H2 De Cel

advertisement
HOOFDSTUK 2
DE CEL
Deze periode….

Leerstof Voortgangstoets 2.2

H2 De Cel
Praktijk:
Cytologie.
Cellen

Prokaryoot
 bacteriën

Eukaryoot
 planten
 dieren
 schimmels
 algen
 protozoën
(dierlijke eencellige)
Enkele eukaryotische cellen in ons lichaam
Celorganellen


Overeenkomsten
Verschillen
Planten cel versus Dierlijke cel
voor de PC
De ontdekking
microscoop
Opdracht 1 t/m 4
Microscopie

Lichtmicroscoop
Oplossend of
scheidend
vermogen =
Dusdanig
vergroten dat
twee
afzonderlijke
lijnen of punten,
nog gescheiden
worden
weergegeven.
Filmpje: uitleg preparaat maken
Microscopie

Elektronenmicroscoop
Opdracht 5 t/m 10.
Celtypen


Eukaryoot Noteer de verschillen.
Prokaryoot
Filmpje: verschil eukaryoot en prokaryoot
Celgrootte
Opdracht 11 t/m 14.
Celorganellen - CELMEMBRAAN


•
•
•
•
Het celmembraan omsluit de hele cel.
Functies celmembraan:
Zorgt ervoor dat
de cel niet leegloopt.
Stevigheid.
Bescherming.
! Transport tussen cel en omgeving !
Filmpje: uitleg
celmembraan
CELMEMBRAAN
CELMEMBRAAN
bouwsteen celmembraan
Fosfolipide
Celorganellen - CELKERN
CELKERN is omgeven door
een kernenvelop =
dubbel kernmembraan
Chromatine= DNA-Eiwitcomplex
Chromatine zal zich spiraliseren =
oprollen tot een spiraal
Ribosomen
CELKERN is aanwezig in bijna alle
eukaryotische cellen
(enige uitzondering rode bloedcellen in zoogdieren)
CELKERN
DNA – Eiwitcomplex -
Chromosoom
DNA – Eiwit complex
Opdracht 15 t/m 19
Celorganellen - RIBOSOMEN

Eiwitfabriekjes van de cel
 Celgroei
 Onderhoud
van bestaande celstructuren
Ribosomen
 Vrij
liggende ribosomen fungeren als enzymen.
 Gebonden ribosomen bouwen aan het ER.
http://www.bioplek.org/animaties/celtotaal/ribosoom.html
Celorganellen - ER



Endoplasmatisch reticulum
Het endoplasmatisch reticulum, is een netwerk van
buisjes en zakjes in de cel.
Het is opgebouwd uit één membraan dat
verbonden is met het membraan van de celkern.
Het endoplasmatisch reticulum komt alleen voor in
eukaryote cellen.
Celorganellen - ER
Endoplasmatisch reticulum
Ruwe ER (RER)
- Is betrokken bij de aanmaak en transport van
eiwitten
- RER is bedekt met ribosomen.
Glad ER (SER)
-
Is betrokken bij aanmaak en transport van
vetten.
Opdracht 20 t/m 24
Celorganellen – GOLGI APPARAAT


•
•
Stapeltjes platte blaasjes omgeven door ronde
blaasjes.
Functie van het golgi apparaat:
CIS zijde: ontvangende blaasjes van het ER.
TRANS zijde: transport blaasje van het GA.
Celorganellen – GOLGI APPARAAT
Exocytose: membraan van
een blaasje versmelt met
celmembraan en er wordt
een stof afgegeven.
Endocytose: opname van
blaasjes door het
celmembraan.
Celorganellen - LYSOSOMEN



Blaasjes gevuld met
enzymen, gevormd
vanuit het golgi
apparaat.
Betrokken bij de
vertering en afbraak
van biomoleculen.
Autolyse (zelfmoord)
van celorganellen.



Glad buitenmembraan.
Geplooid binnen membraan.
Plooien liggen in vloeibare massa; de matrix.
Celorganellen – MITICHONDRIËN

Erg “zelfstandig”
Energieproducent van de cel
Eigen DNA.
 Eigen ribosomen.
 Nieuwe ontstaan door
celdeling van bestaande
(tijdens celdeling).


Toch afhankelijk van de
cel,

Omdat ze producten uit
het cytoplasma moeten
opnemen.
Opdracht 25 t/m 35
Celorganellen - PLASTIDEN

Wel: plantaardige cellen.
Niet: dierlijke cellen.

Plastiden bevinden zich in het cytoplasma van de cel.




Gekleurd: Chromoplasten.
Groen: Chloroplasten.
Wit / kleurloos: Leukoplasten .
Celorganellen - PLASTIDEN
CHLOROPLASTEN


Dubbelmembraan met stroma en grana
Fotosynthese vindt plaats
in de grana
(opgestapelde lamellen).
Fotosynthese = een
proces waarin
lichtenergie wordt
gebruikt om
koolstofdioxide om te
zetten in koolhydraten,
zoals glucose.
Celorganellen - PLASTIDEN


Chromoplasten:
Geel /oranje pigment.





Kleur van bloemen
Rijpe vruchten.
Leukoplasten:
Organellen met
opslag: zetmeel/olie.
Zetmeelkorrels
(amyloplasten).
Celorganellen - VACUOLEN

Plantaardige cel


groot, centraal.
Dierlijke cellen


klein
Opslag reservoir
 Water,
Zouten, Suikers
 Soms pigmenten
(bloemen)
 Giftige stoffen tegen
vraat
 afvalproducten
Vacuole: Een met vloeistof gevulde ruimte.
Celorganellen - CYTOPLASMA
Alles binnen de cel behalve de
celkern.




Biochemische reacties.
Opslag reservestoffen, vrije
macromoleculen, mineralen
en opgeloste gassen.
Structuur korrelig en
draadachtig (verschilt per
cel).
Netwerk van zeer dunne
draden (cytoskelet).
Opdracht 36 t/m 44
Celorganellen - CYTOSKELET
Bouw:
 Een network van vezels en
draden.
Beweging:
 Ciliën, veel trilharen.
 Flagellen, max. twee.
Functies:
 Steun en vorm.
 Organellen op plaats houden.
 Cel van vorm veranderen.
 Bewegingen tot stand
brengen.
Celorganellen - CYTOSKELET

Centriolen:

Cilindervormige structuur.

Staan loodrecht op elkaar.

Liggen net buiten de celkern.

Spelen een rol bij de celdeling.
Opdracht 45 t/m 49
Celorganellen - CELWAND


Plantaardige cellen: wel -> cellulose.
Dierlijke cellen: niet
Middenlamel:
De wand tussen twee cellen, bestaat uit pectine.
Celorganellen - CELWAND
Plasmodesmata:
Openingen in de
celwand, waar stof
uitwisseling tussen de
cellen kan plaatsvinden.
Opdracht 50 t/m 56
MINDMAP
samenvatting film
celorganellen (21 min)
TABEL BLADZIJDE 45!!
Download