MEMORANDUM MIDDEN-WEST-VLAANDEREN Juni 2009 “Het verzilveren van de koppositie van de regio in Europa, door het stimuleren van innovatie in al zijn socio-economische facetten en voor alle betrokken doelgroepen, met aandacht voor het bevorderen van tewerkstellingsmogelijkheden, en die van kansengroepen in het bijzonder”, blijft de voornaamste doelstelling van de RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen. In aanloop van de nieuwe regering wil de regio haar beleidsprioriteiten ten aanzien van Vlaanderen daarom nogmaals scherpstellen om de ondersteuning van belangrijke streekprojecten ook in de toekomst veilig te stellen. De huidige crisissituatie zal namelijk een verhoogde waakzaamheid vragen van de verschillende overheden. Prioriteit 1. Meer bedrijventerreinen en gebruik van het principe van ijzeren voorraad Vaststelling: Er is een grotere behoefte aan bedrijventerreinen in Midden-West-Vlaanderen dan in andere regio’s in Vlaanderen en dit om meerdere bijzondere redenen: Het aandeel industriële tewerkstelling is veel hoger dan in andere Vlaamse regio’s en dergelijke bedrijven hebben een groter ruimtebeslag In Vlaanderen zijn 34,6 % van de bedrijven gevestigd op nietprofessionele locaties; in Midden-West-Vlaanderen is dit 51,7 %; momenteel zijn hier 47,6 % van de bedrijven gevestigd op bedrijventerreinen, 81,39 % drukt de wens uit gevestigd te zijn op een bedrijventerrein. De helft van de problematische ruimtevragers in WestVlaanderen bevinden zich volgens de WVI-studie 2007 in MiddenWest-Vlaanderen. Uit een studie blijkt dat er in het arrondissement Roeselare-Tielt hiervoor een vraag was van 75,6 ha. 11,6 ha kon ingevuld worden; 64 ha kon niet ingevuld worden. Ondermaats aanbodbeleid van bedrijventerreinen zorgt er namelijk voor dat vestigingsaanvragen voor problematische ruimtevragers geen prioriteit hebben op bedrijventerreinen: a. ze vragen immers een grote oppervlakte: gemiddeld 2ha tot 5ha met lage tewerkstelling b. andere bedrijven en lokale bestuurders vrezen diverse soorten van burenhinder op gemengde terreinen: visueel, stof, lawaai, geluid, stank, … c. ze ontstaan veelal vanuit agrarische en paraagrarische vestigingsplaatsen en worden er bij gebrek aan alternatief gedoogd d. er zijn geen specifieke zones beschikbaar 1 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen Aanbeveling Studies leverden het bewijs dat er in de regio Midden-West-Vlaanderen reeds langdurige en structurele schaarste is aan bouwrijpe bedrijventerreinen. Daarom moeten de gemeenten en de provincie meer mogelijkheden krijgen om oplossingen te zoeken. De regio vraagt dan ook uitdrukkelijk aan de nieuwe regering om de nieuwe taakstellingen voor “regionale bedrijventerreinen” te bepalen voor de stedelijke gebieden en de SPEK’s, rekening houdend met de behoeftestudies van RESOC/SERR en Provincie (Ruimtelijk-economisch onderbouwde behoefteraming van economische ruimte in Midden-WestVlaanderen tot 2020 door Prof. Dr. Peter Cabus en Wim Vanhaverbeke). En daarbij voorzien in de planning van een voldoende strategische of ijzeren voorraad op regioniveau, nl. drie jaar bouwrijpe voorraad en drie jaar bestemmingsvoorraad zodat kan overgestapt worden van een vraagmarkt naar een aanbodbeleid. Daartoe dient ook de herziening van het RSV voor de periode vanaf 2012 tijdiger opgestart te worden dan de huidige herziening 2007-2012. Op korte termijn voorzien van de nodige terreinen voor locatie of herlocalisatie van problematische ruimtevragers o.m. grond- en recyclagebedrijven. De Vlaamse overheid moet concrete instrumenten en middelen voorzien voor bedrijven die kampen met verontreinigde bedrijfsterreinen. Bestaande verlaten en vervuilde terreinen moeten