Professionele cultuur Leerrijk! Leerrijk! Professionele cultuur 2008 1 Professionele cultuur Leerrijk! Inleiding Over de professionele cultuur in organisaties zijn boekenkasten vol geschreven, voor Leerrijk! een reden om daar geen nieuw werk aan toe te voegen! In dit bele idsstuk zullen we dan ook trachten om niet zeer gedetailleerd maar via inleidingen, korte teksten en stellingen de gewenste cultuur binnen Leerrijk! te duiden. Voor nadere detaillering en uitwerkingen wordt verwezen naar de diverse beleidsstukken. Een waarschuwing vooraf is zeker ook op zijn plaats: een professionele cultuur mag zeker niet verward worden met koele zakelijkheid! Tot de basiskenmerken van een professionele cultuur rekenen we namelijk een kwalitatief goede interactie tussen de binnen de stic hting “aanwezige” mensen. Wel is het zo dat bij de beoordeling van zaken en het nemen van besluiten daarover op een gestructureerde manier de in onderstaande teksten weergegeven uitgangspunten en kaders gehanteerd worden! Stellingen inzake professionele cultuur Binnen en buiten. Leerrijk! als stichting en de daarbinnen functionerende scholen maken deel uit van de maatschappij als geheel en hebben daarbinnen bovendien ook nog eens sterke bindingen met de directe omgeving. Als vanzelf beïnvloeden we en worden we ook beïnvloed. Dit betekent ook dat op alle niveaus bij beleidsvorming en allerlei andere afwegingen bekeken moet worden welk effect beleid en beslissingen hebben op de “buitenwereld” en andersom ook hoe ontwikkelingen in die maatschappij gevolgen kunnen hebben voor de eigen ontwikkeling. Kortom: de ontwikkeling van stichting en scholen vindt niet plaats als een intern proces maar juist in interactie met de maatschappij als geheel en de buurt als specifieke omgeving. Daarbij zullen we niet schromen om samenwerkingsverbanden te zoeken of te stichten als dit in het belang is van de ontwikkeling en het functioneren van de stichting en de scholen . Mens en beleid. In de stichting zijn twee belangrijke groepen mensen te onderscheiden . Dit zijn onze doelgroep: de leerlingen en hun ouders/verzorgers, die we zien als partners van de school, en daarnaast de groep personeelsleden, welke “het kapitaal” van de stichting vormen. Voor beide groepen is binnen de professionele cultuur eenzelfde doel te formuleren: een v oortdurende ontwikkeling! Het is daarbij aan de stichting om de noodzakelijke randvoorwaarden waarbinnen deze ontwikkeling plaats kan vinden te realiseren. Daartoe vindt met name samenhangende beleidsontwikkeling op de gebieden identiteit, organisatie, ond erwijs, personeel en beheer plaats. Dit beleid geeft de kaders waarbinnen bedoelde ontwikkeling plaats kan vinden. Het is dus niet inkaderend bedoeld, maar juist als een startplatform waarop men zich kan baseren. Als uitgangspunt zal het beleid dan ook dermate “open” geformuleerd worden dat men er voor de eigen situatie voldoende ruimte in kan vinden teneinde aan te kunnen sluiten bij de maatschappelijke positie van de school. Soms echter, bv. als wetgeving of Cao zaken dwingend voorschrijven, zal het beleid noodzakelijkerwijs concreet geformuleerd worden. Leerrijk! Professionele cultuur 2008 2 Leerlingen en ouders. Het bestaansrecht van Leerrijk! wordt gevormd door de in de scholen van de stichting aanwezige leerlingen en in het verlengde daarvan hun ouders. De collectieve ambitie is dan ook gericht op het verzorgen van passend onderwijs aan deze kinderen. Bij alle afwegingen die we maken vragen we ons (indien dat van toepassing is natuurlijk) steeds als eerste af welk effect deze hebben op de kinderen. Pas daarna komen de belangen van de overige geledingen in beeld. Indien belangen van leerlingen en andere belangen strijdig zijn met elkaar gaan de belangen van leerlingen voor. Ouders zijn onze partners in de opvoeding van de aan ons toevertrouwde leerlingen. Ouders worden als gesprekspartner door allen die betrokken zijn bij hun kind serieus genomen, ook als men kritiek heeft. Daarbij gaan we er van