Door het inleveren van dit product verklaar ik dat het product eigen werk is en dat het vrij is van plagiaat. Student: Studentnummer: NHL emailadres: Opleiding(en): Traject: Code toets eenheid: Begeleider: Examinator: Inleverdatum: Klazien Bijlsma 307440 [email protected] Docent gezondheidszorg en Welzijn Deeltijd TE.ECS.Dt.PP.12.D-Vakd.eindw.GW L. Woudstra B.v.d. Schaar 2 juni 2014 1 3 Inleiding. Dit plan is geschreven in het kader van vakdidactische deel van de lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn. Vakkracht, dat is waar ik aan denk bij het schrijven van het vakdidactische eindwerkstuk. Vak-inhoud en visie komen samen. In dit werkstuk beschrijf ik mijn visie aan de hand van verschillende visies in het domein van gezondheidzorg en welzijn. Op basis van mijn visie ga ik een lessenserie ontwikkelen die passend is bij de vakken die behoren bij de basiskennis van gezondheidzorg en welzijn. In dit verslag wordt alle informatie en onderbouwing weergegeven. Voor leesbaarheid en bruikbaarheid voor andere docenten schrijf ik een aparte docentenhandleiding. In hoofdstuk 1 omschrijf ik een aantal verschillende visies die hebben bijgedragen aan het verwoorden van mijn eigen visie. Als laatste in dit hoofdstuk geef ik een verantwoording voor het gekozen onderwerp. De doelgroep en doelgroep keuze wordt beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 verantwoord ik de leerdoelen met betrekking tot de lessenserie. In hoofdstuk 4 bevindt zich de lessenserie. Deze is bedoeld voor de leerlingen. Dit is de “reader” zoals de leerlingen die ontvangen. In dit verslag is uitgegaan van de richtlijnen die aangedragen zijn door de NHL, lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn. Een “krachtig” document voor de toekomst. Groeten Klazien Bijlsma. 4 Inhoudsopgave Inleiding. ................................................................................................. 4 Hoofdstuk 1: Visie & visie keuze ............................................................. 6 Hoofdstuk 2: Doelgroep keuze & Onderwerp ........................................ 14 Hoofdstuk 3: Leerdoelen ....................................................................... 18 3.1 Planning ......................................................................... 22 Hoofdstuk 4: Leerlingen Handleiding..................................................... 23 Inleiding ................................................................................................ 24 Nawoord ............................................................................................... 49 Bibliografie ............................................................................................ 50 Bijlage. .................................................................................................. 51 5 Hoofdstuk 1: Visie & visie keuze In dit hoofdstuk verantwoord ik mijn keuze voor het onderwerp van mijn lessenserie en gekozen doelgroep. Dit vak wordt gegeven aan de eerstejaars leerlingen van de opleiding maatschappelijke zorg niveau 4. In de eerste 2 periodes van hun eerste leerjaar krijgen zij als vak doelgroepen. In dit vak wordt een basis aan kennis gelegd over de doelgroep die zij tegen kunnen komen in hun werkveld. Denk hierbij aan jeugdzorg, verstandelijk gehandicaptenzorg e.d. Ik heb gekozen voor een lessenserie voor deze doelgroep omdat zij mij erg aanspreekt. In de lessen die ik aan deze klassen heb gegeven, heb ik erg genoten van de manier in communicatie over en weer met deze doelgroep. Ze zijn oprecht nieuwsgierig naar de theorie. Ik kom zelf van de werkvloer en vind het een voorrecht om hier les over te geven. Ik ben van mening dat dit een voordeel is, ook voor het ontwikkelen van mijn lessenserie. Nu is het zo dat voor het vak ziektebeelden normaliter alleen het boek Cliënt en omgeving wordt gebruikt. Hier liggen verder geen opdrachten naast. Daarom heb ik voorgesteld deze te gaan ontwikkelen, dit ter ondersteuning naast het boek dat de leerlingen in hun bezit hebben. (cliënt en omgeving, 2007) De thema’s die terug gaan komen in de lessenserie zijn als volgt; 1.Alzheimer 2.De ziekte van Pick 3.Gedragsproblemen 4.Hechtingsproblematiek 5.Psychische problemen 6.Depressies 7.Schizofrenie 8.Korsakoff In de lessenserie wil ik verschillende opdrachten verwerken. Deze gaan ze maken aan de hand van de theorie die ze terug kunnen vinden in hun boek, Cliënt en omgeving. Ter ondersteuning zal er ook filmmateriaal en activerende werkvormen terug komen. Ik ga hiervoor gebruik maken van het boek Het gaat steeds beter! Activerende werkvormen voor de opleidingspraktijk (heide, 2006) en het vakdidactische werkvormen 6 werkboek. (winkels, 1996) Dit om een zo goed mogelijke opbouw in de lessenserie te krijgen. Binnen het beroepsperspectief van de Lerarenopleiding Gezondheidszorg & welzijn valt het MBO, VO en praktijkonderwijs onder het beroepsperspectief. Al deze scholen hun hebben eigen visie. In dit hoofdstuk licht ik delen van deze visie uit. De delen die ik weer geef, zijn de delen die mij aanspreken. Daarna zal ik een keuze maken welke visie mij het meest aanspreekt en waarom. Bij het waarom zal ik weergeven welke invloed de visie op mij als docent heeft. Voortgezet onderwijs, (marne college) in het voorgezet onderwijs lees je in de meeste visies terug, dat de leerling zich zelf nog aan het ontdekken is. Vragen als Wie ben ik, wat kan ik en wat wil ik? zie je veelal terug. Het verkennen van antwoorden op deze vraag zien de scholen als een gezamenlijke opdracht van zowel school als leerling. Die verkenning vereist van de scholen dat ze goed onderwijs geven, maar dat er nog andere zaken belangrijk zijn. Om die redenen bieden scholen een “rijke” leeromgeving aan zodat leerlingen zich ook sociaalemotioneel kunnen ontwikkelen. Er is aandacht en ruimte voor iedereen om deze bovenstaande vragen te gaan verkennen. Wat ik veelal terug lees in de verschillende visies, is dat de leerlingen de “vrijheid” krijgen zichzelf te ontdekken, met daarnaast passend onderwijs. Het onderwijs is leerlinggericht. Om mijn beeld zo “compleet” mogelijk te maken heb ik ook gezocht naar een visie in de Randstad. Wat hier opvalt is dat het kopje veiligheid erg onder de aandacht wordt gebracht. Dit onderwerp speelt meer in deze steden dan hier in Friesland. Ik heb 3 visies gelezen van scholen in Friesland en in alle drie is dit geen of een minimaal aandachtspunt. In een visie van het Amsterdams Lyceum worden de doelen helder verwoord. De school heeft als doel dat de leerling zich zodanig ontwikkelt dat hij/zij optimaal kan deelnemen aan vervolgonderwijs. Dit wil de school bereiken door het creëren van een inspirerende leeromgeving. Daarvoor biedt de school een breed onderwijspakket aan binnen de school maar ook buiten de reguliere lessen. Toen ik het document las, werd ik zelf ook geïnspireerd. Het geeft mij het 7 gevoel dat er goed naar de leerlingen word gekeken waarmee ze verder kunnen. De ontwikkeling die deze school wil doormaken is tevens gericht op de toekomst, hopelijk een vervolgopleiding. Dit spreekt mij erg aan. Dit omdat mijn hart zit bij het MBO/HBO en als een vooropleiding hier doelgericht mee bezig is, kan dat zeer positief uitpakken voor docenten op het MBO en HBO. Ik heb specifiek dit deel uit de visie gekozen omdat dit mij het meeste aanspreekt. De aandacht ligt vooral op het ontdekken van jezelf ( de leerling). Ik vind dit een belangrijk onderdeel. De leerling is namelijk niet alleen op school om te leren, dat zou te taakgericht zijn naar mijn beleving. Juist als leerlingen ook leren te kijken naar zichzelf, zorgt dit ervoor dat ze goed in vel kunnen komen te zitten. Dit kan ervoor zorgen dat ze zich beter voelen in een groep. En juist een groep, in dit geval hun klas, is waarbij ze hun schooljaren door brengen. Naar mijn mening dus onlosmakelijk van elkaar; jezelf leren kennen en kennis opdoen in het voortgezet onderwijs. De ontwikkelingsstadia van Erik Erikson laat zien dat de jongere in de puberteitsperiode bezig is met het ontdekken van eigen identiteit, ook wel identiteit versus rolverwarring genoemd. (Bil., 2009) Hiermee ondersteun ik het belang van het ontdekken van zichzelf, dit is waar de jongeren van deze leeftijd zich in bevinden. Praktijkonderwijs, (actiadvies) De missie en visie van het praktijkonderwijs is deels hetzelfde als VO maar toch ook deels anders. De leerlingen van het praktijk onderwijs hebben ook andere begeleiding nodig die zie je terug in de visie. Een duidelijk doel is dat, na het doorlopen van het praktijkonderwijs, leerlingen zelfstandig en volwaardig kunnen participeren in de maatschappij. Ze zijn in staat zelfstandig te werken, te wonen, hun vrije tijd zinvol te besteden en burger te zijn. Tevens wordt er gewerkt aan competenties die gerelateerd zijn aan het beroep waar ze voor hebben gekozen. Het praktijkonderwijs gaat hierbij uit van de individuele mogelijkheden en talenten van de leerlingen. Er wordt veelal gesproken over individuele leertrajecten. Een praktijkschool kijkt naar de mogelijkheden van het individu. Hierbij werken ze systematisch en doelgericht. 