versneld gesaneerd worden. Ook efficiënt ruimtegebruik door het hergebruiken van leegstaande bedrijven moet verder ondersteund worden. Prioriteit 2. Economische dynamiek en kwaliteit Platteland In de regio Roeselare-Tielt werd door de wvi in samenwerking met RESOC/SERR MiddenWest-Vlaanderen en het Vlaamse Agentschap Economie een zeer uitgebreid onderzoek (2008) verricht naar bestaande economische activiteiten en hun dynamiek in de landelijke bestemmingszones. De focus werd hierbij gericht op de niet-agrarische en niet-horeca activiteiten op solitaire sites die niet als bedrijfszone bestemd zijn. Speciale aandacht werd hierbij besteed aan de aanwezigheid van dit type activiteiten in voormalige hoevegebouwen. Het onderzoek bracht 875 niet-agrarische bedrijven in de 17 gemeenten in beeld, gelegen in agrarische bestemmingszones en die tot op heden (nog) niet opgenomen zijn in een bestaand planningsinstrument (BPA,RUP,Functiewijziging,…). Het onderzoek bestudeerde hun voorkomen, hun al dan niet beleidsmatige omkadering, hun impact op de ruimtelijke kwaliteit én de relatie tussen deze elementen onderling. Aansluitend wordt op Vlaams niveau volgens dezelfde methodiek ook een steekproef uitgevoerd in 18 Vlaamse gemeenten. De eerste resultaten wijzen op een bevestiging van de tendens die in Roeselare-Tielt zichtbaar is. De regio Roeselare-Tielt doet nav deze opmerkelijke onderzoeksresultaten een aantal vaststellingen en formuleert een aantal aanbevelingen en acties. 2 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen Een kwalitatieve inventaris als basis voor een kwalitatief beleid Vaststelling Geen enkele (bovenlokale noch lokale) overheid beschikt over een kwalitatieve inventaris die een beeld oplevert van de aanwezigheid van deze activiteiten en hieraan verbonden dynamiek op het platteland van de regio. Relevante databanken zijn ofwel niet volledig, niet correct of worden niet of onvoldoende gecommuniceerd tussen de diverse bestuursniveau’s. Aanbeveling De regio vraagt de nieuwe Vlaamse overheid om onmiddellijk na haar aanstelling initatief te nemen om in overleg met de provincies, de gemeenten en alle relevante diensten (Agentschap Economie, POM’s, RESOCS …) tot afstemming en opwaardering te komen tussen diverse initiatieven van dataverzameling. Een kwaliteitsvolle databank moet alle bestuursniveaus de mogelijkheid bieden om hun economische en ruimtelijke beleidsverantwoordelijkheid op een ernstige manier in te vullen. De ervaringen met de opbouw van een eigen zgn. Plectrumdatabank in de regio Roeselare-Tielt kunnen als basis dienen om de gesprekken hieromtrent op te starten. Aandacht en erkenning voor de realiteit op het terrein Vaststelling De Plectrumdatabank leverde 875 ondernemingsadressen op waarvan 311 (35,5%) in (voormalige) hoevegebouwen. Deze cijfers tonen aan dat de sluipende inname van hoevegebouwen door niet landbouwgebonden activiteiten een realiteit is. Uit de analyse blijkt ook dat vaak dezelfde activiteiten voorkomen. De top 5 van de meest voorkomende activiteiten omvat meteen 60% van alle gedetecteerde activiteiten. Het gaat om aannemers, handelszaken, tuinaanleg, transport en houtbewerking. Wanneer de top-10 bekeken wordt, komen ook metaalbewerkers, garage-carrosserie, grondwerken, stapeling en elektriciteitswerken mee in beeld. Zeer opvallend verder is de sterke dynamiek bij deze ontwikkeling in de laatste 10 jaar. Van alle gedetecteerde ondernemingen werd 26.3% opgericht in de laatste 5 jaar. Een verdere opsplitsing toont aan dat de oprichtingsdynamiek in agrarische gebouwen, met ruim 30 %, nog sterker is dan deze in andere gebouwen op het platteland (24%). Op basis van de aard van de activiteit kan grofweg gesteld