10] homo economicus of zoön politikon ? ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ door de geschiedenis heen (vooral sinds de 18e eeuw) is de mens op diverse manieren getypeerd: homo faber, homo ludens, homo economicus, homo symbolicum, homo loquens, homo reciprocans, etc. 1 Aristoteles typeerde de mens in de 1e plaats als zoön politikon: een sociaal-politiek dier de mens kan zichzelf niet ontplooien buiten de samenleving; de sociale context waarbinnen hij functioneert in de sociale en politieke filosofie van na de middeleeuwen wordt de mens meer gezien als individu Thomas Hobbes (1588-1679) schetst de mens als een wolf voor zijn medemens: "homo homini lupus est" 2 in zijn boek Leviathan (1651) beschouwt hij het sociaal contract als een keuze uit twee kwaden ook John Locke's theorie van het sociaal contract (1689) gaat uit van rationeel welbegrepen eigen-belang ook in economische theorieën verschijnt de mens als in de 1e plaats calculerend (homo economicus) "It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker that we expect our dinner, but from their regard to their own interest" (Adam Smith: The Wealth of Nations, 1776) deze theorieën zijn gebaseerd op aannames die later gevat worden onder de naam rationele-keuze-theorie "individuen baseren hun keuze op een rationele afweging waarvan ze het beste resultaat voor zichzelf verwachten" een invisible hand zorgt ervoor dat het nastreven van individuele belangen bijdraagt aan het algemeen belang zodoende leiden individualisme en rationaliteit tot vrijheid, emancipatie en vooruitgang niet de gemeenschap of de traditie, maar het rationele subject vormt het uitgangspunt voor de Verlichtings-filosofie de rationele-keuze-theorie is een belangrijke aaname binnen de sociale wetenschappen en de economie deze vorm van rationaliteit wordt door Weber en Habermas instrumentele rationaliteit genoemd: behartiging van het eigenbelang is doel op zich, andere(n) zijn daarbij slechts middel het streven naar individuele vrijheid lijkt een keerzijde te hebben: teloorgang van sociale cohesie en solidariteit onttovering van de wereld (Weber) lijkt een killer wereldbeeld en mensbeeld met zich mee te brengen in de 19e & 20e eeuw radicaliseert het streven naar individuele vrijheid & emancipatie t.o.v. gemeenschap & traditie ideeën als het subject, rationaliteit, vooruitgang en het sociaal contract komen onder verdenking te staan Marx, Nietzsche, Freud en Foucault wantrouwen ideologische grondslagen en wijzen op de rol van sociale macht Marx: "de heersende ideologie is altijd de ideologie van de heersende klasse" Nietzsche: "waarheden zijn illusies waarvan men vergeten is dat het illusies zijn" Freud 3: "das Ich ist kein Herr in seinem eigenen Hause", maar precair schipperen tussen "Es" en "Über-ich" Foucault: "het belangrijkste is momenteel niet om te ontdekken wat wij zijn, maar om te weigeren wat wij zijn" maar niet alleen de filosofie en de mens-wetenschappen voedden de onheimlijkheid van het moderne denken ook de evolutie-theorie droeg bij aan een mensbeeld dat niet leek op dat van Aristoteles en het christendom de term survival of the fittest (Herbert Spencer's omschrijving van natuurlijke selectie) speelde daarbij een rol in Thomas Henry Huxley's versie van de evolutie-leer verscheen de mens zoals beschreven door Thomas Hobbes volgens Frans de Waal (Nederlands bekendste primatoloog) is Huxley de vader van de vernis-theorie: het idee dat beschaving en moraal een dun laagje verf zijn op een van nature immorele menselijke aard begin 20e eeuw worden het sociaal-darwinisme en de eu-genetica populaire