Top margin 1

advertisement
IP/10/304
Brussel, 18 maart 2010
Interne markt: de Commissie vraagt Nederland een
eind te maken aan de ongerechtvaardigde beperking
van de detachering van werknemers
De Europese Commissie heeft vandaag maatregelen genomen om het vrij
verrichten van diensten te garanderen, door Nederland te vragen zijn
regelgeving op het gebied van de detachering van werknemers die binnen de
EU (nog) geen recht van vrij verkeer binnen de EU genieten, te herzien. Op
grond van de Nederlandse regelgeving moeten bedrijven voor sommige
werknemers werkvergunningen aanvragen voordat die tijdelijk in Nederland
kunnen worden gedetacheerd om diensten te verrichten. Dit geldt voor
werknemers uit Bulgarije en Roemenië, alsmede voor werknemers uit landen
buiten de EU die legaal in de lidstaat van hun werkgever wonen en werken.
De Commissie is van mening dat deze eis om een werkvergunning aan te
vragen een inbreuk vormt op de regels van het Verdrag, wat het vrij
verrichten van diensten betreft. Het verzoek van de Commissie aan
Nederland vindt plaats in de vorm van een "met redenen omkleed advies", de
tweede fase in de inbreukprocedure van artikel 258 van het EU-Verdrag. Als
de Nederlandse autoriteiten binnen twee maanden geen bevredigend
antwoord geven, kan de Commissie de zaak voor het Hof van Justitie
brengen.
Wat is de bedoeling van de betrokken EU-regel?
Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 56 van het Verdrag een lidstaat verbiedt de
verplaatsing van personeel te beperken door bijvoorbeeld een werkvergunning
verplicht te stellen. De oplegging van dergelijke voorwaarden aan de in een andere
lidstaat gevestigde dienstverrichter discrimineert deze ten opzichte van zijn in het
land van ontvangst gevestigde concurrenten, die hun eigen personeel vrij kunnen
inzetten, en tast bovendien zijn capaciteit aan om de prestatie te verrichten (Rush
Portuguesa-Arrest, C-113/89 van 27 maart 1990).
Het Hof heeft ook geoordeeld dat de verplichting om over een werkvergunning voor
het gastland te beschikken voor werknemers van landen buiten de EU die reeds een
geldige werkvergunning hebben in de lidstaat waar hun werkgever gevestigd is,
verder gaat dan wat als een noodzakelijke voorwaarde voor het verrichten van
diensten kan worden verlangd (Arrest in de zaak Vander Elst, C-43/93 van 9
augustus 1994).
In hoeverre leeft Nederland deze regel niet na?
Zelfs na de toetreding van Bulgarije en Roemenië geldt voor het detacheren van
werknemers uit die landen in Nederland in het kader van een dienstcontract met
bedrijven die gevestigd zijn in een andere lidstaat dan Nederland, in sommige
gevallen nog steeds de verplichting om over een werkvergunning te beschikken. Dit
geldt bijvoorbeeld voor werknemers die in dienst zijn van een bedrijf uit de EU en die
gedetacheerd worden naar een dochteronderneming van dezelfde groep in
Nederland (zogenaamde “intragroepdetacheringen”). Dit geldt ook voor werknemers
in dienst van een in een EU-lidstaat gevestigd uitzendbureau die tijdelijk naar
Nederland worden gedetacheerd voor de vervulling van een dienstencontract
(zogenaamde “grensoverschrijdende detachering van werknemers”). Of Nederland
werkvergunningen verstrekt, is afhankelijk van de beoordeling van de situatie op de
Nederlandse arbeidsmarkt. Dit betekent dat de Nederlandse autoriteiten kunnen
weigeren werkvergunningen af te geven en vóór afgifte van een werkvergunning
kunnen nagaan of de betrokken arbeidsplaatsen zouden kunnen worden ingenomen
door werknemers die een voorkeursbehandeling genieten. De Toetredingsverdragen
met Bulgarije en Roemenië bevatten voor Nederland geen uitzonderingsbepalingen
ten aanzien van het vrij verrichten van diensten waarvoor werknemers worden
gedetacheerd. Nederland mag alleen van het Verdrag afwijken voor zover het het
vrije verkeer van werknemers (artikel 45) betreft, en niet voor zover het het
detacheren van werknemers in verband met het verrichten van diensten (artikel 56)
betreft. Werkvergunningen moeten ook volgens bovenstaande voorwaarden worden
verstrekt indien werknemers uit landen buiten de EU die legaal in dienst zijn van
bedrijven in andere lidstaten, tijdelijk in Nederland moeten worden gedetacheerd. In
die gevallen druist het echter tegen de regels inzake het vrij verrichten van diensten
(artikel 56 van het Verdrag) in om een werkvergunning te eisen. De Commissie heeft
daarom besloten een met redenen omkleed advies te sturen.