worden dat 85% van de gedetecteerde activiteiten niet oplosbaar of inpasbaar is via het huidig wetgevend kader. De sterke recente oprichtingsdynamiek op deze locaties toont tegelijkertijd ook aan dat de huidige regelgeving blijkbaar weinig invloed heeft op het ontstaan van deze nieuwe activiteiten, en dit vooral in (voormalige) agrarische gebouwen. De valorisatie van deze bestaande gebouwen blijkt sterker dan de bestaande regelgeving. Aanbeveling De regio vraagt uitdrukkelijk dat de bevoegde Vlaamse en Provinciale beleidsverantwoordelijken en alle betrokken instanties nav dit onderzoek zouden erkennen dat het huidige ruimtelijk en economisch beleid voorbijgaat aan deze realiteit op het terrein. Alleen een erkenning van deze feitelijkheid kan de basis vormen voor een diepgaand gesprek over mogelijkheden om met de diverse bestuursniveaus opnieuw een sturende rol op te nemen om deze ontwikkelingen op het platteland waar wenselijk te begeleiden en waar niet gewenst ook krachtdadig tegen te gaan. Onvoldoende kennis of ontkenning van deze situatie zal op termijn alleen leiden tot nog meer ruimtelijke chaos. De erkenning van wat er gebeurt op het terrein is dan ook hoogdringend. Tegelijkertijd moet de relatie tussen de ontwikkeling van een aantal soorten van deze solitaire activiteiten en het beschikbare aanbod aan bedrijfsterreinen worden onderzocht, uitgediept en passend beantwoord. 3 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen Ruimtelijke kwaliteit: van niet behaalde nevendoelstelling naar effectieve winwinvoorwaarde Vaststelling De regio stelt vast dat de ruimtelijke kwaliteit van de in dit wvi-onderzoek gedetecteerde activiteiten op het platteland in 62% van de adressen als niet problematisch wordt ervaren. Strijdigheid met het huidig wetgevend kader leidt niet dus automatisch tot een negatieve beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit. Tegelijkertijd wordt ruimtelijke kwaliteit van 38% van gedetecteerde ondernemingen wel uitdrukkelijk als problematisch ervaren. Deze activiteiten zorgen voor een zichtbare versnippering en verrommeling van het platteland. Op een aantal uitzonderlijke activiteiten na hangt deze opdeling ook niet samen met de aard of omvang van de functie. Een beperkt aantal soorten activiteiten kent steevast een positieve (bvb wellness) of negatieve (bvb grondwerken) waardering. Deze laatste groep omvat de zogenaamde problematische ruimtevragers. Des te opmerkelijk is de vaststelling dat uit een analyse van 50 andere ondernemingen die wel zijn opgenomen in een bestaand planningsinstrument blijkt dat van 78% van de sites de behaalde ruimtelijke kwaliteit (nog steeds) als problematisch wordt ervaren ! Aanbeveling De regio is zeer bezorgd over de mogelijke verrommeling als het beleid er niet in slaagt om zijn sturende taak op te nemen tav deze dynamiek. De regio roept dan ook alle bevoegde Vlaamse en Provinciale beleidsverantwoordelijken en alle betrokken instanties op om het bestaande instrumentarium kritisch te evalueren mbt de resultaatgerichtheid inzake doelstellingen mbt ruimtelijke kwaliteit. De regio pleit hierbij om de vaak logge procedures mbt planologische verankering van bestaande activiteiten te evalueren en bij te sturen. Hierbij zou veel meer aandacht moeten gaan naar differentiatie (naar aard en omvang van de activiteit) om meer en gerichter aandacht te kunnen geven aan sites en activiteiten met belangrijke ruimtelijke impact. Verder moet het winwinprincipe (erkennen van feitelijke aanwezigheid van een aantal activiteiten in ruil voor harde afspraken inzake ruimtelijk voorkomen en integratie in het landschap) veel meer als basis voor resultaatgericht beleid worden geïmplementeerd. Vraag