stromingen: Leonard Darwin (de zoon van), Winston Churchill (Brits premier), Alexander Graham Bell (uitvinder van de telefoon), Herbert George Wells (War of the Worlds), Theodore Roosevelt (president V.S. 1901-1909), John Maynard Keynes (econoom) na WO2, en vooral na de jaren '70, maken de socio-biologie en genetica hun opwachting: zoals Nietzsche, Freud, het structuralisme en het post-modernisme het subject hadden ontmanteld, zo ontmantelt de socio-biologie het organisme mens; Richard Dawkins' The Selfish Gene spreekt boekdelen 76 eind 20e eeuw zijn er vraagtekens geplaatst bij de eenzijdige nadruk op het streven naar individuele vrijheid m.a.w: klopt het beeld van de mens als homo economicus wel? of is hij meer een zoön politikon? in de economie bijv. worden er vraagtekens gezet bij een centraal dogma: de rationele-keuze-theorie "The rejuvenation of economics necessitates developing a different methodology, one which pays attention to the aspects of social sciences which distinguish them from natural sciences. We need a method which recognizes that people are not atoms and that society is not a laboratory." (Donald C. Lavoie; 1977, p. 325) ook heeft primatologisch (= aap)-onderzoek de afgelopen decennia minder grimmige inzichten opgeleverd studie naar gedrag van apen heeft ons veel geleerd over gedeelde intentionaliteit, samenwerking, misleiding, etc ook vergelijkingen tussen apen en kinderen heeft veel kennis opgeleverd over overeenkomsten en verschillen twee interessante onderzoekers hierin zijn Frans de Waal (Chimpanzee Politics) en Michael Tomasello . moreel instinct, wederkerig altruïsme, intentionaliteit en bewustzijn Frans de Waal bekritiseert de vernis-theorie, zoals hij die identificeerd bij Thomas Huxley hij bestrijdt het idee dat moraliteit een dun laagje beschaving is over een a-morele kern deze vernis-theorie overdrijft de zelfzuchtige rol in het proces van natuurlijke selectie, en gaat bovendien voorbij aan het onderscheid tussen eigenbelang en zelfzuchtigheid de vernis-theorie is te typeren aan de hand van de volgende aannames: a) de mens is van nature bestiaal, slecht, zelfzuchtig, en behandelt anderen dus onbehoorlijk b) toch zien we dat mensen elkaar vaak goed behandelen c) als de mens van nature slecht is, moet goed gedrag cultureel zijn: een dun laagje beschaving De Waal keert dit om: de mens is van nature goed, een erfenis van onze niet-menselijke voorouders de ethologie toont ons dat de mens van nature onbaatzuchtig handelt, niet op grond van rationaliteit er is nooit een punt geweest in de evolutie waarop de mens ineens sociaal is geworden sociaal gedrag is er altijd al geweest; is niet exclusief menselijk, maar overvloedig aanwezig in het dierenrijk - olifanten en apen rouwen als een soortgenoot sterft - een hond waagt zijn leven door een aangereden maatje van de snelweg te duwen - een bonobo probeert een spreeuw weer te laten vliegen - dolfijnen redden een drenkeling in De aap en de filosoof (2006) stelt hij dat moraliteit een uitvloeisel is van dierlijke sociale instincten we delen met chimpansees en bonobo’s een zeker altruïsme en empathie maar op basis van de evolutie-leer en socio-biologie zou je toch in 1e instantie egoïstische wezens verwachten; waarom zijn wij vaak altruïstisch en streven wij naar moreel gedrag? altruïsme 4 bij mensen en (sommige) apen is niet louter op basis van genetische verwantschap wederkerig altruïsme beantwoord coöperatief gedrag met coöperatie, en bestraft egoïsme met egoïsme 5 dit voor-wat-hoort-wat-principe vereist een goed geheugen: profiteurs moeten gemeden worden bij wederkerig