17 1500 - 1700 Feodale koninkrijken worden vervangen door centraal geregeerde staten. Wereldwijde handel (Columbus) Burgerij steeds rijker & machtiger, adel & kerk stonden hun aandeel af. Godsdienstige twisten (Luther 1519, Anglicaanse kerk in 1541, Calvijn’s hervormingen 1541) Economische malaise in 2e helft 16e eeuw door godsdienst-oorlogen 17e eeuw groot aantal burgeroorlogen (Dertigjarige oorlog (1618 - 1648)) 2e helft 17e eeuw ontstonden in veel Europese staten een monarchie. Koning hoefde alleen aan God verantwoording af te leggen -> politiek & godsdienst gekoppeld. Rond 1500 Karel V heeft o.a. Nederland in zijn macht. Provincies veel eigen macht. Filips II (1556) legt dat aan banden en treedt streng op tegen de protestanten. Daarvoor stuurde hij hertog Alfa hierheen -> Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648). 1587 - 1795: Republiek der verenigde Nederlanden - Amsterdam (& Holland) rijk door handel - Vergaderingen in Den Haag -> Staten Generaal - Machtigste man in Staten Generaal : Landsadvocaat (voorzitter-secretaris) - Stadhouders baas in provincies. - Macht kwam uiteindelijk terecht bij 1 stadshouder, die dan weer overhoop lag met de raadpensionaris. Na overwinning op Spanje grote bloei in Wetenschap, economie & kunst, relatief veel godsdienstvrijheid. Nederland wordt toevluchtsoord. Zuiden verviel aan Spanje tijdens de Gouden Eeuw. - Nederlands ‘tweede taal’ - Alleen katholicisme 18 14e eeuw in Italië: Het ontstaan van “de Renaissance” (= wedergeboorte) De rijke handelssteden in Italië (Florence, Milaan, Venetië & Genua) gingen op eigen houtje terug naar de Romeinse tijd kijken. Men streefde ernaar deze periode (500 v. Chr. Tot 500 n. Chr.) te doen herleven in eigen tijd. Humanisten zijn eerste onderzoekers naar de klassieke cultuur. - Zij kwamen met ‘nieuwe’ visie op basis van klassieke literatuur. Mensen even belangrijk als goden (voorheen was mens op zich helemaal niets): Theocentrisch wordt Antropocentrisch. Mensen hun prestaties was niet meer het werk van goden, maar van de mensen zelf. Voornaamste antropoloog: Desiderius Erasmus (1466 - 1536) Individualisme: Mens was niet ‘maar’ een wezen dat deel uit maakte van het groter geheel, maar een persoon die zelf tot grootse dingen in staat was. (Schilders gingen schilderijen met hun naam signeren, zelfportretten, persoonlijke omstandigheden beschreven door dichters) Homo universalis: hoogste ideaal in de Renaissance. Mens die op alle gebieden van cultuur uitblonk. (Leonardo da Vinci (1452 - 1519)) Empirisme: zelf uit willen zoeken hoe het in elkaar steekt (Wederom Da Vinci) - Experimenteren in plaats van Bijbel/boeken lezen 19 Empirisme was oorzaak van wetenschappelijke opbloei (16e - 17e eeuw) Echter werd door de kerk nog wel het een en ander aan opvattingen verboden. (Copernicus, Galilei, Newton) fysische, geografische kennis Van de geografische kennis werd pas in de Renaissance gebruik gemaakt. Ook bloei in alfa-wetenschappen (taal, geschiedenis) door belangstelling klassieken. Hierbij werd uitgegaan van echte bronnen, niet van eerder geschreven onderzoeken. 1450: boekdrukkunst Ondanks boekdrukkunst bleven veel mensen bij oude denkbeelden: ze konden niet lezen/ schrijven. O.a. heksenverbranding ging tot 18e eeuw onverminderd door. Empirisme & Individualisme: men ging zelf de bijbel bestuderen (oeh! help! denkt de kerk) Kerk probeerde van binnenuit te hervormen maar lukte niet goed. Mensen verlieten de Kerk en gingen Hervorming, Reformatie of protestantisme aanhangen. (Calvijn & Luther) 21 Classicisme: - literatuur Romeinen/Grieken maatstaaf eigen literatuur - translatio (vertalen) - imitatio (nabootsen) - aemulatio (verbeteren) - Latijn werd veel gebruikt voor wetenschappelijke stukken, vergelijkbaar met wat Engels nu is. - Veel woorden/uitdrukkingen uit latijn over- & opgenomen in eigen taal Purisme: Men probeerde latijnse woorden in de taal te vervangen door nieuwe woorden in de taal zelf. Taalzuivering. Neologismen Epigram/Puntdicht: kort gedicht van ong. 4 regels met spitse/geestige inhoud en verassend slot. Vaak gebaseerd op woordspeling. Aforisme/Spreuk: korte, krachtige zin waarin een levensles wordt verkondigd. Essay: korte prozatekst waarin de auteur zijn persoonlijke mening op een onderwerp geeft. Sonnet: lyrisch gedicht volgens vaste rijmvolgorde. Tweede deel (sextet) bevat volta/wending. Estheticisme: Literair werk moet aan regels voldoen. (voor Jelmer: denk aan XHTML1.1) Realisme: Literatuur moest waarschijnlijk zijn. Het moest geloofwaardig overkomen. Personages moesten als echt overkomen. De meeste nederlandse literatuur kwam uit de randstad, Holland. Het dialect dat men toentertijd in Holland sprak werd Algemeen Beschaafd Nederlands. De Statenbijbel heeft ook zo zijn invlloeden gehad. 26 Oldenbarnevelt werd in 1619 veroordeeld ter dood, omdat hij “verkeerde” ideeën had. Vondel schreef hekeldichten tegen Maurits en medestanders die verantwoordelijk waren voor de dood van Oldenbarnevelt. De andere klaagzangen hebben te maken met de dood van zijn zoontje (1632), zijn achtjarige dochter (1633) en die van zijn vrouw (1635). Tussen 1637-1667 verschenen er een twintigtal tragedies (voor op toneel). Vondel stierf in Amsterdam 1697 op 92 jarige leeftijd.