De Bergrede: de grondwet van Gods koninkrijk – deel 5. Matt.5:1-2 Toen Hij de mensenmassa zag, ging Hij de berg op. Daar ging Hij zitten met Zijn leerlingen om Zich heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen. A: Onkruid wieden in de tuin van ons hart (5:21-48). 1Petr.2:11 Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn; ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens, die uw ziel in gevaar brengen. De Bergrede is verreweg de meest krachtige verklaring van Jezus over ons aandeel in onze samenwerking met de genade van God, en we hebben krachtig onderwijs nodig dat ons kan toerusten om genade te ervaren in het uitleven van de acht basiswaarden. De achtvoudige belofte van gelukkig zijn heeft te maken met een vitaal hart door de activiteiten van de Heilige Geest in ons binnenste. Jezus gaf daarna eerst praktisch onderwijs over zes gebieden waar wij oorlog moeten voeren tegen valse begeerten in ons hart. Want zelfzuchtige verlangens brengen onze ziel in gevaar, omdat ze oorlog voeren tegen ons hart. Dit zijn de zes gebieden waar wij moeten strijden om de overwinning. 1) boosheid ofwel de geest van moord (Matt.5:21-26). 2) overspel ofwel de geest van immoraliteit (Matt.5:27-30). 3) echtscheiding ofwel de geest van verraad (Matt.5:31-32). 4) valse eedaflegging ofwel de geest van manipulatie (Matt.5:33-37). 5) recht eisen ofwel de geest van trots en bitterheid (Matt.5:38-42). 6) vergelding ofwel de geest van wraak en vijandschap in relaties (Matt.5:43-47). In het vorige document heb ik al de eerste twee soorten onkruid van boosheid en overspel besproken, en hier vervolgen we onze studie met de drie volgende soorten onkruid. B: Echtscheiding ofwel de geest van verraad. Matt.5:31-32 Er werd gezegd: Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidingsbrief meegeven. En Ik zeg jullie: ieder die zijn vrouw verstoot, drijft haar tot overspel, tenzij er sprake was van een ongeoorloofde verbintenis; en ook wie trouwt met een verstoten vrouw, pleegt overspel. Jezus citeerde hier Deut.24:1, maar Hij maakte in Matt.19:3-9 duidelijk dat God al vanaf het begin de mens als man en vrouw had geschapen, en Hij voegde eraan toe dat mensen geen scheiding mogen brengen in datgene wat God samengevoegd heeft. Even later maakte Jezus in Matt.5:32 + 19:9 zelfs duidelijk dat het wegsturen van een vrouw en een ander trouwen gelijk staat aan overspel; de enige uitzondering hierop is wanneer de eerste vrouw al overspel heeft gepleegd. In Mal.2:14-16 wordt duidelijk gemaakt dat God echtscheiding haat, en in vers 15b en 16b wordt dat vergeleken met je leven op het spel zetten. In echtscheiding wordt een geest van verraad openbaar door het verbreken van een verbond, wat gestalte krijgt in het hart van de kinderen die zich verraden voelen door de ouders. God haat echtscheiding omdat het volledig in strijd is met Zijn eigen wezen en karakter (Jes.50:1); maar mensen scheiden van elkaar omdat ze een verraderlijk hart hebben dat geworteld is in ontrouw. Mensen hebben elkaar trouw beloofd tot aan de dood, maar omdat de liefde bekoeld is wordt de belofte van trouw terzijde geschoven. Daarom roept de Bijbel ons op om liefde en trouw nooit te verlaten, maar ze aan onze hals te hangen en te schrijven in ons hart (Spr.3:3). B1: Echtscheiding is in Gods ogen hetzelfde als overspel plegen. Matt.19:3-6 Toen kwamen er Farizeeën…….. Ze vroegen: Mag een man zijn vrouw om willekeurig welke reden verstoten? Hij zei: Hebt u niet gelezen dat de Schepper de mens bij het begin mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? En Hij zei: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één worden; ze zijn dan niet langer twee, maar één. Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden. Spr.2:17 spreekt bij een getrouwde vrouw over de geliefde van haar jeugd, terwijl Spr.5:18 bij een getrouwde man spreekt over de geliefde van zijn jeugd; maar Spr.2:17 spreekt daarbij 1 nog over een zeer belangrijk kenmerk van het huwelijk. Want het huwelijk wordt een verbond van God genoemd, en Jezus beschreef het huwelijk tussen een man en een vrouw als een verbintenis waarbij man en vrouw door God samengevoegd zijn. Echtscheiding is niet het einde van een contract, maar het verbreken van een verbond; het is niet het voortijdige einde van een relatie, maar het verbreken van een trouwbelofte. De farizeeën leerden dat in geval van een echtscheiding het belangrijk was om door de juiste legale procedure heen te gaan om een rechtmatig echtscheidingscertificaat te kunnen krijgen. Ze richtten hun aandacht alleen maar op de juridische kant van de echtscheiding, maar vergaten daarbij dat de geestelijke en lichamelijke eenheid ver uitstijgt boven een juridisch document. Jezus beschouwt een legale echtscheiding niet als het einde van een huwelijk voor Gods aangezicht, en het wegsturen van de eigen vrouw en het trouwen met een ander beschouwt Jezus wel als overspel, omdat Hij het eerste huwelijk nog steeds als geldig beschouwt. Marc.10:11-12 Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel; en als zij haar man verstoot en met een ander trouwt, pleegt zij overspel. Luc.16:18 Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel, en ook wie trouwt met een vrouw die door haar man is verstoten, pleegt overspel. Onze Heer Jezus Christus is onverbiddelijk in Zijn standpunt over echtscheiding, de apostel Paulus heeft dit standpunt op dezelfde wijze ingenomen en dat verdedigd in zijn brieven. Rom.7:2-3 Een getrouwde vrouw is door de wet gebonden aan haar man zolang hij leeft, maar wanneer hij sterft is zij van deze verplichting ontslagen. Als ze zich zolang haar man in leven is met iemand anders inlaat, noemt men haar overspelig. Maar sterft haar man, dan is ze niet langer aan de wet gebonden, dan pleegt ze geen overspel wanneer ze de vrouw van een andere man wordt. 