Griffie Commissie voor zorg, welzijn en cultuur Datum commissievergadering : 17 september 2004 DIS-stuknummer : 1015314 Behandelend ambtenaar : Directie/afdeling : Datum L.Sijbers Directie Sociale en Culturele Ontwikkeling : ZWC-0145 : 20 juli 2004 Bijlagen : 3 Nummer commissiestuk Onderwerp: Concept Aanvragen Aanvraag rijksbijdrage Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 Aanvraag rijksbijdrage Beeldende Kunst en Vormgeving 2005-2008 Aanvraag rijksregeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs 2004-2007 1. Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben de concept-aanvraag vastgesteld waarmee een rijksbijdrage van € 5.796.380 van het Ministerie van OCW kan worden verkregen t.b.v. de uitvoering van het Provinciaal Actieplan Cultuurbereik 2005-2008. Daarmee wordt een start gemaakt met een nieuw Actieplan dat gericht is op de jonge burgers van Brabant. In primair en voortgezet onderwijs wordt kunst & cultuur een vast onderdeel van het leerprogramma. 2. Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving Gedeputeerde Staten hebben de concept-aanvraag vastgesteld voor een rijksbijdrage ter grootte van € 3.888.712 van het Ministerie van OCW t.b.v. de uitvoering van het beleid Beeldende Kunst en Vormgeving 2005-2008. Daarmee wordt geïnvesteerd in de versterking van de relatie tussen kunstenaar en publiek en de kwaliteit van de leefomgeving door de inzet van kunstenaars. 3. Rijksregeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs 2004-2007 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben de concept-aanvraag vastgesteld voor een rijksbijdrage van € 616.073 voor de periode 2005-2007 in het kader van de regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs. Doel van de regeling is dat alle basisscholen in 2007 hun visie op de plaats en functie van cultuureducatie in het onderwijsprogramma hebben geformuleerd. Voorstel van GS aan PS: X ter kennisneming Opmerkingen van het Presidium/Griffie: Griffier der Staten, namens deze, ir. F.G. Koldewee Bijlagen: 1. Aanvraag rijksbijdrage Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 2. Aanvraag rijksbijdrage Beeldende Kunst en Vormgeving 2005-2008 3. Aanvraag rijksregeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs 2004-2007 -2- Notitie ten behoeve van de commissie voor zorg, welzijn en cultuur Samenvatting van onderliggende beleidsnota o.b.v. de volgende vragen A Probleemsignalerin g D Monitoring Beleids- en analyse evaluatie B Beleidsuitvoering C A. Vertegenwoordigende rol: probleemsignalering / oriënterende fase Kernvraag voor de Staten: Vinden de staten dit een probleem waarvoor provinciaal beleid ontwikkeld moet gaan worden? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Wat is het probleem? Wat zijn de oorzaken van het probleem (overzicht van relevante omgevingsfactoren)? Wat kan de rol van de provincie en eventuele andere overheden en partners zijn? Welke belangen zijn in het geding en in welke mate zijn deze strijdig? Wat zijn de relevante wettelijke kaders en andere regels waarop het bestuur geen invloed heeft? Welke kaders/beleid heeft de staten eerder over dit onderwerp geformuleerd? Wat is de nulsituatie/stand van zaken vastgelegd in termen van effect-indicatoren? Deregulering en “van beleid naar uitvoering” Op basis van het Bestuursakkoord is eerst de vraag aan de orde of het opstellen van nieuw beleid en nieuwe regels wel wenselijk is. De auteur (in casu directie) zal in een bijlage bij dit formulier een aantal vragen moeten beantwoorden. B. Kaderstellende rol: beleidsanalyse Kernvraag voor de Staten: Geven de staten opdracht aan het college om het beleid volgens de door PS vastgestelde kaders uit te voeren? 1. Wat willen we bereiken? a. Welke beoogde maatschappelijk effecten (economisch, sociaal cultureel effect), of welke omgevingskwaliteit (ecologisch effect) kunnen wij nastreven? Welke wordt door het college geadviseerd? b. Welke operationele doelstellingen kunnen we gaan behalen in termen van effect-indicatoren? Welke worden door het college geadviseerd? 2. Wat gaan we daarvoor doen? a. Welke beleidsinstrumenten kan de provincie inzetten om dit doel te halen? -1- b. Op grond van welke aannames wordt verwacht dat de instrumenten bijdragen aan het beoogde effect? c. Welke instrumenten adviseert het college? 3. Wat kunnen we verwachten van onze partners? a. Bij welke doelgroepen dient draagvlak te worden verkregen voor de beleidsinzet? b. Welke acties kunnen van de maatschappelijke en bestuurlijke partners worden verwacht? 4. Wat gaat het kosten? a. Welke kosten en opbrengsten zijn aan deze kaders verbonden? b. Wie dragen deze kosten? c. Wat zijn de (financiële) risico’s en eventueel te verwachten neveneffecten? 5. Wanneer en hoe gaan we monitoren en evalueren? C. Beleidsuitvoering is in handen van Gedeputeerde Staten D. Controlerende rol: monitoring en evaluatie Kernvraag voor de staten: Draagt het door het college gevoerde beleid bij aan de beoogde effecten? 1. Wat waren onze beoogde doelen en voorgenomen activiteiten? 2. Hebben we op een efficiënte wijze bereikt wat wij wilden bereiken met de inzet van de gekozen instrumenten? a. Heeft het beleid bijgedragen aan het oplossen van het probleem of gewenste situatie? b. Heeft de provincie met het voeren van dit beleid de goede rol vervuld en de juiste verantwoordelijkheden op zich genomen? c. Is het strategische doel gehaald of dichterbij gekomen onder invloed van het gevoerde beleid? (effectmeting in termen van effectindicatoren) d. Is het operationele doel gehaald of dichterbij gekomen onder invloed van het gevoerde beleid? Zo nee, waarom niet? (B.v. zetten we de juiste beleidsinstrumenten in op de juiste thema’s? Welke omstandigheden zijn gewijzigd? Waardoor is het effect positief of negatief beïnvloed?) 3. Verloopt de uitvoering conform het afgesproken kader of zijn onvoorziene kosten, risico’s of neveneffecten opgetreden? 4. Zijn de beoogde (klant)producten en prestaties geleverd door onszelf en door onze partners? Zo nee, waarom niet? 5. Moet de beleidsinhoud worden bijgesteld? 6. Wat kunnen verbeteringen zijn in het beleidsproces? 's-Hertogenbosch, 20 juli 2004 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant -2-