8 Structuur en duidelijkheid zijn hierbij van groot belang. Het moet vanaf het begin duidelijk zijn waar heen gewerkt wordt. Het leerproces wordt zo ingericht dat het uitdagend, betekenisvol en stimulerend is. Daarvoor is het nodig dat er stapsgewijs haalbare doelen worden gesteld en manieren worden gevonden om hier naar toe te werken. Wat ik hier in terug zie is dat het individu voorop staat. Haalbare doelen en mogelijkheden zijn begrippen waar veel over gesproken wordt. Dit is voor mij erg herkenbaar omdat ik jaren in de verstandelijk gehandicaptenzorg heb gewerkt. Deze begrippen zijn sleutelwoorden! Dat lees je terug in de visie van het praktijkonderwijs. Dit vraagt als docent ook een andere benadering. Op het voortgezet onderwijs en MBO stel je klassikale doelen vast waar enige differentiatie aan te pas komt. In het praktijkonderwijs kijk je naar wat het individu nodig heeft en welke doelen daarbij horen. Je gaat daarmee aan de slag en bent creatief in het vinden van de mogelijkheden hierin. Dit is in het MBO & VO minder op de voorgrond. Ik kan me goed vinden in deze visie. Ik heb dit jaren uitgevoerd, maar dan in de dagbesteding bij gehandicaptenzorg. Het voelt goed om me hiermee bezig te houden. Ik heb er dan ook specifiek voor gekozen om dit gedeelte toe te lichten uit de verschillende visies die ik gelezen heb. Het spreekt mij aan dat ze onderwijs op maat aan bieden daar waar mogelijk. Naar mijn beleving ligt hier een streven van het praktijkonderwijs. Om dit extra naar voren te brengen laat je een verschil zien met het MBO en Voortgezet onderwijs. Voor nu is mijn doel leerlingen op te leiden die met deze doelgroepen in het werkveld te maken krijgen. Vandaar dat mijn voorkeur nog steeds uitgaat naar het MBO. MBO; Middelbaar beroepsonderwijs. (friesland college) (friese poort) In het middelbaar onderwijs ben je bezig om te werken naar het beroepenveld. Je hebt al een ( eerste ) keuze gemaakt in het beroep dat je wilt gaan doen in de toekomst. Ik zet eerste tussen haakjes omdat sommige leerlingen tijdens de opleiding erachter komen dat de keuze niet de juiste was. Het MBO biedt dan de mogelijkheid om te wisselen: of binnen eigen muren of een ander MBO. In de visie van de Friese Poort lees je terug dat de Friese Poort goed op 9 de hoogte is van de arbeidsmarkt en die heeft vertaald in het opleidingsaanbod. Samen met het voortgezet onderwijs en het bedrijfsleven zijn er actieve programma’s ontwikkeld om studenten te stimuleren te kiezen voor de arbeidsmarkt waar ze hun beroep willen gaan uitoefenen. De Friese Poort biedt de leerlingen een uitdagend, intensief onderwijsprogramma aan. Het onderwijs is vormgegeven rondom de beroepspraktijk, opdrachten en daaraan verbonden kennisen vaardigheidslessen. De student voert steeds meer zelfstandig uit en krijgt daardoor steeds meer grip op zijn/haar eigen leerproces. Studenten stellen zelfstandig leerdoelen op waar heen gewerkt wordt, met ondersteuning van de docent. De Friese Poort maakt in het onderwijs een duidelijke koppeling tussen de praktijk en het onderwijs in de lessen. Geeft ook duidelijk aan in de visie dat studenten een individuele begeleiding krijgen binnen hun leertraject. Voor wie het reguliere aanbod onvoldoende is, bijvoorbeeld bij taal of rekenen of er zijn sociaal psychische problemen, dan zijn er zowel interne als externe lijnen bij de Friese Poort. Ook heb ik gekeken naar nog een “grote “ MBO, het Friesland College. Het Friesland College werkt vanuit een praktijk gestuurde visie. Dat betekent dat elk leerproces in een ( beroeps) opleiding in de praktijk behoort te starten. Dus de praktijk stuurt het leerproces. Het Friesland College kiest voor niet eerst leren en later toepassen, maar dat je door toepassen (praktijk) steeds meer ontdekt wie je bent, wat je nodig hebt en wat je wilt leren. De praktijk is dus het vertrekpunt van het leren, zoals de visie aangeeft. Dit kan gaan om simulatie in de school en of in de praktijk, bij een leerbedrijf. Daarnaast werkt de Friesland College veel met de werkvorm reflectie. Dit leert je naar jezelf te kijken en je verschillende vragen te stellen en uiteindelijk beantwoord te krijgen. Wie ben ik?, wat wil ik? wat is er nodig om succesvol te handelen?, waar moet ik meer van weten en wat moet ik kunnen?. Deze visie vraagt een hele andere manier van leren van studenten. Ze bevinden zich snel en veel in de praktijk. Het eigen leerproces is grotendeels hun “eigen verantwoording” Voor mij als docent is dit lastiger. Ik heb hier vorig jaar mijn stage gedaan en vond het lastig dat 10 de leerlingen al zo snel de praktijk in gingen. Ik denk dat het beter is om ze eerst te laten “wennen” aan de stap vanuit het VO, want dit is al een groot verschil. Ik ben van mening dat studenten steeds “jonger” worden. Wel dezelfde leeftijd maar minder verantwoordelijkheidsgevoel en minder goed weten wat ze willen. Waardoor ze in de knoei kunnen komen in de praktijk waar al veel van hen gevraagd wordt. Naar mijn inzien moet dit proces geleidelijk gaan. Invloed keuze op mijn docentschap en visie; Zoals ik nu in het leven sta gaat mijn voorkeur duidelijk uit naar het MBO. Ik wil graag mijn kennis overdragen aan studenten die zelf het beroepenveld in gaan. Ik ben daarbij van mening dat ze geleidelijk de praktijk in moeten gaan. Theorie en aangaan van verantwoording moet daarbij eerst deels vanuit de school worden aangestuurd. Daarbij vind ik wel dat ze hun verantwoording hebben bij het aangaan van de opleiding. Op tijd komen en aanwezig zijn is een vereiste. Ook respectvol met anderen omgaan en verantwoording nemen voor hun schoolwerk valt daar onder. Mijn visie is om studenten te laten leren van elkaar en van zichzelf. Dit kan in verschillende situaties en met verschillende methodes. In het MBO leren studenten hun eigen leerproces uit te zetten samen met ons. Gericht op het beroepenveld en dat is wat mij erg aanspreekt. In dit verslag zal ik mij dan ook verder richten op het MBO. De lessenserie en de verdere uitwerking zijn gericht op maatschappelijke zorg niveau 4 eerstejaars leerlingen. Deze doelgroep ligt dicht bij mij en ik werk hier graag mee. Daarnaast geef ik graag les met verschillende middelen. Ik maak graag gebruik van visuele middelen zoals boeken en readers, zodat de leerlingen zelf aan de slag kunnen en zelf hun theorie kunnen lezen. Daarbij kan ik ze goed ondersteunen in de opdrachten. Samenwerken kan hier ook voldoende en goed aan bod komen. Ook het gebruik maken van filmmateriaal vind ik zeer effectief. De leerlingen krijgen hierdoor een goed beeld van bijvoorbeeld de doelgroepen. Als ik vertel over autisme en ze lezen er over dan “landt” het vaak nog niet helemaal. Met filmmateriaal kun je net die laatste ondersteuning hierbij geven. Combinatie van middelen is daarom voor mij belangrijk. Niet alleen vanwege het beter binnenkomen van de informatie maar ook voor de 11 afwisseling. Afwisseling werkt naar mijn beleving ook mee aan de concentratie van leerlingen. Ik vind het belangrijk dat je daar bewust van bent als docent. Omdat ik nu zelf nog in de schoolbanken zit, doe ik er mijn voordeel mee. Ik beleef wat zij beleven. Wat vraag ik nu eigenlijk van de leerlingen? Kunnen ze dit nog aan op het eind van de dag? Daarom is stilstaan bij de concentratieboog ook een belangrijk onderdeel in het geheel van mijn visie. Ik als docent vind het belangrijk om te kijken naar de leerling. Wat hebben zij nodig om mijn lessen te kunnen volgen. Je kunt het dan o.a. hebben over de randvoorwaarden, denk hierbij aan boeken, lokaal. Maar ik ga daarin een stap verder. Wat is er nodig om een les te kunnen volgen, dan wel bij mij. Al eerder sprak ik over Erik Erikson, dit is de belangrijkste en meest invloedrijke theorie over identiteitsontwikkeling. (Bil., 2009) In zijn theorie over persoonlijkheidsontwikkeling van de mens benoemt Erikson 8 fasen. Ik beperk mij tot de fase identiteit versus rolverwarring, dit omdat de doelgroep in mijn werkveld hieronder valt. De puberteit, van kind naar volwassene. In deze fase vraagt men zich af wie ben ik? Wat wil ik? In de puberteit zijn jongeren onzeker over wat ze willen in de toekomst omdat ze daar nog geen duidelijk beeld bij hebben. Mede doordat ze nog niet de verplichtingen hebben van een volwassene, is er een soort speelruimte in het nemen van bijvoorbeeld hun verantwoordelijkheid. Wat betekent dit nu voor mij als docent? Mijn streven is om hier rekening mee te houden in mijn lessen en met mijn kijk