voor actieplan De regio vraagt aan de nieuwe Vlaamse Regering om onmiddellijk met een actieplan te starten rond deze uitdaging. Het samenstellen van een expertengroep onder leiding van het kabinet van de Minister voor Ruimtelijke Ordening. Naast diverse disciplines moeten ook de diverse bestuursnvieaus hierbij betrokken worden. De oprichting van deze groep was reeds in september 2008 formeel aangekondigd, maar kreeg tot op heden geen uitvoering. Deze expertengroep krijgt als opdracht het uitwerken van een aantal mogelijke scenario’s om via aanpassing, uitbreiding en vernieuwing van het huidige instrumentarium het beleid beter te laten aansluiten bij deze reële dynamiek en meer effectief resultaat inzake ruimtelijke kwaliteit op het platteland te behalen. De regio geeft hierbij volgende suggesties mee: meer differentiatie (meer mogelijkheden voor functiewijzigingen van gebouwen en sites, herbestemming enkel voorbehouden voor complexe dossiers), meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit via winwin (soepelheid voor functiewijziging in ruil voor harde afspraken over opwaarderen van gebouwen en site en integratie in het landschap), afweging vanuit mobiliteit, impact op zone-eigen activiteiten en goede kennis van het terrein maar met voldoende overzicht (gebiedsgericht en multidisciplinair), snellere en mindere logge procedures, krachtdadige opvolging en optreden tegen ongewenste ontwikkelingen of niet nagekomen voorwaarden. 4 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen De regio stelt zich kandidaat om in een bijzonder en tijdelijk ruimtelijk statuut als proefzone voor een vernieuwd ruimtelijk beleid mbt tot deze problematiek te fungeren. De regio vraagt hierbij dat de provincie en het Vlaamse gewest dit tijdelijk statuut juridisch en planologisch zouden borgen, dat de provincie de moderatie op zich zou nemen, en dat beide instanties kritisch en constructief het proces mee zouden begeleiden en volgen. Het statuut moet een tijdelijk karakter hebben en als aanzet gezien worden voor ervaringsopbouw in het licht van een herziening van het RSV en het PRS West-Vlaanderen. De regio en de gemeenten engageren zich om hieraan actief te participeren zowel door inbreng van terreinkennis maar ook door zelf strikt en krachtig alle passende afspraken mbt ruimtelijke kwaliteit uit te voeren. Deze bezorgdheid geldt onverkort ook voor andere ruimtelijke ontwikkelingen met risico op verrommelingen (o.m. niet kwalitatief geïntegreerde industriële landbouw- of woonontwikkelingen bvb.) De regio stelt voor om alle gemaakte afspraken mbt deze uitdaging in een bestuursconvenant tussen de diverse overheden vast te leggen. Prioriteit 3. Bedrijfsversterking: kenniseconomie, open en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap De gevolgen van de financiële en economische crisis zijn op dit moment al duidelijk zichtbaar. De verder zetting en eventuele uitbreiding van een goed relanceplan wordt alvast een belangrijk item voor de volgende Vlaamse regering. Daarnaast is het essentieel dat het nieuwe Vlaamse beleid al het mogelijke doet om ondernemerschap zo aantrekkelijk mogelijk te maken. De regio wil zich verder inzetten om haar economische troeven te versterken. De regio heeft heel wat sterke sectoren (hout, textiel, kunststoffen, bouw) en de aanwezigheid van een aantal innovatieve koplopers en internationale marktspelers is hierbij een regionale meewaarde. Er is hier ook heel wat kennis en knowhow aanwezig ter ondersteuning van de hoogtechnologische en gemoderniseerde land- en tuinbouw. De regio is daarbij aansluitend onbetwistbaar één van de belangrijkste voedingsregio’s van het land. Verschillende Midden-West-Vlaamse bedrijven