h4-t2-bs-5-blz-68-en-69-kern-de

advertisement
Kern H4 T 2 bs 5 blz 68 en 69 De submicroscopische cel.(binas 79 B, C, D)
1 = Endoplasmatisch reticulum (ER)
2 = Chloroplast (Bladgroenkorrel)
3 = Vacuole
4 = Mitochondrium
5 = Celwand
6 = Celkern
7 = Celmembraan
8 = Cytoplasma
9 = Leukoplast (Zetmeelkorrel)(een van de plastiden)
10 = Intecellulaire ruimte
Bij deze afbeelding zijn dus geen lysosomen en
ribosomen afgebeeld. Beiden komen als kleine
“blaasjes”voor in cellen. De ribosomen zitten
voornamelijk op het E.R.
Zie daarvoor en een voorbeeld van een dierlijke
cel het uitgereikte stencil. (centriolen voor deling)
NB De grote vacuole (voor stevigheid) komt alleen
bij plantencellen voor.
Leer ook opdracht 16 en 17 !
Lees meer en oefen via http://www.biologiepagina.nl/Havo4
Je leert de bouw (dus herkennen van) en functies van de celorganellen.
Celorganellen zijn aparte celonderdelen, omgeven door een (soms dubbel)
membraan met een of meerdere functies.
De celkern bevat DNA waarin de erfelijke informatie waardoor alles geregeld wordt.
Deze informatie wordt afgelezen (er wordt een copie van een gen gemaakt) in een
RNA-molecuul. Dit kan de celkern verlaten via kernporien en door het
endoplasmatiach reticulum (de "metro") getransporteerd. Het RNA wordt afgelezen
door ribosomen (eiwitfabrieken) waardoor eiwitten ontstaan die in blaasjes worden
vervoerd (via het cytoplasma) naar het golgi-systeem. Hier worden de definitieve
eiwitten afgemaakt. Blaasjes met enzymen bv voor afbreken van stoffen heten
lysosomen. Andere blaasjes kunnen versmelten met het celmembraan waarna de
inhoud buiten de cel komt: dit heet secretie (bv spijsverterings- en melkklieren). (zie
afb 31)
Voor al deze processen is energie nodig. Dit wordt geleverd door mitochondrien.
Op de membranen wordt energie vrijgemaakt en opgeslagen in het molecuul: ATP.
Dit proces heet verbranding (of dissimilatie).
Formule:
glucose + zuurstof -> ATP + water + koolstofdioxide
C6H12O6 + 6 O2
-> ATP + 6 H2O + 6 CO2
Download