1Kor.7:10-11 Degenen die getrouwd zijn geef ik, nee niet ik maar de Heer geeft hun het volgende gebod: een vrouw mag niet scheiden van haar man; is ze al gescheiden, dan moet ze dat blijven of zich met haar man verzoenen, en een man mag zijn vrouw niet wegsturen. B2: Twee uitzonderingen voor een legale echtscheiding. Matt.5:32 En Ik zeg jullie: ieder die zijn vrouw verstoot, drijft haar tot overspel, tenzij er sprake was van een ongeoorloofde verbintenis; en ook wie trouwt met een verstoten vrouw, pleegt overspel. Matt.19:9 Ik zeg u: wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel, tenzij er sprake was van een ongeoorloofde verbintenis. De heiligheid van het huwelijk heeft een zeer belangrijke waarde in het koninkrijk van God, en om die reden zijn echtscheiding en hertrouwen alleen toegestaan bij twee redenen, namelijk bij overspel en in de steek gelaten zijn, waarbij de ontrouwe partner opnieuw getrouwd is en daarmee overspel heeft gepleegd. Overspel is de zonde van een getrouwd iemand, terwijl ontucht de zonde is van een ongetrouwd iemand. Jezus geeft in de Bergrede geen uitgebreid onderwijs over echtscheiding en hertrouwen, ook bespreekt Hij niet de vele pastorale kwesties in verband met echtscheiding en hertrouwen. Jezus richt zich op het fundamentele principe gerelateerd aan de heiligheid van de lichamelijke verbintenis in een huwelijk. Hij beschouwt het als zeer belangrijk dat wij trouw zijn aan het huwelijksverbond evenals aan alle andere relaties. Het aangaan van een seksuele relatie is nog geen huwelijksverbond, tenzij er op een legale wijze beloften van trouw zijn uitgewisseld. En een legale echtscheiding beëindigt een huwelijk in Gods ogen niet, omdat de lichamelijke band niet verbroken wordt. Met andere woorden, om een huwelijksverbond volgens Goddelijke normen te laten beëindigen, moeten de legale belofte van trouw en de lichamelijke verbinding gebroken worden. Het meest uitgebreide onderwijs van Jezus over huwelijk en echtscheiding vinden we in Matt.19:3-9, en onze Heer gaf maar één legale reden voor echtscheiding, wat in de Nieuwe Bijbelvertaling omschreven wordt als een ongeoorloofde verbintenis. Het daar gebruikte Griekse woord is porneia, wat verwijst naar allerlei handelingen van immoraliteit inclusief overspel, dit woord kan het beste vertaald worden met ontucht. De Bijbelse basis voor een echtscheiding zijn handelingen van immoraliteit, en niet alleen maar fantasierijke gedachten; met andere woorden het kijken naar pornografie is nog geen basis voor een echtscheiding, tenzij dit resulteert in lichamelijke handelingen. 2 Wanneer een huwelijkspartner als eerste de lichamelijke verbinding in het huwelijk geweld aandoet door een seksuele relatie te hebben met iemand anders, breekt deze persoon het verbond en bedrijft daarmee overspel. Dan heeft de andere partner het recht om de relatie legaal te beëindigen, en is vrij om met iemand anders te hertrouwen, want de lichamelijke band is gebroken en de belofte van trouw is geschonden. Wanneer iemand trouwt met een partner die een huwelijk achter de rug heeft, zonder dat er sprake was van overspel, pleegt deze persoon ook overspel, omdat het vorige huwelijk niet in Gods ogen legaal beëindigd is. Matt.5:32 En Ik zeg jullie: ieder die zijn vrouw verstoot, drijft haar tot overspel, tenzij er sprake was van een ongeoorloofde verbintenis; en ook wie trouwt met een verstoten vrouw, pleegt overspel. Wanneer een man in de dagen van Jezus zijn vrouw wegstuurde, dwong hij haar om overspel te plegen, omdat zij genoodzaakt was te hertrouwen vanwege haar economische situatie. Zij verloor elke bron van inkomsten, wanneer haar eerste man haar in de steek liet, en vanwege die reden moest zij wel hertrouwen om economisch te kunnen overleven. Daarmee pleegde zij overspel, maar Jezus houdt de eerste man verantwoordelijk voor dit overspel, omdat hij zijn vrouw ten onrechte heeft weggestuurd. De farizeeën in de dagen van Jezus maakten zich op een verschrikkelijke wijze hieraan schuldig, omdat zij hun vrouwen soms wegstuurden zonder haar een echtscheidingsbrief mee te geven. Officieel waren deze vrouwen niet gescheiden, maar ze hadden geen bron van inkomsten meer en moesten wel illegaal hertrouwen om in onderhoud voorzien te worden. Zelfs wanneer de farizeeën wel een echtscheidingsbrief gebruikten, verweet Jezus het toch dat zij wilden scheiden vanwege de hardheid van hun hart ten opzichte van hun vrouw (Matt.19:8), en Jezus voelde grote woede over de praktijken van de farizeeën vanwege hun gebrek aan ontzag voor het huwelijksverbond. B3: Echtscheiding tussen een gelovige en ongelovige. 