hebben een belangrijk aandeel in de Europese markt en met name de subregionale groenteverwerkende industrie kan beschouwd worden als een hoofdrolspeler. Op vandaag is een platform in oprichting ‘Huis van de voeding’ die alle representatieve spelers bijeenbrengt met als doel een aantal concrete doelacties te ontwikkelingen. Zo bestaat er de wens om een onderzoekscluster rond agrovoeding op te richten met een duidelijke inbedding zowel in het hoger onderwijs als in het bedrijfsleven. De regio wil hiermee ook de ambitie van de provincie West-Vlaanderen onderschrijven om extra middelen voor de West-Vlaamse hoge scholen, R&Dcentra en universiteit te generen. Zodat de nodige initiatieven kunnen genomen worden om een (versnelde) overstap te maken naar een innovatiegedreven kenniseconomie en de valorisatie van de aanwezige kennis. Met het oog op de detectie van vernieuwende toepassingen kunnen daarbij diverse spin-off opportuniteiten ontwikkeld worden, dit met specifieke aandacht voor dienstverlening naar startende ondernemingen. Anderzijds moeten bedrijven zich inschakelen in een brede context van maatschappelijke verwachtingen. Initiatieven zullen opgezet worden om de bedrijfsvoering duurzamer te maken en economische dynamiek te koppelen aan ruimtelijke kwaliteit. 5 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen Prioriteit 4. Mobiliteit/Ontsluiting De economische welvaart van de regio kan enkel behouden worden als ook de mobiliteitsproblematiek wordt aangepakt. Meer nog de regio beoogt de versterking van de industriële logistiek zodat de concurrentiële positie van de Midden-West-Vlaamse productiebedrijven continu verbeterd wordt. Een duurzaam beleid voor een betere aansluiting op spoor, weg en binnenvaart vergt daarbij ook een Vlaamse, strategische benadering. Er moet een duidelijk tijdschema komen voor de realisatie van de missing links en al deze ontbrekende schakels in het wegennet moeten tegen het einde van de volgende legislatuur gerealiseerd zijn. Betere ontsluiting van industriezones en bedrijventerreinen, betere samenwerking met het openbaar vervoer. De ontsluiting van industriezones en bedrijventerreinen met openbaar vervoer ontbreekt vaak, afstemming tussen industrie en openbaar vervoer (trein en/of bus) is wenselijk i.f.v. woon-werkverkeer. Opmaak maatregelen pakket tot behoud en versterken van de oostwest doorstroming op de N36, N37 en N35 o.a. inzake traag en zwaar verkeer. Uittekenen van een bewegwijzeringplan voor bovenlokale routes die het doorgaand verkeer op regioniveau geleiden conform de wegencategorisering en zo sluipverkeer door woongebieden verhinderen. Sluipverkeer wordt vaak veroorzaakt door vrachtverkeer, maar ook door lokaal verkeer die niet de gewenste routes volgt. Het sluipverkeer van zwaar vervoer wordt voor een groot stuk beïnvloed door de GPS. Een structurele oplossing bieden voor het parkeren van de vrachtwagens. Chauffeurs nemen de vrachtwagen mee naar huis en parkeren in woonstraten, op plaatsen waar ze hinderlijk kunnen zijn voor ander verkeer, probleem van de zichtbaarheid, veiligheid. Versterken van het toeristisch-recreatief fietspadennetwerk in complementariteit met andere functionele wegenwerken, afwerken van het functioneel fietspadennetwerk langs Gewestwegen en waterwegen. Vlaamse afstemming rond de optimalisatie van verkeersinfrastructuren (wegen, spoor, water) in functie van ontsluiting bedrijventerreinen en duurzaam woonwerkverkeer. Ondersteuning van de uitbouw van regionale, logistieke clusters. Prioriteit 5. Behoud en creatie van tewerkstelling A) Arbeidsmarkt Vaststelling Krapte op de arbeidsmarkt is al enige tijd het leidmotief bij het uittekenen van het Midden-West-Vlaams