TRAININGSCHEMA EN INFORMATIE VOOR DE GEVORDERDE 5 KM LOPER Hardlopen is de manier om fit te worden en te blijven. Het helpt bij het beheersen van het gewicht. In heel het land worden loopevenementen georganiseerd. Leuk om aan mee te doen. Het geeft je een doel om voor te trainen en dat is vaak een gewenste stok achter de deur. De inspanning waarmee je loopt is belangrijk voor het trainingseffect. Er zijn twee methodes waarmee je de inspanning kunt “meten”. Zo is er de praattest. Wanneer je met gemak kunt praten en je het gevoel hebt dit nog urenlang vol te kunnen houden, voer je de bewegingsactiviteit op een lichte intensiteit uit. Praten met een enkele pauze betekent een matige intensiteit. Als praten moeilijk wordt, met veel onderbrekingen, dan train je op dat moment op een zware intensiteit. Je kunt ook je hartslag gebruiken. Wanneer je geen gebruik maakt van een hartslagmeter (hartslaghorloge) is het nodig om de activiteit te onderbreken om de hartslag te meten. Je kunt de hartslag opnemen aan de pols, in de hals of bij de borst. De polsslagader bevindt zich twee a drie centimeter onder de pols, in het verlengde van de duim. Plaats de topjes van de wijs- en middelvinger over de slagader en oefen een lichte druk uit. Tel gedurende 6 seconden de hartslagen (tijd aflezen op horloge met seconden aanduiding) en vermenigvuldig het aantal slagen met 10. Verhoog of verlaag uw inspanning om in de gewenste zone te trainen. VARIATIE HOUDT TRAINEN LEUK. JE KUNT DAARBIJ KIEZEN UIT DE VOLGENDE METHODEN: DUURLOPEN: over kortere en langere afstanden. Bij een duurloop bereik je een trainingsprikkel wanneer je minimaal 20 minuten hardloopt met een hartslag op minimaal 70% van je maximale hartslag. Zie tabel: INTERVALMETHODE: Bij de interval methode laat je kortere afstanden afwisselen met langere afstanden. En varieer je in de intensiteit door op het intensieve gedeelte met een hogere hartslag te lopen als bij de duurloop, bijvoorbeeld 74%-88%. En vervolgens laat je in de pauze de hartslag dalen tot 50-60 % van je maximum. Naarmate de getraindheid toeneemt moet je steeds harder lopen om de hoge waardes te bereiken. En zal de hartslag in de pauze sneller dalen. Laat je hartslag bepalen of je pauze erop zit en niet de tijdsduur van de pauze. FARTLEK: De fartlekmethode is het spelen met de snelheid, aangepast aan het landschap. In zijn meest originele vorm is het een afwisseling van belasting en herstel, met gebruikmaking van natuurlijke hindernissen (heuvels, ruiterpaden, strand). Je loopt een bepaald tempo, wordt moe en gaat vervolgens langzamer lopen om te herstellen. OPWARMEN EN AFKOELEN Een loper bereidt zich voor door een warming-up. Eerst heel rustig inlopen. Daarna volgen losmaak-, rek- en krachtoefeningen, voordat met het programma kan worden begonnen. Onmiddellijk na de training moet worden begonnen met het rustig uitlopen om het lichaam weer tot rust te laten komen. U kunt eventueel snel wandelen en afsluiten met enkele reken krachtoefeningen. OPMERKINGEN BIJ HET SCHEMA Zorg met name in de trainingen waarin je wandelpauzes hebt, voor goede kleding die droog blijft en waarin je niet afkoelt. Probeer een loopmaatje te vinden. Samen lopen is veel leuker! Houd een lopersdagboek bij waarin je elke training opschrijft Volg het trainingsschema maar vergeet hierbij niet de invloed van ziekte, werkdruk en sociale verplichtingen. Verander het schema als je je niet fit voelt. Controleer regelmatig de vorderingen door meting van het gewicht, de polsslag en de gelopen tijden. Dit werkt zeer motiverend. Elke training begint met een warming up en je sluit elke training af met een cooling down. Train bij voorkeur niet op twee achtereenvolgende dagen. Een optimale rust en trainingseffect krijg je (bij twee trainingen in de week) wanneer je om de drie of vier dagen hardloopt. Het trainingseffect wordt nog versterkt wanneer je op andere dagen in de week fietst of aan fitness doet. De 80 meter sprintjes waarmee je enkele trainingen afsluit moeten zeker niet op 100% van je kunnen gelopen worden. Versnel rustig tot ongeveer 70% van je maximale snelheid, vertraag daarna tot een rustige dribbel. (intensiteit 1-2) en herhaal dit nog twee maal. Vervolgens doe je de cooling down. SCHEMA Dag 1 (bijvoorbeeld op zondag) 5KM Dag 2 (bijvoorbeeld op woensdag) Week 1 duurloop 30 min. intensiteit (2) aansluitend voorzichtige sprint van 80 meter (3) 4 x 8 min intensiteit (3) pauze: 4 min. wandelen (1) Week 2 duurloop 35 min. rustig (2) Week 3 Week 4 Week 5 5 x 8 min. vlot; (3) pauze 3 min. wandelen 2 x 20 min. (2) er tussen pauze 8 min. (1) duurloop 45 min. (2) aansluitend 3 x 80 meter sprint (3) 4x 6 min. (3) 1 min. wandelen tussen de interval (1) duurloop 25 min. (2) pauze: 5 min. Wandelen (1) duurloop 10 (3)! pauze: 5 min. Wandelen (1) duurloop 10 min (2) duurloop 30 min. (2) aansluitend 3 x 80 m sprintjes (3) duurloop 40 min. Rustig (2) 5 x 8 min. (3); ertussen wandelen 3 min. (1) duurloop 25 min. (2) Week 6 Week 7 Week 8 duurloop 50 min. (2) Week 9 duurloop 40 min. (2) Week 10 4 min. (2) - 8 min. (3) - 12 min (2)- 16 min (3). - 10 min. (2) - 5 min. (3) 1 min. wandelen tussen de interval (1) duurloop 30 min. (3) aansluitend 3 x 80 m sprint (3) duurloop 55 min. (2) aansluitend 3 x 80 meter sprint (3) duurloop 40 min. (2) aansluitend 3 x 80 meter sprint (3) Week 11 Week 12 Week 13 duurloop 35 min. (2) duurloop 30 min. (2) aansluitend 3 x 80 m sprint (3) 2 min. - 4 min. - 6 min. - 8 min. - 10 min. - 6 min. -3 min. (3) 1 min. wandelen tussen de interval (1) duurloop 50 min. (2) aansluitend 3 x 80 meter sprint (3) duurloop 45 min. rustig 5 x 8 min. (3) pauze 3 min. Wandelen (1) duurloop 30 min. (2) duurloop 30 min. (2) VERKLARING INTENSITEIT Praattest Hartfrequentie Intensiteit (1) Intensiteit (2) Intensiteit (3) Praten is makkelijk Praten met enkele onderbrekingen Praten met veel onderbrekingen 50-60% van max hf 61-73% van max hf 74-88% van max hf