Levensloop (met houdbaarheidsdatum 31-12-2021) Eind 2011 besloot het Kabinet Rutte-I de instroom in de levensloopregeling een halt toe te roepen. Alleen degenen die op 31 december 2011 een saldo hadden op hun levenslooprekening van minimaal € 3.000,= mochten deze levensloopvoorziening voortzetten en gebruiken tot uiterlijk 1 januari 2042. Tevens werd aangekondigd dat in plaats van de levensloopregeling er een Vitaliteitsregeling zou komen met een beoogde ingangsdatum van 1 januari 2013. Het Kabinet Rutte-II maakte haar beleidsplannen bekend via het zgn. Belastingplan 2013. Hierin werd aangegeven dat er geen vitaliteitsregeling zou komen. In aanvulling daarop hebben de Tweede Kamerleden Dijkgraaf (SGP), Neppérus (VVD) en Groot PvdA) op 14 november 2012 een motie ingediend om de levensloopregeling nog maar tot 1 januari 2022 in de lucht te houden. Deze motie is aangenomen. In de Eerste Kamer is nog door de PvdA-fractie onder aandacht gebracht dat de levensloopregeling een belangrijk onderdeel uitmaakt van de afspraken die er binnen de sector Politie gemaakt zijn om eerder te stoppen met werken. Bij de beëindiging van de levensloopregeling voorzag de Overgangsregeling levensloop (tot 1 januari 2042) in een oplossing voor de deelnemende politiemensen van dat moment. Aan het Kabinet is gevraagd of zij de analyse van de leden van de PvdA-fractie deelt dat de overheid zich alsnog onbetrouwbaar toont voor deze groep door de einddatum van de regeling te vervroegen naar 2021. Het amendement is echter onbeantwoord gebleven omdat deze is ingetrokken.? Als gevolg van deze politieke beslissingen zijn de fiscale regels ten aanzien van levensloop per 1 januari 2013 gewijzigd en wel als volgt: A. Voor werknemers die op 31 december 2011 een levensloopvoorziening hadden van € 3.000,= of hoger: zij kunnen tot en met 31 december 2021 bestedingsvrij over het (bruto) saldo beschikken. De voorziening mag dus ook worden gebruikt voor andere doeleinden dan als loonvervanging tijdens een verlofperiode; zij kunnen hun levensloopvoorziening blijven opbouwen, overeenkomstig de op 31 december 2011 geldende regels; over de inleg die vanaf 1 januari 2012 heeft plaatsgevonden of nog gaat plaatsvinden wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. Bij de belastingheffing over de opgenomen bedragen of, als het tegoed op 31 december 2021 nog niet volledig is opgenomen, wordt rekening gehouden met in de periode 2006 tot en met 2011 opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting. zij kunnen in het jaar 2013 over hun volledige levensloopsaldo beschikken. Van het saldo per 31 december 2011 wordt dan 20% niet belast. Na deze volledige uitbetaling is opnieuw deelname aan een levensloopvoorziening uitgesloten. degenen die per 31 december 2021 nog een levenslooprekening met een positief saldo hebben staan, krijgen het bedrag -- onder inhouding van loonheffing -- per 1 januari 2022 uitbetaald. B. Werknemers die op 31 december 2011 een levensloopvoorziening hadden van minder dan € 3.000,=: Voor hen geldt dat zij dit saldo per 1 januari 2013 niet meer voor levensloopverlof kunnen gebruiken. Zij krijgen het saldo uitbetaald, waarvan 20% onbelast. Degenen die een levenslooppolis bij Loyalis hebben afgesloten zijn daarover inmiddels door Loyalis geïnformeerd hoe nu te handelen om hun saldo uitbetaald te krijgen. Menigeen met een saldo van € 3.000,- of hoger vraagt zich af hoe nu te moeten handelen. Loyalis heeft deze doelgroep in maart 2013 schriftelijk benaderd.. 