arbeidsmarktbeleid (laagste werkloosheid van Vlaanderen en hoge werkgelegenheidsgraad). De gewijzigde economische context gooit de trends op de arbeidsmarkt nu grondig overhoop. Echter ondanks de neerwaartse conjunctuur en de huidige groei van de werkloosheid zal krapte op de arbeidsmarkt ook in de toekomst actueel blijven. Zelfs in de huidige omstandigheden blijven de bedrijven moeilijkheden ondervinden bij het invullen van de knelpuntvacatures. Onze invalshoek is er dus één van inspelen op wat er op korte termijn nodig is, maar die de trends op langere termijn evenzeer als uitgangspunt neemt. 6 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen De krapte op de arbeidsmarkt vraagt om een totaalstrategie die erop gericht is zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen én te houden. Werkbaar werk en kwaliteit van werk moeten een absolute prioriteit worden in de komende jaren, willen we de werkzaamheidsgraad effectief verhogen. Meer kwetsbare groepen, zoals bijvoorbeeld allochtonen, personen met een handicap en ouderen, zijn nog steeds ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt en werken vaker in meer precaire jobs. Bovendien blijven zij de eerste slachtoffers wanneer er sprake is van economische terugval. Daarom dient diversiteitsbeleid versterkt te worden, opdat er meer mensen welkom zijn op de arbeidsmarkt. We willen een duidelijk groeipad van diversiteitsplannen in onze regio generen. Wens 1. Realisatie van een doorgedreven analyse van het profiel van niet-werkende werkzoekenden en (knelpunt)vacatures en uitwerken van een reeks curatieve maatregelen tot het stimuleren van de herintrede van niet-werkende werkzoekenden. Voorstel: Doorgedreven VDAB screening van de werkzoekenden per sector zodat we een correct beeld krijgen van de competenties van de arbeidsreserve in de regio. Uitzuiveren van niet-toeleidbaren uit de werkzoekendenstatistieken of onderbrengen in een aparte categorie. Om de nood aan arbeidskrachten in de regio correct te kunnen inschatten, is er nood aan een eenduidige registratie van vacatures die dubbeltellingen uitsluit. Betere afstemming tussen de VDAB dienstverlening voor werkzoekenden/trajectbegeleiding en vacaturewerking. Er moet werk gemaakt worden van de creatie van unieke aanspreekpunten voor werkgevers en er moet geïnvesteerd worden in de werkwinkels, met de lokale besturen als actieve partner + vereenvoudigd taalgebruik naar de werkzoekenden toe. Bevorderen van de interregionale mobiliteit. 2. Uitbreiding van voorschoolse en buitenschoolse opvang. Reeds jaren worden door de Vlaamse Regering extra middelen voorzien voor bijkomende plaatsen in de Buitenschoolse Kinderopvang. Initiatieven die opgestart zijn voor 1995 kunnen tot op vandaag geen beroep doen op een gelijkwaardige financiering vanuit Vlaanderen. Die initiatieven worden wel erkend door Kind en Gezin, maar niet betoelaagd door hen. Hun toelagen zijn beperkt tot federale toelagen vanuit het FCUD. Wens Vraag om middelen ter beschikking te stellen om een rechtmatige subsidie te geven voor de tewerkstelling in de voor 1995 opgestarte initiatieven buitenschoolse opvang en wanneer nieuwe middelen ter beschikking komen, deze prioritair ter beschikking te stellen van deze initiatieven. 3. Promoten en ontwikkelen van diversiteitsplannen op de werkvloer. De krachtlijnennota EAD 2008 vermeldt dat de Vlaamse Overheid streeft naar meer plannen (van 525 naar 750) en dit voor de helft in bedrijven met meer dan 100 werknemers. Aanvullend wordt aan de projectontwikkelaars een taak van nazorg toegewezen en een verhoogde aandacht voor leeftijdsdiversiteit gevraagd. 