Het gebed van onze Hogepriester –deel 2. De glorie van het Hogepriesterlijke gebed. A: Het Hogepriesterlijke gebed in Joh.17:1-26. Zo sprak Hij. Daarna sloeg Jezus Zijn ogen op naar de hemel en zei: Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van Uw Zoon, dan zal de Zoon Uw grootheid tonen. Hij heeft van U macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die U Hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken. Het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God, en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus. Ik heb op aarde Uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat U Mij opgedragen hebt. Vader, verhef Mij nu tot Uw majesteit, tot de grootheid die Ik bij U had voordat de wereld bestond. Ik heb aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt Uw naam bekendgemaakt. Zij waren van U, maar U hebt hen aan Mij gegeven. Ze hebben Uw woord bewaard, en nu begrijpen ze dat alles wat U Mij hebt gegeven, van U komt. Ik heb de woorden die Ik van U ontvangen heb aan hen doorgegeven, zij hebben ze aanvaard en nu weten ze echt dat Ik van U gekomen ben, en ze geloven dat U Mij hebt gezonden. Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor de mensen die U Mij hebt gegeven, omdat zij van U zijn - alles wat van Mij is, is van U, en alles wat van U is, is van Mij - en omdat in hen Mijn grootheid zichtbaar geworden is. Ik ben al niet meer in de wereld, Ik ga naar U toe, maar zij blijven wel in de wereld. Heilige Vader, bewaar hen door Uw naam, de naam die U ook aan Mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals Wij één zijn. Zolang Ik bij hen was heb Ik hen door Uw naam, die U Mij gegeven hebt, bewaard en over hen gewaakt: geen van hen is verloren gegaan behalve hij die verloren moest gaan, opdat de Schrift in vervulling ging. Nu kom Ik naar U toe, en Ik zeg dit terwijl Ik nog in de wereld ben, opdat zij vervuld worden van Mijn vreugde. Ik heb hun Uw woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook Ik niet bij de wereld hoor. Ik vraag niet of U hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of U hen wilt beschermen tegen de duivel. Ze horen niet bij de wereld, zoals Ik niet bij de wereld hoor. Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid. Ik zend hen naar de wereld, zoals U Mij naar de wereld hebt gezonden. Ik heb Mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn. Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in Mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn, opda de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden. Ik heb hen laten delen in de grootheid die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals Wij: Ik in hen en U in Mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt gezonden, en dat U hen liefhad zoals U Mij liefhad. Vader, U hebt hen aan Mij geschonken, laat hen dan zijn waar Ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd. Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en zij weten dat U Mij hebt gezonden. Ik heb hun Uw naam bekendgemaakt en dat zal Ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en Ik in hen. B: De Zoon leeft op grond van wat de Vader Hem geeft. Joh.17:1 Zo sprak Hij. Daarna sloeg Jezus Zijn ogen op naar de hemel en zei: Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van Uw Zoon, dan zal de Zoon Uw grootheid tonen. B1: De belangrijke betekenis van het Hogepriesterlijke gebed. In het Hogepriesterlijke gebed bidt God de Zoon tot God de Vader in de kracht van God de Heilige Geest, en dan is het voor ons de allerhoogste tijd om aandachtig naar dit hemelse gesprek te luisteren. Mediteren op het Hogepriesterlijke gebed is mediteren op het wezen van God de Drie-Eenheid ofwel mediteren op de eeuwige relatie tussen God de Vader en God de Zoon, een relatie die bemiddeld wordt door God de Heilige Geest. De Goddelijke Drie-Eenheid is de eeuwige oorsprong van het koninkrijk van God, zowel in de hemelen als op de aarde, van het mysterie van de schepping van het heelal, van het mysterie van het evangelie, en van het mysterie van de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde. Het glorieuze 1 onderwerp van de Goddelijke Drie-Eenheid is zonder meer het meest unieke onderwerp uit de Bijbel, want het is de eeuwige oorsprong van alle Goddelijke waarheid. Maar het is niet direct een onderwerp voor pas bekeerde gelovigen want die moeten toch vooral genieten van de vergeving van hun zonden (1Joh.2:12). Het is ook geen onderwerp voor de opgroeiende gelovigen, want die genieten nog volop van de openbaring van Gods Vaderhart (1Joh.2:14). En ook al kunnen de geestelijke jongelingen onderwezen worden over het mysterie van de Drie-Eenheid, toch ligt bij hen nog de nadruk op het overwinnen van de vijand (1Joh.2:13b), omdat ze sterk zijn geworden en het woord van God in hen blijft (1Joh.2:14b). Nee, de overweldigende diepten van het mysterie van de Drie-Eenheid zijn vooral bedoeld voor de geestelijke vaders en moeders, die hun geestelijke leven willen verrijken met de eeuwige mysteries van de God, die de voorbijgegane eeuwigheden heeft bewoond. 