uit dat ouders zich bewegen binnen de uitgangspunten en doelen die in schoolplan en schoolgids geduid worden en die hen voor plaatsing van hun kind bekend gemaakt zijn. Indien ouders “derden” bij de vorming van hun kinderen willen betrekken, komen scholen daar binnen hun mogelijkheden, het stichtingsbeleid en de wettelijke kaders aan tegemoet. Ouders en hun kinderen zijn niet allen hetzelfde. Oo k de samenstelling van de wijken waarin de scholen staan is niet uniform. Scholen stemmen zich af op hun omgeving, houden rekening met de bijzondere eigenschappen van de leerlingen die de school bezoeken. De scholen van Leerrijk! zijn daarom per definitie verschillend! Personeelsleden. Op stichtingsniveau worden een aantal modellen en beleidsplannen gehanteerd die gebruikt worden om de gewenste ontwikkeling van stichting, scholen en personeelsleden te beschrijven en daar waar gewenst en mogelijk te plannen. Een professionele cultuur verwacht immers van professionals dat ze beter worden, biedt ook kansen aan die professionals om dat te realiseren, maar stelt ook eisen aan de professional. Derhalve formuleren we volgende stellingen: Voor de professionals binnen Leerrijk! geldt dat: o men hart voor de zaak heeft en zich loyaal opstelt; o men zich partner op de werkplek voelt, medeverantwoordelijk is voor (verdere ontwikkeling van) het geheel en daar ook een eigen specifieke bijdrage aan levert; o men zelf verantwoordelijkheid neemt voor het eigen werkgedrag, o men zelf verantwoordelijk is voor zijn bekwaamheid en de instelling heeft om steeds te zoeken naar mogelijke verbeteringen; o men niet afwacht maar zelf naar kansen zoekt en deze inbrengt in het geheel van de organisatie; o men zich ook buiten de eigen werkplek oriënteert en de opbrengst daarvan inbrengt ten gunste van de eigen werkplek. Met andere woorden: de beschrijvingskaders stellen de professionals juist in staat om binnen het concept van de lerende organisatie te werken aan de ontwikkeling van de (school-) organisatie en zichzelf. Het zijn in dit kader vooral richtingbepalers en nadrukkelijk geen uitkomstvoorspellers!! Het ontwikkelingsproces kan immers divers van verloop zijn, afhankelijk van de input die men er al doende gezamenlijk aan geeft. Het is daarbij een opdracht aan de stichting om met inz et van de beschikbare middelen (naast budgetten b.v. ook i.p.b.-beleidsdelen zoals competentieontwikkeling middels het p.o.p.) zorg te dragen voor het realiseren van de benodigde randvoorwaarden. Ook aan de leidinggevenden in de stichting stelt voorgaande eisen: men gaat ontwikkelingsgericht te werk, doelgericht sturend op basis van de gezamenlijk geformuleerde ambitie. Leerrijk! Professionele cultuur 2008 3 Communicatie en openheid. De stichting werkt voornamelijk met uit de openbare kas verkregen middelen. Over de besteding daarvan moet dan ook “openbaar” gesproken, besloten en verantwoording afgelegd worden. Hoewel scholen geacht worden “verschillend van karakter” te zijn, hebben ze natuurlijk oo k op een groot aantal terreinen overlappingen als het gaat om taken, uitdagingen en/of problemen. Overleg tussen collega’s (op verschillende niveaus) van verschillende scholen kan daarbij een steun in de rug zijn. De communicatie binnen alle geledingen van de stichting kenmerkt zich door pro-actieve openheid (in goede en slechte tijden!), zowel in de dagelijkse praktijk als in formele overlegsituaties (medezeggenschap, d.g.o., geledingenoverleggen etc.). Tussen de stichting en de daarbinnen functionerende scholen en geledingen streven we een open sfeer en communicatie na waarin het gemeenschappelijk belang, inzet, verantwoordelijkheid, mislukken en slagen bespreekbaar is met als doel om daar samen “beter van te worden”. We gaan er daarbij van uit dat alle geledingen zelf actief zoeken naar mogelijkheden om externe contacten aan te gaan. Daarnaast zal dit van stichtingswege gestimuleerd worden; Daar waar privacyoverwegingen dit niet uitsluiten worden de in de stichting en scholen werkzame