Beleidsregel ‘Sociale Veiligheid, Provincie Noord-Brabant 2005’ GEDEPUTEERDE STATEN van Noord-Brabant gelet op: - artikel 152 van de Provinciewet; - artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht; - artikel 2 en 4 van de Verordening Zorgsubsidies, Provincie Noord-Brabant 1999; - Startnotitie Programma Integrale Veiligheid, provincie Noord-Brabant,GS 25 mei 2004; -voorjaarsnota 2004, PS 2 juli 2004. BESLUITEN: vast te stellen de beleidsregel ‘Sociale Veiligheid, Provincie Noord-Brabant 2005’. In deze beleidsregel wordt nader bepaald: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. het doel de doelgroep de beschikbare middelen de activiteiten en kosten die voor subsidie in aanmerking komen de gehanteerde beoordelings- en afwegingscriteria de manier waarop een aanvraag kan worden ingediend de manier waarop een aanvraag wordt behandeld Artikel 1. Doel van de Beleidsregel Het provinciebestuur beoogt met haar Programma Integrale Veiligheid concrete activiteiten te ontwikkelen op het gebied van externe veiligheid (met name gerelateerd aan gevaarlijke stoffen), sociale veiligheid en op het gebied van openbare orde en rampenbestrijding. Het programma beoogt een meerwaarde te hebben ten opzichte van de bestaande, reguliere taken. Onder ‘Sociale Veiligheid’ wordt in deze beleidsregel verstaan: Het zich in de dagelijkse leefomgeving vrij kunnen voelen van dreiging, agressie of geweld van anderen. De Beleidsregel Sociale Veiligheid is een uitwerking binnen de programmalijn ‘Sociale Veiligheid’. Naast een algemene doelstelling kent deze programmalijn vier inhoudelijke speerpunten (zie hierna). Projectaanvragen die in het kader van de Beleidsregel worden ingediend, kunnen betrekking hebben op de algemene doelstelling, maar ook zijn gericht op één van de vier speerpunten. Algemene doelstelling programmalijn Het bevorderen van sociale veiligheid in Noord-Brabant en de veiligheids-gevoelens van Brabanders. Subdoelstelling ‘Veiligheidshuizen’ Bevorderen van structurele (keten)samenwerking tussen organisaties zoals justitie, politie, onderwijs, bedrijfsleven, gemeenten en zorg- en welzijns-aanbieders om recidive van daders te voorkomen en/of preventie van criminaliteit. Een voorbeeld van een dergelijke constructie is een ‘veiligheidshuis’. Subdoelstelling ‘Veilige scholen’ Het bevorderen van veilige scholen door versterking van de zorgstructuur binnen het onderwijs (met name in het Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs), de aansluiting onderwijs-jeugdzorg en de relatie onderwijsbedrijfsleven. Het bevorderen van gevoelens van veiligheid in en om scholen. Subdoelstelling ‘Bestrijding Huiselijk geweld’ Bevorderen van de bestrijding van huiselijk geweld. Ondersteunen van gemeenten bij het realiseren van (keten)samenwerking op lokaal en regionaal niveau t.b.v. van de bestrijding en aanpak van huiselijk geweld. Mogelijke betrokkenen zijn o.a. politie, het Openbaar Ministerie, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling/jeugdzorginstellingen, vrouwenopvang, reclassering, forensische psychiatrie en andere hulpverlenende instanties. Subdoelstelling ‘Veilige bedrijfsterreinen/Midden- en Kleinbedrijf’ Het stimuleren van gestructureerde aandacht voor veiligheid op bedrijven-terreinen en in winkelcentra als een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven, gemeente en politie. Hiertoe behoort ook het uitwisselen van kennis en ‘best practices’. Artikel 2. Doelgroep Alle rechtspersonen in Noord-Brabant kunnen een projectaanvraag indienen, mits: - het project niet exclusief is gericht op één van de vijf grote steden van Brabant (Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg, ofwel de B5); - de projectaanvraag niet wordt ingediend door een provinciale steunfunctie-instelling Zorg en Welzijn. Middelgrote gemeenten worden met name uitgenodigd projectaanvragen in te dienen. Artikel 3. Beschikbare middelen Voor 2005 is € 1.200.000,- beschikbaar. Deze middelen worden in twee tranches tot besteding gebracht (zie artikel 6). Per tranche zal naar verwachting sprake zijn van een subsidieplafond van € 600.000,-. Gedeputeerde Staten zullen hiertoe nader een besluit nemen. Het maximale subsidiebedrag per projectaanvraag is € 50.000. Er zal gestreefd worden naar een evenwichtige besteding van de middelen over de verschillende speerpunten en over de provincie. Cofinanciering - Voor projectaanvragen om een subsidiebedrag tot en met € 10.000 is cofinanciering niet vereist. - Voor projectaanvragen om een subsidiebedrag hoger dan € 10.000 is cofinanciering vereist. De mate waarin sprake is van cofinanciering is overigens wel een afwegings-criterium bij de beoordeling van projectaanvragen (zie artikel 5). Bevoorschotting en eindafrekening Subsidies worden bij verlening voor 80% bevoorschot. Vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van een verantwoording en een financieel verslag binnen 13 weken na afronding van het project. Indien het een subsidie betreft van meer dan € 23.000,- gaat de aanvraag tot vaststelling tevens vergezeld van een accountantsverklaring.volgens het model accountantsverklaring Beleidsregels Algemeen Subsidiebeleid 2000. Vermelding provinciale subsidie bij publiciteit Bij publiciteit over het project dient bekend te worden gemaakt dat het project (mede) mogelijk is gemaakt door een subsidie op grond van de Beleidsregel Sociale Veiligheid van de provincie Noord-Brabant. Artikel 4. Subsidiabele activiteiten