Thomas More en dit naar aanleiding van de 500ste verjaardag van de eerste editie gedrukt in Leuven door Dirk Martens. Naast de tentoonstelling willen we een maatschappelijk project initiëren, een breder debat over het ontstaan van Utopia maar zeker ook over een utopisch toekomstbeeld. Deze stadswandeling ‘Filosofen in Leuven’ geeft hier al een eerste aanzet. U filosofeert toch ook mee ? Met vriendelijke groeten, Denise Vandevoort schepen van cultuur, sociale zaken, gelijke kansen en studentenzaken Professor Van Overstraetenplein 1 3000 Leuven 016/27 22 07 [email protected] 2 Voorwoord Foto van een oude Atheense munt met de godin Athena en een steenuil.3 Met filosofie bedoelen we een nieuwe manier van denken die omstreeks 600 jaar voor Christus is ontstaan in de oude Griekse wereld. Voor die tijd probeerden culturen aan de hand van mythische verklaringen een antwoord te vinden op filosofische vragen zoals: Hoe is de wereld geschapen? Gebeuren de dingen toevallig of heeft alles wat er gebeurt een doel? Bestaat er een leven na de dood? De mythologische, nietargumentatieve wereldbeschouwingen maakten plaats voor redelijke verklaringen (met behulp van de ‘logos’) geformuleerd door de zogenaamde natuurfilosofen in Klein-Azië (nu Turkije) in het begin van de zesde eeuw voor Christus. Van Socrates (vijfde eeuw voor Christus, Athene) wordt gezegd dat hij de filosofie uit de hemel naar beneden heeft geroepen en midden tussen de mensen plaatste. Hij was minder geïnteresseerd in de vraag waar de wereld vandaan komt dan wel in de vraag hoe de mens moet leven. Met het ontstaan van kosmologie en ethiek, en het verkiezen van ‘logos’ boven ‘mythos’, is de filosofie geboren. Aan het begin van de westerse filosofische geschiedenis vergeleek de Griekse filosoof Plato de voortgang van onwetendheid naar kennis met een reis uit een donkere en schimmige grot naar het heldere zonlicht waarin de mens die naar waarheid verlangt de dingen eindelijk kan waarnemen zoals ze werkelijk zijn, dankzij het gebruik van zijn redelijk vermogen. Deze zoektocht naar waarheid vormt van oudsher de drijfveer van het wijsgerige denken, en wordt ook uitgedrukt in het woord ‘filosofie’ en ‘filosoof’. Het woord filosoof stamt immers af van de Griekse woorden 'philos' (φιλος = vriend) en 'sophia' (σοφία = wijsheid) en betekent letterlijk 'vriend van de wijsheid'. De Atheners kozen voor de uil als attribuut van hun godin van de wijsheid ‘Athena’. Dit omdat ze zijn gedrag overdag, behoedzaam wachten en scherp toekijken, uitlegden als een bewijs van wijsheid. De vogel lijkt eerst grondig na te denken alvorens, als de duisternis valt, in actie te komen.In het Nederlandse synoniem ‘wijsbegeerte’ klinkt een aspect van verlangen door: filosofie als de begeerte naar de wijsheid. 3 Ref. http://www.egmp.nunaar.be/artikels/Muntkl41A.pdf De muntklapper. Europees Genootschap voor munt- en penningkunde vzw Koninklijke Vereniging, januari-februari-maart 2004 3 Van Athene naar Leuven is een heel eind vliegen. Maar de wijsheid van de filosofie is universeel, en haar aantrekkingskracht is sterk. Filosofie wordt de eerste wetenschap, of de moeder van alle wetenschappen genoemd. Dat zij ook in de universiteitsstad Leuven een lange mooie geschiedenis kent, hoeft dus niet te verbazen. Deze gids toont hoe de aanwezigheid van filosofen en de beoefening van filosofie doorheen de eeuwen (tot op vandaag) bijgedragen heeft tot de internationale uitstraling van de stad Leuven. De auteurs 4 Inhoud 1. Geschiedenis van de westerse filosofie in vogelvlucht pag. 6 Bedoeld als achtergrondinformatie voor de leken in filosofie. 2. Filosofenwandeling in Leuven pag. 13 Tijdens de filosofenwandeling in Leuven, uitgewerkt in het tweede hoofdstuk, ontdekken de deelnemers de voornaamste plekken van filosofisch belang in de Leuvense binnenstad en proeven ze de sfeer van de oude universiteitsstad. In dit hoofdstuk wordt een parcours van ongeveer twee uren doorheen de stad met de verschillende haltes toegelicht. Er is geopteerd om een chronologische orde te volgen. Zodoende kan duidelijk aangetoond worden hoe de filosofie doorheen de geschiedenis geëvolueerd is in nauw contact met ontwikkelingen op cultureel en maatschappelijk gebied. o o o o o o o o o o o o o o o o o o o Vicus Artium (Vanderkelenstraat) Sint-Pieterskerk (Grote Markt) Standbeeld Erasmus (Mechelsestraat) Busleydengang (Vismarkt) Collegium Trilingue (via Busleydengang) Vroegere pedagogie De Lelie (hoek Diestsestraat en Vanderkelenstraat) Bibliotheek Tweebronnen (Diestsestraat) Stadhuis (Grote Markt) Vroegere drukkersatelier Dirk Martens (tegenover Universiteitshal) Universiteitshal – gedenkstenen (Naamsestraat) Sint-Michielskerk (Naamsestraat) Neogotisch Justus Lipsiuscollege (Minderbroedersstraat) Refter en kapel van dit college Tuin met zicht op de Janseniustoren Vroegere pedagogie De Valk (Tiensestraat) Pauscollege (Hogeschoolplein) Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (Kardinaal Mercierplein) Standbeeld van Kardinaal Mercier op binnenplaats van H.I.W. Presidentswoning H.I.W. (Tiensestraat) met Husserl-archief Tijdschrift voor Filosofie o Erasmuscafé (Tiensestraat) 3. Tijdslijn: Filosofie in Nederland en Vlaanderen in vogelvlucht pag. 57 Er bestaan verbazingwekkend veel anekdotes en citaten van filosofen die in Nederland of Vlaanderen hebben geleefd of gewerkt. Uit deze tijdslijn blijkt duidelijk dat de Lage Landen een belangrijke rol gespeeld hebben in de internationale wijsbegeerte. 4. Bronnenmateriaal pag. 73 Op het einde van deze brochure vindt de lezer een overzichtelijk en concreet overzicht van het gebruikte bronnenmateriaal. 5 1. Geschiedenis van de westerse filosofie De uil vliegt ons voor 1.1. Oudheid (6de eeuw voor Christus – 5de eeuw na Christus): van mythos (mythe) naar logos (rede) De eerste filosofen worden vaak de natuurfilosofen genoemd, omdat ze zich vooral bezig hielden met het vinden van natuurlijke verklaringen voor de natuurprocessen. Ze stelden vragen over de oerstof, over de oorzaak van de orde alsook de verandering in de natuur. Hun verklaringen van de natuurlijke orde en immanente wetmatigheden deden geen beroep meer op het ingrijpen van goddelijke krachten, en zo maakte de filosofie zich los van mythologie5 en religie. De natuurfilosofen (onder wie Thales van Milete) zetten de eerste stap in de richting van een wetenschappelijke denkwijze en daarmee legden ze eigenlijk de basis voor alle latere natuurwetenschappen. In het Athene van de klassieke cultuur kwam de filosofie definitief tot ontplooiing. De drie grootste filosofen uit de oudheid waren Socrates, Plato en Aristoteles. Hun belangstelling ging niet alleen uit naar de natuur maar ook naar de mens en de plaats van de mens in de maatschappij. Socrates wees er bovendien op dat alle mensen filosofische waarheden kunnen doorgronden als ze hun verstand gebruiken. Hij vergeleek het werk van een filosoof met dat van een vroedvrouw(die wat reeds bestaat te voorschijn laat komen)en ging met iedereen in discussie in de hoop samen inzicht te verwerven in morele vraagstukken. Zijn dialectische methode van vraag en antwoord, zoals die door Plato in zijn dialogen werd neergepend, was van blijvende invloed. Plato is bekend omwille van zijn ideeënleer: er is een wereld van eeuwige ideeën die reëler is dan de veranderlijke materiële objecten die we om ons heen zien en die we met het gebruik van de rede kunnen leren kennen. Aristoteles ontwierp als eerste een alomvattend, in domeinen gestructureerd filosofisch systeem. Zijn onderzoekende ‘nuchtere’ aanpak is meer dan Plato’s literaire stijl, representatief voor hoe filosofie vandaag nog bedreven wordt. Aristoteles hield zich ook als eerste met de logica (leer over het juiste denken, over de vormen en methoden van het juiste denken) bezig. Met Plato en Aristoteles zijn de grote systemen gegeven waarop de middeleeuwse wijsbegeerte zal verder bouwen. Voordat de Romeinen de Hellenistische wereld veroverden, was Rome zelf een Griekse culturele provincie. Via de Romeinen bleef de Griekse filosofie nog lang een grote rol spelen in de geschiedenis van het Westen, inclusief de Lage Landen, en reikte haar invloed dus tot ver buiten de grenzen van de Atheense stadstaat. 1.2. Middeleeuwen (5de-15de eeuw): geloof en weten 5 Voorbeeld van een mythische verklaring: In het oude Scandinavië klonk het antwoord op de vraag “Waarom regent het?” als volgt: “Omdat de God Thor, die door de hemel vliegt in een wagen getrokken door twee bokken, met zijn hamer zwaait”. 6 De theologische en filosofische inzichten van kerkvader Augustinus in aansluiting bij de platoonse filosofie hebben de vroege middeleeuwen (6de – 12de eeuw) beheerst. Pas tijdens de volle middeleeuwen (13de eeuw) herontdekte men de natuurwetenschappelijke inzichten van Aristoteles. Met scholastiek wordt in het algemeen de middeleeuwse filosofie bedoeld (die een sterk metafysisch karakter had) en meer specifiek de onderwijsmethode6 die in de 11de eeuw tot ontwikkeling kwam in de stedelijke scholen en verder uitgebouwd werd in de 12de en 13de eeuw aan de universiteit. Het betreft een logische manier van denken in tegenstellingen, een vorm van dialectiek. De scholastiek vond haar belangrijkste monument in de summa’s van de 13de eeuwse dominicaner filosoof en theoloog Thomas van Aquino. De ‘scholastieke’ functie van de filosofie: uitsluitend dienst te doen als werktuig voor theologische doeleinden, is hier op het hoogtepunt van haar ontplooiing gekomen. Thomas van Aquino was in de eerste plaats een theoloog die echter geen reden zag om de filosofie te onderdrukken. Het leek hem onmogelijk dat wat ons door het geloof bekend is van godswege, principieel in strijd zou zijn met inzichten die we bekomen na goed gebruik van de rede. De thomistische filosofie die een aristoteliaans teleologisch7 wereld- en mensbeeld met de christelijke theologie tracht te verzoenen werd eerst bekritiseerd, maar in 1323 werd haar grondlegger heilig verklaard en later zelfs tot kerkleraar uitgeroepen (1568). Hoewel Thomas de harmonie van geloof en rede wou benadrukken door beide serieus te nemen en vervolgens te tonen dat hun uitkomsten elkaar niet tegenspreken, toonde hij ondertussen eigenlijk ook de autonomie van beide denkwijzen aan. En reeds een een paar jaar na de dood van Thomas van Aquino begonnen de filosofie en de wetenschap zich steeds verder los te maken van de kerkelijke theologie. 6 Deze aan de schoolse praktijk ontleende onderzoeks- en onderwijsmethode werkt met een vast stramien van argumenten pro en contra vanwege de studenten, gevolgd door een positiebepaling van de magister, inclusief een antwoord op de tegenwerpingen. Karakteristiek voor deze methode is dat in de argumentatie een groot belang wordt gehecht aan ‘autoriteiten’ (de Bijbel, Aristoteles, Augustinus). 7 Het mens- en wereldbeeld van Aristoteles is teleologisch, omdat het een doelgerichtheid in de mens en de wereld veronderstelt. Hoewel deze doelmatigheid bij Aristoteles seculier gedacht wordt, is de parallel met een religieuze ‘intelligent design’-theorie niet ver gezocht. 7 Thomas van Aquino8 (1225-1274) probeerde de filosofie van Aristoteles met de platonische christelijke leer te verzoenen. Dit vanuit de overtuiging dat er geen tegenspraak kan bestaan tussen de waarheid van de rede en de waarheid van de openbaring (neergelegd in de Bijbel). Hij bracht een synthese tussen geloof en weten tot stand. Het resultaat, het thomisme, behoort nog altijd tot de officiële leer van de kerk. Al tijdens de late scholastiek waren gedachten en verlangens te horen die we kunnen interpreteren als tekenen van haar ondergang en als voorboden van een grote geestelijke omwenteling. De late scholastiek krijgt meer waardering voor het individuele; dat is een voorbode van de bevrijding van het individu uit traditionele bindingen die een belangrijk element vormt in de hele verdere culturele ontwikkeling van Europa. Het programma van Roger Bacon voor een wetenschap en wijsbegeerte die zich alleen baseren op onmiddellijke ervaring en waarneming en elke andere autoriteit afwijzen, is de start van de ontplooiing van de moderne westerse natuurwetenschap. Tenslotte verbrak de filosofie van het nominalisme de middeleeuwse band tussen geloof en wetenschap; daarmee verbrak ze de scholastieke eenheid van beide gebieden maar schiep ook de voorwaarde voor het vrijkomen van ongekende krachten zowel in het geloof als in de filosofie en de wetenschap. Op het einde van de middeleeuwen ontkiemden dus de eigenschappen die het wezen van de overgangstijd (het tijdperk van de Renaissance en de Reformatie) en van het latere Europese denken kenmerken: individualisme, het beoefenen van wetenschap gebaseerd enkel op ervaring en rede, studie van de antieken zonder theologische bekommernissen, verwereldlijking en ontkerkelijking van het denken. De Renaissance leidde tot een nieuw mensbeeld: het humanisme. De mens werd terug het uitgangspunt, nadat de lange middeleeuwen alles in een goddelijk licht hadden gesteld. Maar ook van binnenuit werd de kerk belaagd. De Reformatie (in 1517 maakt Martin Luther zijn stellingen in Wittenberg openbaar) ontwikkelde een krachtige kritiek op de kerkelijke structuren, praktijken en instellingen. Ook het geloof in het vagevuur (economisch uitgebuit met de verkoop van aflaten) werd door Luther verworpen. De Lutherse hervorming is een ontkenning van de ‘bemiddeling’, d.w.z. 8 Ref.foto: http://nl.wikipedia.org/wiki/Thomas_van_Aquino 8 van de niveaus die de katholieke godsdienst aannam tussen God en mens: heiligen, priesters, kerkelijk gezag en sacramenten. Hij vroeg aandacht voor een authentieke geloofsbeleving waarin de relatie tussen God en de gelovige zelf centraal komt te staan. Het geloof van het individu werd de beslissende factor. Dit leidde tot een desacralisering van de wereld, een wereld die nu rijp was voor de objectiverende blik van de wetenschappen. De oproep van de late scholastici tot grondige bestudering van de oude talen kondigde de humanistische beweging aan, die het contact met de antieke bronnen van de Europese cultuur herstelde en verdiepte. 1.3. De 16de – 19de eeuw: aandacht van filosofie gericht op de mens, het subject in het centrum De mens neemt voortaan de plaats in die voordien enkel aan God toekwam. In de 16de eeuw betekende de Renaissance een loskomen van de verstarde middeleeuwse scholastieke denkwijze en een wedergeboorte van het antieke denken. Er kwamen meer Latijnse en Griekse teksten uit de Oudheid beschikbaar en vele filosofen ontdekten daardoor alternatieven voor de aristotelische en platonische tradities die het intellectuele leven zo lang beheerst hadden. Desiderius Erasmus is de bekendste epigoon van het renaissancehumanisme in de Nederlanden. Hij en vele andere invloedrijke humanisten leefden en werkten in Leuven. De 17de eeuw wordt ook wel de tijd van de barok genoemd en gaat in de geschiedenis van de wijsbegeerte door voor de eeuw van Descartes. In de 17de (en 18de) eeuw oefenden de Nederlanden een grote aantrekkingskracht uit op intellectuelen. De Gouden eeuw was dan ook de bloeiperiode voor filosofie in de Lage Landen. De boekdrukkunst maakte het mogelijk om snel boeken te drukken en te verspreiden. De kerkelijke censuur verloor daardoor haar effectiviteit. De overheid censureerde bovendien niet streng. Grote geesten zoals René Descartes, Pierre Bayle, John Locke, Leibniz en Voltaire ontdekten dat de censuur nergens zo mild was als in de Nederlanden en besloten daarom daar te gaan wonen. De tolerantie, de veiligheid, de aanwezigheid van goede drukkers en goede universiteiten zorgden ervoor dat de Lage Landen zich ontwikkelden tot het centrum van de Europese intelligentsia in de 17de eeuw. René Descartes (geboren in 1596) woonde van 1628 tot 1648 in de Nederlanden en schreef er zijn belangrijkste werken. In de Discours de la méthode doet hij de beroemde uitspraak: “Je pense donc je suis.” Het argument gaat als volgt: een mens kan aan alles twijfelen, maar in dat twijfelen zelf toont zich een onbetwijfelbare zekerheid, namelijk dat er ‘iets’ moet zijn dat twijfelt. Na aldus bewezen te hebben dat de geest bestaat, leidt Descartes vervolgens het bestaan van het lichaam af, wat toont dat hij een dualist is: hij beschouwt de mens als samengesteld uit twee wezenlijk verschillende substanties (geest en lichaam). Descartes’ dualisme is gecontesteerd. Maar zijn gebruik van de twijfel als methode om zekere kennis te verwerven en zijn onstuitbare vertrouwen op de kracht van de rede maken hem tot de vader van de moderne filosofie. In zijn Discours de la méthode verwierp Descartes de in die tijd nog altijd gangbare filosofie van Aristoteles en de scholastiek. Hij hield vol dat alle echte kennis op de wiskunde moet worden gebaseerd. In de lijn van Socrates, Plato en Augustinus was Descartes van mening dat het verstand de enige zekere bron van 9 kennis was (de tegenstelling tussen rationalisten en empiristen komt in elk tijdsgewricht wel in één of andere vorm terug). Het kennisideaal voor Descartes was de wiskunde, de meest universele wetenschap die uitstijgt boven alle nationaliteiten en individuele verschillen en in principe voor iedereen toegankelijk en inzichtelijk is. Als we in de wiskunde een onaantastbare methode van bewijsvoering hebben - zo redeneerde hij – waarom zou het dan niet mogelijk zijn de volledige menselijke kennis, dus alle andere wetenschappen en vooral de filosofie, op een even hechte basis te bouwen? De filosofie van de 17de eeuw is daarom niet te scheiden van de wiskunde. Dat blijkt uit het feit dat de grootste filosofen zelf geniale wiskundigen waren – Descartes, Leibniz en Pascal – of in ieder geval hun systeem wiskundig opbouwden, zoals Spinoza. Denkers na Descartes begonnen zich te zien als kinderen van een nieuw tijdperk van de rede, waarin eindelijk werd afgerekend met alle inperkingen van de middeleeuwse denkwijze. De natuurwetenschap zegevierde over de dogmatische houding van de middeleeuwse katholieke filosofen. “Een belangrijke pijler onder de Verlichting was de idee dat niet God, maar de mens zelf verantwoordelijk was voor zijn geluk of ongeluk. Dat was een nieuwe gedachte die men einde 17de eeuw voor het eerst vindt in de kringen van intellectuelen rond de Nederlandse filosoof Spinoza. Als startpunt van de Verlichting gelden dan ook de werken van deze filosoof. Volgens Spinoza hield de natuur zichzelf in beweging en was niet God daarvoor verantwoordelijk. In geesten, demonen en de duivel geloofde Spinoza al helemaal niet en ook het scheppingsverhaal in de bijbel leek hem een fabeltje. Spinoza vond geestelijken overbodig, pleitte voor vrijheid van meningsuiting en tolerantie en voor scheiding van kerk en staat. Al deze ideeën kregen steeds meer bijval in de tweede helft van de 18de eeuw en werden verder ontwikkeld door filosofen als Diderot en Rousseau (het geloof in het subject en in de universele redelijkheid werd de motor voor de reactie tegen de absolute vorsten, die in 1789 tot de Franse revolutie zal leiden, met als socio-cultureel hoogtepunt de Déclarations des droits de l’homme et du citoyen). Einde 18de eeuw vatte de Duitse filosoof Immanuel Kant de Verlichting samen als een proces van mondig worden en van zelf kritisch nadenken. ‘Sapere aude. Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen’ schreef Kant. Die moed hadden 18de-eeuwse burgers zeker, wat niet wegneemt dat de meeste Nederlanders bleven geloven in God en weinig zagen in een maatschappij zonder de beschavende invloed van de religie (‘gematigde’ Verlichting). Radicaler was men op politiek gebied. Vanaf 1780 streden steeds meer mensen voor ideeën als “vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid” en probeerden ze het oude politiek systeem, gebaseerd op ongelijkheid, vriendjespolitiek en corruptie, omver te werpen. In de Zuidelijke Nederlanden leidde dat in 1789 tot de Brabantse Omwenteling. Deze Brabantse Revolutie was een opstand van de Zuidelijke Nederlanden in 1789 en 1790 tegen het Oostenrijks gezag van keizer Jozef II”9 9 Geciteerd uit www.literatuurgeschiedenis.nl. 10 1.4. De 19de -20 ste eeuw In de 19de eeuw zocht de Romantiek, die direct op de Verlichting volgde, naar de emotionele en spirituele dimensie (in plaats van zich neer te leggen bij een rationele interpretatie van de werkelijkheid). De sociale en economische veranderingen als gevolg van de industriële revolutie – met de nieuwe klasse van arbeiders – stimuleerden de romantische tendens tot escapisme en idealisering. Op het einde van de 19de eeuw hield het katholieke wijsgerige denken geen gelijke tred met de vooruitgang in de wetenschappen. In 1879 riep paus Leo XIII het thomisme uit tot de officiële filosofie van de kerk omdat hij onder de indruk was van het synthetische potentieel van deze leer. Ook de oprichting van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte te Leuven kadert in deze renaissance van het thomisme in de 19de en 20ste eeuw. De filosofen aan dit instituut trachten de resultaten van de moderne wetenschap en filosofie in overeenstemming te brengen met het door Thomas gefundeerde katholieke wereldbeeld. Dat geldt ook voor de fenomenologie, waarvan Husserl de grondlegger is en die haar bloeitijd in de eerste helft van de 20ste eeuw doormaakt. Wat de moderne en de hedendaagse filosofie van elkaar onderscheidt is de analyse van het bewustzijn. De moderne filosofie met als woordvoerder Descartes beschrijft het als een gesloten bewustzijn. Het bewustzijn vormt een autonome substantie, een zijnde dat op zichzelf staat en niet van iets anders afhankelijk is. Dit bewustzijn gaat relaties aan met de buitenwereld. Daarbij dringt zich de volgende vraag op: hoe kan ik zeker zijn dat de wereld werkelijk is zoals ik die waarneem? Kan ik ooit met zekerheid iets zeggen over de werkelijkheid buiten mij? Het probleem van de brug tussen bewustzijn en werkelijkheid is Descartes’ grootste zorg, en vloeit rechtstreeks voort uit zijn keuze om het bewustzijn als gesloten op te vatten. De hedendaagse filosofie ontwikkelt een heel andere bewustzijnsfilosofie. Volgens Husserl is het bewustzijn geen ding, wel een vloeiende stroom in de tijd. Die stroom bestaat uit zogenaamde fenomenologische ontmoetingen. Bewustzijn is gerichtheid naar het andere dan zichzelf, bewustzijn is steeds bewustzijn van iets, en die impliciete intentionaliteit betekent openheid. Maar de afhankelijkheidsrelatie tussen bewustzijn en de dingen is wederzijds. De werkelijkheid kan alleen maar aan ons verschijnen door middel van het bewustzijn. Dankzij het bewustzijn bestaan de dingen als verschijningen aan het bewustzijn. Dus het probleem van de brug valt weg. De terugkeer naar de dingen die er voor de filosofie echt toe doen (Husserls motto was: ‘zurück zu den Sachen selbst’) betekent een terugkeer naar ‘het verschijnen van fenomenen’ en het beschrijven van de wijze waarop ze dat doen, in plaats van te speculeren over een metafysische werkelijkheid waartoe we geen toegang hebben. Voor Husserl is filosofie dan ook de fenomenologische beschrijving van de ervaren werkelijkheid. Bekende filosofen van de voorbije eeuw zoals Heidegger, Sartre en Merleau-Ponty namen Husserls basisprincipes (met betrekking tot de intentionaliteit van ervaring) over, waardoor men zou kunnen stellen dat fenomenologie de hele continentale filosofie van de 20ste eeuw ten diepste heeft gevormd. Maar ook sommige debatten in de analytische filosofie van de geest sluiten aan bij problemen en inzichten die Husserl heeft opgeworpen. Zijn invloed kan dus moeilijk overschat worden. 11 Het onderscheid tussen continentale en analytische filosofie is trouwens een fenomeen van de 20ste eeuw. Als vaders van de analytische filosofie worden vaak Bertrand Russell en Gottlob Frege vermeld. Het wordt alsmaar moeilijker om filosofen te categoriseren in stromingen of volgelingen van grote namen. Zoals Störig terecht opmerkt in zijn historisch overzicht: “Tot de 20ste eeuw kan de filosofie ingedeeld worden naar invloedrijke denkers en de ‘scholen’ en de denkrichtingen die zij grondvesten. Maar daarna zijn de uitkomsten van de empirische wetenschappen zo oppermachtig geworden, dat het individu dat deze resultaten niet kent en in zijn visie verwerkt, niet langer in staat is de eigen tijd ‘in gedachten te vatten’ (Hegel). En gezien de schier onafzienbare hoeveelheid beschikbare kennis, die ook nog dagelijks toeneemt, gaat dit de krachten van het individu te boven. Teamwerk is dus geboden: onderzoekers op de meest uiteenlopende terreinen moeten samenwerken. Zo zal de huidige en toekomstige filosofie nog amper kunnen worden ingedeeld naar prominente denkers en hun ‘stelsels’. De zwaartepunten worden veeleer bepaald door thema’s, vraagstellingen en opgaven die de voortschrijdende wetenschappelijke kennis opwerpen. En voor zover er al antwoorden mogelijk zijn, kunnen filosofen die alleen vinden in samenwerking met de ‘vakmensen’ (verwetenschappelijking van de filosofie).”10 10 Geciteerd uit Geschiedenis van de filosofie, H. J. Störig, Spectrum, 2009. 12 2. Filosofenwandeling in Leuven 2.1. Overzicht van de geschiedenis van de filosofie in Leuven Middeleeuwen 15de eeuw - Scholastieke onderwijsmethode en thomisme: verzoening van aristotelische filosofie met christelijke leer, synthese van geloof en weten, verwevenheid van filosofie en christelijke theologie. 16de – 19de eeuw 16de eeuw - Humanisme (mens centraal), terugkeer naar zuiver christendom, Reformatie met kritiek op de kerk. 17de eeuw - Eeuw van Descartes, rationalisme, opkomst van nieuwe wetenschappen. In Leuven werd de methodische twijfel van Descartes lang als verdacht beschouwd. Voor het onderwijs bleef Aristoteles toonaangevend. 18de eeuw - Verlichting, klemtoon op de mens als subject. De werken van Spinoza (de mens is zelf verantwoordelijk voor zijn geluk of ongeluk) zijn het startpunt van de Verlichting.11 19de eeuw - Romantiek, neothomisme in Leuven: resultaten van moderne wetenschap en filosofie in overeenstemming brengen met het door Thomas gefundeerde katholieke wereldbeeld. Vanaf 20ste eeuw In Leuven wordt filosofie nog steeds sterk gedacht vanuit het probleem hoe geloof en wetenschap te verzoenen. Maar de horizon is in de loop van de 20ste eeuw ruimer geworden (met speerpunten in fenomenologie en de latere existentiële fenomenologie (Heidegger, Sartre...), geschiedenis van antieke en middeleeuwse filosofie, politieke filosofie) 2.2. Overzicht halteplaatsen in chronologische volgorde 15de-16de eeuw o Vicus Artium (Vanderkelenstraat) o Sint-Pieterskerk (Grote Markt) o Standbeeld Erasmus (Mechelsestraat) o Busleydengang (Vismarkt) o Collegium Trilingue (via Busleydengang) o Vroegere pedagogie De Lelie (hoek Diestsestraat en Vanderkelenstraat) o Bibliotheek Tweebronnen – Vivès (Diestsestraat) o Stadhuis – beelden (Grote Markt) o Vroegere drukkersatelier Dirk Martens (tegenover Universiteitshal) 11 Prof. Herman De Dijn is één van de meest bekende Spinozaspecialisten ter wereld en participeerde actief in de Spinozarevival van de laatste jaren. Zie www.hermandedijn.be 13 o Universiteitshal - twee gedenkstenen (Naamsestraat) o Sint-Michielskerk (Naamsestraat) 17de-20ste eeuw o Neogotisch Justus Lipsiuscollege (Minderbroedersstraat) o Refter van Justus Lipsiuscollege o Kapel van Justus Lipsiuscollege o Tuin van college met poortje - zicht op Janseniustoren (naar Pater Damiaanplein via poortje of via Minderbroederstraat, over de parking, via Janseniusstraat) o Vroegere pedagogie De Valk (Tiensestraat) o Pauscollege (Hogeschoolplein) o Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (Kardinaal Mercierplein) o Standbeeld van Kardinaal Mercier op binnenplaats H.I.W. o Fries van Constantin Meunier o Presidentswoning H.I.W. (Tiensestraat) met Husserl-archief Tijdschrift voor Filosofie o Erasmuscafé (Tiensestraat) 14 2.3. Halteplaatsen 15de-16de eeuw 1. Vroegere Vicus Artium in L. Vanderkelenstraat in Leuven (nu museum M) Neoclassicistische portiek in de Vanderkelenstraat. Proefondervindelijk onderwijs ontstond in de tweede helft van de 18de eeuw. In 1766 kreeg het kabinet voor experimentele fysica een nieuwe behuizing in het faculteitsgebouw van de Artes, de oude Vicus Artium, die door architect Laurent Benoît Dewez helemaal werd verbouwd. J.P. Minckelers kon er de brandbaarheid van steenkoolgas en het gebruik ervan voor verlichting aantonen. De neoclassicistische portiek is het enige overblijfsel van de Vicus Artium. De Leuvense universiteit werd opgericht in 1425. Het initiatief ging uit van de stadsmagistraat en het Sint-Pieterskapittel. De stad wist de steun te verkrijgen van de hertog en kreeg de pauselijke goedkeuring. “Hiermee kwam er een einde aan de uittocht van begaafde jongeren naar Parijs en Keulen. Het Nederlandse taalgebied had nu een eigen Studium Generale. Al snel kreeg Leuven de bijnaam ‘het Brabantse Athene’. Studenten en docenten drukten hun stempel op de sfeer van de stad. Er verrezen overal kroegen en in de winkels kon je in het Latijn bestellen.”12 Tegenover paus Martinus V verplichtte de stad Leuven zich om collegelokalen ter beschikking te stellen van de nieuwe universiteit. Ze hield woord. Reeds op 30 april 1426, nog voor het eerste academiejaar zou worden geopend, verwierf ze een huis dat werd ingericht voor de Artesfaculteit: een particuliere woning die weldra Vicus Artium, of domein van de kunsten, werd genoemd. Daar werden de gemeenschappelijke lessen in filosofie gedoceerd. Nieuwelingen werden ondergebracht in één van de vier pedagogieën, De Valk (eerst aan de Savoyestraat, later aan de Tiensestraat), Het Varken (aan het huidige 12 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 240 15 Hogeschoolplein), De Borcht (aan de Mechelsestraat) en De Lelie (aan de huidige Leopold Vanderkelenstraat). De Artesstudenten kregen hier onderwijs en onderdak. Filosofie werd in alle pedagogieën gegeven, want de lessen logica, fysica en metafysica waren verplicht voor alle studenten. Deze basisfaculteit van de oude universiteit te Leuven (1425-1797), de Artesfaculteit, entte haar onderwijs oorspronkelijk in grote mate op de scholastieke methode. De studenten lazen vertalingen en bloemlezingen van antieke geschriften, geschriften door de kerkvaders en Thomas van Aquino. Deze laatste was immers de favoriete filosoof van de kerk. Hij is vooral beroemd om zijn verzoening van de filosofie van Aristoteles (hij verschoof de focus van de scholastieke filosofie van Plato naar Aristoteles) met de christelijke doctrine. Dit vanuit de overtuiging dat er geen tegenspraak kan bestaan tussen de waarheid van de rede en de waarheid van de openbaring (neergelegd in de Bijbel). De vijf godsbewijzen in zijn Summa Theologica behoren tot zijn belangrijkste ideeën (pogingen om het bestaan van God met logische argumenten te bewijzen). De filosofie van de middeleeuwen was niet slechts verwant aan, maar zelfs versmolten met de christelijke theologie. Haar denkers waren bovendien allen geestelijken, clerici, meestal leden van een orde. In hun werken bedienden zij zich bijna zonder uitzondering van het Latijn. De Artesfaculteit was de voorloper van de huidige Faculteiten Letteren en Wetenschappen. Het encyclopedische onderricht in de Artes was een soort polyvalente kandidaatsopleiding. Het ging terug op de “zeven vrije kunsten”, onderverdeeld in trivium (grammatisch-literair-filosofische vorming) en quadrivium (wiskunde en natuurwetenschappen). Het slagen in het examen in de Artes (logica, fysica – tot in de 18de eeuw zuivere natuurfilosofie - en metafysica13 ) gaf toegang tot de hogere faculteiten (godsgeleerdheid, burgerlijk en kerkelijk recht, geneeskunde). Voor de organisatie van dit Artesonderricht had men zich geïnspireerd op de universiteiten van Parijs, Keulen en Wenen. “Aanvankelijk onderscheidde de universiteit zich nauwelijks van de oudere Alma Mater van Parijs, hoewel het in Leuven sinds 1427 wel officieel verboden was om vooruitstrevende stellingen van Buridan, Marsilius van Inghen of William van Ockham te onderwijzen. Er was nog een ander verschil met Parijs. Aan de Sorbonne koesterde men het sobere en slonzige uiterlijk als teken van wijsheid. In Leuven gingen de docenten zeer net gekleed.”14 In 2012 is er een tentoonstelling rond de collegedictaten van de Leuvense universiteit uit de zestiende tot de achttiende eeuw in de universiteitsbibliotheek. 13 De metafysica bestudeert het onstoffelijke, de zogenaamde bovennatuurlijke of bovenzinnelijke zijnswereld die zich aan onze ogen onttrekt. Ze zoekt naar de diepere betekenis van dagdagelijkse begrippen als ‘bestaan’, ‘zijn, en ‘werkelijkheid’. 