Economie Alles wat er gemarkeerd is Aanbod van arbeid - Aanbod van arbeid = werknemers Aanbod van arbeid = beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking (zelfstandig + werknemers) Werkloze beroepsbevolking = geregisterde werklozen Deelnemingspercentage = participatiegraad Deelnemingspercentage = beroepsbevolking / beroepsgeschiktebevolking * 100% Aanzuigeffect = de beroepsbevolking groeit omdat de kans op een baan groter is Ontmoedigingseffect = de beroepsbevolking daalt omdat de kans op een baan kleiner is Invloeden op het aanbod van arbeid - Demografische samenstelling - Demografische groei - Stand van de economie - Maatschappelijke opvattingen - Wetgeving - Aanzuigeffect - Ontmoedigingseffect - Organisatie van het arbeidsproces Vraag naar arbeid Totale vraag naar arbeid = alle werknemers + de vraag naar arbeidskrachten van zelfstandigen en vacatures Totale vraag naar arbeid = alle werknemers + zelfstandige + vacatures Concrete markt = een plek waar kopers en verkopers elkaar ontmoeten Abstracte markt = dat er geen plek is waar kopers en verkopers elkaar ontmoeten bv. www.marktplaats.nl Werkgelegenheid = werknemers + zelfstandige 1 arbeidsjaar = een volledige baan ± 40 uur p/a ratio geeft aan hoeveel personen er per arbeidsjaar werken personen / arbeidsjaar * 100% = p/a ratio krappe arbeidsmarkt = vraag is groter dan beschikbare arbeidsplaatsen ruime arbeidsmarkt = meer arbeiders dan dat er vraag is 2 soorten arbeidsmarkt 1) Krap Arbeidsvraag is groter dan arbeidsaanbod 2) Ruim Arbeidsvraag is kleiner dan arbeidsaanbod 4 soorten ondernemingsvormen 1) Eenmanszaak : ook met je eigenvermogen verantwoordelijk, er is maar 1 baas 2) Vennootschap onder firma (VOF) : meer eigenaren, ook met je eigen vermogen verantwoordelijk 3) Besloten vennootschap (bv) : niet meer met je eigenvermogen verantwoordelijk, geld in de zaak via de beurs maar de mensen die het hebben gekocht kunnen het niet meer doorverkopen 4) Naamloos vennootschap (nv) : niet meer met je eigenvermogen verantwoordelijk beurs genoteerde bedrijven vaak grote bedrijven Rijksbegroting = overzicht van de inkomsten en de uitgaven van het rijk Miljoenen nota = een soort samenvatting van de rijksbegroting Werknemers kunnen in een werknemersvakbond zitten. Werkgevers kunnen in een werkgeversvakbond zitten. Wat Centraal akoord Cao Individuele arbeidsovereenkomst Afgesproken door Vakcentrales Vakbonden – werkgeversbonden Werknemer + werkgever Niveau Landelijk Bedrijfsvak Werknemer (in het bedrijf) Arbeidsproductiviteit = Apt Aantal oorzaken voor de stijging van de Apt 1) Technische ontwikkeling: mechanisering (het gebruik van machines) en automatisering (het gebruik van computers, robots, e.d) 2) Arbeidsverdeling : bv. 1 persoon de fles vullen en iemand anders de dop er op draaien in plaats van 1 persoon alles laten doen 3) Specialisatie : iemand die alles af weet van computers programmeren maar niets van een koe melken Extra loonstijging = initiële loonstijging Loonsverhoging – inflatie = initiële loonstijging 3 soorten loonsstijgingen 1) (in cao) prijscompensatie : is even veel als de stijging van de prijzen 2) (in cao) initiële loonstijging : loonstijging omdat de Apt gestegen is 3) Incidentele loonstijging bv. Promotie N.B. arbeidstijdverkorting (ATV / ADV) betaald krijgen in vrije tijd Omzet = afzet x verkoopprijs Omzet = totale opbrengst Een eis van de vakbonden die ze altijd stellen is een verhoging van het loon Index = 100 Promotie = werkgelegenheid x Apt Met index Indexcijferpromotie = (indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer Apt) / 100 Substitutie = vervanging Kapitaalintensiever = meer machines in verhouding tot arbeiders Schaalvoordelen = kosten per product omlaag Productie