HOOFDSTUK 1 – CENTRALISATIE EN REFORMATIE

advertisement
ANTWOORDEN BIJ TOEPASSEN - HOOFDSTUK 1
1a De federale overheid. Zo stond het in de grondwet.
b De federalisten waren voor een nationale regering die boven de regeringen van de
deelstaten stond. De anti-federalisten vonden juist dat de soevereiniteit bij de deelstaten
moest liggen. Zij wilden geen macht aan Washington afstaan.
c De situatie was natuurlijk anders (geen strijd tussen een kolonie en moederland, maar
een écht binnenlands conflict), maar in de kern ging het om hetzelfde, namelijk een
machtsstrijd tussen een nationale overheid die belasting heft en onderdanen die zich
daar tegen verzetten.
2a In de eerste versie wordt verwezen naar de inwoners van de afzonderlijke staten, in
de tweede versie wordt gesproken over de bevolking van de Verenigde Staten. Men
benadrukte dus dat de staten niet op zichzelf staan, maar een unie vormen. De tweede
versie hamert meer op nationale eenheid.
b Men wil een gemeenschappelijke defensie. Dus geen aparte legers per staat, maar een
nationaal leger.
c Ja, omdat de federalisten voor meer eenheid en samenwerking tussen de staten
waren.
d Ja, want ondanks een aanzienlijk aantal tegenstemmen werd de grondwet (met die
aangepaste preambule) door alle staten aangenomen.
3a Bijvoorbeeld:
- De president kan ministers en rechters benoemen.
- De president kan verdragen met het buitenland sluiten.
- De president kan wetten voorstellen aan het Congres.
b Bijvoorbeeld:
- Hij kan zichzelf geen gratie verlenen (bron 3).
- Verdragen met het buitenland moeten door de Senaat goedgekeurd worden (bron 3).
- Hij moet de grondwet respecteren (bron 4).
© Noordhoff Uitgevers B.V.
Geschiedeniswerkplaats / De VS 1865-1965 / vwo / antwoorden Toepassen / hoofdstuk 1
1
c Ze wilden voorkomen dat elke staat zélf de eigen troepen zou leiden. Dat zou bij
conflicten tussen staten of tussen staten en de federale overheid tot een burgeroorlog
kunnen leiden.
d Die theorie gaat ervan uit dat de uitvoerende macht (president) en de rechterlijke
macht (Hooggerechtshof) geen invloed op elkaar hebben. Daarvan is wel sprake als de
president zelf rechters kiest en deze voor het leven benoemt.
e Als er na die acht jaar een andere president komt (van de andere partij), dan benoemt
deze weer de rechters van het Hooggerechtshof. Zo blijft er in theorie een balans tussen
de politieke voorkeuren van rechters – de ene keer bijvoorbeeld een Democraat als
rechter, de andere keer een Republikein.
4a Bijvoorbeeld:
- De Democraten zijn (iets) meer geneigd tot overheidsingrijpen dan de Republikeinen.
Zo willen zij ervoor zorgen dat alle Amerikanen zich met hulp van de overheid tegen
ziekte verzekeren.
- De Democraten staan wat liberaler tegenover ethische kwesties als abortus en
euthanasie.
b Belangrijke presidentiële benoemingen moeten door de Senaat worden goedgekeurd.
Als de president een Democraat is, en de Republikeinen hebben de meerderheid in de
Senaat, dan kunnen presidentiële plannen vertraagd of worden tegengehouden. Dus hoe
meer zetels, hoe meer macht.
c Het Congres wordt samengesteld op basis van evenredigheid: staten met meer
inwoners vaardigen meer leden af dan staten met minder inwoners.
d Zo wordt voorkomen dat de kleine deelstaten nauwelijks invloed in het Congres
hebben. Als namelijk ook de Senaat samengesteld zou worden naar inwonertal van de
deelstaten, dan zouden kleine staten weinig inspraak hebben op landelijk niveau.
© Noordhoff Uitgevers B.V.
Geschiedeniswerkplaats / De VS 1865-1965 / vwo / antwoorden Toepassen / hoofdstuk 1
2
Download