altruïsme is sprake van individuele herkenning, en dus van bewustzijn en geheugen 6 individuen in de groep gaan transacties met elkaar aan, maar de verrekening vindt niet altijd gelijktijdig plaats om niet te investeren in free-riders (profiteurs) is herkennen van, en anticiperen op dat gedrag noodzakelijk verzaken en bedriegen moet niet worden beloond, anders valt het systeem uit elkaar (Cosmides & Tooby) leden van de groep die meer nemen dan geven (free-riders) worden buitengesloten bij mensen zijn de relaties nog complexer: het is belangrijk aardig gevonden te worden / goed bekend te staan lof en blaam scheppen morele dimensies; het goede is 'dat wat wij allen prijzen' en het slechte 'wat wij afkeuren' (al geopperd door Darwin in "de afstamming van de mens") 77 intentionaliteit en bewustzijn hebben veel met elkaar te maken; zoals John Searle het omschrijft is intentionaliteit: - een geheel van geestelijke toestanden die zich richten op voorwerpen of toestanden in de realiteit - de intentionele handelingen (waaronder ook perceptie) die gedreven worden door die intentionele toestanden er wordt onderscheid gemaakt tussen niveau's / levels van intentionaileit 7 1e-orde intentionaileit = gerichtheid op een doel of object, een voorwaarde voor bewust streven ik richt mijn aandacht op iets (een ding, een gebeuren, een actie van iemand) e 2 -orde intentionaileit = een theory of mind hebben, d.w.z. intentionaileit aan anderen toekennen ik leef mij in; besef dat die ander ook intentioneel is (zijn aandacht richt op iets) e 3 -orde intentionaileit = weten dat anderen ook een theory of mind hebben: "ik weet dat jij weet dat ik..." ik besef dat die ander zich ook realiseert dat ik intentioneel mijn aandacht richt dit kunnen we uitbreiden... zo ontstaat een gedeelde wereld / gedeelde voorstelling van de werkelijkheid dit is een voorwaarde voor zowel communicatie, alsook deceptie (liegen / vals spelen) interessant fenomeen is de socio-biologische theorie over het menselijk oog: the cooperative eye hypothesis deze stelt dat mensen zo gericht zijn op / afhankelijk zijn van samenwerking dat misleiding ondergeschikt is wanneer groeps-genoten niet weten waar je aandacht op is gericht kan dat een voordeel zijn (zoals bij apen) apen hebben geheel zwarte ogen, en zien alleen waar een groeps-genoot naar kijkt als hij zijn hoofd draait maar bij mensen lijkt het contrast tussen iris en oogwit functioneel voor 3e-orde intentionaileit dit maakt misleiding moeilijker, maar gedeelde intentionaliteit gemakkelijker! m.a.w: mensen zien aan elkaars ogen waar ze intentioneel (al dan niet) op gericht zijn zelf-bewustzijn (selfhood) ontstaat als dieren groepsgenoten als actoren gaan beschouwen: 1] elkaars gedrag gaan interpreteren, d.w.z. het gedrag van de ander in de nabije toekomst voorspellen, en er daarbij vanuit gaan dat de ander intenties (iets in de zin), en een perspectief heeft (theory of mind) 2] hun eigen gedrag een andere kant op kunnen sturen dan hun directe impulsen ingeven beide aspecten hangen nauw met elkaar samen, en maken strategisch handelen (ook misleiding) mogelijk 8 complexere samenwerking met gedeelde intentionaliteit en wederkerigheid zien we alleen bij mensen 9 experimenten van Michael Tomasello tonen aan dat peuters iets kunnen wat (mens)-apen niet kunnen mensen-kinderen zijn al op zeer vroege leeftijd in staat tot coöperatie (2e & 3e-orde intentionaileit) daarbij zijn zij niet alleen uit op de (fysieke) beloning, maar lijkt samenwerking een doel op zich ook bonobo's kunnen samenwerken om voedsel te bemachtigen, maar degene die het voedsel krijgt