14 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 240 16 Het boek De Universiteit te Leuven 1425-1985, Universitaire Pers Leuven, 1986. Cover met Professor en studenten anno 1467, illustratie uit collegenota’s aan Artesfaculteit over de fysica van Aristoteles, George Lichton, Leuven 1467 Een Artesstudent in academische kledij. Tekening in een collegedictaat van de Schotse student George Lichton, 146715 15 Ref.Universiteit te Leuven 1425-1985, Universitaire Pers Leuven, 1986, pag. 55 17 2. Sint-Pieterskerk In 1465 stelt Petrus van der Beken de vraag: zijn de bijbelse profetieën waar als ze nog niet zijn uitgekomen? De uit Brabant afkomstige denker Petrus van der Beken (ca 1420-1499) 16schopte het ver in de hiërarchie van de St. Pieterskerk in Leuven. “Dat was opmerkelijk, want hij was in 1465 in conflict gekomen met de paus. Hij werkte als docent aan de Artesfaculteit (faculteit voor vrije kunsten) van de universiteit van Leuven, waar de filosofie geheel in het teken van Aristoteles stond. Nu was het in de late middeleeuwen niet erg gebruikelijk om deze oude Griek op alle punten even letterlijk te nemen. Aristoteles was wel intelligent, maar alleen de bijbel had de absolute waarheid in pacht. Petrus van der Beken gaf het startschot voor het zogenaamde ‘futura contingentiadebat’, door Aristoteles’ logica volstrekt ernstig te nemen. Aristoteles stelde dat uitspraken over de toekomst niet ‘waar’ of ‘onwaar’ zijn. De toekomst onttrekt zich eenvoudig aan ons verstandelijk vermogen. Als dat waar is, zei van der Beken, dan kunnen ook de profetieën in de bijbel geen aanspraak op ‘waarheid’ maken. Zoiets durfde niemand in 1465 hardop te zeggen. De waarheid van de bijbelse profetieën kon je niet zomaar in twijfel trekken. Peter van der Beken dekte zich bij voorbaat in tegen alle kritiek door zich te beroepen op de statuten van de 16 Nederlandse religiegeschiedenis. J. Van Eijnatten, F.A. van Lieburg, Uitgeverij Verloren, 2006, pag. 132 18 universiteit. Daarin had een vorige paus officieel laten vastleggen dat de Leuvenaren in de traditie van Aristoteles hoorden te werken. De ook uit Brabant afkomstige docent Hendrik van Someren (ca 1418-1472) was niet erg gelukkig met de gang van zaken. Natuurlijk moest men Aristoteles ernstig nemen, maar de logica van Peter van der Beken ging toch echt te ver. Hij vroeg paus Paulus II zich over de zaak te buigen. Maar daarmee maakte hij zich onmogelijk bij zijn Leuvense collega’s. De kerk op iemands dak sturen was ongepast. van Someren kreeg zelf zijn ontslag. Hij legde zich daar niet bij neer en trok naar Rome, waar de paus hem uiteraard gelijk gaf. Hij kreeg eerherstel en van der Beken moest zijn standpunt herroepen.” 17 In 1468 herontdekt Agricola (Groninger denker die in Leuven studeerde) nietchristelijke schrijvers uit de Oudheid en brengt de Renaissance naar het hoge Noorden. “Het humanisme is in feite een Italiaans gebeuren. Intellectuelen uit Noord-Italië droomden van een herstel van het prestige van Italië en dus ook van een herstel van de klassieke cultuur, met een zuiver Latijns taalgebruik en een verfijnde smaak en elegantie. Zij keerden terug naar de bron en wijdden zich aan de ‘studia humanitatis’ met als voorbeeld de klassieke Latijnse literatuur. Vanaf de 15de eeuw groeide ook de interesse voor de klassieke Griekse literatuur. Pas in de 2de helft van de 15de eeuw werd het humanisme verspreid ten noorden van de Alpen. Alardus van Amsterdam heeft de werken van Agricola uitgegeven. Hij was in 1514 naar Leuven gekomen om er een priesteropleiding te voltooien. Tussen 1517 en 1521 heeft Alardus Erasmus persoonlijk ontmoet te Leuven, en hij heeft op 7 maart 1519 blijk gegeven van zijn grote verering voor de meester door aan de deuren van de StPieterskerk aan te plakken, dat hij op de dag na Aswoensdag in het Drietalen-College van Busleyden zou beginnen met de behandeling van een werk van Erasmus, vermoedelijk zijn Ratio seu methodus compendio perveniendi ad veramtheologiam, waarin een aanbevelend versje van Alardus voorkomt. De tegen Erasmus ingenomen theologische faculteit verbood nadrukkelijk deze voordracht.18 Hij kreeg in 1519 officieel verbod om te doceren aan het Drietalencollege. Hij stierf in 1544 te Leuven. 17 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 242 18 Ref. Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, 1911-1937, deel 6, P.J. Blok en P.C. Molhuysen, pag. 19-21 19 De Grote Markt in 1605 naar een gravure van Lovanium van Gramaye19 St-Pieterskerk. (Brabantse hooggotiek) 3. Standbeeld van Erasmus in de Mechelsestraat in Leuven In de eerste helft van de 16de eeuw bereikte de Leuvense universiteit het toppunt van haar roem, en werd ze volop meegesleurd in de discussie rond het humanisme en de ideeënstrijd omtrent Luther. De belangrijkste man voor het humanisme ten noorden van de Alpen in de eerste decennia van de 16de eeuw was ongetwijfeld Desiderius Erasmus. Erasmus, Nederlander van geboorte (1466-1536) was een augustijner monnik, schrijver en humanistische filosoof. Op reis in Engeland in 1499 kwam Erasmus in contact met Thomas More. Het werd een vriendschap voor het leven. Hij kwam tot de vaste overtuiging dat het humanistisch denken bijzonder waardevol was als wapen in de strijd voor de herleving van een zuiver christendom. Humanisten zochten inspiratie in de authentieke teksten van de klassieke literatuur, onder het motto ‘Ad fontes’, terug naar de bronnen. In 1502 weigerde Erasmus een professoraat in Leuven dat zijn vriend Adriaan van Utrecht, de latere paus, met moeite voor hem had geregeld. Toen schreef hij: “Alles bevalt mij te Leuven, behalve dat het bestaan er te boers en te duur is.” Hij was destijds nog geen gevierd geleerde en voelde zich gevangen in het conservatieve bolwerk omdat hij de stad niet kon verlaten. Buiten de muren heerste een vreselijke epidemie. “De pest die ons hierheen heeft geworpen, houdt ons nog steeds vast.”20 In totaal verbleef Erasmus zes jaar in Leuven. “In de zomer van 1514 had Erasmus een aanvaring met zijn goede Leuvense vriend en theoloog Dorpius. In een open brief schreef Dorpius dat hij grote bezwaren had tegen Erasmus’ plan om een nieuwe bijbelvertaling te publiceren.. Waarschijnlijk aangezet door zijn Leuvense collega-theologen, stelde Dorpius dat de Vulgaat, de door kerkvader Hiëronymus (345-420) opgestelde bijbeltekst, heilig was. Daar moest zelfs een genie als Erasmus met zijn vingers van afblijven. De vriendschap met Dorpius 19 Louvain dans le passé & le présent, E. Van Even, 1895, Les rues et les places. Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 244 20 20 bekoelde. “En zulke mensen worden nu door de theologie voortgebracht” schreef Erasmus aan zijn Engelse vriend Thomas More. Natuurlijk liet Erasmus zich niet weerhouden door de Leuvense theologen om zijn Novum instrumentum, de nieuwe bijbelvertaling, op de markt te brengen. Erasmus’ bijbel was een hele verbetering ten opzichte van de slordige Vulgaat, maar bevatte desondanks de nodige fouten. De handschriften waarop zijn vertaling gebaseerd was bleken minder oud en oorspronkelijk dan Erasmus gedacht had. Uiteindelijk werd de vriendschap tussen Dorpius en Erasmus in ere hersteld.” 21 Met Erasmus’ grondvorm als uitgangspunt, vertaalde Luther de bijbel in de volkstaal, het Duits. De gevolgen daarvan waren niet te overzien. Teksten stichten werelden. De bestrijders van de hervorming verweten Erasmus dat hij voor Luther de weg had geplaveid. Erasmus onderschreef de essentie van Luther’s kritiek op de kerk maar kon geen vrede nemen met zijn pessimistische visie waarin mens en wereld volstrekt afhankelijk waren van God’s genade. In de ogen van een humanist was een humeurige, grillige God ontoelaatbaar. Erasmus nam het op voor de vrije wil, waarmee de mens aan een minder verschrikkelijke wereld kon werken. Erasmus staat sindsdien voor een open christendom dat wars van riten en dogma’s verzoening nastreeft op basis van redelijkheid. Het pausdom zelf heeft hij nooit ondergraven maar zijn kerkbeeld strookte zeker niet met dat van het Vaticaan. In 1515 ontmoeten Thomas More en Desiderius Erasmus elkaar in Antwerpen. Erasmus bedenkt een grapje. De naam More verbastert hij tot ‘Moria’ (zotheid). De ‘Lof der Zotheid’, een kritische visie op de kerk en de 16de eeuwse maatschappij, is geboren. Erasmus droeg zijn Lof der Zotheid aan Thomas Morus op. In het voorwoord ervan richt Erasmus zich rechtstreeks tot zijn boezemvriend om uit te leggen waarom hij een boekje over de zotheid schrijft. “In de eerste plaats heeft jouw achternaam, Morus, mij geïnspireerd omdat die zozeer op het woord Moria (zotheid) lijkt als het begrip zelf jou vreemd is. Het is je zelfs volkomen vreemd; daarover zijn allen het eens. In de tweede plaats vermoedde ik dat deze spirituele scherts van mij bij jou wel vooral instemming zou oogsten omdat jij dit soort grapjes – dat wil zeggen, als ik het goed heb, indien ze niet zonder esprit en niet volkomen zouteloos zijn – zeer pleegt te waarderen en je je überhaupt in het gewone dagelijkse leven als een Democritos, de lachende filosoof, gedraagt. Want hoewel je , zoals te verwachten is bij de bijzondere scherpzinnigheid van je geest, enerzijds mijlenver boven de massa uitsteekt, ben je anderzijds toch in staat, en heb je er zelfs plezier in, met alle mogelijke mensen in alle omstandigheden om te gaan dankzij je ongelooflijk charmant en vriendelijk optreden. Dus zal je dit opstelletje niet slechts wel gaarne aanvaarden als een souvenir van je vriend, maar het tevens onder je hoede nemen daar het immers aan jou is opgedragen en dus al jou en niet meer mij toebehoort.” 22 Een onderonsje tussen vrienden die zich schijnbaar kostelijk vermaken, zo lijkt het wel. Maar de pret is niet zo onschuldig. Erasmus had genoeg van het (religieuze) leven gezien om te weten dat de kerk een hervorming dringend nodig had, niet alleen als instelling maar ook in haar leer. Hij stelt in Lof der Zotheid de wereld voor als een schouwspel waar de dwaasheid regeert. 21 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 246 22 Erasmus, Lof der Zotheid. Vertaald door A.J. Hiensch. Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1969, p. 7-8 21 Deze vorm van meewarigheid heeft de kunstenaar René Rosseel ook opgenomen bij het maken van het standbeeld. Hij stelde Erasmus voor met een ironisch glimlachje om de mond, waarmee hij duidelijk neerkijkt op de maatschappij. Het standbeeld werd in 1979 aan de stad geschonken door de Leuvense Lionsclub naar aanleiding van haar vijfjarig bestaan. Het beeldje zelf is nogal klein uitgevallen (1 m 25). Dat moet ook de vrachtwagenchauffeur beseft hebben die het beeld in 2003 met sokkel en al omver reed. Het kon gelukkig hersteld worden. Het beeld van de wandelende Erasmus staat vlakbij de hoek van de Schrijnmakers- en de Mechelsestraat. Samen met de Augustijnenstraat en de Vismarkt vormen deze straten het blok waarbinnen het Collegium Trilingue lag. Deze plaats was een vertrouwde hoek voor Erasmus. 4. Busleydengang Erasmus, een van de meest kritische geesten van zijn tijd, stelde vast dat de christelijke samenleving al even vervallen was als de kennis van de klassieke talen. Hij zag de heropleving van de talenkennis als de eerste, essentiële stap naar herstel van beiden. Klassieke teksten, maar ook de fundamenten van het christendom - de bijbel en de geschriften van de kerkvaders – moesten volgens Erasmus opnieuw gelezen en bestudeerd worden in hun oorspronkelijke vorm. Op Erasmus’ aanraden investeerde de welgestelde H. Busleyden zijn fortuin in de oprichting van het Collegium Trilingue. Kanunnik Hiëronymus Busleyden (in wiens huis het Mechelse stedelijk kunstmuseum gevestigd is) was een humanist, raadsheer van keizer Karel V en bevriend met Erasmus en More (More droeg zijn Utopia aan 22 hem op). Hij bepaalde in zijn testament dat het grootste deel van zijn erfenis zou gebruikt worden voor de oprichting van een nieuw humanistisch college met tien beurzen voor arme studenten en drie jaargelden voor speciaal aangestelde professoren in Hebreeuws, Latijn en Grieks. Erasmus werd aangesteld als testamentuitvoerder. Busleydengang aan de Vismarkt in Leuven “Ook Thomas More (1478-1535), de ervaren diplomaat, is zich bewust van de misstanden in zijn tijd; het bederf in de kerk, de machtshonger van pausen, de arrogantie van vaak onontwikkelde theologen, de bizarre praktijken van monniken, de hebzucht van vorsten en de vele dwaasheden onder het volk, oud en jong. Ook hij begint te denken over een passend antwoord: geen kritiek, geen sloopwerk alleen, hoe belangrijk die ook zijn, maar iets opbouwends, een poging om een nieuwe maatschappij, die niet meer in de fouten van de oude zou hervallen, vorm te geven. Tijdens een handelsmissie naar Vlaanderen groeit in de verbeelding van de drukbezette rechtsgeleerde geleidelijk, als een aangenaam tijdverdrijf, het verhaal over een gefingeerd eiland, Utopia, waar de ideale samenkeving is gerealiseerd. Geld en particulier eigendom zijn er afgeschaft. Zes jaar lang, tussen 1510 en 1516, werkt hij eraan. Hij moet het, getuige de ondertitel, graag hebben gedaan: ‘een waarlijk gulden boekje, niet minder heilzaam als geestig, over de beste staatsinrichting en het nieuwe eiland Utopia’ “23 23 Geciteerd uit Tolerantie en actief pluralisme. De afgewezen erfenis van Erasmus, More en Gilis, Guido Vanheeswijck, Uitgeverij Pelckmans, 2008, pag. 40 23 Het steegje naar het Drietalencollege vertrekkende van op de Vismarkt kreeg niet toevallig de naam ‘Busleydengang’. 5. Collegium Trilingue (via Busleydengang) In 1517 richtte Erasmus het Drietalencollege op aan de Vismarkt, waar hij zelf ook les gaf. Dit college, een unicum in Europa, had tot doel de mensen te bekwamen in het Grieks, Latijn en Hebreeuws. En dat was een noviteit, want elders in de stad beperkte men zich hoofdzakelijk tot het Latijn. Erasmus kocht in 1518 het huis van Wouter De Leeuwe. Dit huis werd grondig verbouwd en in 1520 uitgebreid met een aula die plaats bood aan 300 studenten. Aan de Oude Universiteit had kennisoverdracht lange tijd de overhand op onderzoek. Een belangrijke impuls tot het onafhankelijke onderzoek zouden de humanisten geven. Zij stelden niet langer vertrouwen in overgeleverde teksten, het onwrikbare uitgangspunt van de scholastiek, en bepleitten een terugkeer naar de bronnen. De humanisten zouden met hun tekstkritiek ook de grenzen verleggen in andere disciplines: de jonge geleerden die daar in hun voetspoor traden, zouden de werkelijkheid zelf gaan onderzoeken. Het Collegium Trilingue was een stichting en stond los van de grote Leuvense universiteit. Het draaide vrijwel volledig op de nalatenschap van mecenas Hiëronymus Busleyden (1470-1517). Als Leuvense studenten er colleges wilden volgen moesten ze dat in hun vrije tijd doen, maar de lessen waren wel gratis. De Leuvense universiteit was uiteraard bepaald niet blij met de nieuwe concurrent die studenten lokte met gratis onderwijs. Reguliere hoogleraren werd afgeraden les te geven aan dit al te vrije Drietalencollege. 24 “Tussen het Drietalencollege en de universiteit bestond een wereld van verschil. De officiële universiteit was erg rooms. De kerk had een flinke invloed op het onderwijs. De paus had zelf bedongen dat er veel aandacht moest zijn voor de filosofie van Aristoteles, die men in die tijd als een soort christen avant la lettre zag. Het Drietalencollege onttrok zich aan dit directe gezag van Rome. In dit college ondermijnde tekstkritiek het gezagsargument van de oude meesters en leerde men dat alleen het kritisch onderzoek wetenschappelijk waardevol was. Hier werden studenten getraind om kritisch te zijn en niet klakkeloos op de kerkleer te vertrouwen. Er heerste eerder een vrolijke dan een devote sfeer. Voor wijsheden ging men niet alleen te rade bij prechristen Aristoteles en de bijbel, maar ook bij oude, niet-christelijke Griekse, Romeinse en Hebreeuwse geschriften. Ondanks de ogenschijnlijk onoverbrugbare verschillen groeiden de universiteit en het college naar elkaar toe. Het Collegium Trilingue werd zelfs opgenomen in de Alma Mater in 1520 dank zij de voorspraak van Adriaan van Utrecht, de latere paus Adrianus VI, en van kardinaal Willem van Croy. “24 De moderne, kritische en rationele studiemethode en de hoge kwaliteit van de professoren verzekerden het succes van het college. Honderden studenten hebben hier hun opleiding gekregen, o.a. Vesalius, Mercator en Justus Lipsius. Door het directe contact met de oude bronnen werkte het talenonderwijs aan het college als een katalysator voor de andere wetenschappen: oud-studenten van dit college baarden wereldopzien met doorbraken in de geneeskunde, geografie, rechten, natuurkunde, de letteren en de theologie. “Maar het gevecht met de conservatieve krachten – Erasmus noemde de Leuvense theologen ‘Leuvense ezels’ – zou nog lang duren. De eerste, bloedige slag was voor de conservatieven. De komst van de pauselijke nuntius Hiëronymus Alexander (14801542) maakte een eind aan de ontspannen sfeer in Leuven. In 1520 begonnen de boekverbrandingen. Erasmus ontvluchtte de stad een jaar later.”25 24 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, , pag. 245 25 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 245 25 Collegium Trilingue26 Collegium trilingue. Erasmus en zijn medestanders bepleiten niet in de eerste plaats de studie van de drie talen (Latijn, Grieks, Hebreeuws) op puur filologische gronden, maar willen via deze studie doordringen tot de eigenlijke bronnen van de christelijjke levensbeschouwing die zij voor waar hielden.27 De voormalige collegevleugel en de wentelsteen (traptoren) klimmen op tot de beginperiode van het college (bak- en zandsteenarchitectuur). De Franse revolutie leidde in 1797 tot de tijdelijke afschaffing van de Leuvense universiteit en sloot definitief de deuren van het Collegium Trilingue. Het restaurant ‘De Dry Tonghen’ heeft alleen de naam gemeen met het vroeger wereldberoemde college. 26 Ref. History of the foundation and the rise of the Collegium Trilingue Lovaniense 1517-1550. H. de Vocht, Pub. Univ. de Louvain, 1951-55 (reconstructie door M. De Muynck, arch. , 1933) 27 Zie ook De schaduw van Erasmus, Joris Tulkens, Houtekiet, Antwerpen, 2006. 