Deel 1 - SWV Eemland

advertisement
Aanwijzingen voor organisatie en afname Drempelonderzoek
Het Drempelonderzoek is zo samengesteld dat afname bij een grote groep leerlingen tegelijk mogelijk
is. Het onderzoek neemt groepsgewijs naar schatting drie uur in beslag, met daarin een pauze van
ongeveer een half uur. Individuele afname of afname in een kleine groep gaat aanmerkelijk sneller en
kan binnen twee (klok)uren klaar zijn. Bij laagtalige leerlingen kan de toets Woordenschat voorgelezen
worden. Het voorlezen van de toets Begrijpend lezen raden we af. Wel is het mogelijk om de leerling
eerst zelf te laten ‘ploeteren’ en om dan enige tijd later de toets te laten maken met voorlezen. Als er
een aanmerkelijk verschil is, kan dat meegenomen worden naar de dagelijkse praktijk. Als de toets op
de basisschool wordt afgenomen, kan men meteen aan de coördinator van de ontvangende school
laten zien welk resultaat met aanvullende hulp mogelijk is. De ruwe score van Begrijpend Lezen
zonder voorlezen wordt doorgegeven voor verwerking.
De aanbevolen toetsvolgorde is:
spelling
25 minuten*
begrijpend lezen
50 minuten
pauze
rekenen
45 minuten*
woordenschat
30 minuten*
* Leerlingen mogen langer over de toetsonderdelen doen. Tijd is geen factor, behalve bij de
begrijpend lezentoets die na 45-50 minuten afgebroken moet worden.
Als alle leerlingen klaar zijn, is er geen reden om niet vast aan de pauze of aan een volgende toets te
beginnen. Alleen op de toets begrijpend lezen rust tijdsdruk, met dien verstande dat het niet gewenst
is als een leerling daar erg veel langer dan 45-50 minuten over doet. In geval van dyslexie is extra tijd
wel toegestaan. Trage leerlingen krijgen, zeker bij de onderdelen woordenschat en rekenen, alle tijd.
Even doorwerken in of na een pauze is geen bezwaar. Wel is het zo dat als de leerling na drie
kwartier of een uur rekenen nog aan het zwoegen is, de moeilijkheidsgraad van de sommen het
niveau van de maker waarschijnlijk te boven gaat. Het is dan beter om de test af te breken.
Afname binnen het basisonderwijs
De leerkracht in het basisschool kan kiezen of hij er een officiële toetsochtend van maakt of dat hij de
toetsonderdelen tijdens reguliere lessen door de week heen vlecht. Zeker bij scholen voor speciaal
onderwijs heeft vlechten de voorkeur. Verspreid door de week betekent ook dat elke toets op “primetime” gepland kan worden.
1. Spelling
Alleen de 45 dikgedrukte woorden uit de zinnen behoeven te worden opgeschreven. Het
ontbreken van hoofdletters bij de woorden waarschijnlijk en kabeljauw wordt niet als fout
aangemerkt. Als de spellingtoets na de pauze wordt afgenomen, kunnen alle leerlingen tegelijk
aan de volgende test beginnen.
Tip: laat het dictee op een apart blaadje maken of deel de leerlingenbladen afzonderlijk uit. Zo
wordt het mogelijk om het dictee al na te kijken als de leerlingen aan het rekenen zijn.
2. Begrijpend lezen
Deze toets maken de leerlingen zonder speciale uitleg. Het is gewenst dat de leerlingen zoveel
mogelijk vragen ook daadwerkelijk beantwoorden. Leerlingen met een erg laag niveau of ernstige
leesproblemen komen soms niet door de hoeveelheid letters heen. Afbreken van de test na 45-50
minuten is dan gewenst. Als de leerlingen klaar zijn, is er gelegenheid de tekenopdracht te maken.
Deze opdracht is voornamelijk bedoeld om de resterende tijd op prettige wijze te vullen. Meteen
verder gaan met rekenen kan ook. Eerst laten rekenen en daarna begrijpend lezen is ook
mogelijk.
3. Rekenen
De rekentoets bestaat uit vier pagina’s met in totaal 73 opgaven. Ook de opgaven binnen de
kaders van de tekeningen moeten gemaakt worden. Noem dit nog even, want sommige leerlingen
zien de sommen in de plaatjes over het hoofd. De sommen klimmen snel op in moeilijkheidsgraad.
