en cellen plasma 3 soorten: nuttige stoffen: voorbeelden zijn glucose, hormonen, aminozuren, antistoffen 1. meeste daarvan zijn: rode bloedcellen; zitten vol met: hemoglobine; functie: zuurstof vervoeren eiwitten: voor transport; antistoffen; stollingseiwitten afvalstoffen : voorbeelden zijn CO2, ammoniak, bilirubine 2. voor de afweer zijn: witte bloedcellen zouten, voorbeelden zijn natrium, kalium, calcium 3. bloedplaatjes functie: het orgaan dat hiervoor zorgt: beenmerg organen die zich het meeste bemoeien met de samenstelling van het plasma: lever, nieren en longen stof bron (komt vrij uit, wordt gemaakt door, wordt opgenomen door) moet naar …... wat gebeurt er daar mee, wat doet het daar? zuurstof Lucht, opname in longen cellen voor de verbranding warmte spieren, lever rest van het lichaam dan werken organen goed kooldioxide stofwisseling longen uitademen glucose voeding (dunne darm) cellen voor de verbranding ammoniak cellen lever minder giftig maken schildklierhormoon schildklier alle cellen helpen bij de stofwisseling (en de groei) ureum lever nieren in de urine komen oestrogeen eierstokken baarmoeder en andere weefsels slijmvlies baarmoeder opbouwen en andere dingen antistoffen lymfeklieren plaatsen waar ziekmakende mo zitten helpen bij de afweer stollingseiwitten lever in het bloed bloed laten stollen bij een bloeding cholesterol* lever naar alle cellen celmembraan opbouwen, gerondstof voor hormonen bilirubine* uit dode rode bloedcellen (milt) nieren en lever ! afp n3-4 g.04 uitscheiden