en kosten Subsidiabel zijn in principe alle kosten van het project, mits: - de kosten niet op reguliere wijze kunnen worden gefinancierd of wanneer sprake is van voorliggende voorzieningen; - in het project geen verplichtingen worden aangegaan, welke de looptijd van het project overschrijden, zoals de aanstelling van personeel, tenzij financiering daarvan na beëindiging van de provinciale subsidie op voorhand is zekergesteld; - het niet gaat om activiteiten die kunnen worden gezien als behorende tot de reguliere activiteiten van projectdeelnemers; - het niet gaat om kosten met betrekking tot de fysieke infrastructuur zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van camera’s, verlichting en hekwerk. Subsidiabele activiteiten en kosten zijn bijvoorbeeld projectbegeleiding, project- of methodiekbeschrijvingen, communicatie en uitvoeringskosten. Artikel 5. 5.1. Beoordelings- en afwegingscriteria Subsidie-aanvragen worden beoordeeld op de volgende punten: A. Past het project binnen de doelstellingen van de Beleidsregel (artikel 1)? B. Zijn de activiteiten en kosten subsidiabel (artikel 4)? C. Is voldaan aan de hiernavolgende voorwaarden? - De projectaanvraag wordt vergezeld van een duidelijke en realistische projectopzet en planning. - De projectopzet is integraal en mede gericht op versterking van de (keten)samenwerking. - Er kan binnen drie maanden na toekenning van de subsidie met de uitvoering van het project worden gestart. - Proceskosten (zoals verslaglegging, overleg, projectleiding e.d.) bedragen maximaal 10% van het totale gevraagde bedrag. - Er is sprake van cofinanciering bij een aangevraagd subsidiebedrag hoger dan €10.000,-. - Er is een aantoonbaar perspectief op implementatie en inbedding in de reguliere activiteiten (bij gebleken succes van het project). - Overdraagbaarheid moet in de projectopzet zijn meegenomen. - Verantwoordings- en evaluatie-activiteiten zijn in de projectopzet meegenomen. - Er is aantoonbaar draagvlak bij minimaal de projectpartners. 5.2. Wanneer deze vragen bevestigend kunnen worden beantwoord en het aantal aanvragen is hoger dan het aantal aanvragen dat gezien het subsidieplafond kan worden toegekend, worden bij de afweging tussen de verschillende subsidie-aanvragen de volgende criteria betrokken: - In welke mate is sprake van cofinanciering? - In welke mate is sprake van (keten)samenwerking? - In welke mate is sprake van een integrale aanpak? - In welke mate is sprake van een vernieuwende aanpak/voorbeeldwerking? - In welke mate is sprake van overdraagbaarheid? Daarnaast is het mogelijk dat bij overschrijden van het subsidieplafond, de beschikbare middelen worden verdeeld over meerdere projecten. Indien er ná vaststelling van de twee verdeelprogramma’s nog middelen resteren, worden deze verdeeld over de na de laatste sluitingsdatum van 15 september 2005, maar vóór 15 oktober 2005, ingediende projectaanvragen; deze verzoeken worden dan behandeld op volgorde van binnenkomst. Na 15 maart voor de eerste tranche ingediende aanvragen en na 15 september voor de tweede tranche ingediende aanvragen worden alléén behandeld wanneer na behandeling van alle vóór 15 september ingediende aanvragen het totale subsidieplafond van € 1.200.000,- voor het jaar 2005 nog niet is bereikt. Artikel 6. Indienen van de projectaanvraag Waar? Projectaanvragen dienen te worden gericht aan het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Directie Sociale en Culturele Ontwikkeling Bureau Zorg en Welzijn o.v.v. Sociale Veiligheid Postbus 90151 5200 MC ‘s-Hertogenbosch Indien het een samenwerkingsverband betreft dient één rechtspersoon namens alle partners de projectaanvraag in te dienen. Hoe? Aanvragen voor subsidie dienen schriftelijk ingediend te worden door middel van een volledig ingevuld ‘Aanvraagformulier subsidie Sociale Veiligheid’. Aanvragen dienen altijd vergezeld te gaan van een projectplan en een gespecificeerde begroting. Alleen volledig ingevulde aanvraagformulieren, vergezeld van alle gevraagde bescheiden, worden in behandeling genomen. Een digitale versie van het aanvraagformulier kan worden opgevraagd via [email protected]. Wanneer? Aanvragen kunnen in 2005 voor twee afzonderlijke tranches tot en met respectievelijk 15 maart en 15 september van dat jaar worden ingediend. De poststempel geldt daarbij als bewijsmiddel. Meer informatie? Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met mevrouw Pieternel Ritsema, projectleider Sociale Veiligheid binnen de Directie Sociale en Culturele Ontwikkeling (tel. 073-681 2288 of e-mail [email protected]). Artikel 7. Behandeling van de aanvraag Het College van Gedeputeerde Staten neemt per tranche op basis van een verdeelprogramma een besluit over alle ingediende aanvragen. Het College beslist uiterlijk 8 weken na de sluitingsdatum van een tranche op het subsidieverzoek. Aanvragen welke wegens een ontoereikend subsidieplafond in één tranche zijn afgewezen, kunnen in een navolgende tranche nog één keer opnieuw worden ingediend. Hiervoor dient een nieuwe aanvraag te worden aangereikt. Artikel 8. Hardheidsclausule 8.1. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslissen Gedeputeerde Staten. 8.2. Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken. Artikel 9 Slotbepalingen Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2005 en vervalt op 1 januari 2006. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel Sociale Veiligheid provincie Noord-Brabant 2005’.