26 Erasmus is ook de naamgever van het universitair Erasmus-uitwisselingsprogramma van de EU. Studeren was in de middeleeuwen minder een kwestie van boeken dan van reizen. Nogal wat studenten trokken van de ene universiteit naar de andere. Taalbarrières waren er niet, colleges werden overal in het Latijn gegeven en de diploma’s waren in principe algemeen geldig. Met het Erasmusprogramma werd aan de Europese universiteiten de kans geboden om opnieuw aan te knopen bij deze middeleeuwse traditie. Citaten van Erasmus: ‘Afstand scheidt enkel de lichamen, niet de geesten’, ‘Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding’, ‘Bijna iedereen weet dat, maar niet iedereen komt op de gedachte’, ‘De wil kijkt vele malen door het venster eer de daad de deur uitgaat’, ‘De oorlog lijkt plezierig voor wie er geen ervaring mee heeft’. 6. Pedagogie De Lelie, hoek Diestsestraat en de Vanderkelenstraat Van 1517 tot 1521 logeerde Erasmus in de Pedagogie De Lelie, op de hoek van de Diestsestraat en de Vanderkelenstraat. De gebouwen van de Lelie vulden toen het gebied begrensd door de Savoye-, de Vanderkelen- en de Dieststestraat. In 1805 werden de gebouwen verkocht en verbouwd (Frascati theater). Uiteindelijk bleef er niets meer van over omdat de Statiestraat (nu Bondgenotenlaan) dwars door het domein van de pedagogie werd getrokken. “In Leuven is het klimaat niet alleen aangenaam, maar ook gezond”, volgens Desiderius Erasmus in 1521. “Nergens studeert men rustiger, is er zoveel intellect bij elkaar of vind je een groter en beter uitgerust docentenkorps.”28 7. Bibliotheek Tweebronnen, Diestse straat De bibliotheek Tweebronnen heeft zijn naam te danken aan Vivès’ twee bronnen van de humanistische wijsheid, de Grieken en de Romeinen. De uit Spanje afkomstige en uit Frankrijk gevluchte humanist en pedagoog Juan Luis Vivès (1492-1540) woonde in de Diestsestraat te Leuven op de plaats van het huidige nummer 79 (tegenover de huidige Inno).29 In 1556 werd door de toenmalige bewoner van Vivès’ huis in de Oppendorpstraete (Diestsestraat) P. Roels, doctor en professor in de medicijnen, een gedenksteen aangebracht. Deze steen werd in 1767 hernieuwd en in 1931 door de erfgenamen Ryckman de Winge aan de universiteit (inkom universiteitshal) geschonken. De tekst op de gedenksteen luidt: “Hier vloeiden de tweelingsbronnen, de Griekse en de Latijnse. Zo noemde ze Ludovicus Vivès uit Valencia in zijn Exercitatio Linguae 28 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 240 29 Ref. Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 243 27 Latinae, opgedragen aan Filips, Koning van Spanje en Engelant etc... in het jaar 1556. Hernieuwd in 1767.” In zijn Exercitatio Linguae Latinae, een boek met dialogen voor studenten, sprak Vivès inderdaad over de twee bronnen die in zijn tuin vloeiden, voor hem symbolen van de twee klassieke talen waaruit alle humanistische geleerdheid wordt geput en voortvloeit. Deze renaissancehumanist streefde ernaar om de wereld te verbeteren met Griekse en Romeinse inzichten. “Vivès werkte als hoogleraar aan het beroemde Drietalencollege, dat aanvankelijk los van de officiële universiteit opereerde en waarin de klassieke talen werden bestudeerd. De studenten konden er gratis onderwijs volgen, en de docenten kregen een mager salarisje uit de nalatenschap van mecenas Hiëronymus Busleyden. Het gevolg was dat Vivès zo weinig verdiende dat hij zijn huis deels als pension moest verhuren. Toen hij daarmee nog niet rondkwam, begon hij ook een privé-gymnasium voor rijke Spaanse leerlingen in zijn huis. In de 18de eeuw werd het gebouw gesloopt.”30 Het bestaan van beide bronnen is onlangs nog bevestigd. Bij slopingswerken in 1961 van huizen in de Vital Decosterstraat werden in een soort gewelfde kelder van een tuin, de twee bronnen in kwestie ontdekt.31 Pentekening: De Heilige Geestbinnenpoort en de Binnenwallen in de Diestsestraat, ca 1600. Voor de stadsmuur zien we de plaats van de tuin van Vivès, waarvan de waterput op de voorgrond deel moet hebben uitgemaakt.32 “Helemaal in lijn met de gespannen verhoudingen tussen de katholieke universiteit en het Drietalencollege ergerde de energieke, briljante Vivès zich aan de ingeslapen filosofen aan de officiële Leuvense universiteit. “De slaapgod heeft een school geopend en een doctoraat ingesteld in de slaapkunst”, constateerde hij niet zonder humor.”33 30 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 243 31 Ref. Vivès te Leuven. Catalogus van de tentoonstelling in de Centrale Bibliotheek te Leuven, G. Tournoy, Jan Roegiers, Ch.Coppens, 1993. 32 Vivès in Leuven, pag. 78 33 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 243 28 Juan Luis Vivès, anonieme gravure, ca 1600. 8. Stadhuis, Grote Markt 15de eeuwse Brabantse laatgotiek. In de 2de helft van de 19de eeuw werden er beelden geplaatst in de nissen van het stadhuis in Leuven (“geschiedenisboek van de stad”). - op de eerste twee rijen (gelijkvloers): belangrijke figuren - op de eerste verdieping: instellingen van de stad (parochieheiligen, patroons, geslachten, ..), - bovenaan: graven van Leuven en hertogen van Brabant. 236 beelden in totaal, waarvan 16 vrouwen. Voorbeelden van personages op de onderste rij: - Nicolas Cleynaerts, humanist, gevel politiekantoor, van links: 2de koppel, 1ste beeld - Paus Adrianus VI, paus, voorgevel, van links: 2de koppel, 1ste beeld nr. 5 - Justus Lipsius, humanist, filosoof, voorgevel, van links: 4de koppel, 2de beeld, nr.10 29 - Desiderius Erasmus, humanistische denker, voorgevel, van links: 3de koppel, 2de beeld, nr. 8 En op een hogere rij, voorgevel aan Grote Markt: - Hieronymus Busleyden, humanist en diplomaat, nr. 32 - Cornelius Jansenius, theoloog, nr. 30 - Juan Luis Vivès, humanist, nr. 36 (en Dirk Martens nr. 27) Ref. Het Leuvens stadhuis. Beeld-schoon. Deel I: de gevels, G. Huybens en Reekmans, 1998. 30 Beelden van humanisten in de nissen van het stadhuis: * N. Cleynaerts Nicolaes Cleynaerts, Brabantse humanist, geboren in 1943 in Diest, studeerde Grieks en Latijn aan het Drietalencollege in Leuven en legde zich toe op het Arabisch. Hij verbleef in Spanje en kwam daar in contact met de islamitische theologie. Hij had als levensdoel: Christendom en Islam dichter bij elkaar brengen.. Hij wilde een Arabische school oprichten, in 1542 schreef hij in een brief aan Keizer Karel vanuit Granada: ..”Ik voel dat ik niet meer kan Sire. Mijn heimwee naar huis is te groot. Ik ben bijna vijftig, mijn oude dag nadert. Ik smeek u, sta mij toe mijn Arabische school in Brabant, in mijn geboorteland, in mijn zoete Leuven op te richten...34 Maaar hij stierf in 1542 en werd begraven in het Alhambra te Granada. * H. Busleyden Hieronymus (van) Busleyden (Jerôme de Busleyden; Aarlen ca. 1470 - Bordeaux 1517) was de derde zoon van Gilles de Busleyden, kamerheer van Karel de Stoute. Hij kwam in 1485-6 te Leuven studeren, vervolgde zijn studies te Orléans, waar hij Erasmus ontmoette. In 1501 studeerde Busleyden in Padua; daar behaalde hij op 8 februari 1503 de doctorstitel in civiel (=burgerlijk) en kanoniek (kerkelijk) recht. Na 34 De vreedzame kruistocht. J. Tulkens. De Sikkel. Historische verhalen, jaargang 1991-1992. 31 zijn terugkeer uit Italië werd hij in 1504 raadsheer en meester van de financiën aan de Grote Raad van Mechelen. Dan opteerde Busleyden voor een kerkelijke loopbaan als kanunnik. In 1506 vestigde Busleyden zich te Mechelen waar hij zijn (nog bestaand) huis verfraaide en zijn bibliotheek uitbouwde. In dit huis was Thomas More, op missie in de Nederlanden, in 1515 te gast. Diens Utopia (1516) werd door de Antwerpse drukker Peter Gillis, die met beide heren bevriend was, opgedragen aan Busleyden. Als prominent figuur in het culturele en politieke leven, verwelkomde Busleyden keizer Maximiliaan I in 1508, en werd hij gedelegeerd om Hendrik VIII (1509) en François I (1515) officieel te feliciteren met hun troonsbestijging. Op 24 juni 1517 werd hij aangesteld tot raadsheer van Karel van Habsburg (de latere keizer Karel V) en in die hoedanigheid moest hij mee te reizen naar Spanje. Twee dagen voor zijn vertrek maakte hij zijn testament op. Niet onnodig kennelijk, want te Bordeaux werd hij ziek en stierf er op 27 augustus 1517. In zijn testament voorzag Busleyden in de stichting van een aantal beurzen aan de universiteit van Leuven, voor arme studenten, en voor professoren die onderwijs in de 'drie talen' zouden verstrekken. Na Busleydens dood nam Erasmus, die toen te Leuven verbleef, een aantal initiatieven om het onderwijs van start te doen gaan. Omdat men het niet eens kon worden, besloot men een zelfstandig college met een eigen gebouw op te richten, het Collegium Triligue. Pas op 12 juli 1519 werd met de academische overheid een akkoord bereikt over de integratie van het nieuwe college in de universiteit, en dit werd op 20 september van dat jaar door de voltallige universiteitsraad goedgekeurd. Erasmus, die zich verantwoordelijk voelde voor het Drietalencollege, bleef tot het einde van zijn dagen de presidenten en professoren met raad en daad bijstaan. * Erasmus Erasmus en Luther In 1519 veroordeelde de Leuvense theologische faculteit Luther in de kapittelzaal van de Sint-Pieterskerk. Zij getuigden in hun document: “Luther is vol minachting over de filosofie en de traditionele leer van de Kerk; hij houdt er valse stellingen op na in verband met de goede werken en aflaten, de biecht, de begeerlijkheid en haar gevolgen, het vagevuur.” In 1520 werd de ban over Luther uitgesproken. Reeds in dat jaar werden in aanwezigheid van keizer Karel V en talrijke kijklustigen een tachtigtal boeken en pamfletten van Luther op de Grote Markt openbaar verbrand. Erasmus was ervan overtuigd dat men al te voortvarend tegen Luther was opgetreden. Persoonlijk wenste hij zich niet uit te spreken voor of tegen hem. Hij werd er nochtans meermaals om verzocht. De theologen bleven aandringen, en toen de druk te groot werd, verhuisde Erasmus naar Bazel. 32 * Justus Lipsius Beeld van Justus Lipsius aan de rechterkant. De 2de helft van de 16de eeuw betekende voor Leuven een periode van verval (belegering door de groepen van Willem Van Oranje, overstroming, plunderingen, pest). In een brief van 29 april 1590 jammerde Justus Lipsius: “Alles is vervallen en vergaan: huizen, mensen, scholen, studenten, en er is geen leider die dat ernstig weer wil opbouwen en herstellen.” Justus Lipsius (1547-1606) was één van de kenners van de filosofie van de Oudheid. Door Seneca en andere stoïcijnen35 in de schijnwerpers te zetten, brak hij met de beklemmende, scholastieke middeleeuwen. Zijn uitgaven van Tacitus en Seneca lagen aan de basis van de moderne tekstkritiek. Als filosoof combineerde hij de stoïcijnse levenswijze van Seneca met een zeer rationeel christendom. Hij heeft een diepgaande invloed uitgeoefend op het denken van de 17de en 18de eeuw. Zowel in zijn politiek 35 J. Lipsius heeft de Stoïsche leer nieuw leven ingeblazen. De naam Stoa komt van een openbaar gebouw, een zuilengang, in het oude Athene waar Zeno de stoïcijn zijn eigen filosofische school stichtte in de 4de -3de eeuw voor Christus. Een belangrijke denker van de latere Stoa was Seneca. Onze term ‘stoïcijnse kalmte, gelatenheid’ komt van de stoïcijnen: “tegen de natuurlijke orde of de juiste orde der dingen moeten wij ons niet verzetten., wel kalm aanvaarden wat ons overkomt.” 33 denken als in zijn optreden als pedagoog streefde hij ernaar het gedachtengoed van de Stoa aan te passen aan de noden van zijn tijd. Hijzelf veranderde tot drie keer toe van geloof. Hij doceerde in het lutherse Jena en in het calvinistische Leiden, tot hij in 1592 boetvaardig naar Leuven terugkwam en daarmee de universiteit eindelijk weer wat prestige schonk. In 1599 woonden de aartshertogen Albrecht en Isabella een les bij van professor Lipsius over Seneca. Zijn opvattingen over hoe godsdienstvrede te bereiken zijn omstreden: enerzijds pleitte hij voor verdraagzaamheid, maar anderzijds ook voor één godsdienst per rijk, en het straffen van ketters.36 “Lipsius kocht overigens in 1594 een huis in de Parijsstraat in Leuven (vernield in 1814), waar studenten bij elkaar kwamen. Onder de bezoekers bevond zich ook de broer van de schilder Peter Paul Rubens.”37 9. Het vroegere drukkersatelier van Dirk Martens gevestigd in de Naamsestraat tegenover de universiteitshal In 1516 drukt Dirk Martens in Leuven de Utopia van Thomas More. “Deze ontwierp in ‘Over de ideale toestand van de staat en het nieuwe eiland Utopia’ – vandaar ons woord utopie – een ideale socialistische gemeenschap, die op alle punten een schril contrast vormde met de staat en maatschappij van zijn tijd. Naar de vorm is zijn boek een speels en dichterlijk verhaal, maar de inhoud is diep ernstig en revolutionair. Hij eist dat er een einde komt aan de uitbuiting van de lagere klassen en dat iedereen zijn bijdrage levert aan de gemeenschappelijke productie. Hij bepleit gemeenschappelijke eigendom en bejaardenzorg en wil dat iedereen toegang krijgt tot onderwijs en cultuur. Veel van wat deze eerste criticus van het kapitalisme aan maatschappijkritiek te berde brengt kon afkomstig zijn van een strijdbare socialist uit de 19de eeuw. “38 Drie jaar later in 1520 drukt Dirk Martens te Leuven de Lutherveroordeling. Ook Erasmus liet de vruchten van zijn intellectuele en literaire activiteiten drukken door Dirk Martens. Dirk Martens werkt in Leuven van 1498-1501 en van 1512 tot 1534. Zijn drukkerij groeide uit tot een internationaal contactcentrum voor humanisten. Door de invoering van de Griekse (1501) en de Hebreeuwse letter (1518) slaagde Dirk Martens erin het kwijnende Leuvense boekbedrijf een hoge nabloei te laten kennen. 36 Brief van Justus Lipsius aan Dirk Coornhert (Justus Lipsius (1547-1606): een geleerde en zijn europese netwerk. Catalogus van de tentoonstelling in de Centrale Bibliotheek, 2006, pag. 180-181: “Wij willen dat alle oproerige ketters gestraft worden, maar niet allemaal op één manier. Zoals er graden zijn in misdaden, zo ook in straffen: sommigen veroordeel ik tot een geldboete, anderen tot ballingschap en een uitzondering tot de doodstraf.” 37 Geciteerd uit Literaire gids voor Brabant en Brussel, H. Neirinckx, Hadewijch, Schoten, 1986, pag. 105 38 Geciteerd uit Geschiedenis van de filosofie, H. J. Störig, Spectrum, 2009 pag. 318-319 34 10. De Universiteitshal39, Naamsestraat 22 In de doorgang van de hal zijn twee stenen gemetseld met Latijnse opschriften die verwijzen naar Erasmus’ tijd in Leuven. Vooraan links herinnert de steen aan Erasmus’ verblijf en de stichting van het Collegium Trilingue. De steen achteraan komt uit het huis waar Juan Luis Vivès woonde. Inkomhal links40: ERASMVS.ROTERODAMVS.HANC.SCHOLAM PER.LXX.MENSES.STVDIIS.SVIS.ILLVSTRAVIT HICQVE.LABORVM.MATERIAM.ET.ADIVMENTVM.NACTVS.EST EAM.COLLEGIO.TRILINGVI.AVGENDAM.CVRAVIT EIQVE.OPES.PROVISO.REDITV.HIC.DEPOSITAS ANNO.1536.MORIENS.LEGAVIT QVORVM.MERITORUM.PIE.MEMOR.VNIVERSITAS ANNO.1936.HVNC.LAPIDEM.D “Erasmus van Rotterdam heeft deze onderwijsinstelling zeventig maanden lang roem bezorgd door zijn studies. Hier heeft hij materiaal en hulpmiddelen gevonden voor zijn werken. Hij zorgde ervoor dat de universiteit kon uitgebreid worden met het ‘Drietalencollege’. Bij zijn dood in 1536 liet hij haar de financiële middelen na die hij hier had belegd met het oog op zijn terugkeer. In vrome herinnering aan die weldaden heeft de universiteit hier in 1936 deze steen geplaatst.” 39 40 Gesloten om 19.00 uur Ref. Latijn in Leuven, http://users.telenet.be/wendy.geerts/Zoektocht/test_index.html 35 Inkomhal voorbij de glazen deur41: HIC.GEMINI.FÕTES.GRAECVS.FLVIT ATQVE.LATINVS SIC.EOS.APPELLAT.LODO~.VIVES VALENT IN.LINGVAE.EXERCITATIONE AD.PHILIPPV.HISPÃ.ET.ANGL~.REGE~.ÊC .ANNO.1556. RENOVATUM.1767. EX.FRONTE.DOMUS.LUDOVICI.VIVES OLIM.IN.VIA.DIESTHEMIENSI.SITAE A°.1931.HAEREDES.NOBS.DOMAE.de.RYCKMANN.D.D. “Hier vloeiden de tweelingsbronnen, de Griekse en de Latijnse. Zo noemde ze Ludovicus Vivès uit Valencia in zijn Oefeningen in de Latijnse taal, opgedragen aan Filips, koning van Spanje en Engeland etc. in het jaar 1556. Hernieuwd in 1767.” 41 Ref. Latijn in Leuven, http://users.telenet.be/wendy.geerts/Zoektocht/test_index.html 36 Zicht vanop de bovenste verdieping van de universiteitshal op de gotische Predikherenkerk (OnzeLieve-Vrouwstraat). In zijn ‘Dialogen’ heeft Erasmus het verscheidene malen op de dominicanen in het algemeen gemunt. Hun vroegere klooster te Leuven noemde hij “het door de ergste misdaad bezoedelde nest van bepaalde dominivcanen”. Verschillende Leuvense predikheren (dominicanen) hebben het tegen Erasmus opgenomen. Nog tijdens Erasmus’ leven werd door de Leuvense dominicanen de lezing van bepaalde werken van deze humanistische filosoof verboden.42 11. Sint-Michielskerk in de Naamsestraat De jezuïeten die zich in Leuven hadden gevestigd, maakten aan de universiteit in 1566 bekend dat zij een pauselijk privilege bezaten om overal colleges op te richten voor humaniora, filosofie en theologie. Zij hadden eveneens het recht om de graden van baccalaureus, licentiaat en magister in de theologie toe te kennen, als de universiteit weigerde gratis onderwijs te geven. Dit nam de universiteit niet. Enige jaren later, in 1583, vroegen de jezuïeten aan de Raad van Brabant toestemming om openbare lessen in de filosofie en de theologie te organiseren. De universiteit gaf hierover een negatief advies. In het eerste kwart van de 17de eeuw deden de jezuïeten telkens weer pogingen om publieke colleges, die toch een concurrentie waren voor de universiteit, te organiseren. Tevergeefs. 