Het met redenen omklede advies betreft alleen werknemers uit landen buiten de EU
die het recht hebben in een EU-lidstaat te wonen en te werken, die legaal in dienst
zijn bij een werkgever uit de EU, en die tijdelijk worden gedetacheerd om specifieke
taken uit te voeren (zoals het installeren van software of liften, of voor
serviceverlening). De lidstaten zijn wel volledig bevoegd voor het al dan niet toelaten
van werknemers of werkzoekenden van buiten de EU tot hun arbeidsmarkt.
Wat zijn de negatieve gevolgen voor burgers en/of bedrijven in de EU?
Onrechtmatige beperkingen ten aanzien van de detachering van werknemers tussen
lidstaten hebben een sneeuwbaleffect. In de eerste plaats betekent het opleggen
van de eis tot het aanvragen van een werkvergunning voor gedetacheerde
werknemers voor bepaalde bedrijven die in andere lidstaten zijn gevestigd, dat zij
moeilijk in Nederland diensten kunnen verrichten. Er gaan soms verscheidene
weken voorbij voordat de Nederlandse autoriteiten de aangevraagde
werkvergunning afgeven, waardoor bedrijven uit andere lidstaten in Nederland
contracten kunnen mislopen. Ten tweede kunnen in Nederland gevestigde bedrijven
niet vrij kiezen tussen de verschillende dienstverleners op de Europese markt, en
dus kunnen ze niet tegen de beste prijs contracten sluiten. Veel Europese bedrijven
– bijvoorbeeld in de bouw en in de IT – hebben werknemers in dienst uit bepaalde
nieuwe lidstaten of uit landen buiten de EU. Ten derde lopen de consumenten het
risico dat zij hogere prijzen moeten betalen voor goederen en diensten. Niet-naleving
van de regels inzake werkvergunningen wordt bestraft met boetes tot 8 000 euro per
werknemer die in de zin van de Nederlandse wetgeving illegaal in dienst is.
2
Om het risico van “sociale dumping” te voorkomen, is in de richtlijn inzake de
detachering van werknemers van 1996 bepaald dat alle werknemers die in de
Europese Unie zijn gedetacheerd, een dienstverband moeten hebben onder de
voorwaarden die gelden in het land waar de dienst wordt verleend - met name ten
aanzien van het minimumloon, betaald verlof, en veiligheid en gezondheid op het
werk. De lidstaat waar de dienst wordt verricht moet er ook voor zorgen dat aan
deze voorwaarden wordt voldaan. Deze lidstaat mag controles ter plaatse uitvoeren,
bijvoorbeeld op bouwplaatsen.
Voor meer informatie
IP/05/337, IP/05/1014
Vrijheid van dienstverrichting:
http://ec.europa.eu/internal_market/services/infringements/index_en.htm
Laatste nieuws over inbreukprocedures betreffende alle lidstaten:
http://ec.europa.eu/community_law/index_en.htm
3
Download