op de jongeren die ik les geef. Ik ben mij er van bewust dat het nemen van verantwoording moeilijk kan zijn en dat het stapsgewijs gedaan zal moeten worden. Ze komen van het voortgezet onderwijs, waar meer structuur was, en vanuit huis zijn er genoeg jongeren waarvan de ouders veel voor hen doen en bepalen. Hierin zie je zeker een verschil onderling bij de leerlingen. Mijn visie hierop is stap voor stap de leerlingen leren verantwoording te nemen. Een voorbeeld hiervan is door aan het begin van het schooljaar meteen te wijzen op het feit dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor het volgen van mijn lessen en de desbetreffende materialen die daar voor nodig zijn. Kiezen ze ervoor om geen boeken mee te nemen, kunnen ze 12 ook geen les volgen. Zo zijn er meer keuzes die bij hen zelf liggen, op tijd komen is daar ook een voorbeeld van. Wie ze zijn wordt steeds beter zichtbaar op MBO. Ze hebben inmiddels een beroepskeuze gemaakt ( ook regelmatig de verkeerde, maar ook daar leren ze van) ze leren zichzelf beter kennen. Deze ontwikkeling is mooi om te zien. 13 Hoofdstuk 2 Doelgroep keuze & Onderwerp Doelgroep keuze en onderwerp vakgebied zijn de onderwerpen die ik in dit hoofdstuk ga uitwerken. Mijn doelgroep voor mijn vakdidactische eindwerkstuk is Maatschappelijke Zorg, niveau 4 eerste jaar. De meeste leerlingen komen van het voortgezet onderwijs. Een enkele komt van het HBO, waar ze het eerste jaar niet hebben gehaald. Met deze doelgroep heb ik nu de meeste ervaring en deze ligt dicht bij mij. Ik kom zelf uit het vakgebied waar ze voor worden opgeleid en geniet hier erg van. De stageplekken ken ik goed, ik kan mij mede daardoor ook goed inleven hoe het is op hun stage. Dit wordt als prettig ervaren door zowel mij, als docent, maar ook door de studenten. De lessenserie van ziektebeelden komt overeen met het domein gezondheidszorg en welzijn. Tijdens het vak pathologie komen dezelfde onderwerpen voorbij, dan wel op HBO niveau. De basis en de kenmerken van de ziektebeelden zijn uiteraard hetzelfde. Daarnaast vind ik het belangrijk om te weten hoe leerlingen leren. In het handboek van de leraar wordt daar in hoofdstuk 1 uitgebreid aandacht aan besteed. (Kralingen, 2012 ) Leren is een proces dat zich afspeelt in het hoofd van de leerling, daarnaast moet de leraar een optimale leeromgeving creëren voor leerlingen. (Kralingen, 2012 ) Geeft aan dat er 2 basis gebieden van het leren zijn: ·* Basis gebieden van het leren 1. In hoofd van leerling voltrekt leerproces ( intern leerproces) 2. Buiten het hoofd wordt de leerstof aangeboden ( extern leerproces.) Leren betekent letterlijk: mentaal proces waarbij als gevolg van leeractiviteiten een relatief stabiele gedragsverandering tot stand komt. Hierbij kun je onderscheid maken in; 1. Impliciet leren: leren zonder vooropgezette bedoeling 2. Intentioneel leren: doelgericht leren 3. Mentaal proces: internproces, waarbij nieuwe kennis, houding vaardigheid etc. wordt gevormd 14 Het gevolg van leren is: sprake van oorzakelijke verandering, nieuwe kennis komt niet uit de lucht vallen en is niet van biologische aard. Hebben het over leeractiviteiten. Bovenstaande is belangrijk om te weten als je aan de slag gaat met het maken van lesmateriaal. Nu weten we wat leren letterlijk betekent en wat het gevolg van leren is, maar daarnaast is het ook belangrijke te weten hoe het geheugen werkt van leerlingen. De werking van het geheugen: Volgens het handboek van de leraar heb je te maken met 3 soorten geheugen; (Kralingen, 2012 ) 1. Zintuigelijk geheugen/ Poortwachter functie 0,001 sec tot paar sec. Kort vasthouden van ruwe informatie, om te vergelijken met aanwezige informatie. Herkende informatie (filtering) gaat alléén door naar kortetermijngeheugen. Onbewust mechanisme, patroonherkenning en selectiemechanisme. 2. Kortetermijngeheugen/ werkgeheugen Max 30 sec. Circa 7 elementen. Nieuwe informatie wordt in contact gebracht met oude informatie vanuit langetermijngeheugen. Chunking: hercoderen van eenheid. Controle processen, herhaling en codering (leerprocessen moeten elkaar ondersteunen) 3. Lang termijngeheugen. Woorden en begrippen niet ondergebracht op zelfde plek, maar zijn wel met elkaar verbonden. In dit geheugen bevindt zich een egocentrisch tintje, namelijk veelal herinneringen met jezelf in de hoofdrol. Sleutelbegrip: kan reeks herinneringen terugbrengen, doordat kern van verhaal langzaam boven komt, Persoonlijke lens: Herinneringen gekleurd door lens waardoor verteller kijkt. 15 Nu hebben we helder hoe leerlingen kunnen leren en hoe daarbij het geheugen een belangrijke functie heeft. Voor mij als docent is dit belangrijk te weten zodat je weet hoe je theorie en praktijk het beste kunt aanbieden. Hierdoor krijg je beter grip op de leerlingen en weet je waarom ze soms simpelweg dingen niet kunnen onthouden. Als je kijkt naar de Taxonomie van Bloom, werkt deze ook in verschillende fases. Het is belangrijk te weten in welke fase je les gaat geven, dus hoe schrijf je de training. Al deze onderwerpen zijn belangrijk voor mij en ik houd daar ook rekening mee in het ontwikkelingen van mijn lesmateriaal. In hoofdstuk 3 zie je hoe ik dit doe, en zal ik ook een koppeling maken naar de taxonomie van Bloom en de werking van het geheugen en hoe leren leerlingen. Onderwerp; Het onderwerp dat ik uit ga werken is ziektebeelden, psychische ziektebeelden. (Buuren., 2006) (Kerstens, 2013) (Kralingen, 2012 ) Deze lessen komen eraan voor de studenten en ik wil mij hierin verder gaan verdiepen. Het lijkt mij tevens zinvol om het te koppelen aan mijn eigen praktijk, dan wel mijn stage. De theorie en de opdrachten die ik ga uitwerken zijn zodanig geformuleerd dat ze voldoen aan de beheersingsniveaus van Taxonomie van Bloom. 16 17 Hoofdstuk 3 Leerdoelen De lessenserie die ik geschreven heb gaat over ziektebeelden, dan wel psychische ziektebeelden. Dit zijn de psychische ziektebeelden die de studenten moeten kennen. Ze horen te weten wat het is, wat de kernmerken zijn en hoe je het met de verschillende ziektebeelden om wenst te gaan. In het eerst jaar maken ze hiervoor een goede basis aan. Daarnaast is het belangrijk dat ze weten hoe een zinvolle daginvulling/ leefomgeving eruit kan zien en hoe ze daar zelf als maatschappelijke zorger een belangrijke rol in hebben. Per les zijn er leerdoelen opgesteld. Dit komt overeen met de werkprocessen en competenties. De opdrachten die bij de lessenserie horen werken mee aan de beroepsprestaties. Overkoepelende leerdoelen van de lessen zijn; 1. De leerlingen kunnen door het opdoen van nieuwe theorie een vertaling maken naar de praktijk. Dat was ze zien op hun stage , wordt beter begrepen doordat ze de theorie die er bij hoort krijgen in deze lessen. 2. Samenwerken, vele opdrachten bestaan uit samenwerken. Leren van elkaar en de eventuele voorkennis delen. 3. De leerlingen kunnen begrijpend lezen, de theorie die ze lezen moeten ze kunnen vertalen naar de opdrachten. Bij vele opdrachten moeten ze eerst de theorie lezen voordat ze de opdrachten kunnen maken. Begrijpend lezen is hierbij van belang. Tevens komt dit ook veel voor in het werkveld. Hier wordt volop gewerkt met dossiers. Voor het verwerken van de leerdoelen pas ik de taxonomie van Bloom toe. De uitwerking hiervan is als volgt; De taxonomie van Bloom is in verschillende fases gedeeld. We onderscheiden: Kennis: de leerling herinnert zich de theorie/praktijk. Activiteiten van de leerlingen: Herinneren, benoemen, opnoemen, opzoeken, beschrijven, aanwijzen, reproduceren Inzicht. 18 Vraag: Kunnen de leerlingen zich informatie herinneren? Inzicht De leerling geeft weer, vertaalt en vat samen. Activiteiten van de leerlingen: ·Samenvatten, een verklaring geven, in eigen woorden weergeven, een tekening maken van, voorspellen, voorbeelden geven, uitleggen, selecteren, grote lijnen aangeven. Vraag: Kunnen de leerlingen hun kennis uitleggen? Toepassing: De leerling gebruikt informatie in een onbekende situatie en lost een probleem op. Activiteiten van leerlingen: Een plan ontwikkelen, een oplossing voorstellen, aantonen dat, laten zien hoe, kennis gebruiken in een situatie die. Vraag: Kunnen de leerlingen kennis en inzicht gebruiken? Analyse De leerling breekt de informatie open en brengt de onderdelen met elkaar in verband. Activiteiten van de leerlingen: In delen splitsen, patroon beschrijven, bewijzen voor conclusies aangeven, classificeren, onderzoeken. Vraag: Kunnen de leerlingen verbanden aanbrengen tussen delen van kennis? Samenvoegen: De leerling brengt de onderdelen samen tot iets nieuws. Activiteiten van leerlingen: Ontwerpen, scheppen, samenstellen, schrijven, bouwen, ontwikkelen. Vraag: Kunnen de leerlingen creatief omgaan met kennis en inzichten? 