42 Herinneringen aan Erasmus, Rika Dubaere en Hilde Van Nieuwerburgh, Leuven 2006, pag. 24 37 De barokke St.-Michielskerk werd gebouwd als bedehuis voor het klooster van de jezuïeten in de 17de eeuw. De jezuïtenorde werd afgeschaft in 1773, hun kerk werd gesloten, hun klooster werd omgevormd tot een college (Maria-Theresia/Veteranencollege). Het Leuvense jezuïetencollege. Gravure door R. Blockhuysen in J. Leroy, Le grand theâtre sacré du Duché de Brabant, Den Haag, 172943 43 Ref. Louvain dans le passé et dans le présent, E. Van Even, 1895, pag. 492 38 17de eeuw- 20ste eeuw 12. Neogotisch Justus Lipsiuscollege in de Minderbroedersstraat nr. 15 te Leuven Het Justus Lipsiuscollege werd gebouwd op het einde van de 19de eeuw door de architecten Joris Helleputte en Victor Lenertz. Typisch voor deze periode was de herontdekking van de middeleeuwse (concreet de gotische) bouwkunst om de romantische sfeer van de duistere middeleeuwen terug op te roepen.De belangstelling voor de gotiek had ook een nationaal-romantische kant: op zoek naar een eigen identiteit herontdekte de jonge Belgische staat zijn eigen architectuurgeschiedenis, met de middeleeuwen en de gotiek als hoogtepunt. Neogotisch Justus Lipsiuscollege, nog steeds studentenhuis, zoals oorspronkelijk bedoeld . 13. Borstbeeld (17de-eeuws) en grafplaat van Justus Lipsius in de refter van het gelijknamige college Waarom werd dit college Justus Lipsiuscollege genoemd? Bij de bouw van dit college in 1868 werd de grafplaat van Justus Lipsius (overleden in 1606) met zijn eigen tekst erop, teruggevonden. Nu staan een 17de-eeuws borstbeeld van Justus Lipsius en zijn grafplaat in de refter. (De refter is meestal op slot, evenals de poort naar de Janseniustoren) 39 Voor een bezoek, een afspraak maken met Prof. Dr. Reimund Bieringer, Faculteit Godgeleerdheid, Vice-decaan Onderzoek, tel. 016 32 38 70, [email protected]) Grafplaat van Justus Lipsius in de refter van het Justus Lipsiuscollege. De Latijnse tekst op de grafplaat in de refter laat zich aldus vertalen44: “Wie hier begraven is, vraagt u? Ik zal het u zelf vertellen. Nog niet zo lang geleden uitte ik mij in schrift en in het gesproken woord, nu heb ik de kans andere middelen te gebruiken. Ik ben Lipsius, door de letteren en door uw gunst beroemd geworden. Nu ik zelf niet meer besta, zal ook mijn roem verdwijnen, want niets is eeuwig. Wilt u dat ik u op diepzinniger toon toespreek: al het menselijke is als een nevel, is schijn, is ijdelheid, is niets. Ten slotte nog dit: bid voor mijn gelukzaligheid.” 44 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 247 40 Buste van Justus Lipsius in de refter van het gelijknamige college. 14. Graf van Justus Lipsius in de kapel van het gelijknamige college Overijse’s beroemdste zoon Justus Lipsius stierf te Leuven in 1606 en werd begraven in de Minderbroederskerk. Onder de Franse Revolutie werd die kerk verkocht, met de grond gelijk gemaakt en aangevuld met aarde. Daarop werd een koestal gebouwd, pal boven het graf van Justus Lipsius! . Bij werken in 1868 dacht men het graf herontdekt te hebben. De resten werden verzameld samen met de grafsteen. Maar men stuitte op een tweede geraamte, dat van een man met gekruiste armen. Men dacht de grote vondst reeds gedaan te hebben en voerde de resten van Justus Lipsius naar ...het stort. Het eerste geraamte was blijkbaar dat van zijn vrouw Anna Vande Calster. Tragisch lot voor het graf van een man die volgens Montaigne de meest geletterde man van zijn tijd was. 41 Graf in de kapel van het Justus Lipsiuscollege met opschrift Justus Lipsius H S E ...(Hic sepulchrus est...). 15. Janseniustoren in Leuven (Zicht vanuit de tuin van het Justus Lipsiuscollege in de Minderbroedersstraat op de Janseniustoren) Aan het uiteinde van de tuin is een mooie doorkijk op de torens van de 12de eeuwse waterpoort uit de eerste stadsmuur, met links de Janseniustoren in het Paridaensinstituut en rechts, als pendant, de Justus Lipsiustoren. Cornelius Jansenius (1585-1638) liet als eerste president van het aanpalende Hollands college in 1618 boven de toren een studeerkamer bouwen, waarin hij volgens de overlevering zijn ‘Augustinus’ schreef. 42 Justus Lipsiustoren links, Janseniustoren rechts. De Antwerpenaar Arnold Geulincx (1625-1669) spreekt zich in 1658 openlijk uit voor het jansenisme De 17de eeuw mag in de geschiedenis van de wijsbegeerte doorgaan voor de eeuw van Descartes. Zou de ‘nieuwe’ filosofie erin slagen om de aristoteliaanse burcht van het filosofisch onderzoek en onderwijs te Leuven binnen te dringen? Voor 1650 sijpelde inderdaad het cartesianisme binnen: er werd een poging gedaan om Aristoteles door Descartes te vervangen, maar al in 1652 verwierp de universiteit, mede onder druk van de theologen, de leer van Descartes. De eerste Leuvense cartesianen waren G. Van Gutshoven, W. Philippi en A. Geulincx. Arnold Geulincx kreeg zijn filosofieopleiding in De Lelie in Leuven en werd er vervolgens hoogleraar en decaan. Zijn filosofische opvattingen gingen in cartesiaanse richting, wat wel bleek uit zijn colleges te Leuven van 1646-1657. Maar zijn positie wankelde toen hij zich in 1658 openlijk uitsprak voor het jansenisme. Dit botste met de officiële aristotelische filosofie. In 1658 werd Geulincx ontslag aangezegd. Hij vertrok naar het vrijere Leiden waar de rationalistische geest van Descartes al was doorgedrongen. 43 16. De vroegere pedagogie De Valk in de Tiensestraat te Leuven “In De Valk gaf de uit Den Haag afkomstige Martinus van Velden (1664-1724) colleges filosofie. Op 21 januari 1691 verdedigde hij er de moderne filosofie van Descartes met het bijpassend heliocentrische wereldbeeld van Copernicus (zon middelpunt van universum, waar alles om heen draait). Dat was revolutionair. Toen hij er op gewezen werd dat de geschriften van Descartes en Copernicus tegen de leer van Rome indruisten, schijnt hij in lachen te zijn uitgebarsten. Hij moet er zoveel grappen over hebben gemaakt, dat hij alle universiteitsbestuurders tegen zich in het harnas joeg. De universiteit veroordeelde met name zijn geflirt met Copernicus. Hij vreesde te worden ontslagen en richtte zich tot de internationaal gerespecteerde Christiaan Huygens: “Als er niet gauw een middel tegen dit ongeluk wordt gevonden, dan is het hier uit met de filosofie van de modernen. Als ik het slachtoffer word zal niemand zich veilig voelen om in de toekomst nog de naam van Copernicus, van Descartes, of uw illustere naam of die van enig nieuwe en geleerde filosoof te noemen.” Huygens kon hem niet helpen. Martinus van Velden besloot het hogerop te zoeken en legde de zaak voor aan de rechtbank van Brabant. Dat was een slag in het gezicht van de autoriteit van de universiteit. De universiteit kreeg gelijk en van Velden zag zich gedwongen om zijn omstreden stellingen in te trekken. Formeel nam hij afstand van Copernicus, maar in de praktijk ging hij rustig door zoals voorheen en bleef hij het copernicaanse systeem onderwijzen aan zijn studenten. “45 Pedagogie De Valk 45 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. UitgeverijContact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 248 44 De enige pedagogie die nog niet verdwenen is uit het Leuvense stadsbeeld. Gesticht in 1434 voor het onderwijs in de Artes, overgebracht naar de huidige plaats in 1543. Neoclassicistisch gebouw door architect Fisco uit 1783, voltooid in dezelfde stijl in 1873. Thans zetel van de Faculteit Rechtsgeleerdheid. 17. Pauscollege, Hogeschoolplein In 1776 werd het Pauscollege volgens de plannen van Ghenne en Louis Montoyer herbouwd in classicistische stijl. Adriaan Floriszoon Boeyens, gewezen hoogleraar in Leuven, is de enige paus uit de Lage Landen (1522). Vanuit Rome bleef hij zijn Leuvense collega’s aanmoedigen in hun strijd tegen het protestantisme. Hij liet een fraai souvenir na in de vorm van een collegestichting, het Pauscollege uit 1532. In 1786 bracht Jozef II het Seminarie-Generaal voor priesteropleiding onder in dit college. 45 In 1797 werd de oude Alma Mater afgeschaft. De vroegere pedagogie Het varken in 165046 (vlakbij het Pauscollege) In de Franse tijd werd dit een huis van ontucht om te voldoen aan de behoeften van de soldaten die gewond waren geraakt onder Napoleon en verbleven in ‘l’hôtel des Invalides’ (Pauscollege). In 1814-15 besloten de mogendheden tot de vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Het zuiden werd uitgerust met drie rijksuniversiteiten: Leuven, Gent en Luik. In 1825 werd te Leuven ook nog een Collegium Philosophicum opgericht door Willem I, dat voorbereidend onderwijs zou verstrekken aan toekomstige theologanten. In kerkelijke kringen rees hiertegen hevig verzet. De katholieken verkregen dat het college in 1830 werd afgeschaft. Maar heel wat liberalen en katholieken uit het Zuiden wilden zich niet meer neerleggen bij het autoritaire bewind van Willem I. De revolutie van 1830 maakte een einde aan de vereniging van de Zuidelijke Nederlanden met Nederland. De oprichting van een katholieke universiteit enkele jaren later was het resultaat van de confrontatie met het Filosofisch college. Men eiste onderwijsvrijheid en een kwaliteitsvol katholiek onderwijs. Van 1825 tot 1830 was het Filosofisch college van Willem I gevestigd in het Pauscollege, wat aanleiding gaf tot de bouw van de ‘Grote Aula’ (1825) en de ‘Kleine Aula’ (1827), beiden naar ontwerp van M. Hensmans, en nog steeds in gebruik. Het Pauscollege is nu een pedagogie voor studenten. 46 Ref. Louvain dans le passé et le présent, E. Van Even, 1895, pag. 565, naar een tekening uit die tijd 46 Het Pauscollege, opgericht in 1523, herbouwd in 1776, volgens de plannen van Louis Montoyer47 Hoogleraar aan het Filosofisch college. Lithografie van Jobard, 1850.48 47 48 Louvain dans le passé et le présent, E. Van Even, 1895, pag. 590 Ref. De Universiteit te Leuven 1425-1985, Universitaire pers Leuven, 1986, pag. 152 47 18. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte49 (H.I.W.), Kardinaal Mercierplein nr. 2 Het H.I.W. bestaat al meer dan 100 jaar. In 1889 richtte Désiré Mercier, op vraag van paus Leo XIII, het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte op dat met zijn neothomisme een katholieke reveil in de filosofie zou teweegbrengen. Joris Helleputte was architect van het neogotische H.I.W., waarvan D. Mercier de oprichter was. De bedoeling was het filosofische denken te vernieuwen in confrontatie met de wetenschappen. Hiervoor zocht het Instituut aanvankelijk inspiratie in de scholastieke traditie, met een grote openheid voor het moderne denken. 49 Gesloten op zondag, zaterdagnamiddag en ’s avonds om 22.00 uur, behalve op vrijdagavond (gesloten om 19.00 uur). 48 Joris Helleputte, politicus, architect en professor, ontwierp voor het H.I.W. een neogotisch complex dat in de jaren 1893-1897 uit de grond rees. De vormgeving sloot naadloos aan bij de geest van het instituut, waar ook de filosofen op het einde van de 19de eeuw hun inspiratie in de middeleeuwen zochten. In de loop van de voorbije eeuw is het H.I.W. sterk geëvolueerd. Nog altijd is men in Leuven sterk gericht op de moderne, katholieke filosofie. Maar dat de horizon in de loop van de 20ste eeuw wijder is geworden, bewijst onder andere het ontstaan van het centrum voor fenomenologie en de organisatie van het Husserl-archief. Steeds heeft het H.I.W. het tot zijn taak gerekend filosofisch te reflecteren over de ontwikkelingen in de wetenschap en maatschappij. Daarbij heeft het steeds grote aandacht gehad voor de historische ontwikkeling van de wijsbegeerte. In de studie van de geschiedenis van de wijsbegeerte heeft het steeds de basis gezocht voor de dialoog met de huidige wereld. Want zoals G. Santayana stelde: “He who is ignorant of the history of philosophy is doomed to repeat it”. In de tuin van het H.I.W. valt een kunstwerk van de beroemde Belgische kunstenaar Constantin Meunier te bewonderen. De plaasteren fries is een reproductie van het bronzen origineel dat aan de Van Praetbrug in Laken te vinden is. ‘Monument van de Arbeid’ uit 1889 is een ode aan de handenarbeid. Deze afgietsels zijn voorstudies en stellen De Nijverheid, De Oogst, De Haven en In de Mijn voor. Armand Thiéry liet deze kunstwerken hier opstellen na een grote overzichtsexpositie van Meunier’s oeuvre in Leuven in 1909. Op het hoogtepunt van zijn carrière woonde en werkte Constantin Meunier (18311905) gedurende acht jaar: van 1887 tot 1895, te Leuven in het anatomische theater op de hoek van de Kapucijnenvoer en de Minderbroedersstraat. Hij richtte het in als atelier nadat het geen dienst meer kon doen als aula voor de geneeskundestudenten. Fries van Constant Meunier 49 19. Standbeeld van Kardinaal Mercier in de tuin van het H.I.W. Het ontstaan van het Leuvense Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (H.I.W.) was te danken aan het persoonlijk initiatief van paus Leo XIII en aan het uitzonderlijke dynamisme van de latere kardinaal Mercier. Leo XIII, gewezen nuntius in Brussel, zag hoe moeizaam het katholieke wijsgerige denken tred hield met de snel evoluerende wetenschappen. Hij was ervan overtuigd dat de thomistische renaissance, waarin hij een onmisbare voorwaarde voor het herstel van de christelijke maatschappij zag, nergens een meer geschikte voedingsbodem zou vinden dan in Leuven. De Leuvense universiteit was toen immers de enige volledige katholieke universiteit en werd zeer druk bezocht. Hoewel ze er aanvankelijk weigerig tegenover stonden, besloten de Belgische bisschoppen gehoor te geven aan het pauselijk aandringen en vanaf 1882 organiseerden zij in Leuven een cursus in de ‘hoge wijsbegeerte volgens Sint-Thomas’. Hij was toevertrouwd aan Désiré Mercier, een jonge professor aan het seminarie te Mechelen. Het succes bleef niet uit, ook niet bij de lekenstudenten. Zijn lezingen over het thomisme in relatie met de moderne filosofie en wetenschap trokken veel (buitenlandse) studenten.50 Mercier stelde in 1887 aan de paus voor een gespecialiseerd instituut op te richten waar filosofisch onderricht gekoppeld zou worden aan wetenschappelijk onderzoek, met uitbouw van laboratoria voor zelfstandig onderzoek. Hij zag dit instituut als een onderwijscentrum op hoog niveau en als onderzoekscentrum waar men de problemen en oplossingen van het thomisme opnieuw zou doordenken. De vordering van het wijsgerig denken en van de proefondervindelijke wetenschappen hadden immers een aanpassing van het thomisme noodzakelijk gemaakt. In de positivistische geest van zijn tijd kende Mercier aan de experimentele wetenschappen een sterke betekenis toe, maar zag geen onophefbaar conflict tussen wetenschap en religie. Dat maakte van hem een geldige gesprekspartner in de talrijke kringen die voor de christelijke wijsbegeerte slechts minachting koesterden. Hij slaagde in zijn opzet omdat hij, op gevaar af de roomse kringen te doen opschrikken, de nadruk legde op de autonomie van de filosofie ten opzichte van het geloof en vooral ten opzichte van de theologie. Er ontstond weerstand! Er werd Mercier ten laste gelegd dat hij een richting insloeg die te zeer afweek van het roomse neothomisme en te veel vrijheid liet aan het onderzoek ten nadele van het systematische onderwijs in de aspecten die van belang waren voor de theologie. Toch werd in 1898 de positie van Mercier en van zijn instituut definitief bekrachtigd. Mercier leidde het neothomisme in nieuwe banen. “Sint-Thomas moet een lichtbaken zijn voor ons, geen grenspaal.” Om tot een nieuwe interpretatie van het thomisme te komen waren er volgens hem twee voorwaarden: het achterhalen van de oorspronkelijke gedachte van Thomas die door de commentatoren was vervormd en het verwerven van persoonlijke kennis van de actuele vraagstukken van de wijsbegeerte en van de wetenschappen. Dankzij Paus Pius X werd Mercier in 1906 aartsbisschop van Mechelen, een jaartje later in 1907 werd hij kardinaal. 