personen en de (in de medezeggenschapsraad zittende) ouders gevraagd en ongevraagd geïnformeerd over alle beleidsterreinen betreffende zaken die voor hun functioneren van belang zijn. Hoewel alle bij beleidsvaststelling betrokken partijen vanuit een eigen verantwoordelijkh eid bij dit proces betrokken zijn, is het uitgangspunt eensluidend, we streven immers een gemeenschappelijk belang na! Bestuur, management en medezeggenschap. De bestuurs- en managementstructuur van Leerrijk! is duidelijk beschreven in een organogram en de bijhorende reglementen. Hieruit komen de volgende stellingen voort: Het bestuur fungeert als “een bestuur op afstand” en houdt zich bezig met het toezien op de uitvoering van zijn taak door de algemeen directeur. Daarnaast beoordeelt men door de algemene directie voorgelegde beleidsstukken. De algemene directie is gemandateerd om een aantal bestuurstaken uit te voeren en vormt de dagelijkse leiding van de stichting. Naast het formuleren van bovenschools beleid op de terreinen van identiteit, organisatie, onderwijs, personeel en beheer geeft men leiding aan de directeuren waarvoor men ook het aanspreekpunt is. Bovendien voert men het overleg met g.m.r. en d.g.o. en onderhoudt men externe contacten/ stemt af op de omgeving. Iedere school heeft een integraal schooldirecteur. Deze is eindverantwoordelijk voor hetgeen in de school gebeurt. De directeur heeft ook de mogelijkheid om mandaat voor uit te voeren taken aan andere functionarissen te geven. De directeur voert ook het overleg met de m.r. en onderhoudt externe contacten/ stemt af op de omgeving. De grenzen tussen de drie geledingen worden “scherp bewaakt”. Slechts op verzoek en in geval van calamiteiten worden de formele grenzen overschreden. Professionele medezeggenschap binnen de stichting wordt als een belangrijk gegeven beschouwd. De mening van personeelsleden en ouders wordt niet alleen in formele zin (tijdens het overleg met teams, m.r., g.m.r. en d.g.o.) gewaardeerd maar ook in informeel Leerrijk! Professionele cultuur 2008 4 opzicht. De algemene directie respectievelijk de directeur zorgt dat men van stichtings- of schoolwege over voldoende informatie beschikt om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. Daar waar competenties, kennis en vaardigheden nodig zijn die niet tot de kern competenties van in de stichting werkzame geledingen of personen behoren wordt externe deskundigheid ingezet. Beleidsontwikkeling. Beleidsontwikkeling dient een gestructureerd proces te zijn. Nieuwe (eigen) inzichten, wetten en regelgeving moeten met regelmaat verwerkt worden om het beleid up to date te laten blijven. Bovenschoolse beleidsontwikkeling is bovendien de basis voor de beleidsontwikkeling op schoolniveau. Daarom het volgende: Van stichtingswege wordt middels een beleidsboek duidelijk gemaakt op welke terreinen beleid geformuleerd is of wordt; Het beleidsboek en de vastgestelde beleidsstukken worden ter beschikking gesteld aan scholen en geledingen; Ten aanzien van het schrijven, vaststellen en in een later stadium herschrijven van beleid wordt de volgende cyclus consequent gehanteerd: initiatief – concept – advies directeurenoverleg – vaststellen bestuur – voorleggen g.m.r. – implementatie – uitvoering – evaluatie. Hierna start de cyclus opnieuw. In het stichtingsplan wordt deze cyclus steeds weergegeven en doorvertaald naar de jaarplannen. De implementatie van vastgesteld beleid wordt door middel van een invoeringsplan systematisch vorm gegeven; Alle personen en geledingen binnen de stichting kunnen het initiatief nemen als het gaat om beleidsontwikkeling. Bij beleidsontwikkeling oriënteert de stichting zich nadrukkelijk ook op “de wereld buiten de stichting”. Ontwikkeling van stichting, school, personeelsleden en instanties. In plancyclus en personeelsbeleid wordt aandacht besteed aan de systematisch ontwikkeling van de organisatie en de daarin werkzame mensen, dit vanuit het idee van de lerende organisatie. Daaruit zijn een aantal koppelingen