19 Evaluatie De leerling geeft een beargumenteerd oordeel en heeft een standpunt. Activiteiten van leerlingen: Concluderen, beargumenteren, de waarde aangeven, bekritiseren, kiezen en de keuze rechtvaardigen, besluiten Vraag: Kunnen de leerlingen een beargumenteerd standpunt innemen? De theorie van ziektebeelden, psychische ziektebeelden zijn op verschillende fases ontwikkeld. Er vindt een opbouw plaats van kennis opdoen naar begrijpen. Dit zijn de 2 fases die je het meest terug vindt in de lessen. Alle leerdoelen van de lessenserie zijn; 1. De leerling kan voorkennis activeren door in gesprek te gaan met zijn/ haar buurman. ( beheersingsniveau kennis en inzicht.) De leerling voert minimaal 4 gesprekken tijdens deze lessenserie. 2. De leerling kan de pervasieve ontwikkelingsstoornissen en informatieverwerkingsstoornissen die ontstaan zijn door aangeboren hersenafwijkingen uitleggen en vertalen.( beheersingsniveau begrijpen en reproduceren ) De leerling kan minimaal 5 kenmerken vertalen en uitleggen. 3. De leerling kan de kenmerken van gedragsproblematiek van kinderen en jeugdigen onderscheiden en herkennen.( beheersingsniveau kennis, toepassen en analyse) De leerlingen vertaalt minimaal 2 kenmerken naar de praktijk. 4. De leerlingen kan filmmateriaal analyseren en vertalen naar een opdracht. ( beheersingsniveau toepassen, analyseren en samenvoegen) De leerlingen analyseert 2 keer filmmateriaal tijdens deze lessenserie. 5. De leerling kan een indeling maken van psychische problemen. Angststoornissen, dwangstoornissen, schizofrenie, depressiviteit, Borderline persoonlijkheidsstoornis en op eetproblemen. ( beheersingsniveau kennis, toepassen, reproduceren en samenvatten) De leerlingen kan 3 van de van 8 specifieke ziektebeelden vertalen naar derden. 6. De leerling kan luisteren naar derden die hun vak presteren. (beheersingsniveau analyse en evaluatie ) De leerlingen kan minimaal 20 2 luistertechnieken uitvoeren. 1, naar klasgenoten. 2, gastlessen. 7. De leerling doet kennis op naar aanleiding van de theorie, vervolgens dit vertalen naar een opzet van een behandelingsplan. ( beheersingsniveau kennis en reproduceren, inzicht) De leerling kan 1 behandelingsplan uitzetten Competenties en werkprocessen van de lessenserie Beroepsprestatie: Werkproces: 3.2. Verdiepen in de doelgroep Competentie: 3.1. Werkt aan K. deskundigheidsbevordering Vakdeskundigheid en professionalisering van toepassen het beroep D. Aandacht en 3.2. Werkt aan het begrip tonen bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg In de tabel staan voor dit vak de beroepsprestaties, werkprocessen en competenties die bij dit vak aan de orde komen. 3.1, hierbij werken de leerlingen aan hun eigen deskundigheid en professionalisering van het beroep. Dat wil zeggen dat ze hun kennis verbreden en leren hoe ze dit stap voor stap kunnen toepassen in de praktijk. 3.2 vraagt van de leerlingen dat ze werken aan de bevordering en bewaken van kwaliteit. Dit houdt in dat ze weten waar ze het over hebben, ze snappen de ziektebeelden en weten welke kenmerken daarbij horen. Begrip en aandacht zijn de competentie die er onder andere bij hoort. 21 3.1 Planning De leertaken worden vertaald in het rollenspel en tevens in een toets. Dit zijn de 2 middelen waarin de leertaken terug zullen komen. In de onderstaande planning wordt weergegeven welke thema’s wanneer aan bod komen. Week 2 lesuren in de klas leermiddelen Week 1 Thema 16 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Boek Cliënt en omgeving. Beamer en reader Week 2 Thema 17 Gedragsproblemen Boek Cliënt en omgeving Beamer en reader Week 3 Thema 18 Mensen met psychische stoornissen Boek cliënt en omgeving Beamer en reader Week 4 Gastles 1; Oeds Visser Herbergier Beamer Week 5 Gastles 2; Coen Holland ZIENN Beamer Week 6 Gastles 3; Joke Koning GGZ Beamer Week 7 Gastles 4;Jeugdzorg/ Jeugdhulp Beamer Week 8 Rollenspel Uitvoering rollenspel Week 9 Toets Toets. 22 Hoofdstuk 4 Leerlingen Handleiding De lessenserie/ reader van het vak ziektebeelden. In de docentenhandeling staan de antwoorden en tevens alle verantwoording van de gekozen opdrachten en dergelijke. Hieronder de weergave zoals de leerlingen de reader in ontvangst krijgen. Ziektebeelden Alzheimer De ziekte van Pick Gedragsproblemen Hechtingsproblematiek Psychische problemen Depressies Schizofrenie Korsakoff Naam: ROC Friese Poort Sneek Opleiding MBO Maatschappelijke Zorg niveau 3&4 Docent: Klazien Bijlsma. 23 Inleiding Binnen het werkveld van de Maatschappelijke zorg krijgen jullie te maken met veel verschillende ziektebeelden. Denk bijvoorbeeld aan depressies of schizofrenie binnen de psychiatrie of Alzheimer binnen de psychogeriatrie Aan de start van de training krijgen jullie een stuk theorie aangeboden. Vervolgens krijgen jullie voorlichting van verschillende mensen uit het werkveld. Aan het eind oefenen we met rollenspellen hoe je om moet gaan met mensen met een bepaald ziektebeeld. De training wordt afgesloten met een toets. Voor deze toets is het belangrijk dat je ter voorbereiding het boek: “Cliënt en Omgeving” leest en leert. Vooral de hoofdstukken Psychische stoornissen, Pervasieve ontwikkelingsstoornissen en Gedragsproblemen zijn belangrijk. Veel plezier en succes tijdens deze training. Onderwerpen: Psychische stoornissen. Pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Gedragsproblemen. Ziektebeelden binnen de psychegeriatrie Ziektebeelden binnen de Jeugdzorg Ziektebeelden binnen de Psychiatrie Ziektebeelden binnen de Verslavingszorg Gastlessen Beroepsprestatie: Werkproces: 3.2. Verdiepen in 3.1. Werkt aan de doelgroep deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2. Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg Competentie: K. Vakdeskundigheid toepassen D. Aandacht en begrip tonen 24 Inhoud van de trainingen: Training 1: Thema 16 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Week 6 7 februari Training 2: Thema 17 Gedragsproblemen Week 7 14 februari Training 3: Thema 18 Mensen met psychische stoornissen Week 8 21 februari Training 4: Gastles 1; Oeds Visser Herbergier Week 10 7 Maart Training 5: Gastles 2; Coen Holland ZIENN Week 11 14 Maart Training 6: Gastles 3; Joke Koning GGZ Week 12 21 Maart Training 7: Gastles 4;Jeugdzorg/ Jeugdhulp Week 13 28 Maart Training 8: Rollenspel Week 14 4 April Training 9: Toets Week 15 11 april Thema 16, Pervasieve ontwikkelingsstoornissen. In dit thema staan we stil bij de Pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Pervasieve ontwikkelingsstoornissen zijn 25 informatieverwerkingsstoornissen die ontstaan zijn door aangeboren hersenafwijkingen. Opdracht 1. Ga met je buurman of buurvrouw in gesprek over de volgende vragen; Je hebt hiervoor 10 minuten. 1) Ken je mensen met een Pervasieve ontwikkelingsstoornissen? 2) Werk je op je stage ook met mensen die deze stoornissen hebben? 3) Kun je vertellen wat je opvalt aan deze personen? 4) Wat zijn de meest voorkomende kenmerken van een Pervasieve ontwikkelingsstoornis? Opdracht 2. je hebt hiervoor 15 minuten. Werk individueel de volgende begrippen uit: Autisme …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… PDD-NOS …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 26 …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………….. Stoornis van Asperger …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… Stoornis van Rett. …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………….. 27 Opdracht 3 Kijken van film. http://www.youtube.com/watch?v=pw1j2BPRZbM Maak een 3-tal en beantwoord de volgende vragen; Vragen naar aanleiding van de film: Je hebt hiervoor 15 minuten. 1) Beschrijf hoe het is gekomen dat Xavier in de jeugdgevangenis terecht is gekomen. …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… 2)Wat gaat er telkens mis in Xavier zijn hoofd. Welke kenmerken zie je? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… 28 Opdracht 4: Lees in het boek hoofdstuk 16.8 Behandelingsmethoden en Begeleidingsmethoden. Welke methode zou jij toepassen en waarom? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………… 29 Thema 17; Gedragsproblematiek In dit thema staan we stil bij gedragsproblematiek van kinderen en jeugdigen. Opdracht 1. Lees de tekst in het boek over, wat is gedragsproblematiek? 17.2 & 17. 3 antisociaal gedrag en 17.4 oppositioneel gedrag. Je hebt hiervoor 15 minuten de tijd. 1) Wat is het verschil tussen een gedragsstoornis en gedragsprobleem? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………… 2) Als je kijkt naar een passende behandeling, wat is dan belangrijk om rekening mee te houden volgens Psychologe Martine Delfos? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………… 3) Wat houdt antisociaal gedrag in? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… 30 …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …… 4) Wanneer is er sprake van antisociaal gedrag? En wat kunnen eventuele oorzaken zijn? