Van "entangled history" tot translokaal "intangible" erfgoed Toen ik de uitnodiging kreeg voor deze round table viel mijn blik op de vraag “klopt de boutade dat alle erfgoed lokaal is”. Aanvankelijk leek me dat geen open deur, maar een open garagepoort. Maar goed, we kunnen de vraag ook aanpassen en nog een deur openen. Bijvoorbeeld: “Klopt de boutade dat alle geschiedenis lokaal is”? In beide gevallen kunnen we ja antwoorden. Genuanceerd ja, weliswaar. Alle erfgoed is lokaal, net zoals alle geschiedenis lokaal is. Genuanceerd ja, omdat geschiedenis ook translokaal kan zijn, net zoals we ook zouden kunnen spreken over het bestaan van translokaal erfgoed. Dat is het statement dat ik vandaag zou willen maken bij wijze van aanzet tot discussie. We moeten ons afzetten tegen lokaal essentialisme maar ook tegen nationaal essentialisme en internationaal essentialisme, waarmee ik bedoel dat voor elk van deze niveaus een rij van karakteristieken en eigenheden a priori is vastgelegd. Walter Ysebaert zal hier straks, dat neem ik toch aan, een pleidooi houden om via de aandacht voor erfgoed de lokale geschiedschrijving opnieuw als academisch erkend onderzoeksdomein naar voren te schuiven. Ik zou mij nu al met volle enthousiasme achter zijn pleidooi willen scharen. Maar er is meer. Lokale geschiedenis zal wat mij betreft in de toekomst verder uitgroeien tot één van de empirische hoekstenen, de fundamenten van meer modieuze en als heel ernstig beschouwde takken binnen de academische geschiedschrijving zoals global history en transnationale geschiedenis: twee “buzzwords” uit de hedendaagse geschiedschrijving. Velen zullen altijd op de één of andere manier een ‘lokale’ of ‘regionale’ component in hun onderzoek moeten integreren. Tenminste: als ze de ambitie hebben om de metafoor te overstijgen en theses te toetsen aan concreet historisch onderzoek. Dames en heren, academische professionele historici zijn modebewuste en/of onbewust modegevoelige wezens. Ik vorm daarop geen uitzondering. De voorbije decennia hebben we een aantal ‘turns’ genomen. Ik som er een aantal in vogelvlucht op. In de jaren tachtig kwam er steeds meer kritiek op het verbond tussen de geschiedenis en de sociale wetenschappen, op het gebruik van (kwantitatieve) sociologische methoden en de nadruk op structuren en processen in de geschiedschrijving. Ook de vergelijkende, comparatieve methode past in deze sociologische traditie. Gevolg was dat de interesse zich verplaatste naar de cultuur, naar het bijzondere, het vreemde, de micro-geschiedenis en het verhaal. Gevolg was dat het onderzoek naar culturele transfers op de onderzoeksagenda kwam te staan. In de tweede helft van de jaren 1980 en zeker na 1989 groeide ook onder historici het besef dat natiegrenzen vervaagden en de maatschappij globaliseerde. Dit heeft onmiskenbaar zijn invloed gehad op de onderzoeksagenda van historici en sociale wetenschappers in het algemeen. Onderzoek naar culturele transfers past dan ook in de zogenaamde ‘transnational turn’ binnen de geschiedschrijving. Een transnationale geschiedenis is niet zozeer een methode, maar een perspectief, met name het onderzoek naar de verspreiding van culturele goederen, bewegingen en instituties die nationale grenzen doorbreken. Dat deze omschrijving nogal vaag is en waarschijnlijk ook zal blijven is tegelijkertijd het nadeel en het voordeel van de transnationale geschiedschrijving. Het cultuurtransferonderzoek leent zich vooral voor het bestuderen van een uitsnede van de culturele overdracht. De meeste studies kunnen dan ook tot de microgeschiedenis gerekend worden, doordat ze zich beperken tot bijvoorbeeld de receptie van een schrijver of de culturele overdracht door één persoon of één instituut. De belangrijkste reden hiervoor is dat het verloop van de cultuurtransfer en van de acculturatie vaak moeilijk te reconstrueren is en het beste op een kleine schaal, zoals bijvoorbeeld bij een individu of een dorp of stad, aanschouwelijk te maken is. Wat startte als een 1 onderzoeksprogramma waarin men op zoek ging naar het grote internationale verhaal resulteerde in de praktijk bijna altijd in een onderzoek met een stevige lokale verankering. Tenminste: bij de onderzoekers die een poging deden om hun grote verhaal empirisch te verankeren met bronnenonderzoek en dus ook “lokale bronnen”. Een ander bezwaar is dat de meeste studies naar culturele transfers van de ene ruimte naar de andere ruimte tot nu toe hoofdzakelijk de bilaterale cultuurtransfer behandelen, terwijl culturele uitwisseling een multilateraal fenomeen is. Bovendien is de aandacht vooral uitgegaan naar gelukte transfers, terwijl juist ook de mislukte uitwisseling veelzeggend is. Concluderend: om de reële historische sociale complexiteit