50 Wijsgerig leven in Nederland en België, 1880-1980, V De filosofie van Leuven, C.E.M. Struyker Boudier, 1989, Universitaire Pers, Leuven 50 De Faculteit Wijsbegeerte en Letteren werd één van de vijf faculteiten in de Katholieke universiteit (1835), die voortaan het Frans als voertaal gebruikte. Na de eerste WO werden in toenemende mate Nederlandstalige colleges ingericht. De wijsbegeerte verdween in de faculteit geleidelijk naar de achtergrond, naarmate het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, dat in 1889 als een autonoom instituut werd opgericht, aan betekenis won. Een wijziging van de universitaire wetgeving zou in 1891 een volledige transfer van de studierichting naar het H.I.W. mogelijk maken. Zoals in de meeste gespecialiseerde instituten, gebeurde hier de taalsplitsing later dan in de traditionele faculteiten. Er werd een begin mee gemaakt in de jaren dertig, bijv. met de oprichting van het Tijdschrift voor Filosofie. Onder de eerste Vlaamse professoren waren er twee die, buiten hun wetenschappelijk werk, een niet te verwaarlozen rol speelden in de Vlaamse beweging: L. De Raeymaeker en A. Dondeyne, één van de sympathiekste en meest stimulerende geesten in het academische corps van die tijd. Kardinaal Mercier (1851-1926), die de Leuvense filosofen aanspoorde tot een katholieke ‘neoscholastiek’. Dit bronzen beeld werd in 1931 opgericht door de Poolse beeldhouwer pater Ephrem de Czynia, ter nagedachtenis van de stichter van het H.I.W. Omwille van zijn moedige houding tegenover de Duitse bezetter was Mercier zeer geliefd, vooral door de Franstalige gemeenschap. Uitspraken als “La Belgique sera latine ou elle ne sera pas” leverden hem het imago van Vlamingenhater op. Hij verzette zich hevig tegen de vernederlandsing van het Franstalige onderwijs in Vlaanderen. Van hem is ook de uitspraak dat het Nederlands geen taal is om te doceren in het hoger onderwijs. 51 Karikatuur van Mercier uit zijn tijd met als tekst (citaat vertaald uit het Frans en Nederlandse commentaar in de oude spelling): "Ik ben van een ras dat voorbestemd is om te heersen en u van een ras dat voorbestemd is om te dienen", woorden van Zijne Excellentie Kardinaal Mercier aan een zijner Vlaamsche priesters. Nooit was de verdrukking der Vlaamschgezinde priesters zoo geweldig als onder de dwingelandij van dezen Waalschen politieker.”51 1892: Armand Thiéry start met een laboratorium voor experimentele psychologie In het H.I.W. te Leuven werd niet enkel de 13de-eeuwse kerkleraar Thomas van Aquino afgestoft. Mercier joeg zijn studenten ook het laboratorium in om ze met de moderne wetenschap te confronteren. Het studieprogramma werd met flinke porties natuur- en scheikunde gelardeerd. Mercier wou bewijzen dat men met de neoscholastieke filosofie het best gewapend was om de uitdaging van de meest vooruitstrevende stromingen in de wetenschap aan te gaan. Hij stuurde in die geest zijn wonderkind Armand Thiéry (1868-1935) bij Wundt in Leipzig in de leer. (2de helft 19de eeuw: opkomst van de menswetenschappen) Het was Mercier die Thiéry ertoe aanzette naast een grote interesse in de thomistische wijsbegeerte ook een grote interesse in de experimentele psychologie te ontwikkelen. Terug in Leuven startte Thiéry in 1892 met een laboratorium voor experimentele psychologie52 waar onder anderen Michotte het vak leerde. Thiéry was een Belgisch katholieke priester, theoloog, filosoof, psycholoog, ingenieur, advocaat en mecenas van de schone kunsten. 51 Ref. http://nl.wikipedia.org/wiki/D%C3%A9sir%C3%A9-Joseph_Mercier Experimentele psychologie, of ook functieleer genoemd, heeft oorspronkelijk een specifieke betekenis (niet zomaar de psychologie die experimenten gebruikt):het is nameijk het terrein binnen de psychologie dat zich richt op de basisfuncties van de hersenen die in het menselijke gedrag een rol spelen, zoals motivatie, leren, taal, motoriek... 52 52 20. Tiensestraat, H.I.W., presidentswoning, Husserl-Archief Husserl Edmund Husserl (1859-1938) is de grondlegger van één van de invloedrijkste stromingen van de 20ste-eeuwse Europese filosofie: de ‘fenomenologie’. Het begrip komt van het Griekse werkwoord phainesthai - zich tonen, aan het licht komen. De fenomenologie ziet het als taak van de filosofie om het verschijnen van de fenomenen aan het subject te analyseren. Het Husserl-Archief werd gesticht in 1939, nadat de Leuvense doctoraatstudent en pater H.L. Van Breda erin geslaagd was om Husserls nalatenschap, die vanwege diens joodse afkomst dreigde vernietigd te worden door de nationaal-socialistische autoriteiten, vanuit Freiburg in veiligheid te brengen in Leuven. Van Breda53 53 Ref. Husserl-Archiv Leuven. Geschichte des Husserl-Archivs. Springer 2007 53 Het archief bevat 40.000 pagina’s manuscripten (in een Duits stenografisch schrift), het grootste deel van Husserls uitgebreide briefwisseling, talrijke documenten over zijn leven en universitaire loopbaan, lesnota’s van zijn studenten. (Voor een bezoek aan het Husserl-Archief, afspraak maken met Dr. Thomas Vongehr, Husserl-Archief, Kardinaal Mercierplein 2, 016 32 63 29, [email protected]) De Joodse filosoof Edmund Husserl stierf in Freiburg in 1938. Vlak na de dood van Husserl reisde Pater Van Breda naar Freiburg om nota’s en persoonlijke geschriften van Husserl te bestuderen. Van Breda was Licentiaat Filosofie en wilde doctoreren rond de fenomenologie. Hij had al veel gelezen in de werken van Husserl, daarin werd dikwijls verwezen naar nog niet gepubliceerde filosofische werken. In Freiburg constateerde hij tot zijn grote verbazing dat de Duitse filosoof zo een 40.000 pagina’s handgeschreven stenografisch materiaal had nagelaten (en 10 000 pagina’s transcriptie, met de hand of de schrijfmachine gemaakt door zijn belangrijkste leerlingen en medewerkers en een bibliotheek van bijna 3000 boeken) Van Breda zag in dat de kennis van die manuscripten noodzakelijk was voor het Husserl-onderzoek. Tegelijkertijd hoorde hij van Husserls vrouw ook de trieste verhalen over de laatste levensjaren van Husserl in nazi-Duitsland. Zo had hij als jood sinds 1935 de universiteit niet meer mogen betreden en was hij compleet geïsoleerd geraakt. Van Breda begreep dat men snel moest handelen als men wilde vermijden dat de geschriften in handen van de nazi’s zouden vallen en dus als ‘joodse propaganda’ zouden vernietigd worden. Manuscripten in Gabelsberger steno, een shorthand diie werd ontwikkeld door Franz Xaver Gabelsberger (1789-1849) en die geldt als het eerste moderne stenografische systeem.54 54 Universiteitsbibliotheek Leuven, 1425-2000, Universitaire Pers Leuven 2005, M. Derez, pag. 444 54 Hij slaagde erin de Husserl-manuscripten vermomd als diplomatieke documenten over de grens te smokkelen. Ook de privé-bibliotheek van Husserl werd naar België gebracht. In die boeken staan vaak potloodnotities van Husserl. Zo kunnen de onderzoekers zien welke boeken Husserl gelezen heeft en welke bronnen hij gebruikte voor de ontwikkeling van zijn eigen filosofie. De hoofdopdracht van het Husserl-Archief bestaat nog steeds in de wetenschappelijke ontsluiting van deze nalatenschap. Het Husserl-Archief ontvangt binnen- en buitenlandse bezoekers die de nalatenschap van Husserl of de uitgebreide fenomenologische bibliotheek van het onderzoekscentrum willen raadplegen. Dankzij het publiceren van wetenschappelijke monografieën en het inrichten van internationale wetenschappelijke bijeenkomsten etc, speelt het Husserl-Archief een centrale rol in de ontplooiing en uitstraling van de fenomenologische beweging. Ongeveer 85 % van alle manuscripten zijn vandaag getranscribeerd. Als men Duits kent duurt het ongeveer drie maanden voordat men het steno kan lezen. Het moet overgeschreven worden in normaal alfabet, eindeloos herbekeken worden (iemand leest voor, de ander volgt in normaal alfabet). Tenslotte wordt er een selectie gemaakt van wat men in één volume van de kritische uitgave zal uitbrengen. Deze kritische uitgave van de manuscripten van Husserl (Husserliana) vormt de standaard en mogelijkheidsvoorwaarde voor wetenschappelijk onderzoek van Husserls filosofie. In de presidentswoning van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte ligt onder de hanenbalken het archief van de Duitse fenomenoloog Edmund Husserl opgeslagen. Voor deze presidentswoning restaureerde de architect Helleputte een bestaand pand met voorgevel in vakwerkbouw, dat hij achteraan uitbreidde. 55 Er staan 3 bustes van Husserl in het Presidentshuis. Niemand weet welke de originele is, volgens filosoof Glenn Deliège 21. Tijdschrift voor Filosofie (opgericht in 1939), binnenplaats H.I.W. In het Tijdschrift voor Filosofie verschijnen thematische bijdragen, historische en kritische studies, literatuuroverzichten, boekbesprekingen en kronieken, geschreven door filosofen uit verschillende landen. Het staat open voor alle wijsgerige stromingen en voor de verschillende domeinen van de filosofie. Het besteedt in het bijzonder aandacht aan het wijsgerige leven in Nederland en Vlaanderen en wil bijdragen aan de filosofie in het Nederlands. 22. Erasmuscafé in de Tiensestraat Einde van de filosofenwandeling. 56 3. Tijdslijn Filosofie in Nederland en Vlaanderen in vogelvlucht55 57 v. Chr. 384 n. Chr. 386 406 695 830 1225 1277 1300 “In De Bello Gallico wijdt Julius Caesar een paar zinnen aan het bestaan van ‘Belgica’. Het tot dan niet eerder opgemerkte land wordt deels ingenomen. De prehistorie eindigt en de Grieks-Romeinse filosofie doet zijn intrede in het moeras.”56 Kerkvader Servaas (Servatius) werd in Maastricht begraven. Hij introduceerde de filosofie van de Romeinse kerkvaders in de Zuidelijke Nederlanden.57 Augustinus bekeert zich tot het christendom. Augustinus, kerkvader, gaf door zijn geschriften aan het toen nog jonge christendom een intellectuele, neoplatoonse grondslag. De Romeinen trekken zich terug, met achterlating van het christendom. Een invasie van geleerde monniken uit Ierland komt op gang. Willibrordus wordt de eerste bisschop van Utrecht, Bonifacius’ bekeringsdrang eindigt in 754 bloedig in het Friese Dokkum. Lebuïnus en anderen weten zelfs de binnenvallende Noormannen te bekeren. 58 De Utrechtse kerk stuurde een zekere Odolphus naar de havenstad Stavoren om er opstandige denkers tot de orde te roepen. Deze botsing tussen eigengereide denkers en traditionele gelovigen is de eerste in een lange reeks conflicten tussen geloof en rede die de middeleeuwen zo diep gekleurd hebben. 59 Thomas van Aquino wordt geboren in het koninkrijk Napels. Siger van Brabant (1235-1281) krijgt het aan de stok met Rome omwille van zijn bewering: ‘Er zijn geen wetenschappen nodig naast de filosofische.’ (averroïsme). Hendrik van Gent en Siger van Brabant worden veroordeeld door de inquisitie. De ‘Scholastiek’ is begonnen. Het conflict tussen Siger en Thomas van Aquino is een van de talrijke hevige controversen die in het grootste deel van de middeleeuwse filosofie opklinken. De naam van de Zuid-Nederlandse scholasticus Johannes Buridan leeft verder in het gedachte-experiment ‘de ezel van Buridan’. Een ezel die tussen twee identieke balen stro staat, sterft van de honger omdat hij niet kan kiezen. Volgens de ene illustreert dit voorbeeld de paradox die ontstaat als men denkt dat een rationele keuze steeds een keuze voor goede redenen moet zijn (de ezel heeft geen enkele reden om de ene baal boven de andere te verkiezen), volgens een andere lezing bewijst Buridan hiermee het bestaan van de vrije wil, want een mens zou nooit hetzelfde overkomen als de ezel dankzij zijn vermogen om vrij te kiezen. Johannes Buridanus, net als andere geleerden van zijn tijd, begon te twijfelen aan de overgeleverde wijsheid van Aristoteles' mechanica, en ontwikkelde 300 jaar voor Newton een impetustheorie die het idee van inertie introduceerde in de 55 De paragrafen met * hebben betrekking op Leuven Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 9-13 57 Ref. Eskens pag. 9-13 58 Ref. Eskens pag. 9-13 59 Ref. Eskens pag. 9-13 56 57 1333 1378 1425* 1460* 1465* verklaring van de beweging van een projectiel. Buridanus was een leerling van Willem van Ockham (nominalisme60). Petrarca bezoekt de Nederlanden en roemt ‘het licht’ Siger van Brabant. 61 Avignon en Rome installeren ieder een eigen paus. Na 1409 zijn er zelfs even drie pausen. Als reactie op het kerkelijk verval ontstaat in Zwolle ‘de moderne devotie’. Voor hen ging het erom deugdzaam te leven – sober, solidair, bijbelvast. Thomas a Kempis (uit Kempen bij Keulen), de beroemdste moderne devoot, maakt tot ver in Oost-Europa school.62 Oprichting van de Leuvense universiteit. In de oude universiteit begon de academische studie met het bezoek van de faculteit van de Artes, waar het onderwijs van de wijsbegeerte centraal stond. Pas daarna kreeg de student toegang tot de hogere faculteiten (theologie, geneeskunde, recht). Deze basisfaculteit van de oude universiteit te Leuven (1425-1797) entte haar onderwijs oorspronkelijk in grote mate op de scholastieke methode en de filosofie van Thomas van Aquino. Heymeric van de Velde (1390-1460), Nederlandse theoloog en scholastische filosoof, buigt zich over ‘de intellectualiteit die uitstroomt uit het eerste principe’. In zijn tijd genoot Heymericus een grote faam. Hij werd in 1425 door de paus uitgenodigd naar Rome om er zijn opvattingen over de ketterij der Hussieten uiteen te zetten. Even opvallend was zijn rol op het concilie van Bazel. Tweemaal werd hij door de pas opgerichte universiteit van Leuven uitgenodigd om er te komen doceren. Heymeric kwam in 1435 naar Leuven, waar hij professor was aan de toenmalige theologische faculteit. Zijn komst leidde tot één van die universitaire wissels waarmee de studentenstromen veranderden. Hij overleed in Leuven in 1460. Petrus van der Beken (uit de hiërarchie van de Sint-Pieterskerk in Leuven) stelt de vraag: zijn de bijbelse profetieën waar als ze nog niet zijn uitgekomen? P. van der Beken nam Aristoteles’ logica volstrekt serieus, wat in de late middeleeuwen niet gebruikelijk was (alleen de bijbel had de absolute waarheid in pacht). 63 1468 Einde 15de eeuw* 1480 Rudolphus Agricola, de orgelbouwende monnik uit Baflo trekt naar het Italiaanse Pavia, waar de Renaissance al is begonnen. Hij herontdekt niet-christelijke schrijvers uit de oudheid en introduceert de Renaissance in het hoge Noorden. Hij was een groot inspirator van Erasmus. 64 De markante denker Adriaan van Baerland (1486-1538) gaf les aan de pedagogie Het Varken in Leuven (op de locatie van het Hogeschoolplein). Hij was de eerste geleerde die een fikse collectie moppen aanlegde. Hij gebruikte ze bij zijn colleges om studenten aan het Latijn te krijgen. Bij iedere mop stond commentaar en uitleg over de zinsconstructie. Barlandus’ moppenboek, Locorum veterum ac recentium duae centuriae, werd een bestseller.” 65 Agricola bezoekt de door Cusanus (voornaamste wijsgeer van de vroege 60 Het nominalisme legt de nadruk op de onbereikbare almacht van God (onbereikbaar voor het weten en niet te peilen in wetenschappelijke termen) tegenover de kleinheid van de mens. Dit heeft de weg geopend voor een nieuwe visie op de wereld. De onbereikbare God verdwijnt uit het wetenschappelijke blikveld en de gedesacraliseerde wereld komt hiermee volledig in het vizier van de wetenschappelijke rationaliteit. 