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …… 5) Beschrijf het begrip oppositioneel gedrag. …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… 31 …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …… 6) Wat is het verschil in uiting van gedrag bij jongens en meisjes m.b.t. oppositioneel gedrag. …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …… Opdracht 2. Maak 2-tallen. Je krijgt van je docent een casus. Aan de hand van deze casus werk je de volgende vragen uit. Je kunt hiervoor je boek gebruiken. Je hebt hiervoor 20 minuten de tijd. 1) Beschrijf welke vorm van gedragsproblematiek je terug ziet in je casus. …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… 32 …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… 2) Noem bij de casus 3 begeleidingskenmerken die je het beste kunt toepassen. - 33 3) Welke Behandelingsmethode kun je het beste toepassen bij je casus ? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………… 4) Welke activiteiten zijn er geschikt voor de persoon die beschreven is in jouw casus? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… Opdracht 3: 3.vragen van de docent./ kringgesprek. 1. Wat heb je vandaag gedaan? 2. Wat heb je vandaag geleerd? 3. Wat ga je in de praktijk gebruiken? 34 Thema 18; Mensen met psychische problemen In dit thema bespreken we mensen met psychische problemen. We gaan in op het begrip psychische aandoeningen en op de mogelijke oorzaken van psychisch lijden. Daarnaast gaan we kijken naar een indeling van psychische problemen. Angststoornissen, dwangstoornissen, schizofrenie, depressiviteit, Borderline persoonlijkheidsstoornis en op eetproblemen. We starten de les met een film over anorexia. http://www.youtube.com/watch?v=Es1UAB05PxQ Opdracht 1. Ga in gesprek met je buurman of buurvrouw over het filmpje. Neem de volgende punten mee: Je hebt hiervoor ongeveer 5 minuten de tijd. 1) Schrijf 5 dingen op die je het meeste opvallen: 2) Wat voor effect heeft deze psychische aandoening op het gezinsleven? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… ……… 3) Wat is volgens jullie het grootste probleem waar je als zorgvrager tegen aanloopt? …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… 35 …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… ……… Opdracht 2: Lees in het boek de tekst 18.3, het ontstaan van psychische problemen. Lees de tekst over het ontstaan van psychische problemen in 18.3 en beantwoord de volgende vragen. Je hebt hiervoor 15 minuten de tijd. Welke van de drie factoren: psychosociale factor, aanlegfactor en organische factor hoort of horen bij de volgende begrippen? Relatie met de ouders Verstandelijke beperking Een auto-ongeluk Lichamelijke beperking Werkloosheid Menstruatiecyclus Neiging tot depressiviteit 1) Psychosociale factoren: 2) Aanlegfactoren: 3) Organische factoren: 36 Opdracht 3: Maak een groep van 3 personen. Lees met elkaar de onderwerpen door in het boek die te vinden zijn van 18.5 Tm 18.9. Kies daarvan 1 onderwerp uit en schrijf daar een behandelingsplan voor. De volgende begrippen moeten erin terug komen: - kenmerken. - oorzaken. - behandeling. Deze opdracht presenteer je gezamenlijk aan de klas. Voor het voorbereiden heb je ongeveer 10 minuten de tijd. De presentatie mag 10 minuten duren. Verantwoording; De bovenstaande theorielessen zijn afgerond. Hierover zal ook je toets gaan. De volgende lessen zijn gastlessen. Er wordt van jouw verwacht dat je van te voren doorleest wie er komt en waarover de les zal gaan. Hierdoor kun je alvast vragen voorbereidden voor de gastdocent. Je kunt je voorbereiden door de informatie te lezen die in de reader is uitgewerkt. ( zie hieronder). Verder kun je informatie opzoeken op internet. 37 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Gastles Oeds Visser; De Herbergier Training: 4 Week: 10 Datum: 7 maart Docent: Klazien Bijlsma Kijk eens op www.herbergier.nl Over Herbergier De Herbergier is een zorgformule voor mensen met geheugenproblemen zoals Alzheimer of dementie, die niet meer zelfstandig kunnen wonen. In elke Herbergier wonen circa 16 mensen, die we de ruimte bieden om zoveel mogelijk het leven voort te zetten zoals ze dat altijd geleid hebben. Bureaucratie kennen we niet. Onze zorgondernemers, die een Herbergier leiden en er zelf ook wonen, zorgen ervoor dat alle tijd en energie gestoken wordt in hun gasten. Bijzonder gewoon De inrichting, het dagelijks leven, de manier van omgang met elkaar. In een Herbergier is alles huiselijk en ongedwongen. Zo zijn de gasten niet gebonden aan het dagritme of de roosters van zorgverleners. Ieder doet zoveel mogelijk naar eigen kunnen en in eigen tempo: opstaan, lichaamsverzorging, wandelen of bezoek ontvangen. Wie dat wil en kan, helpt mee met koken of boodschappen doen. Medewerkers hebben ook een open oog voor de persoonlijke interesses van de gasten. Zwemmen, theaterbezoek, of samen naar een discussieprogramma op TV kijken, het kan allemaal. In de Herbergier richten we ons zoveel mogelijk op wat iemand nog wel kan. Daarom doen we zoveel mogelijk gewoon. En dat is, vreemd genoeg, in de zorg heel bijzonder. Regie over het eigen leven Onze gasten houden, samen met hun familie, de regie over hun eigen leven. In een Herbergier worden levensritme en activiteiten niet opgelegd. En dat geldt ook voor de zorg. Met de gast zelf of met de vertegenwoordigers – vaak een zoon of dochter – worden er door de zorgondernemers vooraf afspraken gemaakt over de te bieden zorg. Deze worden vastgelegd in een overeenkomst, regelmatig geëvalueerd en wanneer nodig bijgesteld. Als ze dat willen kunnen gasten in een Herbergier blijven wonen tot aan het levenseinde. Een veilige omgeving Elke Herbergier wordt geleid door twee zorgondernemers die zelf ook in de Herbergier wonen. Zij hebben steun van een vast team medewerkers, die 95% van hun werktijd daadwerkelijk met de gasten doorbrengen. Er is geen personeelsruimte waar het team zich kan afzonderen, er wordt niet vergaderd en er worden geen lange rapportages geschreven. Zorgondernemers en personeel kunnen zo een echte band met hun 38 gasten opbouwen, waardoor het mogelijk wordt mensen een beschermde en rustige omgeving te bieden. Open deuren en geen onrustmedicatie Het belang van een dergelijke veilige omgeving wordt duidelijk wanneer je kijkt naar de noodzaak van onrustmedicatie. In een Herbergier blijkt dit zelden meer nodig en wordt het in principe dan ook niet toegepast. Wanneer een nieuwe gast gewend is aan onrustmedicatie, wordt altijd geprobeerd het gebruik ervan af te bouwen. Mensen die worden opgesloten hebben de neiging om te willen ‘ontsnappen’. Daarom zijn de deuren in een Herbergier niet gesloten. Onze gasten kunnen naar buiten als ze dat willen en bezoek kan altijd binnenwandelen. De wetenschap dat men niet opgesloten is geeft rust en vermindert automatisch de drang om weg te lopen.. Persoonlijk verhaal van Meneer en mevrouw Bosland (gasten Herbergier Velp) 'We dachten hier maar even te blijven. Maar het is goed zo.' ‘De Herbergier, een oord van veel plezier. Van vroeg tot laat, vol vreugdevol gepraat.’ Meneer Bosland zingt met vaste stem het door hemzelf gecomponeerde Herbergierlied. Zijn vrouw luistert geamuseerd toe, terwijl haar man de maat slaat. ‘Een oefening voor 3 september’, zo heeft hij zijn compositie genoemd. ‘Ik schreef de muziek en de tekst voor de feestelijke opening van deze Herbergier. Dat vond ik vroeger al leuk: operette spelen en dan proberen een zaal mee te krijgen. Dat is allemaal niet meer, maar dit was toch wel weer heel leuk om te doen.’ Het echtpaar Bosland behoorde tot de eerste gasten van Herbergier Velp. ‘Toen we hier ons appartement betrokken dachten we nog: “We gaan even een poosje hierheen en dan gaan we weer naar huis.” Vandaar dat we ons huis, hier vlakbij, nog lange tijd hebben aangehouden. Het is pas onlangs verkocht, en nu is dit daadwerkelijk ons nieuwe thuis.’ De ietwat fragiel ogende mevrouw Bosland knikt tevreden als haar man het woord doet. Hoe liefdevol haar echtgenoot ook is, als je wat breekbaarder wordt is wat extra zorg toch wel zeer welkom. ‘En we hebben een aangenaam appartement, met ruim plaats voor de boeken. We kunnen hier heerlijk ons eigen gang gaan.’ Maar, als er iets te vieren valt, dan komt vooral meneer Bosland graag toch even neuzen. Op de piano staat een foto waarop de burgemeester van Rheden te zien is, als zij de honderdjarige mevrouw Pathuis feliciteert. Meneer Bosland staat er glunderend naast. ‘Nee, gezongen heb ik toen niet. Maar een aangenaam feest was dat wel. Maar ach, is het hier eigenlijk niet elke dag een beetje feest?’ 