1Kor.7:12-15 Verder geef ik zelf nog - niet de Heer - het volgende voorschrift: wanneer een broeder een ongelovige vrouw heeft die bij hem wil blijven, mag hij niet van haar scheiden. Dit geldt ook voor een zuster: wanneer ze een ongelovige man heeft die bij haar wil blijven, mag ze niet van hem scheiden. Want de ongelovige man behoort dankzij zijn vrouw God toe en de ongelovige vrouw dankzij haar man eveneens. Zou dat niet zo zijn, dan zouden uw kinderen onrein zijn. Maar nu zijn ze geheiligd. Maar als de ongelovige partij wil scheiden, moet dat maar gebeuren; in dat geval is de broeder of zuster niet gebonden. Bedenk echter dat u door God geroepen bent om in vrede te leven. Jezus sprak zich over echtscheiding uit bij een volk dat het geschreven woord van God had ontvangen, maar Paulus kreeg als apostel van de heidenen met een hele nieuwe situatie te maken. Er ontstond vaak verdeeldheid in huisgezinnen, wanneer een van de echtgenoten door bekering tot geloof in Jezus kwam; er ontstond regelmatig een vijandige sfeer wanneer de ongelovige partner zich verzette tegen het nieuwe geloof van de andere partner. Deze nieuwe situatie creëerde een context voor een uitzondering op echtscheiding en hertrouwen met betrekking tot omstandigheden waarover Jezus niet sprak. Gelovigen konden door hun ongelovige partner in de steek gelaten worden vanwege het geloof, maar niet omdat er sprake was van overspel. De gelovige partner kreeg zelf van Paulus geen toestemming om te gaan scheiden vanwege het geloof, maar wanneer de ongelovige partner de echtscheiding wilde, gaf Paulus het pastorale advies om de echtscheiding toe te staan, omdat gelovigen door God geroepen zijn om in vrede te leven. De bekeerde partner werd door Paulus opgeroepen om het huwelijk met een ongelovige alle kans te geven, omdat de gelovige partner een heiligende invloed op het gezin had door als een instrument van Gods genade in het huis aanwezig te zijn. Hij achtte het mogelijk dat ongelovige partners zich ook zouden kunnen bekeren tot God en tot geloof in Jezus zouden kunnen komen, en zo dacht Petrus er ook over. 1Petr.3:1-2 Voor u, vrouwen, geldt hetzelfde: erken het gezag van uw man. Dan zullen mannen die weigeren Gods boodschap te aanvaarden daarvoor gewonnen worden door het gedrag van hun vrouw, zonder dat zij iets hoeft te zeggen, omdat ze zien hoe zuiver u leeft uit ontzag voor God. Wanneer een volgeling van Jezus te maken krijgt met echtscheiding, is altijd de genade van God volop aanwezig om als alleenstaande verder te gaan in het leven en zuiver om te gaan 3 met de principes van het huwelijk en de Goddelijke waarheid over hertrouwen. Een worsteling met de moeilijkheden van het alleen blijven is veel beter dan het plegen van overspel. Maar wanneer gelovigen ten onrechte door een echtscheiding heen gaan en Bijbelse principes met betrekking tot hertrouwen schenden, moeten zij trouw blijven aan hun tweede huwelijk, maar wel erkennen dat hun tweede huwelijk besmet is door een daad van overspel. Dit overspel moet aan God beleden worden als een zonde met de zekerheid dat ook daarvoor vergeving beschikbaar is. Maar voor alles is het belangrijk dat we beseffen dat het huwelijksverbond zeer heilig is in Gods ogen, en dat het Zijn vurige verlangen is dat Zijn kinderen trouw blijven aan hun huwelijksbelofte. God haat echtscheiding, en hoewel Hij er alle redenen voor heeft gehad om te scheiden van zowel Zijn eerste zo vaak ontrouwe echtgenote (Israël) als ook van Zijn tweede zo vaak ontrouwe echtgenote (gemeente), heeft God geen van beide partners ooit in de steek gelaten. Mal.2:16 Want de HEER, de God van Israël, zegt dat Hij het verafschuwt wanneer een man zijn vrouw wegstuurt. Wie zoiets doet besmeurt zichzelf met onrecht, zegt de HEER van de hemelse machten. Speel niet met je leven en gedraag je niet langer trouweloos. C: Valse eedaflegging ofwel de geest van manipulatie. Matt.5:33-37 Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd gezegd: Leg geen valse eed af, voor de Heer gedane geloften moeten worden ingelost. En Ik zeg jullie dat je helemaal niet moet zweren, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, noch bij de aarde, want dat is Zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning; zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één van je haren wit of zwart maken. Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad. C1: Manipulatie of betrouwbaarheid. Mensen zweren altijd bij iemand die hoger is dan zijzelf of bij iets dat hoger is dan zijzelf, en met hun eed bekrachtigen zij de waarheid en beëindigen zij elke twist (Hebr.6:16); maar Jezus maakte duidelijk dat het afleggen van een eed op basis van iets wat buiten de mens is een onbetrouwbare belofte is. De mens behoort betrouwbaar te zijn in al zijn woorden, en wanneer hij ja zegt, moet het ook ja zijn (2Kor.1:18-20). Wanneer een mens niet betrouwbaar van hart is, zal ook het afleggen van een eed op basis van een externe factor net zomin betrouwbaar zijn, zelfs niet wanneer die externe factor volledig betrouwbaar is zoals de troon van God. Het afleggen van een valse eed wordt door veel mensen gebruikt om een vals vertrouwen bij anderen te wekken, zodat dezen gemanipuleerd worden door onoprechtheid in de eed; een dergelijke eed wordt niet afgelegd ten bate van de ander maar voor eigen gewin. Betrouwbaarheid vanuit zuivere motieven wordt niet gemakkelijk gevonden (Spr.20:6); en wanneer een belofte wordt gedaan op basis van een externe factor en niet op basis van een interne