61 Ref. Eskens pag. 9-13 62 Ref. Eskens pag. 9-13 63 www.thuisinbrabant.nl 64 Ref. Eskens, pag. 9-13 65 Ref. Eskens pag. 247 58 Renaissance) opgezette school in Deventer. Desiderius Erasmus zit hier in de schoolbanken en doet inspiratie op. 66 Erasmus werd geboren in 1466 te Rotterdam. Op reis in Engeland in 1499 kwam Erasmus in contact met Thomas More.Ze werden vrienden voor het leven. Erasmus’ hele leven staat in het teken van zijn overtuiging dat het humanistisch denken bijzonder waardevol was als wapen in de strijd voor de herleving van een zuiver christendom. D. Erasmus. Gravure van Jacques Houbraken,67 1502* 1514* 1515 1516* 1516* 66 67 Erasmus verbleef twee keer in Leuven gedurende een langere tijd, van 1502 tot 1504 en van 1517 tot 1521. Wanneer Erasmus hier aankwam was Leuven vervallen tot de rang van een provinciestad. Maar dankzij de universiteit was Leuven wel één van de voornaamste intellectuele centra van de Zuidelijke Nederlanden, en Erasmus vond er een intellectueel klimaat waar hij zich zijn hele leven aan bleef meten. In de zomer van 1514 had Erasmus een aanvaring in Leuven met zijn goede vriend en theoloog Dorpius, die Erasmus’ vertaling van de Vulgaat volledig ongepast vond. Erasmus heeft zijn hele leven gestreefd naar verzoening tussen humanisme en christendom, waarbij hij de methode en denkwijze van het humanisme gebruikte om de bronnen van het geloof te herontdekken. Thomas More en Desiderius Erasmus ontmoeten elkaar in Antwerpen. More laat zijn boek Utopia in Antwerpen aanvangen. In 1516 kreeg Erasmus de titel van raadsheer van de jonge keizer Karel V. Dat was een reden om zich in 1517 in Leuven te vestigen. Erasmus woonde van 1517 tot 1521 in De Lelie (L. Vanderkelenstraat in Leuven). Dirk Martens drukt in Leuven de eerste editie van Utopia (filosofisch werk) van Thomas More. De 2de editie van Utopia wordt bewaard in het Universitair Tabularium (centrale Universiteitsbibliotheek) Ref. Eskens pag. 9-13 Ref. E. Van Even, Louvain dans le passé et dans le présent, 1895, pag. 57 59 Utopia van Thomas More, 2 de editie van 1518 in Tabularium K.U.Leuven 1517* 1517* 1519* Eerste druk van Lof der zotheid, de bekende satire van Erasmus. De Griekse vertaling Moriae Encomium toont Erasmus’ spitsvondigheid: het boek bezingt ook de lof van zijn vriend Thomas More (Moria is de Griekse godin der zotheid). Onder inspiratie van Erasmus krijgen de humanisten een eigen instituut, het Collegium Trilingue aan de Vismarkt in Leuven. Op Erasmus’ aanraden investeerde de welgestelde H. Busleyden zijn fortuin in de oprichting van dit Drietalencollege. In dit Collegium dat aanvankelijk los stond van de universiteit, onderwees men Grieks, Latijn en Hebreeuws. Dat was al een eerste verschil tussen het college en de universiteit waar er vooral Latijn onderwezen werd. Een ander verschil was dat de universiteit, onder andere door de inspanningen van Ignatius van Loyola (14911556), stichter van de Jezuïetenorde, erg rooms was. De paus had invloed op de onderwerpen die er onderwezen werden (hij eiste bijvoorbeeld dat de filosofie van Aristoteles een belangrijke plaats toebedeeld kreeg). Het college onttrok zich aan deze invloed, tekstkritiek ondermijnde het gezagsargument van de oude meesters (Aristoteles) en de studenten leerden dat alleen het kritisch onderzoek wetenschappelijk waardevol was. Ondanks de verschillen groeiden de universiteit en dit college toch naar elkaar toe. Op 7 november 1519 veroordeelde de Leuvense theologische faculteit Luther in de kapittelzaal van de Sint-Pieterskerk te Leuven. In de 11de eeuw werd de Sint-Pieterskerk verheven tot kapittelkerk. Verschillende 60 1523 1531* van haar leden speelden een belangrijke rol als voor- of tegenstander van het humanisme en van Erasmus. Luther liep niet hoog op met Erasmus die hij nu eens vergeleek met een gladde aal, dan weer met een wandluis: “Erasmus verpletteren is de vingers leggen op een wandluis, die dood nog meer stinkt dan levend.” Erasmus en Luther hadden beiden kritiek op de katholieke kerk en beiden stonden een individualisering van het geloof voor, maar toch waren ze geen goede vrienden. Erasmus wenste niet radicaal te breken met de kerk, hij vond Luther’s hervormingen te vergaand en gaf niet zo erg om het letterlijke woord van God (hij was bovenal een filosoof, veeleer dan een theoloog). Luther verweet Erasmus dan weer dat hij te weinig toegewijd was aan de waarheid van Gods woord, en geen duidelijke stelling innam. Vivès ontwierp in zijn De Disciplinis een plan om de universiteit te hervormen. De in Valencia geboren en uit Spanje gevluchte jood Juan Luis Vivès (1492-1540) kwam in 1517 naar Leuven. Hij woonde in de Diestsestraat op de plaats van het huidige nummer 79. Vivès kwam hier aan op het ogenblik dat het Brabantse humanisme zich ontwikkelde. Hij was grote voorstander van de oprichting van het Leuvense Collegium Trilingue en doceerde er. Hij bestendigde er zijn vriendschap met Erasmus. “In zijn De Disciplinis uit 1531 ontwierp hij een plan om de universiteit te hervormen: de zeven Artes konden vervangen worden door een nieuwe encyclopedie van de wetenschappen en er moest meer aandacht komen voor natuurkundig onderzoek. Vivès was ook op andere gebieden een visionair. Hij pleitte voor gratis openbaar vervoer en gratis medische zorg, op kosten van de staat. De verzorgingsstaat die hij voorstond liet nog eeuwen op zich wachten.”68 Zijn handboek Latijn De exercitationes linguae latinae werd met meer dan 200 herdrukken in de 16de eeuw een bestseller. Volgens een hedendaags aandoende didactiek bevat het handboek 25 korte dialogen over alledaagse taferelen zoals opstaan, de ouders begroeten, naar school gaan enz. “In 1518 schreef hij een van de eerste geschiedenissen van de antieke filosofie, gevolgd in 1538 door een van de eerste psychologische verhandelingen: De anima et vita. Daarin besprak Vivès onder meer het lachen, een onderwerp dat in de middeleeuwen nauwelijks ter sprake kwam. De lach stond op gespannen voet met de religieuze ernst, vonden de middeleeuwers. Vivès, maar ook zijn oude studiegenoot Erasmus, vond de lach interessant omdat die zo typisch menselijk was. Bovendien leek het ook nog iets te maken te hebben met menselijk geluk. Maar niet elke lach was gelukzalig. ‘Als ik een eerste of tweede hap neem na een lange vastentijd, kan ik mijn lachen niet bedwingen.’ Vivès had er een hekel aan, want deze lach was totaal oncontroleerbaar en dus onredelijk. Gelukkig was er ook een oprechte en beheersbare lach mogelijk. Die ontstond niet in het oncontroleerbare schokkende lichaam, maar in de psyche; het was de uiting van echte vreugde. 68 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 243 61 De anima et vita uit 1538 maakte grote indruk op Descartes die er zijn Traité des passions mede op baseerde.”69 De laatste twaalf jaar van zijn leven, die zijn productiefste waren als auteur, sleet Vivès voornamelijk in Brugge, al verbleef hij vanaf 1537 ook geregeld in Breda, aan het hof van de Nassaus, als huisleraar van Mencía de Mendoza. Zijn vriendschap met Erasmus bekoelde gaandeweg; zijn beste vrienden waren Frans van Cranevelt, de grote Franse filoloog Guillaume Budé(1468-1540) en de Engelse humanist Thomas More. Nauwelijks 48 geworden, overleed Vivès en werd begraven in de St.-Donaaskerk in Brugge. Zijn vrouw Margarita overleed in 1552 en werd naast hem bijgezet. Kinderen hebben zij niet gekregen. Vivès was na Erasmus de belangrijkste vertegenwoordiger van het humanisme in de Nederlanden. In vergelijking met Erasmus was Vivès een meer stelselmatig denker, met grotere aandacht voor filosofische en historische vraagstukken. Bij het nageslacht is hij vooral als opvoedkundige bekend gebleven. Voorbeelden van werken van Vivès in het Tabularium van de universiteitsbibliotheek: 69 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag.243 62 1544* 1566* 1589* Michel de Bay werd in 1541 baccalaureus in de theologie en president van Standock, van 1544 tot 1549 docent in de filosofie aan het college Het Varken in Leuven; dan regiusprofessor in de scholastieke theologie en in de bijbelexegese. In Leuven was De Bay populair als leider van de anti-scholastische reactie. De Jezuïeten die zich in Leuven hadden gevestigd, maakten aan de universiteit bekend dat zij een pauselijk privilege bezaten om overal colleges voor humaniora, filosofie en theologie op te richten. Zij waren ook gerechtigd om de graden van baccalaureus, licentiaat en magister in de theologie toe te kennen, als de universiteit weigerde gratis onderwijs te geven. Dit nam de universiteit niet. “Justus Lipsius pleit voor het straffen van ketters: “Een schoolmeester deelt toch ook een pak slaag uit aan de eerste de beste uit een groep die keet schopt.”70 In de Bondgenotenlaan in Leuven staat een groot standbeeld van Justus Lipsius, eigenlijk Joost Lips uit Overijse (1547-1606). Justus Lipsius leefde in de woelige periode van de godsdienstoorlogen en de splitsing van de Nederlanden in een Zuidelijk katholieke deel en een Noordelijk protestants deel. Ook voor hem persoonlijk was het een heel warrige periode maar uiteindelijk koos hij voor het katholicisme en kreeg hij een leerstoel Oude Geschiedenis aan de universiteit van Leuven. Veelzijdig en getalenteerd op het vlak van filologie, filosofie, rechten en geschiedenis werd hij daarenboven door Filips II aangesteld tot koninklijk geschiedschrijver. Als filosoof schreef hij een beroemd boek, in dialoogvorm, over een bij uitstek stoïcijnse deugd: De Constantia (Over standvastigheid). Dit Senecaans troostschrift waarin een christelijk-stoïcijnse levenshouding als remedie wordt aangereikt voor de bloedige tijden van godsdienstoorlogen, was van bij het verschijnen een groot succes.71 Dit bronzen beeld van Justus Lipsius werd gemaakt door Jules Bourdain (18731957), student K.U.Leuven, die zijn artistieke opleiding verderzette in Brussel. Lipsius wordt docerend afgebeeld: recht-opstaand, in een soort professorentoga, met een open boek in de linkerhand (hoogte: 2,9 m). Het beeld werd onthuld op 9 mei 1909, naar aanleiding van de viering 75 jaar universiteit te Leuven. Opschrift: IUSTO.LIPSIO Ter ere van Justus Lipsius IN.ALMA.UNIVERSITATE Professor aan de LOVANIENSI.PROFESSORI Leuvense Alma Mater A. D. MXMIX. RESTITUTAE In het jaar 1909, het 75e jaar van de UNIVERSITATIS.LXXV heroprichting van de universiteit 70 Geciteerd uit Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000, pag. 241 71 Leuven: beschrijving van de stad en haar Universiteit. Door Justus Lipsius, Jan Papy. Leuven University Press, 2000, pag. 15. 63 LEOPOLDO.II door Leopold II REGE BELGARUM koning der Belgen.72 Beeld van Justus Lipsius in Bondgenotenlaan 1618 1633 1636 163738* Huurling René Descartes verlaat zijn legerkamp en ontmoet Isaac Beeckman in Breda. Ze buigen zich over wiskundige problemen. 73 Galilei wordt tot huisarrest veroordeeld door de inquisitie van de paus van Rome omwille van zijn geschriften waarin hij aantoonde dat het eeuwenoude geocentrische wereldbeeld moest wijken voor het nieuwe heliocentrische. De schok onder intellectuelen is groot. Descartes durft haast niet meer te publiceren en zijn verhandeling ‘Le Monde’, waarin hij tot gelijkaardige conclusies komt als Galilei heeft hij nooit uitgegeven. Nederlands eerste studente, Anna Maria van Schuurman, promoveert in de filosofie aan de streng protestantse universiteit van Utrecht. 74 De Leuvense professor en latere Ieperse bisschop en theoloog Cornelius Jansenius (1585-1638) maakt zijn studie af over ‘Augustinus’, een monumentale commentaar op de kerkvader, waarin hij de predestinatieleer verdedigt. Volgens deze voorbeschikkingsleer kan de gelovige zijn zielenheil niet afdwingen door het stellen van goede daden – een opvatting die lijnrecht inging tegen het Concilie van Trente. Het boek Augustinus, gepubliceerd in 1640 na de dood van Jansenius, belandde in 1642 dan ook op de zwarte lijst. Jansenius’ leer leidde in Frankrijk echter tot het ontstaan van een nieuwe religieuze beweging, met als theologisch centrum het klooster van Port-Royal. De jansenisten probeerden op katholieke grondslag het werk van Augustinus, waaruit ook de reformatoren hadden geput, weer tot leven te brengen. Zij wilden 72 Ref. Latijn in Leuven, http://users.telenet.be/wendy.geerts/Zoektocht/test_index.html Ref. Eskens pag. 9-13 74 Ref. Eskens pag. 9-13 73 64 het religieuze leven zuiveren en verdiepen en verzetten zich fel tegen de Jezuïeten die toen veel invloed hadden. De wiskundige en filosoof Blaise Pascal, wiens zus in het klooster van Port-Royal was ingetreden, legde in zijn satirische Lettres provinciales de polemiek tussen jezuïeten en jansenisten zo eenvoudig mogelijk uit, waarbij hij niet naliet de spot te drijven met dubbelzinnigheden in de leer van de jezuïeten. 1656 1658* 1676 1681 1684 1685 1691* 1713 1729 75 76 Ofschoon het postume levenswerk van Jansenius door drie opeenvolgende pausen werd veroordeeld, zou het nog gedurende bijna een eeuw de Leuvense discussies beheersen. De oorspronkelijke denkbeelden waren inmiddels vermengd met nationaal-kerkelijke en zelfs democratisch getinte theorieën. Als beweging was het jansenisme uitgegroeid tot een echte binnenkerkelijke oppositie. Pas in 1730 werden in Leuven de laatste jansenistenresten uitgerookt. Baruch de Spinoza wordt uit de joodse gemeenschap van Amsterdam verbannen omdat hij de joodse wetgeving geschonden zou hebben. Spinoza’s voornaamste werk, de Ethica, komt pas postuum uit in 1677. De Antwerpenaar Arnold Geulincx (1625-1669) spreekt zich openlijk uit voor het jansenisme. Zijn colleges over Descartes in Leuven waren de spreekwoordelijke druppel en hij moest de oude Alma Mater verlaten. In Leuven was Descartes met zijn methodische twijfel immers verdacht. Voor het onderwijs bleef Aristoteles voorlopig nog maatgevend. De Duitser Leibniz bezoekt Spinoza (geboren in 1632) in Den Haag en concludeert: “Hij houdt er een vreemde metafysica op na, vol paradoxen. Hij gelooft onder meer dat de wereld en God één en hetzelfde ding zijn .” 75 De bekende scepticus en criticus Pierre Bayle (ook beïnvloed door het cartesianisme) komt naar Rotterdam en ontmoet John Locke in het Rotterdamse café De Lantaarn. Ook Lord Shaftesbury Jean LeClerc en Bernard Mandeville hebben dit café bezocht. John Locke in Enkhuizen: “Ik sliep in de Gouden Leeuw en had daar diner met vijf andere mensen. We kregen alleen wat sla en twee oude hennen, slecht gemarineerd en een stukje rotte meloen toe. Voor mijn avondeten betaalde ik f 2,14.” De belangrijkste empiristen of ervaringsfilosofen waren Locke, Berkeley en Hume: een empirist wil alle kennis over de wereld afleiden uit wat de zintuigen ons vertellen. Het edict van Nantes maakt het leven van protestanten in Frankrijk onmogelijk. Vluchtelingen zoeken hun heil in de Nederlanden. 76 In 1691 verdedigde Martinus van Velden, professor primarius in de filosofie aan het college De Valk te Leuven de moderne filosofie van Descartes met het bijpassend heliocentrische wereldbeeld van Copernicus. Met een geweldig conflict met de universiteit als gevolg. Voltaire, de man met de giftige pen, bezoekt de Nederlanden, het land van ‘canaux, canards, canaille’. Voltaire verdedigde het deïsme, een godsopvatting die het midden houdt tussen theïsme en atheïsme. Deïsten geloven dat God bestaat maar ontkennen dat hij voortdurend actief ingrijpt in de loop van de natuur. God is als een horlogemaker die de natuur creëerde maar haar verder laat lopen volgens haar eigen wetmatigheden. Charles de Montesquieu, bedenker van de scheiding der machten, bestelt een Ref. Eskens pag. 9-13 Ref. Eskens pag; 9-13 65 1798 1803 1822 1825* 1845 Vanaf 1850* 77 78 prijzig drankje op een Amsterdams terrasje – “Oplichting is het.” 77 Paulus van Hemert ontdekt een leuke denker in Duitsland. Hij heet Immanuel Kant. Het onderscheid dat Kant maakte tussen das Ding an sich en das Ding für mich is slechts één van zijn belangrijke bijdragen aan de filosofie. Het is uitgesloten dat Kant ooit voet aan grond zette in Nederland. De levenslange vrijgezel heeft naar verluidt Königsberg nooit verlaten. De geschiedenis van de filosofie in de 19de eeuw is voor een groot deel de geschiedenis van de verwerking, de verbreiding, de bestrijding de vervorming en het weer opvatten van Kants ideeën. De 15-jarige Arthur Schopenhauer bezoekt met zijn moeder schrijfster Johanna Schopenhauer Brussel en andere Nederlandse steden. Georg Wilhelm Friedrich Hegel op reis door het rijke België en Nederland: “Ik begrijp niet waar ze de gewone man en de armen laten.” 78 Willem I brengt zijn filosofisch college onder in het Pauscollege in Leuven. Het Pauscollege dankt zijn naam aan de enige paus uit de Lage Landen. Ondanks zijn Roomse origine (het Pauscollege werd gesticht door Paus Adrianus VI) zouden verlichte despoten tot twee keer toe uitgerekend het Pauscollege als uitvalsbasis gebruiken: Jozef II installeerde er zijn Seminarie-Generaal (1796) en Willem I bracht er zijn al even omstreden Filosofisch college onder (1825). Waarmee de Nederlandse koning Willem I net hetzelfde doel nastreefde als zijn Habsburgse voorganger: een uniforme opleiding van kerkelijke bedienaars die als functionarissen zouden worden ingeschakeld in een moderne staat. Van 1845 tot 1848 verblijft Karl Marx als politiek vluchteling in Brussel. In café De Zwaan op de Grote Markt werkt hij samen met Engels aan het Communistisch Manifest. Marx beoogde met zijn filosofische geschriften een politieke revolutie. Hij zei: “De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd, het komt erop aan haar te veranderen.” In 1848 ontmoeten Michael Bakoenin, Karl Marx, Joseph Proudhon en Lev Tolstoi elkaar in Brussel, maar met het uitbreken van de revolutie in Frankrijk zijn Marx’ dagen in Brussel geteld. Hij vlucht met zijn vrouw naar Parijs. Er worden beelden geplaatst in de nissen van het stadhuis in Leuven. Op de onderste rij stellen ze personages voor uit de geschiedenis van Leuven. Ref. Eskens pag. 9-13 Ref. Eskens pag. 9-13 66 Beeld van Desiderius Erasmus, humanist. 1868* 1889* 1892* Ontdekking van de grafsteen van Justus Lipsius (1547-1606) in Leuven Het 19de eeuwse neogotische Justus Lipsiuscollege werd ontworpen door Joris Helleputte. Het moest dienen als pedagogie voor studenten in de geneeskunde en in de wetenschappen, omdat er in het Maria-Theresiacollege plaatsgebrek was ontstaan. Het stadsbestuur zag de studenten liever bij burgers ondergebracht en verzette zich zoveel mogelijk tegen de verwezenlijking van het ontwerp, maar tevergeefs. Bij de bouw van dit college in de Minderbroedersstraat werd de grafplaat van Justus Lipsius met zijn eigen tekst erop, teruggevonden. Oprichting van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (H.I.W.) in Leuven dat met zijn neo-thomisme een katholieke reveil in de filosofie zou teweegbrengen. Vanuit het H.I.W. werd ook het onderwijs in de experimentele psychologie ontwikkeld. In 1892 start Armand Thiéry (1868-1955) met een laboratorium voor experimentele psychologie. Armand Thiéry werd geboren in een welgestelde familie uit Gentbrugge. Hij trok tijdens zijn universitaire studies snel de aandacht van aartsbisschop Mercier, die de jonge student aanspoorde om experimentele psychologie te gaan studeren, o.m. bij Wilhelm Wundt te Leipzig. Daarnaast specialiseerde Thiéry zich in de thomistische wijsbegeerte. In 1895 werd hij één van de eerste professoren aanhet H.I.W. In 1896 werd hij tot priester gewijd. 