te vatten is het zelfs wenselijk om het onderzoek naar de transfers en relaties te combineren met een comparatieve benadering. Daar zijn we nu aanbeland anno 2010: de entangled history of vervlochten geschiedenis waarin comparatief onderzoek en onderzoek naar transfers in de mate van het mogelijke gecombineerd worden. Van de comparatieve geschiedschrijving via culturele transfers naar de entangled history, dit is in een notendop de evolutie binnen de recente geschiedschrijving waarin onderzoekers trachten de grenzen van natiestaten te doorbreken. Vanwaar de wind over vijf jaar zal komen is, moeilijk te voorspellen - historici zouden zich eigenlijk nooit aan voorspellingen mogen wagen -, maar sta me toe jullie aandacht te vestigen op een goede kanshebber: de translokale geschiedenis. Er zijn immers wat problemen met het begrip “transnationaal”. Het kan enkel van toepassing zijn in periodes en ruimtes waarin de natiestaat zich ontwikkelde. Voor grote delen uit de geschiedenis, maar ook integrale werelddelen is de term weinig relevant. Daarom bestaat de kans dat we binnenkort in groten getale een “translokale turn” zullen nemen. Ik hoop dat jullie ondertussen niet tureluurs zijn van de turns. “Translokaal is een term die voortkomt uit de alledaagse praktijk van de globalisering, denk maar aan de slogan “Think Global Act Local”. Het is een term die aanduidt dat de identiteit van mensen niet noodzakelijk aan één plaats is gebonden. In de wereldgeschiedenis duidt het het onderzoek aan dat grensoverschrijdende relaties als vertrekpunt neemt. In de praktijk vormen migratie en migrantengemeenschappen, diaspora’s en wereldwijd opererende religieuze of politieke bewegingen en organisaties maar ook ideologieën als het liberalisme, kernobjecten van studie. Al deze onderwerpen veronderstellen regelmatige mobiliteit van mensen, ideeën en goederen, en hun transformatie door die dynamiek. Deze translokale invalshoek is de invalshoek die gehanteerd zal worden in een onderzoeksproject dat de Universiteit Gent en het Liberaal Archief opgestart hebben en dat binnen vier jaar zou moeten resulteren in een doctoraat en aan aantal symposia. Sta me trouwens toe nog eens te benadrukken dat ik me verheug over deze samenwerking. Het project heeft als werktitel Tussen lokaal en internationaal: liberale sociale verenigingen in Vlaanderen en Brussel tussen 1848 en 1914. Vertrekkend van een typologie van de sociale organisaties van de liberale beweging in Vlaanderen en Brussel (voorzorgkassen, coöperatieven, werkmanskringen, …) zal het lokale verenigingsleven in verband gebracht worden met andere publieke ruimtes: nationaal en internationaal. Een mogelijke invalshoek is deze van de culturele bemiddelaars. Liberale juristen en academici (zoals Rolin-Jaequemyns en Louis Varlez) fungeerden als bemiddelaars tussen het lokale liberale verenigingsleven en de translokale en transnationale netwerken. Is alle geschiedenis lokaal? Jazeker, maar daarnaast is die dus ook translokaal. Betekent dit ten slotte dat we ook kunnen spreken over translokaal erfgoed en wat moeten we daarmee aanvangen? De begripsomschrijving van de Unesco-conventie met betrekking tot immaterieel erfgoed van 2003 laat die mogelijkheid zeker open en vraagt om reflectie erover. 2 Lokaal materieel erfgoed, bijvoorbeeld een standbeeld of monument, maar ook het archief van een lokale turnvereniging, kan een transnationale of translokale dimensie hebben door een verwijzing naar voorbeelden in ander ruimtes (nationaal, regionaal of transnationaal), maar in essentie blijft dat standbeeld lokaal erfgoed. Voor immaterieel erfgoed is dat evenwel minder duidelijk. De geschiedenis wordt immers bepaald door dynamische processen als migratie en om de Nederlandse cultuurhistoricus Joep Leersen te citeren “Bomen hebben wortels, mensen hebben benen, ideeën hebben vleugels”. Wat doen we met de conservatie en de internationale uitwisseling van culturele praktijken die in essentie niet lokaal zijn, het is te zeggen: culturele praktijken die samen met de beoefenaars verhuisd zijn? Wat doen we met de verhalen van de buitenlandse jazzartiesten die hier om de hoek in de jaren 1950 furore maakten en die verhuisd zijn samen met hun verhalen en praktijken? Dergelijke vormen van translokaal immaterieel erfgoed zijn waarschijnlijk gedoemd om niet geconserveerd te worden. Of het moet zijn dat in functie van translokaal onderzoek dergelijk erfgoed wordt opgespoord en nadien ook geconserveerd. Van "entangled history" tot translokaal "intangible" erfgoed: het is een kleine maar belangrijke stap. Onderzoek, conservering, ontsluiting zijn op elkaar aangewezen. [Christophe Verbruggen Colloquium Lokaal erfgoed: basis of ballast?, Liberaal Archief, 16 april 2010] 3