7 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen Wens Aandacht hebben voor de subregionale arbeidsmarktsituatie inzake kansengroepen en grootte van de bedrijven. Voorzien van bijkomende werkingsmiddelen teneinde nazorg te kunnen organiseren. Maatregel ‘diversiteitsplannen’ openstellen voor regiospecifieke diversiteit, zijnde de aanwezigheid van Noord-Fransen, veelal van allochtone origine, en voor bedrijven een eerste kennismaking met inkleuring van de werkvloer. B) Aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt Vaststelling De inspanningen die in het verleden reeds werden geleverd om het onderwijs beter op de arbeidsmarkt te laten aansluiten, moeten worden verder gezet en geïntensifieerd. Wens 1. Vlaamse ondersteuning van een promotiecampagne voor de opleidingen die toeleiden naar (regionale) knelpuntberoepen en technisch onderwijs in het bijzonder. Voorstel Mogelijk maken van een sector- of studierichtingoverschrijdende opleiding (aanpassing van decreet) of introduceren van een nieuw studiegebied ‘industrie’ waarbij stages in diverse sectoren aangeboden kunnen worden. Meer structurele maatregelen nemen voor een grotere en betere instroom in het technisch onderwijs en/of ter verbetering van het imago van het technisch onderwijs. 2. Optimaliseren van de afstemming van het opleidingsaanbod op de arbeidsmarktbehoeftes + analyse van het opleidingsaanbod en degelijk onderzoek naar de mogelijkheden tot uitbouw van noodzakelijke, nieuwe opleidingen in de regio Voorstel Financiële ondersteuning bieden aan pilootprojecten van sectoren en succesvolle projecten structureel financieren. Financiële middelen voorzien voor de uitbouw van een lasopleiding in de regio. Ondersteunen van projecten die het arbeidsmarktgericht denken in het onderwijs versterken. De overheid moet sensibiliseringscampagnes voeren voor permanente vorming bij bedrijven, ook op de werkvloer. Een ervaringsbewijs (EVC) behalen moet kosteloos zijn. Het opleidingsaanbod in de land- en tuinbouw sector herbekijken. Er is opnieuw sterke nood aan technisch plantaardig opgeleiden, zodat het innovatief onderzoek in de land- en tuinbouw ook naar de toekomst toe kan gegarandeerd worden. Toegankelijker maken van ESF-middelen voor bedrijven, door uitwerking van drempelverlagende, gebruiksvriendelijke methodieken. C) Sociale Economie Vaststelling De regio wil het belang van sociale economie vanuit drie invalshoeken onderschrijven: 1. Ze biedt ten eerste een uitweg om groepen die in de reguliere arbeidsmarkt uit de boot vallen via aangepaste tewerkstelling weer in te schakelen. 8 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen 2. Ten tweede is de sector een voortrekker bij het ontwikkelen van innovatieve strategieën om op een andere manier arbeid en productie te organiseren, waarbij een evenwicht tussen mens en maatschappij centraal staat. 3. Ten derde geeft de sector een antwoord op maatschappelijke noden die door de markt onvoldoende of niet ingevuld geraken. Zowel sociale economie als maatschappelijk verantwoord ondernemen moeten, elk in hun eigen finaliteit maar ongetwijfeld ook in een dynamiek van onderlinge wisselwerking, belangrijke speerpunten zijn van een aanpak die erop gericht is de economie in zijn geheel meer sociaal, meer inclusief, meer duurzaam te maken. Wens 1. Bij de verdeling van het aantal plaatsen in de sociale economie wordt gekeken naar de relatieve aanwezigheid van de doelgroep. Zoals eerder vermeld kent de regio geen kwantitatief grote doelgroep, maar vooral een kwalitatief moeilijk benaderbare kerngroep. In de regio is reeds een grote dynamiek aanwezig met al heel wat tewerkstelling in de sociale economie maar er blijft wel nood aan extra plaatsen. Tewerkstelling en doorstroom moeten uiteraard in evenwicht blijven en de afstemming met de reguliere economie blijft belangrijk. 