67 Armand Thiéry, ca 190079 “Thiéry was een all-round man. Als priester kenmerkte hij zich door een sterke sociale bewogenheid; als filosoof etaleerde hij een degelijke kennis van de scholastieke opvattingen; als geleerde getuigde hij van een grondig inzicht in de experimentele psychologie; als auteur gaf hij blijk van een brede literaire cultuur en van een vlotte schrijfvaardigheid; als kunstminnaar beschermde hij de Bonae Artes, schrok hij niet terug voor grootse projecten en was hij in alle artistieke disciplines thuis. Tot 1928 betrok Thiéry een kamer in het H.I.W., in het fraaie huis, links naast de ingang. In genoemd jaar verplichtte Prof. Noël, opvolger van Deploige als president van de instelling, Thiéry de door hem nog steeds bezette kamer en bibliotheek te ontruimen. In 1939 werd hij officieel emeritus. Vanaf 1948 leefde hij een teruggetrokken bestaan in het Groot Begijnhof. Tijdens zijn laatste jaren stapte hij hier eenzaam en zonderling rond. De begijnen en bewoners uit de buurt voorzagen hem van voedsel.”80 In 1955 stierf hij, zijn lichaam rust in een mausoleum van eigen ontwerp, bij de Paters Augustijnen in de Pakenstraat (Heverlee). 79 Arca Lovaniensis artes atque historiae reserans documenta, Armand Thiéry, M. Smeyers, 1992, pag. 62 80 Geciteerd uit Arca Lovaniensis artes atque historiae reserans documenta, Armand Thiéry, M. Smeyers, 1992 68 Armand Thiéry als het levensecht model voor het standbeeld van pater Damiaan De Veuster S.S.C.C. te Leuven (Constant Meunier). 81 1913 1914* 1915 1919 Thiéry werd opgevolgd door Albert Edouard Michotte van den Berck (1881-1965), een pionier op het vlak van de experimentele psychologie die onder andere met Wilhelm Wundt gewerkt heeft. Autodidact en Hegelexpert Bolland verklaart zich nader: “Groot is de geest van Hegel - maar in onze dagen spreekt de zuivere rede Hollandsch en Bollandsch.” 82 In augustus 1914 ging de universiteitshal in vlammen op. Vermits de bibliotheek daar gevestigd was, ging alles verloren; ook wat de universiteit aan Erasmusdrukken en andere humanistica bezat. Er werd een nieuwe bibliotheek gebouwd op het Mgr. Ladeuzeplein. In mei 1940 brandde deze Centrale Bibliotheek uit. Het gebouw werd hersteld en opnieuw ingericht. Het hele bibliotheekbezit werd gehalveerd bij de splitsing van de unitaire universiteit in de Nederlandstalige Katholieke Universiteit Leuven en de Franstalige Université Catholique de Louvain. Ondanks deze tegenslagen is het gelukt terug eigen collecties uit te bouwen waaronder Erasmiana (Erasmusdrukken, handschriften, portretverzameling..). Ook in de faculteitsbibliotheken van Theologie en Letteren zijn werken van Ersamus aanwezig. Frederik van Eeden, L.E.J. Brouwer en enkele andere wijsgerige idealisten stichten in Amersfoort “een centrum ter verdieping van wereld- en levensbeschouwing.” Deze Internationale School voor Wijsbegeerte bestaat nog steeds. Bertrand Russell treft Ludwig Wittgenstein in Den Haag om het manuscript van Wittgensteins Tractatus Logico-Philosophicus te bespreken. “Hij is erg vriendelijk en zeker een stuk minder gek dan voor de oorlog.” Omwille van zijn verleden als 81 Arca Lovaniensis artes atque historiae reserans documenta, Armand Thiéry, M. Smeyers, 1992, pag. 179 82 Ref. Eskens pag. 9-13 69 1928 1934 1937* 1939* 1939* 83 84 Duitse soldaat kon Wittgenstein op dat moment Engeland niet in. Edmund Husserl op bezoek bij Gerard Heymans. “Hij is eigenlijk de enige Hollandse filosoof die je serieus moet nemen, een prachtig mens, al hoort zijn filosofie thuis bij de eeuwwende.” De Duitse filosoof Edmund Husserl (1859-1938) is grondlegger van de fenomenologie, één van de invloedrijkste stromingen van de 20ste eeuwse Europese filosofie. Fenomenologie betekent letterlijk ‘leer der verschijnselen’, en betreft de studie van de dingen zoals ze aan het bewustzijn gegeven zijn. De Spaanse vluchteling Ortega y Gasset kijkt in Oegstgeest uit op het kasteel waar René Descartes ooit woonde. “Het is nu een oord voor krankzinnigen. Dat kan geen toeval zijn.” 83 In 1937 nam Albert Dondeyne (1901-1985) zijn intrek in wat nu een ‘gemeenschapshuis’ wordt genoemd in de Jan Stasstraat 2. Hij zou er blijven wonen tot 1957 en vormde samen met studenten een leef- en werkgemeenschap. Huize Universitas gaf ook het tijdschrift Universitas uit. Prof. A. Dondeyne was stichter van de Universitasbeweging, die zich in de jaren '60, '70 en '80 aan de K.U.Leuven inzette voor het vormen van kritische intellectuelen die openstaan voor de culturele, sociale en religieus/spirituele dimensie van onze samenleving. Albert Dondeyne was een Belgisch katholiek priester, filosoof, theoloog en professor aan de K.U.Leuven. Hij staat vooral bekend als stichter van het tijdschrift Universitas en de daaraan gekoppelde beweging. Als priester-professor had hij veel invloed op jongere generaties van katholieke intellectuelen, onder wie Wilfried Martens, Pieter De Somer, Renaat van Elslande en André Vlerick. Vanaf 1933 tot aan zijn emeritaat in 1971 was hij professor filosofie aan het H.I.W. en professor theologie aan de theologische faculteit. Ideeën uit zijn boek Geloof en wereld (1961) werden overgenomen door het Tweede Vaticaans Concilie in de constitutie ‘Gaudium et Spes’ . Dondeyne pleitte voor openheid, sociale bewogenheid en een vernieuwde omgang met het geloof in een maatschappij waar dit niet meer evident was.84 Het archief van Albert Dondeyne wordt bewaard in het Universitair archief te Leuven. Oprichting van het Tijdschrift voor Filosofie (H.I.W. Leuven). Het Tijdschrift voor Filosofie werd in 1939 gesticht door enkele jonge filosofen rond de dominicaner prof. D.M. De Petter, in samenwerking met collega’s uit de voornaamste wijsgerige centra in Nederland en Vlaanderen. De redactie van het tijdschrift is sedert 1984 gevestigd in het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte te Leuven. Momenteel wordt het tijdschrift geleid door een onafhankelijke internationale redactie, waarin alle Nederlandse, Vlaamse en enkele Zuid-Afrikaanse universiteiten vertegenwoordigd zijn. Het Tijdschrift voor Filosofie verschijnt viermaal per jaar met een omvang van ruim 800 bladzijden per jaargang. Stichting van het Husserl-Archief in Leuven. De ondernemende Leuvense filosoof pater Herman van Breda (1911-1974) kon de nalatenschap van de Duits-joodse fenomenoloog Husserl op het laatste nippertje uit de handen van de nazi’s redden. Deze nalatenschap, opgeslagen onder de hanenbalken van de presidentswoning van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, bestaat uit 40.000 pagina’s stenografische manuscripten, een omvangrijke briefwisseling en een aantal biografische documenten. Tot het archief behoort Ref; Eskens pag. 9-13 Ref.http://www.streventijdschrift.be/artikels/05/RoeffaersDondeyne.htm 70 1944* 1947 1950 1954 1955* 1966 1974* verder de omvangrijke filosofische bibliotheek van Husserl alsook de grote schrijftafel van deze filosoof. Het Husserl-Archief staat in voor de transscriptie en kritische uitgave van Husserls nalatenschap, en is daarmee één van de belangrijkste centra van fenomenologisch onderzoek ter wereld. Alfons Borgers bekroonde zijn wiskundige studies te Leuven met een doctoraat in 1944, waarvan de Koninklijke Academie een uitgave bezorgde onder de titel Bijdrage tot de Arithmetische Theorie van Cesaro’s Sommatiemethode (1946). Met name in The Journal of Symbolic Logic, waarvan hij de redactiesecretaris was (1953-1983), publiceerde hij bijdragen op het terrein van de logica en van de verzamelingenleer. Hij maakte Feys’ boek over de ontwikkeling van het logisch denken (1949) gereed voor publicatie en was behalve aan het H.I.W. verbonden aan de Faculteit der Wetenschappen voor onderwijs in de logica. Zijn archief wordt bewaard in het Universitair Archief te Leuven.85 Bernard Delfgaauw brengt het existentialisme in de mode. Linkse blaadjes, zwarte coltrui en sigaret verplicht. 86 De Britse wijsgeer en pacifist Bertrand Russell pleitte in zijn Unpopular Essays voor het nut van een kennismaking met de filosofie voor alle studenten in het hoger onderwijs. De wijsbegeerte biedt volgens hem een noodzakelijke correctie op de voortschrijdende specialisaties die uit zichzelf het gevaar van het ééndimensionaal denken niet kunnen verhinderen. Het leren filosoferen vormt volgens de pacifist Russell op termijn een mensheid die met meer wijsheid haar lot bestuurt. Albert Camus steekt het IJselmeer over. “We hebben geen houvast, we kunnen de vaart niet meten. We varen en alles blijft eender. Het is geen boottocht, het is dromerij.” 87 Het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte is met zijn 120 000 boeken en 360 lopende tijdschriften een der belangrijkste filosofische bibliotheken ter wereld. Het HusserlArchief is onmisbaar voor de studie van de fenomenologische stroming. In 1947 kwam daar nog het fonds bij van de karmelietes van joodse afkomst Edith Stein (1891-1942), gewezen assistente van Husserl, die omkwam in Auschwitz. In 1955 werd het De Wulf-Mansioncentrum opgericht, dat zich specialiseerde in de studie van de wijsbegeerte van Oudheid en Middeleeuwen, met bijzondere aandacht voor de filosofen van de Lage Landen. Om de aangroei bij te houden kreeg deze bibliotheek in 1997 er nog een verdieping bij.88 L.E.J. Brouwer steekt met een sinterklaascadeautje de weg over en wordt door vier auto’s na elkaar aangereden. Een groot logicus sterft.89 In oktober 1974 vond de Letterenfaculteit (toen nog Faculteit van Letteren en Wijsbegeerte) onderdak in een nieuw gebouw, gelegen in een tuin achter de universiteitsbibliotheek. Later werd dit gebouw ‘Erasmushuis’ genoemd en de groene zone ‘Erasmustuin’. Bij de inhuldiging eindigde de toenmalige decaan zijn toespraak met de wens “moge de gedenkplaat ons de typische Erasmiaanse ‘studia humanitas’ blijvend voor ogen houden. Het is de erfenis, tevens de opdracht die Erasmus onze universiteit, en speciaal onze faculteit nalaat: zorg voor het woord, kritische bezinning tussen traditie en vernieuwing en een open geest op wat elders 85 Wijsgerig leven in Nederland en België, 1880-1980, V De filosofie van Leuven, C.E.M. Struyker Boudier, 1989, Universitaire Pers, Leuven, pag. 361 86 Ref. Eskens pag. 9-13 87 Ref. Eskens pag. 9-13 88 Universiteitsbibliotheek Leuven, 1425-2000, C. Coppens, M. Derez, J. Roegiers, Universitaire Pers Leuven, 2005, pag. 445 89 Ref. Eskens pag. 9-13 71 19921995* 2010* gaande is.” “385 meestal autografe brieven uit de jaren 1520 (originele stukken), geadresseerd aan de jurist en humanist Frans van Cranevelt (1485-1564), vormen een absoluut hoogtepunt in de collectie van de Leuvense universiteitsbibliotheek. Brieven van eerder lokale figuren uit het Brugse humanistenmilieu (Johannes Fevynus) of uit het Leuvense (Adrianus Barlandus, Gerard Geldenhouwer) worden afgewisseld met brieven van de Grote Drie van het Noordwest-Europese humanisme, Desiderius Erasmus, Thomas More en Juan Luis Vivès. Brieven van Conradus Vecerius en Albertus Pighius zorgen dan nog voor nieuws uit vorstenhoven en speciaal uit het Rome van Adrianus VI en Clemens VII. De collectie is in twee bewegingen in de bibliotheek terecht gekomen. Twee bundels werden in 1914 ontdekt, vervolgens door professor Henry de Vocht, terwijl de kogels hem om de oren vlogen, uit het brandende Leuven gered, en gepubliceerd in 1928. De Vocht legateerde ze later aan de universiteitsbibliotheek. In 1989 kwam een derde bundel aan het licht bij Christie’s in Londen. Dankzij de Koning Boudewijnstichting kon net op tijd het benodigde geld bijeen worden gebracht, en ondanks een staking in het Londens openbaar vervoer werden de stukken aangekocht, in de Leuvense bibliothhek gedeponeerd en in vier afleveringen in het tijdschrift Humanistica Lovaniensia uitgegeven (1992-1995).”90 Het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte telt 700 studenten van meer dan 30 nationaliteiten. Ook de uitgenodigde sprekers komen van overal ter wereld: Emmanuel Levinas, Jacques Lacan, Jacques Derrida, Donald Davidson, Stanley Cavell, Bernard Williams, Martha Nussbaum en vele andere topfilosofen hebben Leuven bezocht. Aan het Instituut hebben ook bekende mensen van dichter bij huis gewerkt, onder anderen Samuel Ijsseling, Herman De Dijn en Patricia de Martelaere. “Uit dit hoofdstuk blijkt duidelijk dat de Lage Landen een belangrijke rol gespeeld hebben in de internationale wijsbegeerte. In de oudheid heeft Griekenland de grote geesten voortgebracht, in de middeleeuwen lag het centrum in Parijs, in de 17de en 18 de eeuw hadden de Lage Landen die eer. De boeken die in de Nederlanden verschenen hadden hun weerslag op de Europese cultuur. Descartes zorgde ervoor dat de wetenschap oog kreeg voor feiten, Montesquieu en Locke oefenden met hun in Nederland gedrukte boeken een enorme invloed uit op de Europese politiek. De macht van de koning werd opgedeeld, en voortaan kon je in beroep gaan tegen onrechtmatig overheidsingrijpen. Door de hiermee gepaard gaande versoepeling van de censuur in meerdere Europese landen zagen de buitenlandse geleerden steeds minder reden om naar Holland af te reizen. De Lage Landen brachten na de gouden tijd nog een reeks interessante denkers voort, maar van een enorme concentratie van internationale topdenkers was geen sprake meer. Inmiddels heeft de internationale filosofie geen geografisch centrum meer. In tijden van globalisering ligt het voor de hand dat de filosofie haar geografische beperkingen opheft, omdat het vermogen om redelijk te denken een van die schaarse zaken is die rechtvaardig verdeeld zijn in deze wereld. “91 90 Geciteerd uit Anima Academiae Bibliotheca. Dertig jaar aanwinsten voor de Leuvense Universiteitsbibliotheek, 1980-2010, Universiteitsbibliotheek, K.U.Leuven, P. Delsaerdt, K. Smeyers, M. Derez., pag. 43 91 Ref. Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Filosofie Magazine 72 4. Bibliografie Anima Academiae Bibliotheca. Dertig jaar aanwinsten voor de Leuvense Universiteitsbibliotheek, 1980-2010, Universiteitsbibliotheek, K.U.Leuven, P. Delsaerdt, K. Smeyers, M. Derez. Arca Lovaniensis artes atque historiae reserans documenta, Armand Thiéry, M. Smeyers, Leuven 1992. Collegium Trilingue, De Inventaris van het Bouwkundig erfgoed, 2010. http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/42159 De universiteit te Leuven, E. Lamberts en J. Roegiers, 1425-1985. Universitaire Pers Leuven, 1986. De wereld van Sofie. Roman over de geschiedenis van de filosofie. Jostein Gaarder. Antwerpen, Houtekiet, 1994. De opmerkelijke geschiedenis van het filosofische Husserlarchief, Veto 2618, Diederik Vandendriessche. Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen. Erno Eskens. Uitgeverij Contact Amsterdam/Anwerpen, 2000. Geschiedenis van de filosofie, C. Delius, M. Gatzemeier, D. Sertcan, K. Wünscher, 2005, Tandem Verlag GmbH. Geschiedenis van de filosofie. Hans Joachim Störig. Spectrum, 2009. Herinneringen aan Erasmus, Rika Dubaere en Hilde Van Nieuwerburgh, 2006. Het Leuvens stadhuis. Beeld-schoon. Deel I: de gevels, G. Huybens en Reekmans, 1998. Histoire de la philosophie en Belgique. M. De Wulf, Bruxelles-Paris, 1910. Hoger Instituut voor Wijsbegeerte. De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. 2011. http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/42513. Inleiding tot de wijsbegeerte, G. Van Riel en P. d’Hoine, Acco, 2011. Justus Lipsius (1547-1606): een geleerde en zijn europese netwerk. Catalogus van de tentoonstelling in de Centrale Bibliotheek, 2006. Leren filosoferen. Meedenken met onze tijd. Sylvain De Bleeckere & Michel Meynen, 2002, Uitgeverij Pelckmans. Leuven. Mark Derez, Uitgeverij Lannoo, Tielt en Universitaire Pers Leuven, 2001. 73 Leuven: beschrijving van de stad en haar Universiteit. Justus Lipsius, Jan Papy. Leuven University Press, 2000 Nederlandse religiegeschiedenis. Joris van Eijnatten, Frederik Angenietus van Lieburg, Uitgeverij Verloren, 2006. Tolerantie en actief pluralisme. De afgewezen erfenis van Erasmus, More en Gilis, Guido Vanheeswijck, Uitgeverij Pelckmans, 2008 Uit in Vlaanderen, www.uitinvlaanderen.be Vivès te Leuven: catalogus van de tentoonstelling in de Centrale Bbliotheek te Leuven, 1993, G. Tournoy, J. Roegiers, C. Coppens. Wijsbegeerte. A. Braeckman, B. Raymaekers, G. Van Riel, Lanno, 2010. Wijsgerig leven in Nederland en België, 1880-1980, V De filosofie van Leuven, C.E.M. Struyker Boudier, 1989, Universitaire Pers, Leuven. Website van de Faculteit Letteren (K.U.Leuven): http://www.arts.kuleuven.be/algemeen/histn.htm Website met Citaten: http://www.citaten.net 74