1 De volgende aspecten worden onder aandacht gebracht: Stap 1: De levensloopvoorziening is opgezet om op enig moment in beginsel eindeloopbaanverlof toe te passen, direct voorafgaand aan het ABP Keuzepensioen. De eerste vraag is of het eindeloopbaanverlof nog voor 1 januari 2022 kan worden genoten, op een zodanig moment dat daaraan aansluitend het ABP Keuzepensioen kan ingaan. Het eindeloopbaanverlof mag maximaal 3 jaar duren, zowel voltijd als in deeltijd. 3 jaar voltijd levensloop is voor de meeste collega's geen reële optie, tenzij men beschikt over een levensloopsaldo van maximaal 210% van een jaarinkomen. Voor de ingangsdatum van ABP Keuzepensioen is het wel van belang om rekening te houden met de opgeschoven AOW-leeftijd. Via een site van SZW kan de AOW-leeftijd worden gecheckt (zowel zoals is vastgesteld op grond van het Lenteakkoord 2012 als op basis van het Regeerakkoord Rutte-II). http://www.checkuwaowleeftijd.nl/ Al sinds 2006 is het mogelijk het ABP Keuzepensioen eerder in te laten gaan dan het moment waarop aanspraak bestaat op een AOW-pensioen. Hoe eerder het ABPKeuzePensioen ingaat hoe lager het wordt (het gaat uit de breedte of uit de lengte). Een paar voorbeelden: Geboortecohort AOWleeftijd (Rutte-II) Geboren na 31 maart 1952 en voor 1 januari 1953 Geboren na 31 december 1952 en voor 1 september 1953 Geboren na 31 augustus 1953 en voor 1 mei 1954 Geboren na 30 april 1954 en voor 1 januari 1955 Geboren na 31 december 1955 Geboren na 31 december 1956 66 jaar Voorbeeld ingangsdatum ABP Keuzepensioen 64 jaar 66 jaar en 4 maanden 66 jaar en 8 maanden 67 jaar 64 jaar en 4 maanden 64 jaar en 8 maanden 65 jaar 67 jaar ?? 65 jaar (maximaal) Geboren na 31 december 1957 AOWleeftijd nog niet bekend ?? Voorbeeld Levensloopverlof duur 1,5 jaar 62 jaar en 6 maanden 62 jaar en 10 maanden 63 jaar en 2 maanden 63 jaar en 6 maanden 63 jaar en 6 maanden Levensloop toepasbaar voor 01-01-2022? JA JA JA JA JA bij AOW leeftijd 67 jaar Lijkt niet meer reëel Voor degenen die geboren zijn in 1957 kan levensloopverlof nog voor 1-1-2022 een optie zijn als er zich een langere periode (dan de 2 jaar in het voorbeeld) bevindt tussen de AOW-leeftijd en de ingangsdatum van ABP-Keuzepensioen. Daarbij is dan de vraag aan de orde of het pensioeninkomen van voldoende niveau is. Dat is uiteraard afhankelijk van het aantal pensioenjaren en de gemiddelde pensioenaanwas vanaf 2004. Kortom, welk vermogen zit in de pensioenpot. Het digitale programma MijnABP kan daarbij behulpzaam zijn. Dit programma is recentelijk aangepast aan de nieuwe (wettelijke) AOW-leeftijd. Als eindeloopbaanverlof nog een reële optie is, kan nog tot aan 1 januari 2022 bruto inkomensbestanddelen via de werkgever op de levenslooprekening worden ingelegd. Stap 2: Als bij stap 1 blijkt dat eindeloopbaanverlof in alle redelijkheid niet meer voor 1 januari 2022 kan worden genoten met maximaal per 1 januari 2022 aansluitend ABP Keuzepensioen, dan dient de vraag te worden gesteld of het levensloopsaldo aangewend wordt voor "tussentijdsverlof". Tussentijdsverlof