betrouwbaarheid (ja = ja, nee = nee) heeft de belofte al het kenmerk van manipulatie. Want wanneer iemand geen belofte kan doen op basis van zijn eigen betrouwbaarheid, kan hij ook geen belofte doen op basis van de betrouwbaarheid van een externe factor; en een dergelijke belofte verbergt altijd een egoïstisch motief. Jezus leerde Zijn volgelingen hoe belangrijk het was om te strijden tegen de verleiding een belofte of overeenkomst te breken, maar Jezus citeerde niet een specifieke regel uit de wet van Mozes. Hij refereerde naar de samenvatting van verschillende wetten. Ex.20:7 Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie Zijn naam misbruikt laat Hij niet vrijuit gaan. Lev.19:12 Leg geen valse eed af als je bij Mijn naam zweert, want daarmee ontwijd je de naam van je God. Ik ben de HEER. Num.30:3 Wanneer een man de HEER belooft iets te zullen doen of onder ede de verplichting op zich neemt zich van iets te onthouden, mag hij zijn woord niet breken; aan alles wat hij met zoveel woorden zegt, moet hij zich houden. Deut.10:2 Toon ontzag voor de HEER, uw God, dien Hem, wees Hem toegedaan en zweer alleen bij Zijn naam. Deut.23:22-24 Als u de HEER, uw God, een gelofte doet, los die dan ook spoedig in. Want Hij 4 zal Zijn aanspraak zeker laten gelden, en dan wordt uw laksheid u als zonde aangerekend. Als u echter helemaal geen gelofte doet, valt u niets aan te rekenen. Maar als u uw woord gegeven hebt, moet u het nakomen; u hebt zelf, uit eigen vrije wil, de HEER, uw God, een gelofte gedaan. C2: De verminking van het Goddelijke principe. Jezus bracht geen verandering aan in de wet van Mozes, maar herstelde de oorspronkelijke betekenis. Maar de farizeeën verdraaiden met hun toepassing het derde gebod van de Tien Geboden (Ex.20:7), want zij leerden dat het hoofdzaak was om een in Gods naam gezworen eed te houden in plaats van het nakomen van álle beloften. Zij redeneerden dat de wet van Mozes het verbood om Gods naam ijdel te gebruiken, maar niet het ongedaan maken van beloften en verplichtingen. Zij zagen het derde gebod alleen maar als een verbod op lastering van Gods naam, maar niet als een verbod op oneerlijkheid, en daarmee ontwikkelden zij een heel nieuw systeem van beloften doen. Zij leerden dat alleen beloften in Gods naam bindend waren, en daarmee verschoven zij de aandacht van de noodzaak om beloften na te komen naar een formule waarmee de belofte gedaan werd. De oorspronkelijke bedoeling in Gods hart was om Gods naam te eren én betrouwbaar te zijn in alles wat wij zeggen. De farizeeën maakten onderscheid tussen beloften die bindend waren en beloften die niet bindend waren, en daarmee maakten ze zichzelf tot basis voor betrouwbaarheid. Ze hadden er daarom geen enkel probleem mee om een valse eed af te leggen. Ze bedachten nieuwe manieren om een eed af te leggen door niet te zweren bij de naam van God, maar bij de hemel of de aarde, bij Jeruzalem of bij de tempel. De verplichting om zich te houden aan de eed werd zo afhankelijk van de aard van het object waarbij gezworen was (Matt.23:16-19). Zo creëerden ze een manier om hun beloften te breken onder de schijn dat ze zich toch hielden aan de wet van Mozes. Maar het doel van de wet was om mensen in de naam van God een eed te laten afleggen om de neiging tot liegen aan banden te leggen. Het afleggen van een eed werd daarom ook beperkt tot zeer belangrijke zaken. Maar de Joden stonden toe dat het afleggen van een eed voor persoonlijke zaken werd gebruikt in plaats van deze te reserveren voor het gerechtshof of tussen mensen om een einde te maken aan een juridisch geschil. In de Bijbel is het afleggen van een eed toegestaan en soms noodzakelijk, maar alleen in formele en juridische kwesties. Jezus leert ons dat we een eed niet mogen gebruiken in persoonlijke aangelegenheden, maar in officiële juridische zaken, waarmee een Goddelijk doel wordt gediend. Echtscheiding werd volgens Jezus daarom juridisch toegestaan vanwege de hardheid van hart bij degene die de echtscheiding aanvroeg, en dat was in Israël meestal een man (Matt.19:8). Het afleggen van een eed was daarom ook toegestaan, en was noodzakelijk vanwege de onbetrouwbaarheid van het menselijke hart. Jezus zelf getuigde onder ede in een legale situatie voor het sanhedrin. Hij had geweigerd om Zijn aanklagers enig antwoord te geven, totdat de hogepriester Hem onder ede vroeg of Hij de Messias was, en toen gaf Jezus wel antwoord (Matt.26:63-64). Paulus gebruikte ook een eed om God als getuige over zijn leven op te roepen, zie Rom.1:9, 2Kor.1:23, Gal.1:20, Fil.1:8, 1Tess.2:5+10. C3: De sleutel is betrouwbaarheid in woorden. Matt.5:34-36 En Ik zeg jullie dat je helemaal niet moet zweren, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, noch bij de aarde, want dat is Zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning; zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één van je haren wit of zwart maken. Matt.23:20-22 Wie dus zweert bij het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt. En wie zweert bij de tempel, zweert daarbij en bij degene die hem bewoont. En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Hem die daarop gezeten is. In de Bergrede refereert Jezus niet aan een juridische setting voor een rechtbank, maar aan dagelijkse gesprekken tussen mensen. Het gebod van Jezus om geen enkele eed te