met de professionele cultuur te maken die in onderstaande stellingen verwoord worden. Van belang daarin is het in samenhang planmatig handelen en het afleggen van verantwoording daarover. De stichting. Leerrijk! werkt planmatig aan de ontwikkeling van “de stichting”. Door vierjaarlijks op basis van eigen wensen/ervaringen, de vraag van “de maatschappij” en wettelijke eisen de missie van de stichting ten aanzien van alle beleidsterreinen (identiteit, organisatie, onderwijs, personeel en beheer) gezamenlijk te herijken, herschrijven en opnieuw te onderschrijven en vervolgens het bovenschools beleid daarop aan te passen blijft het beleid up to date. Dit proces en de daar uit voortkomende acties worden in het stichtingsplan in hun onderlinge samenhang vastgelegd. Leerrijk! Professionele cultuur 2008 5 De in het stichtingsplan opgenomen activiteiten (wederom betrekking hebbend op alle beleidsterreinen) worden ieder schooljaar nader geconcretiseerd weergegeven in het stichtingsjaarplan. Op deze wijze is voor alle betrokkenen duidelijk wat men in het betreffende schooljaar aan activiteiten kan verwachten. Tot de te ondernemen activiteiten hoort zeker ook een evaluatie inzake de bestuurs- en managementstructuur. Over de bereikte resultaten wordt in het stichtingsjaarverslag verslag gedaan en verantwoording afgelegd. Bovendien worden mogelijke consequenties van e.e.a. voor de voortgang van de ontwikkelingen geduid. De school Iedere school werkt planmatig aan de eigen ontwikkeling. Vierjaarlijks stelt men daartoe het schoolplan op waarin men, met als referentiekader de collectieve ambitie van de stichting en het daarop gebaseerde bovenschools beleid, de eigen ambities ten aanzien van identiteit, organisatie, onderwijs, personeel en beheer herijkt, herschrijft en gezamenlijk onderschrijft. Vervolgens wordt geanalyseerd hoe de nieuwe visie en de stand van ontwikkeling van de school zich verhouden. Op basis van deze analyse worden voor een periode van vier jaar daar waar mogelijk in samenhang activiteiten gepland en beschreven die bevorderen dat de gestelde doelen bereikt worden. De in het schoolplan opgenomen activiteiten (wederom betrekking hebbend op alle beleidsterreinen) worden ieder schooljaar nader geconcretiseerd weergegeven in het schooljaarplan. Op deze wijze is voor alle betrokkenen duidelijk wat men in het betreffende schooljaar aan activiteiten kan verwachten. Over de bereikte resultaten wordt in het schooljaarverslag verslag g edaan en verantwoording afgelegd. Bovendien worden mogelijke consequenties van e.e.a. voor de voortgang van de ontwikkelingen geduid. Personeelsleden Daar waar stichting en scholen voortdurende ontwikkeling nastreven is het voor alle personeelsleden van belang om ook de bij hun functie passende professionele competenties op peil te houden. In het kader van de Cao-Po / het taakbeleid heeft ieder personeelslid de plicht op jaarbasis 10% van de betrekkingsomvang aan professionaliseringsactiviteiten te besteden. Hierover legt men verantwoording af in het jaarlijks functioneringsgesprek. De professionalisering van individuele personeelsleden is gericht op de voor hun (mogelijk toekomstige) functie benodigde competenties en sluit derhalve in eerste instantie a an op de schoolontwikkeling. In tweede instantie kunnen ook persoonlijke professionaliseringsdoelen gerealiseerd worden. Vaststelling van het scholingsprogramma gebeurt in overleg met de direct leidinggevende. Geledingen (met name m.r. / g.m.r.) Reeds eerder werd opgemerkt dat de m.r. en g.m.r. door de algemene directie en de directeur van de school uitgebreid geïnformeerd worden over stichtings- en schoolspecifieke zaken. Daarnaast is scholing en expertiseopbouw natuurlijk noodzakelijk om de taak goed uit te kunnen voeren. Voor het organiseren van deze scholing is de m.r. / g.m.r. zelf verantwoordelijk. Ook voor overige geledingen geldt dat men zelf verantwoordelijk is voor het opdoen van de benodigde expertise. Leerrijk! Professionele cultuur 2008 6