duurt minimaal 2 en maximaal 12 maanden. Tussen de einddatum van een periode "tussentijdsverlof" en de ingangsdatum van een volgende periode aan "tussentijdsverlof" bevindt zich minimaal een periode van 3 jaar. 2 Stap 3: Als ook het antwoord bij stap 2 "neen" is, dan is de vraag: a. of het levensloopsaldo tot aan 1 januari 2022 voor andere doeleinden kan worden aangewend; b. of het zinvol is het saldo op de geblokkeerde levenslooprekening te laten staan; of, c. in 2013 te laten uitbetalen. De volgende overwegingen kunnen daarbij een rol spelen: welk rentepercentage wordt gehanteerd op de geblokkeerde levenslooprekening en welk rendement kan elders worden behaald. Daarbij verdient extra aandacht dat bij uitbetaling van het levensloopsaldo (inclusief rente) over het gehele saldo volledige loonheffing plaatsvindt (het belastingvoordeel van 20% onbelast geldt alleen bij uitbetaling in 2013). na uitbetaling het netto kapitaal tezamen met ander vermogen vindt belastingheffing plaats in box 3, voor zover dit vermogen (onder aftrek van schulden) boven een bepaald bedrag uitkomt ( in 2013 € 21.139,= voor een ongehuwde) en € 42.278,= voor een echtpaar. De belastingheffing bedraagt 30% van een fictief rendement van 4% daarvan (dus 1,2%). bij uitbetaling wordt het bruto levensloopsaldo meegerekend tot het "belastbaar jaarinkomen", dat dient als berekeningsgrondslag voor de eventuele toekenning van zorgtoeslag, kindgebonden budget, huurtoeslag en/of kinderopvangtoeslag. Voor collega’s voor wie nu al duidelijk is dat het levenslooptegoed niet als eindeloopbaanverlof of als tussentijdsverlof zal worden gebruikt is het wellicht verstandig om de stortingen in levensloop vanuit het salaris alvast stop te zetten. Door middel van een fiscale toepassing stimuleert de overheid de levensloopgelden uit te betalen. Van het saldo per 31 december 2011 wordt 20% onbelast uitbetaald; voor het overige bedrag wordt de loonheffing volledig toegepast (maximaal 52%). Een uitwerking van een voorbeeld: Voorbeeld "uitbetaling levensloop in 2013 t.o.v. latere uitbetaling (uiterlijk 01-02-2022): Indicatief: hieraan kunnen geen rechten worden ontleend. Betaling 2013 (A) Saldo dec 2012 € 65.000,= Betaling na 2013 € 65.000,= (B) Saldo per 31-12-2011 (C) Verschil A-B € 56.000,= € 9.000,= n.v.t. n.v.t. (D) Bij uitbetaling in 2013 is 20% van het saldo per 31-12-2011 vrijgesteld van loonheffing (E) Bedrag 1 waarover loonheffing wordt berekend (F) Bedrag 2 waarover loonheffing wordt berekend (verschil huidige saldo t.o.v. saldo per 31-12-2011, is (C)) (G) Aan loonheffing onderhevig (H) stel 52% loonheffing * (I) sub-netto (J) stel 6 jaar gestort in periode 20062011: 6 jaar levensloopverlofkorting (K) netto (L = D) onbelast (M) Uit te betalen * € 11.200,= n.v.t. € 44.800,= € 65.000,= € 9.000,= n.v.t. € 53.800,= € 27.976,= € 25.824,= € 1.230,= € 65.000,= € 33.800,= € 31.200,= € 1.200,= € 27.054,= € 11.200,= € 38.254,= € 32.400,= n.v.t. € 32.400,= 3 * Voor degene die op 1 januari 2013 61 jaar of ouder is dient deze uitbetaling belast te worden als "inkomen uit vroegere arbeid". Dit houdt in dat niet de "witte tabel" maar de "groene tabel" toegepast moet worden. Voor zover ik kan overzien kent de uitkomst echter geen verschil. 10-09-2013 (PM) 4