zweren is niet bedoeld om ongelimiteerd toe te passen, maar spoort ons aan om niets te zweren bij geschapen dingen. In Matt.23:20-22 maakte Jezus duidelijk dat elke eed uiteindelijk altijd een verwijzing is naar God Zelf; zweren bij het altaar in de tempel of bij de tempel zelf of bij de 5 hemel is altijd een eed afleggen op grond van Gods naam. Het altaar is namelijk Gods altaar, en de tempel is Gods tempel, en de hemel is Gods hemel met daarin Zijn troon, en dat geldt voor alle geschapen dingen. Zelfs wanneer we zweren bij ons hoofd, leggen we een eed af op datgene wat onder controle van God staat, want alle haren op ons hoofd zijn door Hem geteld (Matt.10:30). En wij kunnen zelfs niet eens de kleur van ons haar blijvend veranderen zonder gebruikmaking van chemische middelen (Matt.5:36), en we kunnen nog geen centimeter aan de lengte van ons lichaam toevoegen (Matt.6:27). Jezus verklaart daarmee dat elke eed een rechtstreekse verwijzing naar God zelf is, en dus kunnen wij niet ontsnappen aan het serieuze karakter van een eed door Gods naam niet te gebruiken, want elke eed en elke belofte moet nagekomen worden vanuit een betrouwbaar hart. Matt.5:37 Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad. Jezus roept ons op tot betrouwbaarheid en integriteit in al onze beloften, want mensen met een oprecht en integer hart hebben het afleggen van een eed niet nodig, en wij behoren ze ook te weigeren tenzij de overheid dit van ons vereist. Sommige mensen promoten zichzelf op een valse manier door hun toewijding te overdrijven, gepresenteerd zichzelf als iemand die toegewijd is om zich in te zetten, een samenkomst te bezoeken, geld te geven, een probleem op te lossen of aandacht aan iemand te geven. Maar ons woord is onze verplichting, dus het overdrijven van onze toewijding is een leugen door een valse indruk te geven over hoeveel anderen op ons kunnen vertrouwen. Maar Jezus vraagt van ons om betrouwbaar te zijn en waarachtig in onze woorden, omdat wij volgelingen zijn van Hem die zichzelf de Waarheid noemde (Joh.14:6). Wanneer wij niet doen wat we beloofd hebben, vraagt integriteit van ons om dat openlijk te erkennen aan hen aan wie wij iets beloofd hebben; dit is van toepassing op elk gebied van ons leven. Dan wandelen wij in de zuivere geest van de Bergrede. De Heilige Geest is bezig Goddelijke integriteit in de gemeente te herstellen en mensen naar voren te schuiven die betrouwbaar zijn in hun woorden. 2Kor.1:18-20 Zo waar God trouw is, wanneer ik ja tegen u zeg bedoel ik ook ja, niet nee. De Zoon van God, Jezus Christus, die wij … aan u verkondigd hebben, was immers ook niet iemand die ja zei en nee bedoelde. Hij belichaamt het ja. In Hem worden alle beloften van God ingelost; en daarom is het ook door Hem dat we amen zeggen, tot Gods eer. Dit is een belangrijke waarheid in de Bergrede, want betrouwbaarheid in ons hart bepaalt de mate waarin wij in staat zijn om op hartsniveau in Gods tegenwoordigheid te verschijnen; de waarheid in ons hart helpt ons om relatie te hebben met de God van alle waarheid. Ps.15:1-4 HEER, wie mag gast zijn in Uw tent, wie mag wonen op Uw heilige berg? Wie de volmaakte weg gaat en doet wat goed is, wie oprecht de waarheid spreekt. Hij doet aan lasterpraat niet mee, hij benadeelt een ander niet en drijft niet de spot met zijn naaste. Hij veracht wie geen achting waard is, maar eert wie ontzag heeft voor de HEER. Zijn eed breekt hij niet, al brengt het hem nadeel. Ps.25:3-5 Wie mag de berg van de HEER bestijgen, wie mag staan op Zijn heilige plaats? Wie reine handen heeft en een zuiver hart, zich niet inlaat met leugens en niet bedrieglijk zweert. Zegen zal hij ontvangen van de HEER en recht verkrijgen van God, zijn Redder. D: Recht eisen ofwel de geest van trots en bitterheid. Matt.5:38-42 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: Een oog voor een oog en een tand voor een tand. En Ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechter wang slaat, ook de linkerwang toe te keren. Als iemand een proces tegen je wil voeren en je onderkleed van je wil afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op. Geef aan wie iets van je vraagt, en keer je niet af van wie geld van je wil lenen. D1: Reageren in een tegengestelde geest vanwege het hogere doel. Jezus citeerde hier een uitspraak uit het Oude Testament die maar liefst drie keer voorkomt, namelijk in Ex.21:24, Lev.24:20 en Deut.19:21; en vooral de laatste tekst is veelzeggend. Deut.19:21 Heb geen medelijden en eis een leven voor een leven, een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet. 6 Er valt heel veel te zeggen in het voordeel van dit oudtestamentische principe, want de Bijbel leert ons dat de wetten van Mozes rechtvaardig, volmaakt en goed zijn (Rom.7:12), maar Jezus leert ons een principe dat hoger gaat dan rechtvaardigheid, volmaaktheid en goedheid. Wanneer wij rechtvaardig en goed willen doen, houden wij ons aan de rechtvaardige principes van de wet van Mozes (Matt.19:16-19); maar wanneer wij een volmaaktheid nastreven die hoger gaat dan aardse volmaaktheid, moeten we alles verkopen en weggeven en daarna Jezus volgen (Matt.19:20-21); dan zullen wij een schat in de hemel hebben. Hetzelfde geldt voor rechtvaardigheid; wij kunnen rechtvaardigheid nastreven door recht te eisen en wraak te zoeken wanneer geen recht