houdt het peuters werken samen, en delen de buit vervolgens ook samen: egoïsme wordt ervaren als onrechtvaardig! kinderen lijken al op vroege leeftijd veel socialer dan apen ooit kunnen worden! de Waal's model van de evolutie van het inlevingsvermogen: het matroesjka-model 1] het evolutionair oudste niveau van empathie is reflexmatig (spiegelneuronen) je bent op neuraal niveau direct met de ander verbonden (= empathie) 2] begrip van de reden van de emotie van een ander (reconstructie van de motivatie) 3] innemen van het perspectief van de ander / je verplaatsen in de ander (= sympathie) maar onze moraliteit is niet (alleen) gebaseerd op een rationele afweging tussen voor- en nadelen de evolutie heeft ons (net als andere dieren) opgezadeld met emoties (evolutionair stabiele strategieën) zo kan de dispositie moedergevoel opspelen op een moment dat het evolutionair niet relevant is De Waal beschrijft hoe bonobo Kuni probeert een gewonde vogel te helpen met vliegen vliegen is geen deel van het aap-zijn, dus is dit geen zelfzuchtige empathie of 'emotionele besmetting' emotionele reacties zijn de bouwstenen van de menselijke moraal (schaamte, verontwaardiging, woede) bijv: het tonen van schuld door schaamte is bedoeld om woede af te wenden dit is een emotie die zo diep verankerd is dat je hem niet kan veinzen, noch onderdrukken 78 moraliteit komt dus niet voort uit rationaliteit, maar maakt deel uit van het sociale systeem a) we zijn sociale wezens, levend in complexe sociale groepen b) overleven hangt af van onderlinge coördinatie en samenwerking c) taal geeft de mogelijkheid om verleden, heden, toekomst en fictieve scenario's in te beelden dit schept mogelijkheden het eigen gedrag te plannen en het gedrag van anderen te beïnvloeden d) mensen kunnen situaties gezamenlijk evalueren nurture is our nature (opvoeding is onze natuur; Jan Bransen) ons 'persoon-zijn' kan niet los gezien worden van de sociale context / interactie het persoons-begrip is niet metafysisch (ontologisch / kentheoretisch), maar moreel-politiek de mens is geen individu ("ik denk dus ik ben") maar tot op het bot sociaal: "jij bent dus ik ben" een 'ik' met reactieve attitudes: empathie, sympathie (medeleven), schuld, schaamte, erkenning, bewondering in de loop van het leven leert een persoon zijn morele emoties in de juiste context op gepaste wijze in te zetten leden in de groep zien erop toe dat er adequaat op elkaar wordt gereageerd: gestraft, beloond, getroost, etc. mensen vormen een morele gemeenschap waarin de leden elkaar op hun gedrag aanspreken wederkerigheid (voor wat hoort wat / oog om oog) en praktische oriëntatie staan daarbij centraal zelf-bepaling is dus geen individuele aangelegenheid, maar iets wat altijd in sociale inter-actie tot stand komt wordt mede bepaald door de reacties van anderen, in een complexe dynamische sociale praxis (praktijk) wat een menselijke persoon tot mens maakt is dat hij deel uitmaakt van een gemeenschap van morele actoren d.w.z. dat leden van zo'n gemeenschap elkaar verantwoordelijk houden voor, en aanspreken op hun gedrag dieren (hoe intelligent ook) kunnen hier niet aan voldoen: olifanten, noch dolfijnen, noch apen alleen kinderen kunnen gepast en persoonlijk reageren op morele eisen vanuit de mensen-gemeenschap 10 opvoedbaarheid is typisch aan de mens, en heeft zowel een normatieve als een verklarende dimensie normatief: als ik iemand (d.m.v. morele emoties) aanspreek op zijn gedrag eis ik dat hij zich betert verklarend: ik veronderstel dan dat deze persoon capabel is om zijn gedrag aan te passen aan de eisen menselijkheid is dus zowel een