2. Vlaamse ondersteuning in de uitbouw van een subregionaal Kenniscentrum Sociale Economie. Eerst en vooral moet sociale economie een gemeenschappelijke aanspreek of loket functie krijgen. De uitbouw van één aanspreekpunt zou ook de brugfunctie kunnen inhouden tussen het totale veld van de sociale economie enerzijds en de reguliere economie anderzijds. Dit loket kan ook de stand van zaken van de sociale economie en de projecten bijhouden en tenslotte verder worden uitgebouwd als kenniscentrum sociale economie. Voorstelling invulling: Strategisch platform sociale economie voor de regio, met coördinerende rol voor RESOC/SERR Ondersteuning lokale overheden op vlak van sociale economie Public Relations voor de sociale economie Sensibilisering, networking, promotie … Aanspreek- en expertisepunt Met structurele inzet van een medewerker diensteneconomie Prioriteit 6. een efficiënte en effectieve overheidsstructuur 1) Van een Streekpact naar een Streekcontract A. Vaststelling Er is nood aan een structureel kader voor opvolging, ondersteuning en uitvoering van de Streekpacten. Wens Wij pleiten voor een permanent karakter van de dialoogprocedure en een groeipad inzake de engagementen vanuit de Vlaamse overheid. We zouden dus graag een evolutie zien waarbij het Streekpact evolueert naar een document waarin projecten zullen worden opgenomen binnen enerzijds door Vlaanderen en anderzijds door de streek ontwikkelde strategische lijnen. De oprichting van een ‘investeringsfonds voor streekontwikkeling’ zou hieromtrent soelaas kunnen bieden. RESOC/SERR onderschrijft hiermee ten volle de meerwaarde van het streekoverleg en de nood aan stabiliteit in de structuren. 9 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen B. Vaststelling Er bestaat een onevenwicht tussen beide belangrijke invalshoeken. De scherpe opdracht voor RESOC/SERR inzake arbeidsmarkt, ondermeer inzake advisering, steekt af tegen het ontbreken van economische opdrachten. Wens Een beter evenwicht tussen arbeidsmarkt en economie, zowel inhoudelijk als financieel. Dit evenwicht kan bereikt worden indien het reeds gevraagde Vlaamse referentiekader en de economische adviesopdrachten daadwerkelijk worden ontwikkeld. Daarnaast dient een verhoging plaats te vinden van de financiering van de RESOC/SERR’s vanuit het beleidsdomein economie zodat de economische uitdagingen en geformuleerde hefbomen die deel uitmaken van elk Streekpact, ook optimaal behartigd worden. 2) Een regionale centrummanager ‘lokale economie’. Vaststelling Gemeenten spelen een belangrijke rol bij het stimuleren van (boven)lokale economische ontwikkelingen en het creëren van een concurrerend vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven. Individuele gemeenten komen hierbij steeds meer tot het besef dat samenwerking op het economische beleidsterrein onontbeerlijk is. Bepaalde economische vraagstukken, bijvoorbeeld op het gebied van bedrijventerreinen, infrastructuur en de arbeidsmarkt, vragen immers om een bovenlokale aanpak van het economische beleid. De economie trekt zich namelijk weinig aan van grenzen van individuele gemeenten. Via intergemeentelijke samenwerking kunnen gemeenten hun krachten bundelen en zodoende hun invloed binnen het economische krachtenveld vergroten. Wens Naar het voorbeeld van de projectmedewerker lokale diensteneconomie of de erfgoedconvenanten zou een verbindingsambtenaar ‘economie’ moeten ter beschikking worden gesteld voor de gemeenten van de RESOC, deze zou dan zelfs niet enkel als verbinding kunnen opereren, maar ook projecten voor de gemeenten zelf kunnen opvolgen. Juni 2009 10 MEMORANDUM RESOC/SERR Midden-West-Vlaanderen