Mno S&V Samenvatting 1.2 RECHTSVORMEN Wat er vastgesteld moet zijn in een organisatie: - Wie de leiding heeft. - Wie er aansprakelijk is. - Hoe er besluiten worden genomen - Of er belasting moet worden betaald - Hoe de organisatie wordt opgericht - Hoe de organisatie beëindigd wordt Niet-commerciële organisaties: - de vereniging - de stichting (Geen leden, wel een bestuur) Als niet commerciële organisatie mag je wel winst maken. Hier moet je belasting over betalen en meestal word het geld gebruikt om de vereniging/stichting in stand te houden. Commerciële organisaties: -De naamloze vennootschap (NV) -De besloten vennootschap (BV) -De eenmanszaak Rechtspersoonlijkheid: De BV, NV, stichting en vereniging zij organisaties met rechtspersoonlijkheid. Een onderneming met rechtspersoonlijkheid is niet aansprakelijk voor de schulden van die onderneming. 1.4 DE STICHTING Coöptatie in stichting: Bij een nieuwe stichting benoemd het algemeen bestuur zichzelf, dit heet coöptatie. Naast dit algemeen bestuur is er ook vaak een dagelijks bestuur dat beslissingen neemt over minder belangrijke zaken. Wel blijft het dagelijks bestuur verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur blijft het wettelijk bestuur. Bij bijvoorbeeld een school word een Directeur aangesteld als dagelijks bestuur. Notariële Akte: Een door een notaris opgemaakt stuk volgens wettelijke eisen. In deze akte worden de statuten van een stichting opgenomen. Zolang de stichting niet ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel (KvK), is iedere bestuurder persoonlijk aansprakelijk voor zijn schulden. Structuur: Een vereniging is een samenwerkingsvorm tussen 2 of meerdere personen. Verenigingen worden opgericht voor onbepaalde tijd en zijn in hun voortbestaan niet afhankelijk van 1 of enkele personen. Kenmerkend voor de vereniging is dat de leden deelnemen aan de besluitvorming in de vereniging. Voor het oprichten van een vereniging zijn tenminste 2 personen nodig. De ALV is het hoogste besluitvormingsorgaan. De directie voert de taken uit onder verantwoordelijkheid van het bestuur. 1.5 DE VERENIGING VVR en VBR: Er word verschil gemaakt tussen verenigingen: Formele verenigingen zijn verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid (VVR). Informele verenigingen zijn verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid (VBR). De bestuurders van een VBR zijn persoonlijk verantwoordelijk voor alle schulden die de vereniging maakt. Bij het oprichten van een VBR hoeven er geen statuten vast gelegd te worden. Bij een VVR zijn de volgende statuten op papier gezet: - de naam en plaats van de vestiging - het doel van de vereniging - de wijze van benoeming en ontslag van bestuursleden - de bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding. Een VVR is verplicht om in te schrijven bij de kamer van koophandel. Het bestuur: Het bestuur is belast met: - Het financiële beheer van de vereniging (verplichte boekhouding en jaarverslag) - Het vertegenwoordigen van de vereniging naar buiten toe. - Het voorbereiden van de besluitvorming en de zorg voor het goed functioneren van de vereniging. - Het uitvoeren van besluiten van de a.l.v.. De a.l.v. is wettelijk belast met het benoemen, schorsen en ontslaan van bestuursleden en het nemen van besluiten tot wijziging van de statuten en het ontbinden van de vereniging. Ook kunnen er andere bevoegdheden worden toegekend aan het bestuur, dit moet wel worden opgenomen in de statuten of in het huishoudelijk reglement van de vereniging. Verschil in zeggenschap en besluitsvorming: Stichting: Bestuur stelt zichzelf aan. Bestuur bepaald het beleid. Geen leden. Vereniging: Bestuur word gekozen door de ALV. ALV bepaald het beleid. Leden. 1.6 DE FINANCIERING VAN NIET-COMMERCIËLE ORGANISATIES Niet-commerciële organisaties zijn financieel aangewezen op: -contributies van leden -giften en sympathisanten -bijdragen van de overheid (subsidie) -sponsoring door het bedrijfsleven -extra gelden uit commerciële activiteiten Hiernaast kunnen ze ook leningen afsluiten bij de bank. Sommige organisaties zijn geheel aangewezen op bijdragen van de overheid zoals een school. Het rijk is wettelijk verplicht de financiering van het onderwijs voor haar rekening te nemen. Verschillende subsidies: Outputfinanciering: -Lumpsumfinanciering: bijvoorbeeld een school krijgt op basis van het aantal leerlingen dat zij opleiden een bepaald bedrag waarmee ze de school moeten bekostigen. -Budgetfinanciering: De geldgever stelt vooraf vast wel bedrag de instelling (bijvoorbeeld ziekenhuis) krijgt en welke prestaties hier tegenover moeten staan. Tekorten moet de instelling zelf aanvullen. Inputfinanciering: -Financiering op declaratie basis: Men kijkt wat er nodig is om bijvoorbeeld het onderwijs te verzorgen, op basis daarvan word een bedrag beschikbaar gesteld. 