wordt gedaan. Maar wij kunnen ook Jezus volgen in een veel hogere maatstaf van rechtvaardigheid. Hebr.12:24 Wij zijn genaderd ……... tot de bemiddelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het gesprenkelde bloed dat krachtiger spreekt dan het bloed van Abel. Het bloed van Abel spreekt van wraak, vervloeking en vervreemding van God (Gen.4:10-12), maar het bloed van Jezus spreekt van verzoening, vergeving, reiniging en herstel van de relatie met God (Rom.3:25 + 5:9, Efez.1:7 + 2:13-16, Kol.1:20, 1Joh.1:7, Openb.1:5). En de barmhartigheid overwint het oordeel altijd (Jac.2:13b). Maar een mens die rechtvaardigheid eist, terwijl hijzelf schuldig is, komt voort uit een geest van trots en bitterheid (Matt.18:21-35, vooral 28-30). Dit vijfde soort onkruid spreekt van de verleiding om wraak te nemen en onszelf te verdedigen tegenover hen die ons beledigen of ons misbruiken. Er gaat zoveel goeds verloren in onze relatie met God, onze familie en met anderen door dit denkpatroon, dat zo vanzelfsprekend is voor ons. We moeten dit goed leren begrijpen, want anders zullen we niet eens proberen om dit principe uit te leven. Wanneer we concluderen dat Jezus’ woorden alleen maar idealistisch zijn, en niet echt mogelijk zijn om na te leven, zullen we uiteindelijk deze waarheid ontkennen. D2: Weerstand bieden tegen een geest van wraakmening. Matt.5:39 En Ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet. Jezus gaf vier verschillende illustraties van dit koninklijke principe over de weigering wraak te nemen of zichzelf te verdedigen; elk van deze vier voorbeelden beschrijft een persoon die ons beledigt of misbruik van ons maakt, maar op zeer kleine schaal. Jezus zou ons nog wel meer dan 100 andere voorbeelden hebben kunnen geven, maar Hij gaf geen nauwkeurige regels of een complete lijst voor elke situatie. Jezus gaf voorbeelden waarvan we de principes in vele andere situaties kunnen toepassen. De Bergrede werd ons niet gegeven als een gedragscode die details geeft voor elke situatie, maar als een geestelijke richtlijn om de waarachtige geest van de wet van Mozes te laten zien. Daarom moeten we dit onderwijs van Jezus niet op een mechanische en brute manier proberen toe te passen, maar altijd bidden om wijsheid voor de juiste toepassing in de juiste situatie op het juiste moment. Jac.1:5 Komt iemand van u wijsheid tekort? Vraag God erom en Hij, die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zal u wijsheid geven. De farizeeën leerden twee dwaalleren, in de eerste plaats dat de wet van Mozes opdracht gaf om wraak te nemen, en in de tweede plaats dat de mensen dat zelf konden regelen buiten de officiële weg van rechtspraak. Maar Mozes leerde de mensen juist om het recht niet in eigen hand te nemen, maar weerstand te bieden tegen een slecht iemand door gebruik te maken van het officiële rechtssysteem. Farizeeën legaliseerden de mensen om hun conflicten op te lossen op een verkeerde manier en vanuit een verkeerde geest. Matt.5:38-42 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: Een oog voor een oog en een tand voor een tand. Dit principe uit Ex.21:24, Lev.24:20 en Deut.19:21 verwijst naar het juridische feit dat een straf in overeenstemming moet zijn met de gepleegde misdaad, en zorgt ervoor dat de straf niet te slap maar ook niet te hard mag zijn. Dit wetsprincipe definieert gerechtigheid, ingehouden wraakneming, en bescherming van onschuldigen tegen boosdoeners, maar ook bescherming van boosdoeners tegen rechters met een verkeerde hartsgesteldheid, die veel te hardvochtig waren in hun vonnis. Ook werden de mensen ervan weerhouden om het recht in eigen hand te nemen buiten het rechtssysteem om. Wanneer iemand een ander een oog uitstak, werd de boosdoener niet gedood en ook niet zwaar verminkt, maar er werd een gelijkwaardige straf 7 toegepast. Zo iemand verloor zelf ook een oog en zou het daarna voor de rest van zijn leven wel uit zijn hoofd laten om nog eens iemand een oog uit te steken, want dan zou hij zelf zijn tweede oog ook verliezen en voor de rest van zijn leven blind zijn. Op deze manier toegepast werd de juridische sanctie gebruikt om een gewelddadig iemand aan banden te leggen zonder deze persoon verder verminkt door het leven te laten gaan. De wet van Mozes was bepaald geen aanbeveling voor het nemen van wraak, maar veel meer een aansporing om elkaar lief te hebben zonder het koesteren van wrok. De wet van Mozes was bedoeld om de mensen vrij te houden van een geest van wraakneming en het koesteren van bitterheid. Lev.19:17-18 Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je door je te wreken of wrok te blijven koesteren. Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de HEER. D3: Rechtvaardigheid in tegenstelling tot pacifisme. Matt.5:39 En Ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechter wang slaat, ook de linkerwang toe te keren. Wanneer wij onrechtvaardig worden behandeld, roept Jezus ons op om geen wraak te nemen en niet op zoek te gaan naar een manier om mensen terug te betalen voor wat ze ons hebben aangedaan in kleine dingen zoals een belediging of het veroorzaken van een probleem. Jezus sprak over onze houding naar mensen toe, die ons onrecht aandoen in persoonlijke rechten of die problemen veroorzaken. Jezus sprak niet over het principe van vergelding zoals dat plaats vindt in een rechtbank. We moeten reageren op de juiste manier door niet het recht in eigen handen te nemen, in de juiste geest met genade vanuit nederigheid, en in de juiste mate ofwel het accepteren van kleine onrechtvaardigheden. Dit onderwijs van Jezus is heel vaak verkeerd toegepast op een manier die in strijd is met het duidelijke en voor de hand liggende onderwijs van de Bijbel. Bijbeltekst moet altijd worden vergeleken met Bijbeltekst om tot de juiste interpretatie te komen en de juiste methode toe te passen. Dit onderwerp is een van de meest besproken onderwerpen uit de Bijbel met betrekking tot pacifisme, wat een filosofie is die elk gebruik van macht verbiedt. Sommigen interpreteren dit Bijbelgedeelte geheel buiten de context van de Bergrede, en gebruiken dit tegen de taak van soldaten, politie en rechters. Maar Jezus was geen voorstander van het verwerpen van het gebruik van juridische, militaire en politionele macht tegen kwaadaardige mensen. Want deze gezagsdragers in de burgermaatschappij zijn dienaren van God om alle vormen van kwaad in de samenleving aan banden te leggen (Rom.13:1-7). Rechtbanken, het leger, de politie en gevangenissen zijn een onderdeel van de Goddelijke orde in een zondige wereld, en wij behoren onszelf en anderen te verdedigen tegen alle kwaad. Maatschappelijk geweld en ook huiselijk geweld moeten weerstaan worden als een groot kwaad, een man is verantwoordelijk voor de verdediging van zijn vrouw en kinderen. Jezus beschrijft de mensen die ons vervolgen als slechte mensen die slechte motieven en kwade doelstellingen hebben, en dit is een belangrijk aspect in het interpreteren van de vier voorbeelden die Jezus ons gaf. Jezus roept ons op om te leven met vrijheid in ons hart, dat wil zeggen dat we vrij moeten blijven van de geest van wraak, zelfverdediging en het eisen van recht met de daaraan vastklevende kinderachtige klachten tegen de mensen met wie wij een relatie hebben. De kwestie waar het werkelijk om gaat is dat wij wandelen in de principes van het koninkrijk, en we kunnen dat alleen doen wanneer we het grote plaatje zien van de liefde en genade van Jezus. Dit maakt ons tot dankbare mensen, zodat we kunnen reageren met een geest van dienstbaarheid, die anderen in staat stelt om hun eigen weg te kiezen in kleine kwesties. Maar dat is totaal iets anders dan toegeven aan anderen vanuit vrees voor mensen, wat vaak resulteert in bitterheid. D4: Vier voorbeelden van reageren in een tegengestelde geest. Matt.5:39-42 En Ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechter wang slaat, ook de linkerwang toe te keren. Als iemand een proces tegen je wil voeren en je onderkleed van je wil afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op. Geef aan wie iets van je vraagt, en keer je niet af van wie geld van je wil lenen. 8 In Zijn uitleg over het reageren in een tegengestelde geest gebruikte Jezus vier voorbeelden uit het dagelijkse leven van de Joden in het land Israël, waar het volk gebukt ging onder de dictatuur van de Romeinen. Wanneer we dat uit het oog verliezen, missen we de betekenis van Jezus’ woorden in de setting van het dagelijkse leven van die tijd, en zullen we ook de juiste interpretatie voor onszelf missen. Dit zijn de vier voorbeelden. 1) de linkerwang toekeren, wanneer iemand je op de rechterwang slaat. 2) je bovenkleed afstaan, wanneer iemand je onderkleed van je wil afnemen. 3) twee mijlen lopen met iemand die je probeert te dwingen tot één mijl. 4) geld uitlenen aan iemand die dat van je vraagt. In het eerste voorbeeld spreekt Jezus niet over een vorm van lichamelijke mishandeling, maar een vorm van belediging. Want wanneer iemand doelbewust je wil mishandelen in je gezicht, zal hij niet je rechterwang slaan, want dat gebeurt met de achterkant van de rechterhand. Bij doelbewuste mishandeling zal iemand zijn rechtervuist gebruiken om je op de linkerwang te slaan. Het voorbeeld dat Jezus geeft over de rechterwang spreekt over een belediging en niet over een mishandeling, en de belediging zal vaak gepaard gaan met beledigend taalgebruik. Jezus past hier het principe toe van het achterwege laten van vergelding in plaats van het nemen van wraak buiten het officiële rechtssysteem. Jezus roept ons op om geen wraak te nemen wanneer wij beledigd worden, maar de belediging geduldig te ondergaan, wetend dat de Heer ons als Zijn kostbare bezit ziet. Op Zijn eigen tijd zal de Heer rechtspreken over het onrecht dat ons is aangedaan (Rom.12:17-21), en wat de Heer van ons vraagt is dat wij Zijn voorbeeld volgen door niet te reageren en het oordeel aan de Vader over te laten, want Hij zal op Zijn tijd rechtvaardig oordelen (1Petr.2:23). Wij kunnen beledigingen ondergaan, omdat we weten dat degene die ons beledigt niet de macht heeft om ons werkelijk te kunnen raken. Beledigd worden zonder wraak te nemen maakt vaak een diepe indruk op anderen, omdat het zo onnatuurlijk is, want een belediging kan heel snel plaatsvinden met woorden of zelfs met ogen, maar Jezus wil dat wij niet gemakkelijk gekwetst zullen worden. Daarom geeft de Heer ons het advies om met vrede in ons hart de andere wang toe te keren. Het is echter opmerkelijk dat toen Jezus een klap in Zijn gezicht kreeg, Hij niet de andere wang toekeerde maar vroeg waarom Hij geslagen werd (Joh.19:22). Hetzelfde gebeurde bij Paulus, want