Bijbelstudie Kader Eredienst: Thema: Tekst: 14 april 2013 Op weg naar pinksteren Psalm 63 / Joh. 1: 1-5 Kern David zocht door zijn hele leven en vooral in noodsituaties de hulp van God. Hij wandelde met God en overwon daardoor alle aanvallen. Voor Jezus geldt ditzelfde, waarbij Hij zich bewust is van Zijn positie als Gods Zoon. Psalm 63 1 Een psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was. 2 God, u bent mijn God, u zoek ik, naar u smacht mijn ziel, naar u hunkert mijn lichaam in een dor en dorstig land, zonder water. 3 In het heiligdom heb ik u gezien, uw macht en majesteit aanschouwd. 4 Uw liefde is meer dan het leven, mijn lippen zingen uw lof. 5 U wil ik prijzen, mijn leven lang, roepend uw naam, de handen geheven. 6 Dan wordt mijn ziel verzadigd met uw overvloed, jubel ligt op mijn lippen, mijn mond zal u loven. 7 Liggend op mijn bed denk ik aan u, wakend in de nacht prevel ik uw naam. 8 U bent altijd mijn hulp geweest, ik juichte in de schaduw van uw vleugels. 9 Ik ben aan u gehecht, met heel mijn ziel, uw rechterhand houdt mij vast. 10 Laat verzinken in de diepten der aarde wie mij naar het leven staan, 11 laat ten prooi vallen aan de jakhalzen wie mij uitleveren aan het zwaard. 12 Maar de koning zal zich verheugen in God, wie hem trouw zweert, prijst zich gelukkig – leugenaars wordt de mond gesnoerd. Beschrijving In 2 Samuel, hoofdstuk 15 tm 18 staat beschreven dat de zoon van David, Absalom in opstand kwam. David werd op de vlucht gedreven en opgejaagd. Hierna is David de koning geworden, de man naart Gods hart.. Psalmen 61, 62 en 63 heeft David geschreven toen hij op de vlucht was voor Absalom. In psalm 63 geeft David aan dat hij alleen gelukkig kan zijn als hij een voortdurend contact heeft met God. Hij erkent God als de God van macht en majesteit, en ziet Hem als zijn helper onder alle omstandigheden. David beschrijft hier de relatie met God die voor ons alleen mogelijk is wanneer wij ons laten leiden door de Heilige Geest. Joh. 17 1 Zo sprak hij. Daarna sloeg Jezus zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van uw Zoon, dan zal de Zoon uw grootheid tonen. 2 Hij heeft van u macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die u hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken. 3 Het eeuwige leven, dat is dat zij u kennen, de enige ware God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus. 4 Ik heb op aarde uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat u mij opgedragen hebt. 5 Vader, verhef mij nu tot uw majesteit, tot de grootheid die ik bij u had voordat de wereld bestond. Pagina 1 Bijbelstudie Beschrijving Jezus brengt hier in praktijk wat Hij onderwezen heeft over het gebed. Jezus geeft hier in enkele zinnetjes aan dat Zijn grootheid en de grootheid van God dezelfde zijn. Hij geeft daarbij aan dat Hij Zijn grootheid al had voordat de wereld bestond. Hieruit mogen we opmaken dat de drie-eenheid (Vader, Zoon en Geest) altijd volledig bestond. Alleen de korte periode (ca 33 jaar) dat Jezus op aarde leefde was deze lijn kwetsbaar. In vers 3 geeft Jezus aan dat iedereen die Hem kent als de Zoon die alle macht heeft, daadwerkelijk het eeuwige leven heeft. Hiermee wordt bedoeld dat als je de relatie zoekt met God, zoals Jezus ons voorleefde en daarin een volgeling bent van Hem, dat je dan het eeuwige leven hebt. In vers 1 geeft Jezus zijn grootheid aan. Op een aantal andere plaatsen geeft Hij dat ook aan. Joh. 12:23 Jezus zei: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. Joh. 13:31 Toen hij weg was zei Jezus: ‘Nu is de grootheid van de Mensenzoon zichtbaar geworden, en door hem de grootheid van God. Joh. 14:13 En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. In vers 2 geeft Jezus aan wat Zijn macht is. Joh. 3: 35 De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle macht aan hem overgedragen. 36 Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten.’ Joh. 10: 28 Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. 29 Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, 30 en de Vader en ik zijn één.’ In vers 4 geeft Jezus aan dat Hij Zijn grootheid ontleent aan het volbrengen van de taak die Zijn Vader Hem gaf. Joh. 4: 34 Maar Jezus zei: ‘Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien. Joh. 5: 35 Johannes was een lamp die helder brandde, en u hebt zich een tijd in zijn licht verheugd. 36 Maar ik heb een belangrijker getuigenis dan Johannes: het werk dat de Vader mij gegeven heeft om te volbrengen. Wat ik doe getuigt ervan dat de Vader mij heeft gezonden. In vers 5 is het kringetje rond. Jezus is het begin en het eind. Joh 17: 24 Vader, u hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die u mij gegeven hebt omdat u mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd. 25 Rechtvaardige Vader, de wereld kent u niet, maar ik ken u, en zij weten dat u mij hebt gezonden. 26 Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.’ Vraag: Waar kunnen we vinden dat Jezus er al was voordat de wereld bestond? Leerpunten Jezus had samen met God alle macht, al voordat de wereld bestond. Na Zijn opstanding heeft Jezus al die macht weer gekregen. Waar God dus aan het begin staat en aan het eind (de alfa en de omega), geldt ditzelfde voor Jezus. Pagina 2