veronderstelde eigenschap, als een appèl; een oproep tot menselijkheid en deze oproep werkt nou eenmaal niet bij niet-mensen 3 kwesties: 1] de verklarende kracht van de toeschrijving van opvoedbaarheid 2] de morele status van het verschil tussen mens en niet-mens 3] wat is opvoedbaarheid? "de mens is opvoedbaar omdat hij capabel is om zijn gedrag aan te passen aan morele eisen van de groep" lijkt een cirkel-redenering / tautologie: de verklaring is tevens de betekenis van het woord opvoedbaarheid het 'vermogen' tot opvoedbaarheid is geen inherente, maar een relationele eigenschap opvoedbaarheid zit niet alleen in onze genen, maar vooral in de morele ruimte die we delen (= cultuur) het 'zelf' is gesitueerd: staat in een perspectivische relatie tot de wereld, verhoudt zich tot de wereld zelf-bepaling = oriëntatie / vaststelling / bepaling van het 'zelf' in de sociale ruimte een beroep doen op de ander en zelf-bepaling gaan hand-in-hand, zijn 2 kanten van dezelfde medaille: door grenzen aan te geven begrens je de ander en bepaal je jezelf, geef je aan waar je staat de essentie van de mens is dat hij deel uitmaakt van een morele ruimte, en daar zijn 'zelf' aan ontleent persoon zijn is dus niet synoniem met mens in de zin van lidmaatschap van homo sapiens een appèl kunnen doen op iemand en verantwoordelijkheid veronderstellen opvoedbaarheid aansluiten bij, en afstemmen op de ander betekent voordurende inter-actie en reflectie - de mens is een sociaal wezen (Aristoteles: zōon politikon) dat deel uitmaakt van een morele gemeenschap - de mens is een redelijk wezen (Aristoteles: zōon logon echon) dat in staat is zijn 'zelf' te bepalen - de mens leert door ervaring zijn redelijkheid te ontwikkelen tot sociaal-praktisch inzicht (Aristoteles: phronesis) 79 1 http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_alternative_names_for_the_human_species Plautus (254-184 v.Chr.) maakte deze vergelijking al 1800 jaar eerder. Sloterdijk legt een verband tussen individualisme, wantrouwen en het subjectobject dualisme enerzijds, en de sociaal-politieke ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande onzekerheid gedurende de moderniteit anderzijds. 2 3 Jung over Freud: "Als een oudtestamentisch profeet heeft hij de taak op zich genomen om valse goden ten val te brengen, om bergen oneerlijkheid en huichelarij te onthullen en zonder erbarmen de psychische verdorvenheid van zijn tijd aan het licht te brengen" sommige van zijn leerlingen (Melanie Klein, Jacques Lacan, Wilfred Bion) hebben ook de ‘subversieve’ Freud verdedigd 4 sluit survival of the fittest niet elke vorm van altruïsme uit? wat is altruïsme? ► symbiose / mutualisme = samenwerking tussen soorten vanuit eigenbelang symbiose (geïntroduceerd door Albert Frank / Bennett in 1877) lijkt een vorm van altruïsme inter-afhankelijk samenleven van soorten met verschillende belangen, die door de ander behartigd worden bijv. mutualisme: ossenpikkers (vogels) ontdoen nijlpaarden en runderen van hun parasieten dit is een vorm van overlappend eigenbelang, dus geen altruïsme in de zin van opoffering ► eusocialiteit / kin selection / green-beard effect = bevoorrechting van genetisch verwanten in de populatie Darwin suggereerde dat onvruchtbaarheid van werkstermieren ten goede komt aan de groep (Buskes p.122) sinds de moderne synthese wordt dit genuanceerd: gaat niet om de groep, maar om (genetisch) verwanten W.D. Hamilton (The genetical evolution of social behaviour", 1964) & E.O. Wilson (Sociobiology, the new synthesis; 1975) geven een socio-biologische verklaring: vliesvleugelige insecten hebben een