DE ARBEIDERSBEWEGING IN ROTTERDAM VOOR DE EERSTE WERELDOORLOG d o o r DR W. VAN RAVESTEYN „ "^T T OOR hem, die de moderne geschiedenis grondig bestu\ / deert, is het zeker, dat de historici bevoorrechte teugels naars zijn, die hun pen aan het volksgeloof lenen, precies zoals de meeste huidige dagbladen slechts de opinies van hun lezers weergeven." De uitspraak is van een der grootsten onder de groten, van Honoré (de) Balzac. Zij is uit 't begin van 1842, en het begin van zijn historische roman over Catherine de Médicis, \erwekster van de Hugenoten-slachting op 24 Augustus 1572. Balzac tracht daar aan te tonen, dat heel de moderne geschiedenis voor een groot deel door „der Parteien Hass und Gunst" vervalst en belicht is. In het tweede decennium onzer eeuw kwam een uiterst scherp denkend Joods wijsgeer, Th. Lessing, tot soortgelijke conclusie, toen hij, onder de verse indruk der slachtingen van de eerste Wereldoorlog zijn boek schreef: Geschiedenis (geschiedschrijving) is het geven van zin aan wat in zichzelve zinneloos is, waarbij de nadruk viel op het sterk subjectieve karakter, eigen aan elke poging tot geschiedschrijving, ordening der menselijke lotgevallen in 't verleden. En wilt gij een misschien fraaier en zeker even diepgaand betoog van dezelfde strekking, men neme het prachtige „Discours de l'histoire" ter hand, dat de grote „moderne" Franse dichter en denker Paul Valéry in Juli 1932 hield bij gelegenheid van een prijsuitdeling aan een Frans gymnasium. Daar zegt hij, dat, welke moeite de historicus zich ook moge getroosten bij het nasporen en doorsnuffelen van zijn bronnen, er toch slechts één zekerheid blijft, dat het onmogelijk is de waarnemer te scheiden van hetgeen hij waarneemt, de historicus van de historie. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik de uitspraken van deze groten juist acht, ja dat ze me zelfs meer juist lijken naarmate het gebeurtenissen betreft, die dichter bij ons liggen. Voor de modernste geschiedenis dus nog meer dan voor de moderne, die Balzac zo ongeveer met de Hervorming achtte te beginnen. Zeker lijkt mij, dat, hoe meer de achter ons liggende gebeurtenissen ons nabij zijn, des te groter de zekerheid, dat bij de beschouwing ons 237