39 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Coen Holland, Dak en thuislozen Opvang ZIENN, Sneek Training: 5 Week: 11 Datum: 14 maart Docent: Klazien Bijlsma Kijk ook eens op www.zienn.nl Woonvoorziening Sociaal Pension Sneek Zo zelfstandig mogelijk wonen in Pension Sneek. Sociaal Pension Sneek is een woonvoorziening voor dak- en thuisloze mensen die met 24-uurs begeleiding redelijk zelfstandig kunnen wonen. In Sneek krijgen zij begeleiding bij het dagelijks leven (huishouden, geldzaken, post), bij het opbouwen van een sociaal netwerk en naar passende dagbesteding. Het begeleidingsplan vormt de basis voor de begeleiding. Mensen kunnen tijdelijk in het pension wonen en doorstromen naar een eigen woning, al dan niet met Woonondersteuning. Blijvend in het pension wonen kan ook. Iedereen heeft een eigen zit-/slaapkamer met keukenbok, douche en toilet en kan gebruikmaken van de gezamenlijke keuken, leefruimte en was- en droogruimtes. Sociaal Pension Sneek pension biedt plaats aan 24 personen. Daarnaast biedt het pension kortdurende winternoodopvang bij vorst en noodopvang aan alleenstaanden en gezinnen (maximaal 2 kinderen) die op straat terecht zijn gekomen. In de voorziening gelden huisregels. Respect voor medewerkers en medebewoners is regel nummer 1 en onder meer geweld en agressie zijn niet toegestaan. Voor wie? • Voor mensen zonder dak of thuis vanaf 18 jaar • Die zich met begeleiding redelijk zelfstandig kunnen redden • Die actief mee werken aan de begeleiding • Die in het bezit zijn van een geldige AWBZ-indicatie (Zienn kan hulp bieden bij de aanvraag hiervan). Zienn. Zienn helpt en ondersteunt mensen, die door allerlei omstandigheden sociaal kwetsbaar zijn, in de problemen dreigen te komen, in een crisissituatie geraken, thuisloos zijn, geen onderdak hebben of het risico lopen hun onderdak te verliezen. Zienn zal waar nodig de rol van pleitbezorger voor deze mensen op zich nemen. We werken aan 40 omstandigheden waarin uitval en uitsluiting voorkomen kunnen worden. Een passende plek in de samenleving voor iedereen. Iedereen heeft recht op een passende plek in de samenleving. Mensen die, om welke reden dan ook, zich (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen redden, behoren hulp en bijstand te krijgen. Naar onze mening heeft ieder mens mogelijkheden. Mogelijkheden om zich te ontwikkelen, de kwaliteit van zijn leven te verbeteren of hier invloed op uit te oefenen. Begeleiding. Voorkomen dat mensen dakloos worden vinden we belangrijk. We zetten dan ook stevig in op woonondersteuning aan huis. De kans op herstel is in de eigen omgeving immers het grootst. Als dakloosheid toch aan de orde is, kan Zienn opvang bieden. En voor wie langere tijd hulp nodig heeft, hebben we woonvoorzieningen. Een overzicht van ons aanbod vindt u hier. Herstelwerk. Veel van onze cliënten hebben eerst behoefte aan een veilige plek en directe/praktische hulp. We ondersteunen bij het regelen en ordenen van allerlei praktische zaken zoals een uitkering, verzekeringen, bijzondere bijstand en schulden. Na die eerste hulp wordt met de betrokkene bekeken wat er nodig is om weer een zo zelfstandig mogelijk bestaan op te bouwen. In onze begeleiding gaan we uit van de eigen kracht van mensen. Wij wijzen cliënten op wat ze zelf kunnen en op wat andere hulpbronnen (familie, vrienden, bekenden, andere hulporganisaties) kunnen bieden. We stimuleren ze hun talenten te gebruiken en hulpbronnen aan te boren. Cliënten werken zoveel mogelijk zelf aan hun toekomst. Begeleiders respecteren hun autonomie, maar gaan confrontaties niet uit de weg. Een op vertrouwen gebaseerde werkrelatie is de basis voor deze werkwijze. Binnen de maatschappelijke opvang staat deze methode bekend als Herstelwerk. Andere methodieken waarmee we werken zijn Houvast (Jongeren) en Critical Time Intervention (Algemene Opvang). Voor al onze methodieken geldt dat zij gebaseerd zijn op Herstelwerk/Eigen Krachtbenadering. Trajectbegeleiding. Het kan zijn dat een cliënt kort bij Zienn verblijft. Hij of zij krijgt een begeleider die met hem of haar diens sterke punten en de wensen en doelen formuleert in een begeleidingsplan. Samen wordt gewerkt aan de realisatie van die doelen. Cliënten die langer bij Zienn verblijven of wonen, bijvoorbeeld om ervaring op te doen met koken, geldzaken, gezondheid en het huishouden, krijgen een trajectbegeleider. Deze begeleidt het totale traject dat de cliënt bij Zienn doorloopt en biedt ondersteuning aan huis als de cliënt zelfstandig verder gaat. De 41 trajectbegeleider maakt het begeleidingsplan en biedt ondersteuning bij zaken als huisvesting, levensvragen, geldzaken, administratie, sociaal netwerk, psychische vraagstukken en werk/school. De intern begeleiders verzorgen de praktische begeleiding in de voorziening. De werkwijze is dus: één cliënt, één begeleider, één plan. Inkomensbeheer. Indien noodzakelijk of gewenst begeleiden wij cliënten bij het op orde brengen en houden van hun geldzaken. Cliënten met financiële problemen of geldschulden leiden we voor schuldsanering toe naar de Kredietbank. Zij kunnen bovendien een beroep doen op ons inkomensbeheer. De cliënt machtigt ons dan diens inkomen te beheren. Dit houdt in dat de cliënt alleen in overleg met de begeleider persoonlijke uitgaven kan doen. We maken samen met de cliënt een plan om eventuele schulden af te lossen. Onze ondersteuning is er op gericht dat men, zodra dat mogelijk is, het eigen inkomen weer gaat beheren Werken bij Zienn. Bij Zienn werken ruim 400 mensen. Het werk van onze organisatie breidt zich nog steeds uit, er ontstaan geregeld nieuwe vacatures. Wie werken er bij Zienn? Medewerkers van onze organisatie werken vanuit een sterke betrokkenheid bij de leefsituatie van onze cliënten. Cliënten krijgen de ruimte zichzelf te zijn. Daarnaast leeft bij medewerkers het besef dat goede bedoelingen alleen niet genoeg zijn: bij een professionele omgang met cliënten hoort een professionele houding, een methodische werkwijze en een duidelijk begeleidingsplan. Onze medewerkers hebben een diploma van een relevante opleiding, veelal MBO Sociaal Pedagogisch Werk niveau 4, HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) of HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). We besteden veel aandacht aan scholing van medewerkers om de professionaliteit van het werk verder te waarborgen en te versterken. Werken in de maatschappelijke opvang is altijd uitermate boeiend. Onze cliënten hebben bijzondere levensgeschiedenissen. Hun achtergronden zijn soms moeilijk, maar beslist niet kleurloos. 42 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Joke Koning, Psychiatrische afdeling Antonius Ziekenhuis Training: 6 Week: 12 Datum: 21 maart Docent: Klazien Bijlsma Antonius Ziekenhuis Sneek Vanaf 1 mei 2009 bieden het Antonius Ziekenhuis en GGZ Friesland afzonderlijk de psychiatrische zorg aan in de regio, en niet meer vanuit het samenwerkingsverband. De nieuwe psychiatrie afdeling van het Antonius Ziekenhuis (PAAZ) bestaat uit: een open afdeling met 20 bedden, waaronder 8 bedden voor ouderenpsychiatrie opname vervangende dagbehandeling, geïntegreerd in het kliniek programma psychiatrische thuiszorg, opname verkortend vanuit de kliniek, wordt medio 2010 ingezet. consultatieve en ziekenhuispsychiatrie polikliniek, waaronder lithiumpoli. Kijk ook eens op www.ggzfriesland.nl GGZ Friesland Onze werkwijze GGZ Friesland wil dat u zich welkom bij ons voelt. We vinden het belangrijk dat u inzicht hebt in uw behandelmogelijkheden. We bepalen samen met u welke behandeling het beste bij u past. Dit leggen we vast in een behandelplan. De behandeling begint pas als u instemt met dit behandelplan. Zorgprogramma's: weten waar u aan toe bent. GGZ Friesland werkt met zorgprogramma's waarin voor de meest voorkomende stoornissen de behandeling is vastgelegd in zorgpaden. Dit betekent dat u vanaf het begin van de behandeling precies weet hoe vaak u door wie op welke wijze wordt behandeld, en wanneer u samen met uw behandelaar de behandeling evalueert. Ook werken we toe naar een snel verloop van de behandeling. Soms zijn er keuzes mogelijk binnen een zorgpad. Zo kunt u in bepaalde zorgprogramma's kiezen voor individuele- of groepsgesprekken. Daarnaast kunt u soms uit aanvullende mogelijkheden kiezen. Deze mogelijkheden nemen we met u door. De uiteindelijke keuzes leggen we vast in uw behandelplan. U ontvangt de beste zorg. U kunt er van op aan dat u de kwalitatief beste behandeling krijgt 43 aangeboden. Onze hulpverleners zijn BIG-geregistreerd. De wet BIG bevat regels die de kwaliteit van de zorg door behandelaren bewaakt. Daarnaast volgt GGZ Friesland de richtlijnen die door het Trimbos Instituut zijn opgesteld. In deze richtlijnen staat precies omschreven waar goede geestelijke gezondheidszorg aan moet voldoen. De zorgprogramma's bevatten alleen behandelingen die wetenschappelijk bewezen zijn. Ook kunt u ervan op aan dat u bij ons in betrouwbare handen bent: u krijgt veilige medicatie en uw dossier wordt goed bijgehouden. 