1.8 LEASEN Operational Lease: -Geleasde object blijft juridisch en economisch eigendom van de verhuurder (lessor) -De huurder kan het leasecontract op korte termijn opzeggen. (lessee) -Verhuurder zorgt voor onderhoud en vernieuwing van het object. Financial lease: -lange looptijd en tussentijds niet opzegbaar -economisch eigendom van lessee (moet dus zorgen voor onderhoud etc.) -juridisch eigendom van lessor. Na afloop van de leaseperiode kan de lessee: -het object kopen voor een symbolisch bedrag (Meestal €1,-) -Het leasecontract voortzetten -object teruggeven aan lessor 2.1 DE BALANS Een balans geeft een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een organisatie op één bepaald tijdstip. De inventaris is de inboedel van een bedrijf en bestaat uit dingen die langer dan 1 jaar meegaan. Activa: De activa kunnen verdeeld worden in: - Vaste activa (=bezittingen die langer dan 1 jaar meegaan) - Vlottende activa (=bezittingen met een looptijd korter dan 1 jaar) - Liquide activa (=bezittingen waarmee je kunt betalen) Passiva: De passiva worden onderverdeeld in eigen en vreemd vermogen: - Eigen vermogen (=geld waarover de vereniging altijd kan beschikken) - Vreemd vermogen (=geld wat de vereniging geleend heeft) - Lang vreemd vermogen (=geld waarover de vereniging langer kan beschikken zoals een lening) - Kort vreemd vermogen (= geld waarover de vereniging minder dan 1 jaar over kan beschikken zoals vooruitbetaalde contributie) Soorten lang vreemd vermogen: - Hypothecaire lening (= langlopende lening met onroerend goed als onderpand) - Onderhandse lening (=lening bij vrienden/relaties) - Rekening-courantkrediet (=rood mogen staan bij de bank tot een bepaald bedrag) - Vooruit ontvangen bedragen (=vooruitbetaalde contributie) - Nog te betalen bedragen (=achterstallige rekeningen) Soorten kort vreemd vermogen: -Rekening-courantkrediet (=het bedrag dat je rood staat bij de bank) -Vooruit ontvangen bedragen (=bijvoorbeeld vooruit ontvangen contributie) - Nog te betalen bedrag Momentopname: Op een balans kun je niet aflezen hoeveel geld er in en bepaald jaar is binnengekomen of is uitgegaan noch hoeveel geld er op een bepaalde lening is afgelost, hoeveel rente er betaald is, of hoeveel materialen er in een jaar gekocht zijn. Hiervoor heb je extra informatie nodig en die vind je niet op de balans. Inkomsten en uitgaven komen niet voor op een balans. Op een balans komt ook geen post contributies, rente, huur, vergoeding trainers etc. voor. Liquiditeitsbalans: De liquiditeitsbalans is een balans waarbij de activa gerangschikt worden naar de mate van liquiditeit en de passiva naar de tijd waarover men het vermogen of het geld kan beschikken. Dus: Vaste, vlottende en Liquide || eigen vermogen, lang vreemd, kort vreemd. 2.2 HET OVERZICHT VAN INKOMSTEN EN UITGAVEN Een overzicht van inkomsten en uitgaven is een samenvatting van de inkomsten en uitgaven die per kas of bank zijn ontvangen of betaald in één bepaalde periode. Op een overzicht van inkomsten en uitgaven worden dus de financiële feiten vermeld die leiden tot een verandering van de kas of de bank. Kenmerkend voor een overzicht van inkomsten en uitgaven: - Heeft betrekking op financiële feiten die een verandering in kas of bank veroorzaken. - Heeft betrekking op een bepaalde periode (1 jaar) - Heeft betrekking op een voorbije periode - Geeft een verklaring voor de verandering in de liquide middelen in een bepaalde periode. 2.3 DE BEGROTING VAN INKOMSTEN EN UITGAVEN Een begroting is de financiële vertaling van het activiteitenplan door het bestuur. In zo’n begroting geeft het bestuur aan: welke uitgaven zij in de komende periode verwacht en waar het geld vandaan moet komen. Een begroting geeft dus een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven. Kenmerkend voor een begroting van inkomsten en uitgaven: - Heeft betrekking op financiële feiten die een verandering in kas of bank veroorzaken. - Heeft betrekking op een bepaalde periode (1 jaar) - Heeft betrekking op een toekomstige periode - Geeft een verklaring voor de verwachte verandering in de liquide middelen in een bepaalde periode Als basis hiervoor gebruikt men de begroting van het voorafgaande jaar en het overzicht van inkomsten en uitgaven van het afgelopen jaar. 2.4 DE LIQUIDITEITSBEGROTING Met liquiditeit bedoelen we de mate waarin een organisatie in staat is haar korte termijn schulden op korte termijn te betalen. De liquiditeitsbegroting is hetzelfde als een begroting van inkomsten en uitgaven maar worden die verdeeld in perioden per maand of kwartaal. 