Griffie Commissie voor ruimte en milieu Datum commissievergadering : DIS-stuknummer Behandelend ambtenaar Directie/afdeling Nummer commissiestuk Datum Bijlagen: -- : : : : : 1004663 G. Toenbreker ROH RM-0258 8 juni 2004 : 2 Onderwerp: Streekplanafwijking ten behoeve van de bedrijfsuitbreiding van Machinehandel aan de Rijksweg-Zuid 51 te Rucphen. Voorstel van GS aan PS: ter bespreking in het kader van uw: * ter kennisneming vertegenwoordigende rol>onderdeel A kaderstellende rol>onderdeel B controlerende rol>onderdeel D uitvoerende rol>onderdeel C Opmerkingen van het Presidium/Griffie: Griffier der Staten, namens deze, drs. W. van Deursen Bijlage: 1. Notitie voornemen Streekplanafwijking in verband met bedrijfsuitbreiding van Machinehandel BV. 2. Kaartje. Notitie ten behoeve van de commissie voor voor ruimte en milieu Samenvatting van onderliggende beleidsnota o.b.v. de volgende vragen Het voorstel om voor het onderhavige plan een streekplanafwijkingsprocedure te volgen. A Probleemsignalerin g D Monitoring Beleids- en analyse evaluatie B Beleidsuitvoering C A. Vertegenwoordigende rol: probleemsignalering / oriënterende fase Kernvraag voor de Staten: Vinden de staten dit een probleem waarvoor provinciaal beleid ontwikkeld moet gaan worden? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Wat is het probleem? Wat zijn de oorzaken van het probleem (overzicht van relevante omgevingsfactoren)? Wat kan de rol van de provincie en eventuele andere overheden en partners zijn? Welke belangen zijn in het geding en in welke mate zijn deze strijdig? Wat zijn de relevante wettelijke kaders en andere regels waarop het bestuur geen invloed heeft? Welke kaders/beleid heeft de staten eerder over dit onderwerp geformuleerd? Wat is de nulsituatie/stand van zaken vastgelegd in termen van effect-indicatoren? Deregulering en “van beleid naar uitvoering” Op basis van het Bestuursakkoord is eerst de vraag aan de orde of het opstellen van nieuw beleid en nieuwe regels wel wenselijk is. De auteur (in casu directie) zal in een bijlage bij dit formulier een aantal vragen moeten beantwoorden. B. Kaderstellende rol: beleidsanalyse Kernvraag voor de Staten: Geven de staten opdracht aan het college om het beleid volgens de door PS vastgestelde kaders uit te voeren? 1. Wat willen we bereiken? a. Welke beoogde maatschappelijk effecten (economisch, sociaal cultureel effect), of welke omgevingskwaliteit (ecologisch effect) kunnen wij nastreven? Welke wordt door het college geadviseerd? b. Welke operationele doelstellingen kunnen we gaan behalen in termen van effect-indicatoren? Welke worden door het college geadviseerd? 2. Wat gaan we daarvoor doen? a. Welke beleidsinstrumenten kan de provincie inzetten om dit doel te halen? 2 b. Op grond van welke aannames wordt verwacht dat de instrumenten bijdragen aan het beoogde effect? c. Welke instrumenten adviseert het college? 3. Wat kunnen we verwachten van onze partners? a. Bij welke doelgroepen dient draagvlak te worden verkregen voor de beleidsinzet? b. Welke acties kunnen van de maatschappelijke en bestuurlijke partners worden verwacht? 4. Wat gaat het kosten? a. Welke kosten en opbrengsten zijn aan deze kaders verbonden? b. Wie dragen deze kosten? c. Wat zijn de (financiële) risico’s en eventueel te verwachten neveneffecten? 5. Wanneer en hoe gaan we monitoren en evalueren? C. Beleidsuitvoering is in handen van Gedeputeerde Staten D. Controlerende rol: monitoring en evaluatie Kernvraag voor de staten: Draagt het door het college gevoerde beleid bij aan de beoogde effecten? 1. Wat waren onze beoogde doelen en voorgenomen activiteiten? 2. Hebben we op een efficiënte wijze bereikt wat wij wilden bereiken met de inzet van de gekozen instrumenten? a. Heeft het beleid bijgedragen aan het oplossen van het probleem of gewenste situatie? b. Heeft de provincie met het voeren van dit beleid de goede rol vervuld en de juiste verantwoordelijkheden op zich genomen? c. Is het strategische doel gehaald of dichterbij gekomen onder invloed van het gevoerde beleid? (effectmeting in termen van effectindicatoren) d. Is het operationele doel gehaald of dichterbij gekomen onder invloed van het gevoerde beleid? Zo nee, waarom niet? (B.v. zetten we de juiste beleidsinstrumenten in op de juiste thema’s? Welke omstandigheden zijn gewijzigd? Waardoor is het effect positief of negatief beïnvloed?) 3. Verloopt de uitvoering conform het afgesproken kader of zijn onvoorziene kosten, risico’s of neveneffecten opgetreden? 4. Zijn de beoogde (klant)producten en prestaties geleverd door onszelf en door onze partners? Zo nee, waarom niet? 5. Moet de beleidsinhoud worden bijgesteld? 6. Wat kunnen verbeteringen zijn in het beleidsproces? 's-Hertogenbosch, 8 juni 2004 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant 2 Bijlage 1: deregulering en “van beleid naar uitvoering” Op basis van het Bestuursakkoord 2003-2007 (hoofdstuk 11) is eerst de vraag aan de orde of het opstellen van nieuw beleid en nieuwe regels wel wenselijk is. De auteur (in casu directie) zal de volgende vragen moeten beantwoorden. 1) Is onderzocht of andere instrumenten (bestuurlijke handreiking, stimulering e.d.) of andere partijen (publiek/privaat) in relatie tot het te bereiken doel een (betere) bijdrage zouden kunnen leveren dan nieuw(e) beleid/regels? Nee doe dit alsnog Ja, maar niet werkbaar, want: …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 2) Wat voor bureaucratische doorwerking hebben het nieuwe beleid/de nieuwe regels (procedures, doorlooptijden, termijnen) en is handhaving noodzakelijk en in beeld? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 3) Is de praktische toepasbaarheid van het nieuwe beleid/de nieuwe regels onderzocht (b.v. met een pilot)? Zo ja, wat waren de uitkomsten, zo nee, waarom niet? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 4) Is bij totstandkoming van het nieuwe beleid/de nieuwe regels gekeken naar/gecommuniceerd met alle actoren, in verband met draagvlak? Nee doe dit alsnog, gebruik daarbij onderstaand schema voor je communicatiestrategie. Ja, geef een korte beschrijving van het resultaat en benoem daarbij de actoren: Hoog Laag Betrokkenheid bij inhoud …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… Partners: Tegenstanders: Samenwerken Betrekken “Fans”: Buitenstaanders: Benutten Informeren Positief Negatief Attitude t.o.v. probleem/oplossing 3 Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving Directie Ecologie Directie Economie & Mobiliteit Directie Sociale en Culturele Ontwikkeling Directie Middelen 4