44 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Jeugdhulp Friesland 24-uurs Behandeling, Behandeling Oudere Jeugd Training: 7 Week: 13 Datum: 28 maart Docent: Klazien Bijlsma Kijk eens op www.jeugdhulpfriesland.nl Stichting Jeugdhulp Friesland is een organisatie voor geïndiceerde jeugdzorg in de provincie Friesland. Deze zorg omvat orthopedagogische behandeling en opvang aan kinderen (0-12 jaar), jeugdigen (12-18 jaar) en hun ouders/opvoeders bij vragen en problemen rond opgroeien en opvoeden. De vragen en problemen variëren in ernst en omvang. In het verlengde daarvan varieert ook het behandelaanbod: van lichte ambulante tot zeer intensieve en specialistische behandelvormen. Jeugdhulp Friesland biedt ook intensieve residentiële behandeling voor kinderen en jeugdigen met complexe problematiek (GGZ-behandeling). Stichting Jeugdhulp Friesland helpt kinderen, jongeren en hun ouders/opvoeders bij problemen rond gedrag, ontwikkeling en opvoeding. Dit kunnen kleine of juist grote en ernstige problemen zijn. Onze hulp sluit hierbij aan. We geven kortdurende hulp, maar ook intensieve behandeling en opvang. Cliënten krijgen zo snel mogelijk hulp die past en werkt. De veiligheid en ontwikkeling van jonge mensen staat bij ons centraal. We geven onze hulp vanuit 39 locaties. Jeugdhulp Friesland heeft ongeveer 700 medewerkers. Jaarlijks helpen we ruim 2000 cliënten. Verschillende organisaties in Friesland bieden zorg, begeleiding, behandeling en opvang aan kinderen, jongeren en hun ouders. Deze hulp maakt de betreffende jonge mensen zelfstandiger. Ze krijgen meer zelfvertrouwen en ondersteuning om hun leven zo goed mogelijk in te richten. Alle organisaties die hulp bieden aan jeugdigen in Friesland, hebben hun eigen specialisme en werkwijze. Ze ondersteunen bijvoorbeeld ouders van een kind met een verstandelijke beperking, bieden opvang bij dreigende dakloosheid of behandeling bij psychische problematiek en gedragsproblemen. De organisaties zijn allemaal verantwoordelijk voor een stukje van de zorg. Het is natuurlijk erg belangrijk dat ze intensief samenwerken en de hulp goed afstemmen. Want het gaat tenslotte maar om één ding: de best mogelijk zorg voor het kind of de jongere. 45 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Rollenspellen Training: 8 Week: 14 Datum: 4 april Docent: Klazien Bijlsma In de eerste training zijn de groepen ingedeeld. De daaropvolgende weken hebben jullie kunnen oefenen en het rollenspel kunnen voorbereiden. Het is de bedoeling dat je als groep een rollenspel uitkiest die bij jullie past. Ook kiezen jullie zelf wie welke rol speelt. Duur rollenspel: maximaal 10 minuten. Tijdens het rollenspel is het de taak van de klas om te observeren en aansluitend feedback te geven. Rollenspel 1 Eén speelt een depressieve persoon die geactiveerd moet worden om in ieder geval deze middag een activiteit te doen. Je bent moe en hebt geen zin. Twee spelen de begeleiders die de depressieve persoon moeten activeren. Rollenspel 2 Eén speelt een dementerende. De andere twee spelen de begeleiders. De dementerende mevrouw geeft aan ongelukkig te zijn en graag naar huis te willen. Ze moet eten koken voor haar man die bijna thuis komt van zijn werk. Jullie als begeleiders weten dat de man van mevrouw overleden is en dat mevrouw bovendien niet meer thuis woont. Rollenspel 3 Eén speelt de begeleider en de andere twee spelen meneer en mevrouw de Bruin. Je bent woonbegeleider bij de GGZ en gaat langs bij meneer en mevrouw de Bruin. Mevrouw de Bruin is patiënt bij de GGZ nadat zij meerdere malen een suïcide poging heeft gedaan. Mevrouw geeft aan al jaren problemen te hebben. Zij wil niet verder leven. Haar grootste wens is: dood. Ze heeft moeite met/en behoefte aan structuur, zij kan het huishouden niet overzien. Mevrouw heeft het gevoel weinig steun te hebben aan haar man. Ga het gesprek aan met meneer en mevrouw de Bruin. 46 Rollenspel 4 Eén speelt mevrouw Jansen en twee spelen de begeleiders. Mw Jansen is vrijwillig opgenomen op een open behandelafdeling. Diagnose: psychotische depressie, met daarbij borderline trekken en manische episodes. Om de psychoses te onderdrukken slikt mevrouw medicijnen. Wanneer ze deze medicijnen slikt heeft mevrouw weinig tot geen last van wanen en hallucinaties. Tijdens een manische periode voelt mevrouw zich zo goed dat ze wil stoppen met haar medicijnen. De twee begeleiders gaan het gesprek hierover met mevrouw aan. 47 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Toets en afsluiting Training: 9 Week: 15 Datum: 11 april Docent: Klazien Bijlsma De training wordt afgesloten met een kennistoets die in deze laatste les wordt gemaakt. Voor deze toets is belangrijk dat je ter voorbereiding het boek `Cliënt en omgeving’ leest en leert. Met name de hoofdstukken Psychische stoornissen, Pervasieve ontwikkelingsstoornissen en Gedragsproblemen zijn belangrijk. Deze training word je beoordeeld op de volgende 3 onderdelen: 1. Aanwezigheid 2. Uitvoering rollenspel 3. Kennistoets 48 Nawoord Het schrijven van het vakdidactische eindwerkstuk is een van de mooiste en leerzaamste verslagen die ik geschreven heb. Ik was gewend veel les voorbereidingen te maken op het CIOS destijds, maar zo’n grote lessenserie als deze had ik nog niet eerder gemaakt. Dit is naar mijn beleving waar het in het vak omdraait, het schrijven van lesmateriaal is één, maar weten waarom je het schrijft is nog veel belangrijker. De doelgroep keuze en wat je weet over de doelgroep is vooraf ook erg belangrijk. Ik heb geleerd om deze onderwerpen zo zorgvuldig mogelijk te combineren. Hoe je alles opschrijft blijft lastig voor mij, ik heb het wel in mijn hoofd maar om het zorgvuldig in woorden op te schrijven blijf ik lastig vinden. Daarom laat ik het ook altijd door anderen na kijken. Dit heb ik in de loop van de tijd wel geleerd. De verwachtingen die ik had bij dit verslag, daar heb ik aan voldaan. Ik wilde graag een werkbare lessenserie schrijven met voldoende afwisseling. De lessenserie is ook meteen gebruikt bij het vak ziektebeelden en heeft aan mijn de verwachtingen voldaan. De cijfers van de leerlingen waren goed en dat geeft mij zeker genoeg voldoening. Ook het bekijken van het filmmateriaal, dat ik zorgvuldig had uitgezocht voor de lessen, zijn goed bevallen. Het waren intense verhalen en dit bracht mooie gesprekken op gang. Ik heb heel veel geleerd van dit verslag. Ik maak meerder lessenseries in mijn werk als docent gezondheidzorg & welzijn op de Friese Poort. Ik leg daarnaast ook altijd een docentenhandleiding. In de toekomst weet ik nu nog beter hoe ik die moet uitschrijven. Ik heb genoten van deze opdracht Groet, Klazien Bijlsma 49 Bibliografie (sd). Opgeroepen op februari woensdag, 2014, van marne college: https://www.marnecollege.nl/Home/Organisatie/Schoolalgemeen/Visie/tabid/132/Default.a spx (sd). Opgeroepen op februari woensdag, 2014, van actiadvies: http://www.actisadvies.nl/files/media/Advies/MissieenVsiePrO2010_2015.pdf (sd). Opgeroepen op februari donderdag, 2014, van friese poort: http://www.rocfriesepoort.nl/13798/missie,-visie,-identiteit/ (sd). Opgeroepen op februari donderdag, 2014, van friesland college: http://www.frieslandcollege.nl/mbo/zoeken?zoek=visie cliënt en omgeving. (2007). Arnhem: Angerstein. BIl, M. d. (2006). Praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie. Soest: Nelissen. Buuren., I. J.-v. (2006). Pathologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. heide, L. b. (2006). het gaat steeds beter! activerende werkvormen voor de opleidingspraktijk. houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kerstens, D. I. (2013). Psychiatrie. Houten: Bohn stafleu van Loghum. Kralingen, W. G. (2012 ). Handboek van de leraar . bussum: uitgerij coutinho. Simons, E. V. (1999). Scenario's voor actief leren . Groningen: Wolters- Noordhoff. Steenbakkers, C. A. (2010). interactie in beroepssituaties. baarn/utrecht/zutphen : ThiemeMeulenhoff. winkels, P. H. (1996). het vakdidactische werkvormenboek. variatie en differentiatie in de praktijk. Assen: Van Gorcum & Comp . 