3.1 HET KASSTELSEL Financiële verslaggeving op kasbasis: Een administratie waarbij alleen maar financiële feiten worden vastgelegd die leiden tot een verandering van de liquide middelen (kas, bank). Alleen binnenkomende en uitgaande geldstromen worden geadministreerd. Met waardevermindering wordt dus geen rekening gehouden. Manipulatie: de situatie wordt rooskleuriger voorgesteld dan zij in werkelijkheid is. 3.2 BATEN EN LASTEN Tijdstipgrootheden: transacties die op één bepaald moment plaatsvinden. Baten en lasten: financiële feiten die niet op één bepaald tijdstip plaatsvinden, maar feiten die betrekking hebben op een bepaalde periode (of uitgedrukt worden in een bedrag per stuk). Periodegrootheden: baten en lasten zijn financiële feiten die betrekking hebben op een bepaalde periode. Zoals de contributie van leden word per jaar of per half jaar betaald, subsidie, huur en vergoeding voor trainers. In commerciële organisaties spreekt men altijd over opbrengsten en kosten. In niet commerciële organisaties is het gebruikelijk om over baten en lasten te spreken. Hierbij zijn baten vergelijkbaar met opbrengsten en lasten met kosten. Wil je weten of je te maken hebt met ontvangsten/uitgaven of baten/lasten houd dan rekening met het feit dat: 1. Ontvangsten en uitgaven op één bepaald tijdstip plaatsvinden en altijd aanleiding geven tot een verandering van de liquide middelen (kas en/of bank). 2. Baten en lasten altijd uitgedrukt worden in een bepaald bedrag per periode (of per stuk) en altijd aanleiding geven tot een verandering van het eigen vermogen. 3.3 DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN Staat van baten en lasten: (ook wel resultatenrekening of exploitatierekening): een samenvatting / overzicht van de baten en lasten in een bepaalde periode, meestal één jaar. Baten en lasten en het eigen vermogen: Baten vergroten het eigen vermogen en lasten verkleinen dit. Zijn de baten in een bepaalde periode groter dan de lasten dan leidt dit tot een toename van het eigen vermogen op de balans. Omgekeerd zal het eigen vermogen afnemen als de lasten groter zijn dan de baten. Eigen Vermogen Nieuw = Eigen Vermogen Oud +/- Saldo van Baten en Lasten 3.4 HET PERIODETOEREKENINGSSTELSEL Het periodetoerekeningsstelsel is een systeem van administreren waarbij: - Strikt onderscheid gemaakt wordt tussen baten (opbrengsten) en lasten (kosten) en ontvangsten en uitgaven. - Baten en lasten toegerekend worden aan de periode waarop ze feitelijk betrekking hebben, ongeacht of de baten feitelijk zijn ontvangen dan wel dat de lasten daadwerkelijk tot uitgaven hebben geleid. Bij baten (of lasten) kijken we dus niet naar het moment waarop die baten ontvangen zijn of lasten betaald worden, maar kijken we naar de periode waarop die baten of lasten betrekking hebben. Voorbeelden Baten Contributie Subsidies Sponsorgelden Giften Voorbeelden lasten Vergoedingen trainer Huur clublokaal Rente lening Afschrijvingen Matching-principe: dat de baten en lasten toegerekend worden aan de periode waarop ze ook werkelijk betrekking hebben. 3.6 VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN NAAR BATEN EN LASTEN Contributie is een bate die bij betaling tot ontvangsten leidt. Afschrijvingen daarentegen zijn lasten die niet tot uitgaven leiden en aflossingen op een lening zijn uitgaven maar geen lasten. Aflossingen daarentegen vind je wel op een overzicht van ontvangsten en uitgaven, maar niet op een staat van baten en lasten. Diverse andere posten boek je zowel op het overzicht van ontvangsten en uitgaven als op een staat van baten en lasten. Dit zie je bv. Bij contributies, huur, interest, vergoedingen. Contributies zijn baten die als ze betaald worden tot ontvangsten leiden. Huur is een last, maar leid bij een betaling tot een uitgave. Afschrijving alleen op staat van baten en lasten Aflossing alleen op overzicht ontvangsten en uitgaven. Contributiebaten = contributieontvangsten – te vorderen contributie(op balans begin periode) Contributiebaten = contributieontvangsten – te vorderen contributie beginbalans + te vorderen contributie eindbalans Contributiebaten = contributieontvangsten – vooruit ontvangen contributie(balans eind periode) Contributiebaten = contributieontvangsten – vooruit ontvangen contributie(eindbalans) + vooruit ontvangen contributie (beginbalans) Interestlasten = interestuitgaven – nog te betalen intrest (beginbalans) + nog te betalen intrest (eindbalans) Huurlasten = huuruitgaven + vooruit betaalde huur (beginbalans) – vooruit betaalde huur (eindbalans)