toen de hogepriester opdracht gaf hem op zijn mond te slaan, reageerde Paulus door te zeggen dat God hem zou slaan (Hand.23:2-3). Het opmerkelijke is dat in deze situaties noch Jezus noch Paulus de andere wang toekeerden, maar de reden daarvoor is dat zij beiden een zachtmoedige geest hadden zonder de behoefte van zelfverdediging. Daarom konden Jezus en Paulus vragen waarom ze geslagen werden, want de behoefte om terug te slaan was bij hen volledig afwezig. In het tweede voorbeeld vraagt Jezus van ons om niet terug te vechten tegen mensen die ons via het officiële rechtssysteem aanvallen om beslag te leggen op kleine bezittingen als een onderkleed. Dit onderkleed kan vergeleken worden met wat een T-shirt of een overhemd in onze tijd is, het bovenkleed is vergelijkbaar met een jack of een jas. De kwestie hier is weer een kleinschalige aanval op ons leven, want wie gaat nu naar een rechtbank voor een stuk kleding van de waarde van € 100,-? Niemand spant een rechtszaak aan voor zoiets kleins als een T-shirt of een overhemd, met andere woorden, degene die de rechtszaak aanspant is waarschijnlijk beledigd door degene die aangeklaagd wordt. Wanneer een kwaadaardig persoon tegen jou wil procederen voor een klein bedrag dat je kunt missen, geef hem dan dat bedrag met een gewillig hart. Het kan je kwetsen in je trots, maar het zal je geen problemen geven in het dagelijkse onderhoud. Jezus geeft ons dit advies, want we hebben namelijk de neiging om vast te houden aan onze kleine legale rechten en te kiezen voor het zogenaamde principe van de zaak. Onze neiging tot zelfverdediging kan snel openbaar worden in dit soort situaties, en daarmee laten we onze hartsgesteldheid zien. In het derde voorbeeld spreekt Jezus over het legale recht dat Romeinse soldaten hadden om aan lokale bewoners van onderworpen volken te eisen dat ze de uitrusting van de soldaat een mijl voor hem zouden dragen. Mensen verafschuwden deze officiële regel, want het was erg ongemakkelijk, irritant en zelfs vernederend, en velen gehoorzaamden deze regel wel, maar met grote tegenzin vanuit een verkeerde hartsgesteldheid. Deze hele kwestie heeft te maken met misbruik van onze eigen tijd en persoonlijke rechten door de overheid, maar het 9 kost ons hooguit 15 minuten om een mijl te wandelen, en dus hooguit een half uur om twee mijlen mee te lopen met een soldaat. We kunnen ons gemakkelijk beledigd voelen door hen die een positie van macht hebben om onze agenda in de war te sturen met onrechtvaardige eisen. Wanneer een kwaadaardig iemand de wet gebruikt om ons iets te laten doen wat erg ongemakkelijk is, adviseert Jezus ons om nog iets extra’s te doen. Dit zal ons op geen enkele wijze beletten om ons dagelijkse leven te vervullen, maar het kan wel onze trots kwetsen. Dit gedeelte richt zich op ons natuurlijke verzet tegen kleinschalige eisen van de overheid of van iemand die gezag draagt. We proberen er onderuit komen zonder betrapt te worden, maar dat is nu precies de houding die Jezus veroordeelt. Er zijn situaties waarin wij gedwongen worden om dienstbaar te zijn aan de lokale of de nationale regering, en Jezus vraagt aan ons om met een vreugdevol hart dienstbaar te zijn. Wanneer de overheid meer vraagt dan noodzakelijk is in kleine dingen, is het gemakkelijk om verontwaardigd te zijn, maar we kunnen geduldig het onrecht ondergaan. Voorbeelden hiervan liggen vaak op het terrein van de belastingdienst of de lokale politie, en het punt is dat we geen weerstand moeten bieden door te proberen te ontsnappen. We moeten juist samenwerken met wat ons gevraagd wordt en er niet voor weg lopen. Maar Jezus vraagt niet van ons om slaafse onderdanen te worden van de overheid, maar alleen om kleinschalige ongemakken zonder irritatie te verdragen. In het vierde voorbeeld vraagt Jezus van ons om uit te lenen aan een kwaadaardig iemand en te geven met een gewillig hart. Wanneer iemand in nood verkeert en ons vraagt om iets te lenen, behoren we hem dat te geven, en daarbij gaat het niet alleen over het lenen van geld, maar ook over het uitlenen van dingen die anderen kunnen helpen. Jezus zegt echter niet dat wij in alle omstandigheden geld moeten geven aan iemand die dat van ons vraagt, maar Hij verwijst hier naar onze houding om weerstand te bieden tegen een dergelijk verzoek vanwege bitterheid in ons hart tegen de slechte persoon die problemen bij ons veroorzaakt. We moeten geen weerstand tegen hem bieden, maar zijn verzoek zien als een Goddelijke mogelijkheid om genade te demonstreren. De toepassing van dit principe wordt bepaald door de context waarin het staat en door deze uitspraak van Jezus te vergelijken met andere Bijbelgedeelten. De Bijbel bijvoorbeeld staat ons niet toe om luie mensen te eten te geven (2Tess.3:10) en waarschuwt ons voor het gevaar van borgstelling (Spr.11:15, 17:18, 22:26). Het is niet onze opdracht om professionele bedelaars te handhaven in hun levensstijl van werkloosheid met drugsgebruik of alcoholverslaving, die het leven van een persoon vernietigen, terwijl hij ons om geld vraagt. Het uitleven van deze koninklijke principes in het weigeren van vergelding en zelfverdediging uit trots is een belangrijk aspect van het wandelen in de zuivere geest van de Bergrede om een zoutend zout en een lichtend licht te kunnen zijn in de maatschappij (Matt.5:13). V.v.d.B. 10