Context 1 Materie, energie en leven Hoofdstuk 2 De cel De cel: ontdekking Hooke 1665 ‘Cella’ 2.1 Hoe kunnen we ons een cel voorstellen? boek p. 27 eencellig meercellig celtypen variabele grootte 1 Hoe kunnen we ons een cel voorstellen? 1.1 De dierlijke cel endoplasmatisch reticulum met ribosomen …………………….. boek p. 28-30 celkern …………………….. Golgi-apparaat …………………….. lysosomen …………………….. endoplasmatisch reticulum zonder ribosomen mitochondriën …………………….. organellen (= celonderdelen) cytoplasma …………………….. celmembraan …………………….. 1) celmembraan = vliesje uit vetten (lipiden) + eiwitten = receptoren emulgatoren O C -O CH2 C H2 polair deel: COO- polaire kop = hydrofiel C H2 C H2 C H2 C H2 H2 C H2 C H2 C H2 C H2 C H2 C H2 C H2 C C H2 apolair deel: C17H35 apolaire staart = hydrofoob C H2 CH3 1) celmembraan 1) celmembraan 1) celmembraan dubellaag: hydrofiele koppen naar buiten en hydrofobe staarten naar elkaar gericht 1) celmembraan membraan is soepel en vervormbaar met eiwitten: receptoren (hormonen), transport, … 2) celkern 2) celkern = nucleus 3) cytoplasma = stroperige vloeistof in het binnenste van de cel 4) mitochondriën = energiecentrales van de cel Glucose Mitochondrie Pyrodruivenzuur H20 CO2 O2 Energie dubbele membraan, instulpingen in de binnenste 4) mitochondriën 1 tot 1000-den per cel 5) Het endoplasmatisch reticulum = netwerk in het cytoplasma • netwerk van platte blaasjes met dubbele membraan • transport van stoffen IN de cel – door aanmaak van blaasjes • ribosomen op het oppervlak: zorgen voor aanmaak van eiwitten 5) Het endoplasmatisch reticulum 6) Golgi-apparaat Camillo Golgi (1898) 1843-1926 • netwerk van platte blaasjes met dubbele membraan • transport van stoffen BUITEN de cel – door aanmaak van blaasjes 7) lysosomen • blaasjes • gevormd door het Golgi-apparaat • vertering van voedsel • afbraak van beschadigde celonderdelen Christian de Duve ( 2 oktober 1917) • Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde in 1974 (samen met Albert Claude) • voor ontdekkingen in 'de structurele en functionele organisatie van de cel' • op zoek gaat naar de oorsprong en de evolutie van het leven 1.2 De plantencel boek p. 30-32 lysosomen …………………….. celkern …………………….. Golgi-apparaat …………………….. chloroplasten …………………….. endoplasmatisch reticulum met …………………….. ribosomen vacuole …………………….. …………………….. mitochondriën ………….. celwand …………………….. …………………….. cytoplasma celmembraan plantencellen hebben een stevige celwand en een vacuole dierlijke cellen hebben dit niet 1) celwand opgebouwd uit cellulose (keten van glucosemoleculen) 1) celwand 1) celwand 2) vacuole • blaasje gevuld met vocht en opgeloste stoffen (suikers, …) • tot 90% van het celvolume 2) vacuole 2) vacuole 3) plastiden, bijvoorbeeld bladgroenkorrels (= chloroplasten) • • • • afgeronde organellen blaasjes (als pannenkoeken op elkaar) bevatten chlorofyl (een groen pigment) zorgen voor fotosynthese 3) stevigheid van een plantencel de stevige celwand en de vacuolen zorgen voor een grote stevigheid van de cel (zoals een goed opgeblazen basketbal) 4) plantencel versus dierencel 1 Hoe kunnen we ons een cel voorstellen? 2 Autotrofe en heterotrofe organismen boek p. 33-34 Glucose Mitochondrie Pyrodruivenzuur H20 CO2 Energie O2