omvang omhoog 3 dingen die een rol spelen in de concurrentie strijd 1) Prijzen 2) Kwaliteit 3) Infrastructuur Investeringen 1) Breedte-investering: verhouding arbeider : machines blijft gelijk 2) Diepte-investering: verhouding arbeider: machines veranderd N.L meer machines dan arbeiders Dan stijgt ook de Apt Hoofdstuk 5 extra voor pww 2 Werkenloosheid Officiële werkloosheid: 1. Geen werk wel op zoek naar werk. 2. minimaal 12 uur 3. binnen 14 dagen beschikbaar 4. ingeschreven bij het CWI Niet officiële werkloosheid: 1. Geen werk wel op zoek naar werk. 2. minimaal 12 uur 3. binnen 14 dagen beschikbaar EV = effectieve vraag = zijn de bestedingen = de optelsom van: alles wat consumenten kopen (C), alles wat bedrijven inverteren (I), alles wat de overheid besteed (O), alles wat het buitenland bij ons koopt (export) (E) =C+I+O+E Soorten werkeloosheid A) Conjuncturele werkenloosheid (Uc) Oorzaak: het feit dat mensen te weinig kopen EV is kleiner dan PC = productie capaciteit Bv 100 mln < 120 mln -> 20 mln onderbesteding 1000 banen < 1200 banen -> 200 conjuncturele werklozen B) Structurele werkloosheid (Us) Oorzaak: de manier van produceren 1. Kwantitatieve Us Is werkloosheid die onstaat omdat er meer mensen een baan zoeken dan dat er banen zijn 2. Kwalitatieve Us 1) Te geringe sociale mobiliteit Er is vraag naar loodgieters maar er is maar een politieagent. 2) Te geringe geografische mobiliteit Je baan is er wel vrij in Amsterdam maar jij woont in Maastricht 3) Seizoenswerkloosheid Werkloosheid die ontstaat doordat er in een bepaalde seizoenen minder werk is (Nederland = winter) 4) Frictiewerkloosheid Iegelijk werkloosheid waar je zelf voor kiest omdat je baan niet meer bevalt (inmiddels werkloosheid van korte duur) Bezettingsgraad = werkelijke productie / productie x 100% 1. Tussen beroepen -> sociale mobiliteit Arbeidmobiliteit 2. Regionaal mobiliteit -> geografische mobiliteit 3. van niet werken naar wel werken De wig 1 = loonkosten 2 = nettoloon 3 = belastingen 4 = sociale premies werkgever 5 = sociale premies werknemer Bv Loonkosten = 1000 € Nettoloon = 600 € Dus de wig is 400 € De wig kan je ook berekenen door de belastingen + sociale premies werkgever + sociale premies werknemer te doen in het voorbeeld is dat dus 400 € Brutoloon = nettoloon + belastingen + sociale premies werknemer Wig = het verschil tussen de loonkosten en het nettoloon. Deeltijd, arbeidstijd en flexibilisering om de werkloosheid te verminderen Deeltijd = een vast aantal uren per week werken (altijd minder dan een volle baan) Zo passen er dus meer mensen in een arbeidsjaar Arbeidstijdverkorting (ATV) Arbeidstijd = het aantal uren dat een werknemer met een volledige baan per week werkt De bedrijfstijdverlening heeft een financieel voordeel; omdat machines langer draaien dalen de machine kosten per product - - - Atv-dagen Bij veel bederijven is de werkweek 38 uur. Werknemers werken dan vaak 5 dagen per week 8 uur per dag. Een maal in de 4 weken hebben ze dan recht op een vrije dag (een atv-dag) Roostervrije dagen Sommige bedrijven zijn op bepaalde dagen helemaal gesloten. Zo zijn veel bedrijven tussen kerst en Nieuwjaar dicht. De arbeidstijd per jaar wordt hierdoor verkort Studieverlof Door het instellen van de mogelijkheid tot studieverf, wordt de arbeidstijd over een heel leven verkort. Er zijn plannen om elke werknemer bijvoorbeeld één jaar in zijn leven recht te geven op studieverlof. Verlenging van de arbeidstijd Na 1949 zijn er allemaal verlengen van de arbeidstijd gedaan Flexibilisering Bv Is het versoepelen van het ontslagrecht Is het loslaten van vaste werktijden en vaste werkdagen Het verschil tussen deeltijdwerken flexibel werk is dat flexibel werk het aantal uren niet vastligt.