50 Bijlage. Overzichtelijk schema van beroepsprestaties van maatschappelijk zorg. Maatschappelijke Zorg niveau 3 & 4 Een schematisch overzicht van de beroepsprestaties, werkprocessen en bijbehorende thema’s per boek. Oriëntatie op sociaal-agogisch werk - Oriëntatie op sociaal-agogisch werk - Pedagogisch medewerker - Medewerker maatschappelijke zorg - Onderwijsassistent - Sociaal-cultureel werker - Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Burger en werknemer - Individu en samenleving - Keuzen en keuzevrijheid - Werken in een organisatie - Ontwikkeling en opvoeding - Inleiding op ontwikkeling en opvoeding - Ontwikkeling en opvoeding van baby’s en peuters - Ontwikkeling en opvoeding van kleuters en schoolkinderen - Ontwikkeling en begeleiding van pubers en adolescenten - Ontwikkeling en begeleiding van volwassenen en ouderen - Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking - Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking De professionele werker in de maatschappelijke zorg - De beroepskracht maatschappelijke zorg - Leefomgeving - Inleiding op zorg voor de leefsituatie - Zorg voor de leefsituatie van doelgroepen - Ondersteunen bij wonen en huishouden - Voeding en verzorging van doelgroepen Methodiek van begeleiden - Methodisch handelen - Begeleiden van groepen - Observeren en rapporteren 51 Methodiek van begeleiden - Methodisch handelen - Begeleiden van groepen - Zelfbeeld en reflectie - Gesprekstechnieken - Schriftelijke communicatie Zorg bij gezondheid, ziekte en ongeval - Zorg bij gezondheid en ziekte - Zorg bij gezondheid van doelgroepen - Zorg bij ziekte en aandoeningen - EHBO in het sociaal-agogisch werk - Zelfbeeld en reflectie - Gesprekstechnieken - Schriftelijke communicatie Bieden van ondersteunende begeleiding - Begeleiden en ondersteunen - Levensloop en ontwikkeling van cliënten in de maatschappelijke zorg MZ 3 Medewerker maatschappelijke zorg Loopbaan en burgerschap Boek en Thema Fase Boek en Thema 1 Score Beroepsprestaties Werkprocessen Kwalificerend Ontwikkelingsgericht 1.1Informatie verzamelen 1.2 Ondersteunen in leefomgeving 1.3 Ondersteunen bij activiteiten 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal maatschappelijk gebied 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen 2.1 Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen Opleiding medewerker maatschappelijke zorg De professioneel werker in de maatschappelijke zorg 52 - Beroepshouding - Sociale vaardigheden Bieden van ondersteunende begeleiding - Begeleiden van individu en groep Methodisch werken in de maatschappelijke zorg - De beroepscontext - Visie op methodisch werken in de maatschappelijke zorg - Doelgroep en doelen in de maatschappelijke zorg - Methodisch werken als cyclisch proces Bieden van ondersteunende begeleiding - Ondersteuning bij persoonlijke zorg Aanbieden van activiteiten in de maatschappelijke zorg - Dagbesteding in structuur Bieden van ondersteunende begeleiding - Beheer van de omgeving Fase Boek en Thema 2 Score Beroepsprestaties Werkprocessen Kwalificerend 2.1 Omgaan met grensoverschrijdend gedrag 2.2 Begeleiden van een groep 2.3 Bevorderen van de leefomgeving 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal maatschappelijk gebied 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaalmaatschappelijk gebied 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning MZ 3 Medewerker maatschappelijke zorg Opleiding medewerker maatschappelijke zorg 3 Aanbieden van activiteiten in de maatschappelijke zorg - Activiteiten aan bod - Activiteiten nader bekeken - De activiteitenloods 53 Methodisch werken in de maatschappelijke zorg - Doelgroep en doelen in de maatschappelijke zorg Bieden van ondersteunende begeleiding - De levensloop en ontwikkeling van cliënten in de maatschappelijke zorg De professionele werker in de maatschappelijk zorg - De beroepskracht maatschappelijke zorg - Gemotiveerd werken en deskundigheid Burger en werknemer - Werken aan kwaliteit Fase Boek en Thema 3 Score Beroepsprestaties Werkprocessen Kwalificerend 3.1 Methodisch begeleiden bij activiteiten 3.2 Verdiepen in de doelgroep 3.3 Bevorderen van deskundigheid en kwaliteit 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaalmaatschappelijk gebied 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg MZ 3 Medewerker maatschappelijke zorg Opleiding medewerker maatschappelijke zorg 4 Oriëntatie op sociaal-agogisch werk - Oriëntatie op sociaal-agogisch werk - Pedagogisch medewerker - Medewerker maatschappelijke zorg 54 - Onderwijsassistent - Sociaal-cultureel werker - Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Burger en werknemer - Individu en samenleving - Keuzen en keuzevrijheid - Werken in een organisatie Ontwikkeling en opvoeding - Inleiding op ontwikkeling en opvoeding - Ontwikkeling en opvoeding van baby’s en peuters - Ontwikkeling en opvoeding van kleuters en schoolkinderen - Ontwikkeling en begeleiding van pubers en adolescenten - Ontwikkeling en begeleiding van volwassenen en ouderen - Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking - Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking - Optie: ontwikkeling en begeleiding van baby / peuter / kleuter / schoolkinderen De professionele werker in de maatschappelijke zorg - De beroepskracht maatschappelijke zorg Leefomgeving - Inleiding op zorg voor de leefsituatie - Zorg voor de leefsituatie van doelgroepn - Ondersteunen bij wonen en huishouden - Voeding en verzorging van doelgroepen Methodiek van begeleiden - Methodisch handelen - Begeleiden van groepen - Observeren en rapporteren Methodiek van begeleiden - Methodisch handelen - Begeleiden van groepen - Zelfbeeld en reflectie - Gesprekstechnieken - Schriftelijke communicatie Zorg bij gezondheid, ziekte en ongeval - Zorg bij gezondheid en ziekte - Zorg bij gezondheid van doelgroepen - Zorg bij ziekte en aandoeningen - EHBO in het sociaal-agogisch werk - Zelfbeeld en reflectie - Gesprekstechnieken 55 - Schriftelijke communicatie Bieden van ondersteunende begeleiding - Begeleiden en ondersteunen - Levensloop en ontwikkeling van cliënten in de maatschappelijke zorg MZ 4 Opleiding persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg en persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Loopbaan en burgerschap Boek en Thema Fase Boek en Thema 1 Score Beroepsprestaties Werkprocessen Kwalificerend Ontwikkelingsgericht 1.1 Informatie verzamelen 1.2 Ondersteunen in leefomgeving 1.3 Ondersteunen bij activiteiten 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaalmaatschappelijk gebied 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen 2.1 Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen Opleiding persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg en persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen 5 De professioneel werker in de maatschappelijke zorg - Beroepshouding - Sociale vaardigheden Bieden van ondersteunende begeleiding - Begeleiden van individu en groep 56 Methodisch werken in de maatschappelijke zorg - De beroepscontext - Visie op methodisch werken in de maatschappelijke zorg - Doelgroep en doelen in de maatschappelijke zorg - Methodisch werken als cyclisch proces Bieden van ondersteunende begeleiding - Ondersteuning bij persoonlijke zorg Aanbieden van activiteiten in de maatschappelijke zorg - Dagbesteding in structuur Bieden van ondersteunende begeleiding - Beheer van de omgeving Fase Boek en Thema 2 Score Beroepsprestaties Werkprocessen Kwalificerend 2.1 Omgaan met grensoverschrijdend gedrag 2.2 Begeleiden van een groep 2.3 Bevorderen van het leefklimaat 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaalmaatschappelijk gebied 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaalmaatschappelijk gebied 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt 1.2 Schrijft een plan van aanpak 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning MZ 4 Opleiding persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg en persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Opleiding persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg en persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen 6 Aanbieden van activiteiten in de maatschappelijke zorg 57 - Activiteiten aan bod - Activiteiten nader bekeken - De activiteitenloods Methodisch werken in de maatschappelijke zorg - Doelgroep en doelen in de maatschappelijke zorg Bieden van ondersteunende begeleiding - De levensloop en ontwikkeling van cliënten in de maatschappelijke zorg De professionele werker in de maatschappelijk zorg - De beroepskracht maatschappelijke zorg - Gemotiveerd werken en deskundigheid Burger en werknemer - Werken aan kwaliteit Fase Boek en Thema 3 Score Beroepsprestaties Werkprocessen Kwalificerend 3.1 Bevorderen van dagbesteding 3.2 Verdiepen in de doelgroep 3.3 Versterken van het netwerk 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaalmaatschappelijk gebied 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning 2.5 Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over het eigen leven 2.6 Ondersteunt het sociale systeem MZ 4 Opleiding persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg en persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen ThiemeMeulenhoff 58 Postbus 400 • 3800 AK Amersfoort Smallepad 30 • 3811 MG Amersfoort Telefoon 088 800 20 16 [email protected] Opleiding persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg en persoonlijke begeleider s 59