speciaal soort verwantschaps-relaties waardoor werksters onderling ‘meer genen delen’ en nauwer verwant zijn; 2 nakomelingen van een broer of zus wegen op tegen 1 eigen kind dit maakt een taakverdeling en specialisatie binnen de groep mogelijk: daarom zijn werkster-mieren steriel behalve mieren, bijen en wespen zijn ook termieten en naakte molratten eusociaal individuen zijn onbaatzuchtig (altruïstisch) t.o.v. elkaar in de mate dat ze genen voor dat nepotisme delen; iets dat Richard Dawkins verheldert met een voorbeeld: "green-bearding" ook eusocialiteit is geen altruïsme: het gaat om eigenbelang; niet van het individu, maar van het erfelijk materiaal en volgens de new synthesis is dat waar het in de evolutie uiteindelijk om draait: genen ► reciprook altruïsme (voor-wat-hoort-wat) = zelfopoffering met uitgestelde wederkerigheid gaat om samenwerken en betrouwbaarheid; alleen bij sociale zoogdieren met bewustzijn en geheugen een ander soort altruïsme (dat Darwin bij honden en apen zag) heeft weinig te maken met nepotisme of genen, maar vooral met geheugen, bewustzijn, en spel-theorie: in 1971 (100 jaar na "de afstamming van de mens") beschrijft Robert Trivers het mechanisme achter altruïsme bij niet direct genetisch verwante dieren: langlevende dieren met een geheugen kunnen elkaar helpen, omdat ze hun onderlinge diensten onthouden op basis van Trivers’ theorie van reciprook altruïsme deed Frans de Waal in de jaren '70 primaat-onderzoek in deze ‘voor-wat-hoort-wat’ relatie speelt geheugen een rol: niet het DNA, maar het bewustzijn slaat informatie op zo werkt evolutie een tandje sneller: ik leer binnen mijn eigen leven wie ik kan vertrouwen en wie niet... 5 wederkerig altruïsme is dus niet hetzelfde als mutualisme of symbiose, noch eusocialiteit of kin-selectie Ernst Mayr (1904-2005) onderscheidt organismen met open en gesloten gedrags-repertoire beide zijn genetisch bepaald, maar gesloten programma's liggen geheel besloten in het genoom open programma's bieden meerdere opties, en het systeem kan leren van gemaakte keuzes dit zien we bijna alleen bij gewerfelden (vogels, zoogdieren) zij hebben een autonoom oriëntatie- en beslissings-centrum: zintuigen, zenuwstelsel, hersenen, emoties en kunnen dus zelf, relatief los van genetisch gedetermineerde instincten, inspelen op de situatie cultuur-fenomenen worden niet overgeërfd, maar gekopieerd, wat het tempo van de evolutie enorm opschroeft! R. Dunbar heeft onderzocht dat bij primaten de groeps-grootte altijd correleert met de grootte van de hersenen: hoe complexer sociale verbanden, hoe groter het brein; belangrijk de eigen status en die van anderen te monitoren 6 intentionaliteit en bewustzijns-inhoud zijn vrijwel synoniem: wij zijn ons altijd bewust van iets intentionaliteit is fenomenologisch: de mentale gerichtheid op iets, heeft een verwijzing of bedoeling (inhoud): een voorstelling hebben van iets, bang zijn voor iets, iets geloven, iets begeren, iets beoordelen, etc. intentionaliteit kan ook betrekking hebben op de bewustzijns-inhoud van een ander: 2e-orde intentionaliteit en ook op het besef dat de ander zich bewust is van het feit dat ik me bewust ben van zijn intenties: 3e-orde 7 een aap ziet een banaan, kijkt of (de) andere (dominante) aap/apen die ook zien zo niet dan leidt hij deze af (om de tuin) en wacht zijn kans af om de banaan te bemachtigen zie ook: Frans de Waal: Intentional deception in primates 8 9 10 Michael Tomasello: Origins of Human Collaboration and Shared Intentionality wat niets zegt over andere dieren en hun gemeenschap; er is geen absoluut, maar een gradueel verschil 80