Als de eerste twee pagina’s gemaakt zijn, is een indicatie rond de beroepsgerichte leerwegen al te
maken. De resterende bladzijden is voor een aantal leerlingen te hoog gegrepen. Leg de
leerlingen daarom uit, dat het niet kunnen maken van een gedeelte van de sommen bij de opzet
van de toets hoort. Elk goed antwoord heeft een positieve invloed op het testresultaat. De leerling
die te moeilijke opgaven tegenkomt, doet er goed aan om in het laatste gedeelte te zoeken naar
sommen die nog te maken lijken. Er mag een kladblaadje gebruikt worden.
4. Woordenschat
Deze toets bestaat uit 36 items. Controleert u even, via het laten maken van de voorbeeldopgaven, of de wijze van scoren door de leerlingen goed wordt uitgevoerd. Er kan worden
gekozen om de toets klassikaal te laten maken, waarbij de leerkracht de toetsitems voorleest. Op
deze wijze wordt voorkomen dat zwakke lezers door leesproblemen een lage score behalen. Een
bijkomend voordeel is dat alle leerlingen tegelijk klaar zijn en aan het volgende toetsonderdeel
beginnen als woordenschat niet als laatste wordt aangeboden. Voor leerlingen richting regulier
vmbo is voorlezen niet noodzakelijk.
Als uitloop na de laatste toets maken de leerlingen de tekenopdracht die aansluit op de laatste
rekenpagina. Deze tekening telt niet mee in de toetsuitslag.
5. Technisch lezen
De toets technisch lezen 90B wordt gebruikt.
De score van de toets technisch lezen 90B bestaat uit het aantal goed gelezen woorden binnen
de beschikbare tijd van 90 seconden verminderd met fouten en overgeslagen woorden.
Algemene aanwijzingen
In het volgende leest u wat u bij elke toetsafname het beste kunt doen.
 Neem de toets bij voorkeur ’s ochtends af, dan is de concentratie het grootst.
 Zorg dat de toetsafname vlot en zonder storingen verloopt.
 Zorg dat bij het begin van de toetsafname de volgende zaken gereed liggen:
- deze aanwijzingen;
- de gele leeskaart met de 140 woorden voor de leerling;
- een blad waarop de woorden een nummer hebben;
- een turfblad voor de toets Technisch lezen 90B;
- een (geruisloze) stopwatch of eventueel een horloge met een grote secondewijzer.
 Zorg er voor dat het kind in een goede (rechtop) houding zit en dat de leeskaart op normale
afstand van de ogen ligt.
Specifieke aanwijzingen
 Noteer groep en voor- en achternaam op het turfblad.
 Vertel de leerling dat het de bedoeling is om in anderhalve minuut zoveel mogelijk woorden
vlug en duidelijk te lezen.
 Vertel de leerling verder dat foutief gelezen woorden verbeterd mogen worden, maar dat het
niet hoeft. Alleen het aantal goed gelezen woorden telt.
 Daarna zegt u: ‘Begin maar” en drukt u de stopwacht in bij het eerste woord dat de leerling
leest.
 Als het kind bij het lezen van een woord langer dan 5 seconden wacht, zegt u dat woord voor
en laat u het kind met het volgende woord verder gaan.
 Tijdens het lezen turft u op het turfblad het aantal foutief gelezen woorden aan. Tot deze
woorden behoren ook de voorgezegde en overgeslagen woorden. Woorden die door de
leerling zelf worden verbeterd, worden goed gerekend. Woorden die volgens de schrijfwijze
worden uitgesproken, worden goed gerekend. Dit geldt ook voor woorden, waarbij de
klemtoon verkeerd wordt gelegd.
 Schrijf na precies 90 seconden het nummer van het laatst gelezen woord op het turfblad in de
kolom “aantal”. Zeg tegen de leerling dat hij kan stoppen.
 Leerlingen die de 140 woorden binnen de 90 seconden lezen, kunnen in de overgebleven tijd
de woorden vanaf het laatste woord van onder naar boven verder lezen. Op deze manier is
een hogere score te behalen dan 140. Dit lukt ongeveer 2% van de lezers in groep acht van
de basisschool.
Download