TOETS TAAL: naam: ………………………… taalbeschouwing thema 3 behaald: /35 datum: .......................... 1. Woordtekens. Wanneer moet je ze aanwenden/gebruiken ? Zoek het op in je Alfabeestje ! /3 2. Omkring alle eigennamen. Onderstreep alle zelfstandige naamwoorden. Johan De Tollenaere is de Lovendegems baas van een groot bedrijf in de Nieuwstraat. /2 3. Markeer alle werkwoorden in deze zin geel. Onderstreep de infinitieven met blauw. Markeer alle bepaalde lidwoorden groen. Morgen mogen de kinderen met de spelletjes van Sven spelen. /3 4. Verkleinwoorden kind ……………………………………….. paté ……………………………………….. laptop ……………………………………….. oma ……………………………………….. huis ……………………………………….. Verkleinwoorden zijn …. (Welk geslacht ?) 5. Meervoud café ……………………………………….. portemonnee ……………………………………….. Alp /7 politie …………………………………… calorie …………………………………… ……………………………………….. /5 6. Verdeel in zinsdelen. Elke zondag versturen veel mensen foto’s naar Johan. Morgen bezorgt een vriendelijke leerling het laatste inschrijvingsformulier aan de directeur. Enkele zesdeklassers hebben een Bingelopleiding gevolgd in Lovendegem. Ze willen in de toekomst zorgen voor het onderhouden van dit programma. /5 7. Voeg enkel noodzakelijke zinsdelen toe. Mijn zus geeft ………………………………………………………………………………………………………………………. Wij bezoeken …….………………………………………………………………………………………………………………… Het sneeuwt ……………………………………………………………………………………………………………………….. /3 8. Doorstreep de niet-noodzakelijke zinsdelen. Die man zoekt ‘s morgens voedsel in de vuilbakken. Aan de grens van Lovendegem ziet hij de hoge gebouwen van Gent. Ze nemen elke dag een douche in het huis van Jonas. /3 9. Schrijf de juiste vorm van het werkwoord: wachten: de eerste persoon enkelvoud in de v.t.: …………………… verliezen: de eerste persoon meervoud in de v.t.: …………………… kunnen: de derde persoon enkelvoud in de t.t.: …………………… zijn: de derde persoon meervoud in de v.t.: ………………..… /4