1Joh.2:13a Ik schrijf u, ouderen: u kent Hem die er is vanaf het begin (ook in vers 14). Toch kan het basisprincipe van de Drie-Eenheid aan elk niveau van geestelijke leeftijd in principe worden uitgelegd, want de essentie van de Drie-Eenheid is dat God liefde is; en om die reden verschilt het christelijke geloof van elke religie in de wereld. Want onze God is liefde (1Joh.4:8+16), en om die reden is God een Drie-Eenheid; want liefde heeft altijd een andere persoon nodig om de liefde mee te kunnen delen. Liefde moet gegeven worden, maar ook beantwoord worden; daarom moet de God van liefde uit meer dan één Persoon bestaan. Omdat God volmaakte en grenzeloze liefde is, moet de Ontvanger van Zijn liefde ook God zijn om Gods liefde volledig te kunnen ontvangen én te kunnen beantwoorden; en daarom is God een Drie-Eenheid. God de Vader is de liefde-gevende God, God de Zoon is de liefde-ontvangende God, en God de Heilige Geest is de liefde-communicerende God, omdat de Heilige Geest zowel de Geest van de Vader is (Rom.8:9a) alsook de Geest van de Zoon (Rom.8:9b). En het Hogepriesterlijke gebed is een unieke expressie van de relatie tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, want de Vader ontvangt het gebed van Zijn Zoon, en de Geest is de Inspirator van dit gebed, zoals Hij ook onze gebeden inspireert (Rom.8:26-27). Het Hogepriesterlijke gebed getuigt van het unieke niveau van intimiteit tussen de eeuwige Vader en de eeuwige Zoon, die mens geworden is; maar de menswording van Jezus Christus heeft op geen enkele manier de intieme relatie tussen de Vader en de Zoon aangetast. Het gebed van Jezus is volmaakt, omdat het volmaakt geïnspireerd is door de Heilige Geest, en omdat het een volmaakte expressie is van de relatie tussen de Vader en de Zoon. Jezus baseert Zijn relatie met de Vader op grond van wie de Vader is en wie Jezus als Zoon is, en op grond van wat de Vader Hem gegeven heeft!! Het Griekse werkwoord voor geven is ‘didomi’, en dit woord komt 413 keer in het Nieuwe Testament voor; maar alleen al in het Hogepriesterlijke gebed komt dit woord 17 keer voor, wat betekent dat het principe van geven een belangrijke rol speelt in de relatie tussen de Vader en de Zoon. In de Nieuwe Bijbelvertaling is er echter voor gekozen om dit woord een enkele keer anders te vertalen; ik wil daarom de tekst van de NBG’51-vertaling geven en dit woord accentueren om te laten zien welk een belangrijke rol dit woord speelt in het gebed van Jezus tot de Vader. B2: Het woord ‘didomi’ (geven) in het Hogepriesterlijke gebed. Joh.17:1-26 (NBG’51) Dit sprak Jezus en Hij hief zijn ogen ten hemel en zeide: Vader de ure is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijke, gelijk Gij Hem macht hebt gegeven over alle vlees, om aan al wat Gij Hem gegeven hebt, eeuwig leven te schenken. Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt. En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven en zij hebben uw woord bewaard. Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt, want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt. Ik bid 2 voor hen; niet voor de wereld bid Ik U, maar voor hen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn van U, en al het mijne is het uwe en het uwe is het mijne, en Ik ben in hen verheerlijkt. En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij een zijn zoals Wij. Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, en Ik heb over hen gewaakt en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon des verderfs, opdat de Schrift vervuld werd. Maar nu kom Ik tot U en Ik spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben. Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet uit de wereld zijn, gelijk Ik niet uit de wereld ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben. Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid. Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld; en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij een zijn, gelijk Wij een zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot een, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt gelijk Gij Mij liefgehad hebt. Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt; Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad voor de grondlegging der wereld. Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en dezen weten, dat Gij Mij gezonden hebt; en Ik heb hun uw naam bekend gemaakt en Ik zal hem bekend maken, opdat de liefde, waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij en Ik in hen. In het Hogepriesterlijke gebed wordt iets van de sluier over de eeuwige relatie tussen God de Vader en de Zoon opgetild, zodat ons een blik gegund wordt in de intimiteit tussen de Vader en de Zoon. Het Hogepriesterlijke gebed opent de ogen van ons hart, en geeft ons inzicht in wie de Vader is en wie de Zoon is, maar óók wat de Vader en de Zoon in hun liefde aan óns hebben gegeven. Jezus stelt in Zijn gebed centraal wat de Vader aan Hem gegeven heeft, maar vervolgens laat Jezus zien wat Hij daarvan aan ons doorgegeven heeft, zodat wij deel mogen hebben aan de eeuwige gaven van de Vader aan Zijn Zoon. Rom.8:31-32 Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? Zal Hij, die Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met Hem niet alles schenken? Efez.1:3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelsferen in Christus met talrijke geestelijke zegeningen heeft gezegend. B3: Wat de Vader aan de Zoon gegeven heeft. Het getal 7 heeft in de Bijbel een belangrijke betekenis, want het getal 7 heeft te maken met het verbond. Het woord zeven is in het Hebreeuws ‘sheva’ wat eed betekent; met een eed werd in Israël een verbond definitief gesloten. We komen deze gedachte ook tegen in het oud-Nederlandse werkwoord ‘zevenen’, wat de betekenis heeft van ‘een verbond sluiten’. Het getal 7 is een getal dat Goddelijke volheid aangeeft, want 7 is 3+4; 3 is het getal van de Goddelijke Drie-Eenheid, en 4 is het getal van de volheid der aarde; denk maar aan de vier hoeken van de aarde ofwel de vier windrichtingen. Het getal 7 is dus de optelsom van de Goddelijke volheid en de volheid van de aarde. Jezus spreekt in hoofdstuk 17 over de zes verschillende dingen die de Vader aan Hem gegeven heeft, maar in hoofdstuk 18 noemt onze Heer nog iets dat de Vader aan Hem gegeven heeft. Zo spreekt onze Heer over zeven verschillende dingen die de Vader aan Hem gegeven heeft, en Jezus leeft vanuit het diepe besef dat alles wat Hem gegeven is van de Vader komt. Deze zeven geschenken van de Vader aan de Zoon brengen de Goddelijke volheid van de hemel naar de aarde, zodat het grote mysterie van God tot vervulling kan komen. Joh.17:7 ...... Alles wat U Mij hebt gegeven komt van U. Joh.17:10 Alles wat van Mij is, is van U, en alles wat van U is, is van Mij ...... 1) de Vader heeft macht over alle mensen aan Jezus gegeven (17:2). 2) de Vader heeft een belangrijk werk aan Jezus gegeven (17:4+18+20). 3 3) de Vader heeft mensen uit de wereld aan Jezus gegeven (17:2+6+9+24). 4) de Vader heeft Zijn woord aan Jezus gegeven (17:8+14). 5) de Vader heeft Zijn naam aan Jezus gegeven (17:11+26). 6) de Vader heeft Zijn grootheid aan Jezus gegeven (17:22+24). 7) de Vader heeft de beker van het lijden aan Jezus gegeven (18:11). B4: Wat de Zoon aan ons gegeven heeft. 1) de Zoon heeft het eeuwige leven aan ons gegeven (17:2). 2) de Zoon heeft openbaring over de naam van de Vader aan ons gegeven (17:6+26). 3) de Zoon heeft de woorden van de Vader aan ons doorgegeven (17:8+14). 4) de Zoon heeft bescherming in de naam van de Vader aan ons gegeven (17:12, 18:9). 5) de Zoon heeft het werk van de Vader aan ons doorgegeven (17:18). 6) de Zoon heeft de grootheid van de Vader aan ons doorgegeven (17:22). 7) de Zoon heeft de beker van het lijden aan ons doorgegeven (Matt.20:22-23). Zo zien we dat onze relatie met Jezus gebaseerd is op hetzelfde principe als waarop Jezus Zelf de relatie met Zijn Vader baseert, namelijk alles wat de Vader te geven heeft. Joh.15:15b Vrienden noem Ik jullie, omdat Ik alles wat Ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb. C: De Vader heeft de grootheid van de Zoon getoond. Joh.17:1b Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van Uw Zoon, dan zal de Zoon Uw grootheid tonen. We kunnen met grote zekerheid en een gerust hart vaststellen dat de allereerste woorden van Jezus in Zijn Hogepriesterlijke gebed meteen het hoofdonderwerp van Zijn hele gebed ter sprake brengen. Wanneer de Vader de grootheid van Zijn Zoon openbaart, zal de Zoon in staat zijn om de grootheid van de Vader te openbaren. Dat is niet alleen het hoofdthema van dit gebed van Jezus, maar het is ook het hoofdthema van Gods koninkrijk in de hemelen en op de aarde, zoals Jezus dat verwoord heeft in dat andere belangrijke gebed, dat wij kennen als “Het onze Vader”. Dat blijkt uit zowel het begin als het einde daarvan. Matt.6:9+13 Onze Vader in de hemel, laat Uw naam geheiligd worden, laat Uw koninkrijk komen en Uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel........ Want aan U behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen. De belangrijkste boodschap die wij uit het Hogepriesterlijke gebed kunnen leren, is dat hoe meer de grootheid van Jezus geopenbaard wordt, des te meer Hij in staat is om de grootheid van de Vader te openbaren. God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn volmaakt onzelfzuchtig in hun relatie binnen de Drie-Eenheid, en zoeken altijd naar een weg om de Ander te verhogen. Joh.7:18 Wie namens zichzelf spreekt, is uit op zijn eigen eer, maar wie uit is op de eer van wie hem gezonden heeft is betrouwbaar; hij bedriegt niemand. Joh.8:54 Wanneer Ik mezelf zou eren, zou Mijn eer niets betekenen, maar het is de Vader die Mij eert, de Vader van wie u zegt dat Hij onze God is. Joh.16:14 Door jullie bekend te maken wat Hij van Mij heeft, zal Hij (de Geest) Mij eren. In Joh.7:18 zegt Jezus van Zichzelf dat Hij uit is op de eer van de Vader die Hem gezonden heeft; in Joh.8:54 zegt Jezus dat de Vader juist op zoek is naar de eer van Jezus, terwijl in Joh.16:14 de Heilige Geest er op uit is om Jezus te eren. Zo zien we dat de drie Personen van de Drie-Eenheid volmaakt Goddelijk onzelfzuchtig zijn in het zoeken naar de eer en de glorie van de andere Personen binnen de Drie-Eenheid; dit is een onbegrijpelijke gedachte voor het menselijke verstand dat niet verlicht is met geestelijk inzicht. Maar dit is wel het hoofdthema van het Hogepriesterlijke gebed; de Vader toont de grootheid van Zijn Zoon, zodat de Zoon de grootheid van de Vader kan tonen. De Vader heeft op een schitterende wijze Zijn eigen grootheid geopenbaard door de grootheid van de Zoon te openbaren in Zijn menswording, in Zijn gezalfde bediening, in Zijn kruisiging, in Zijn sterven, in Zijn opstanding, in Zijn hemelvaart en binnenkort ook in Zijn terugkeer naar de aarde. Joh.5:23 Dan zal iedereen de Zoon eer betuigen zoals men de Vader eert. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gezonden heeft. 4 C1: De Vader heeft de grootheid van Zijn Zoon getoond in de geboorte van Jezus. Luc.2:9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hem en werden ze omgeven door het stralende licht (= glorie) van de Heer, zodat ze hevig schrokken. Luc.2:14 Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft. Luc.2:32 Een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, Uw volk. Joh.1:14 Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben Zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. C2: De Vader heeft de grootheid van Zijn Zoon getoond in de bediening van Jezus. Joh.2:11 Dit heeft Jezus in Kana in Galilea gedaan als eerste wonderteken; Hij toonde zo Zijn grootheid en Zijn leerlingen geloofden in Hem. Joh.11:4 Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden. Lees ook Luc.4:15, 5:25-26, 7:16, 13:13, 17:15-16, 18:43. C3: De Vader heeft de grootheid van Zijn Zoon getoond op een berg in Galilea. Luc.9:28-35 Ongeveer acht dagen nadat Hij dit gezegd had ging Hij met Petrus, Johannes en Jacobus de berg op om te bidden. Terwijl Jezus aan het bidden was, veranderde de aanblik van Zijn gezicht en werd Zijn kleding stralend wit. Opeens stonden er twee mannen met Hem te praten: het waren Mozes en Elia, die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde dat Hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen…… Terwijl Petrus nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven die een schaduw over hen wierp; ze werden bang toen de wolk hen omhulde. Er klonk een stem uit de wolk, die zei: Dit is Mijn Zoon, Mijn uitverkorene, luister naar Hem! 2Petr.1:17-18 Want Hij ontving van God, de Vader, eer en luister, toen de stem van de majesteitelijke luister tegen Hem zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde. Die stem hebben wij zelf uit de hemel horen klinken toen wij met Hem op de heilige berg waren. C4: De Vader heeft de grootheid van Zijn Zoon getoond in het weglopen van Judas. Joh.13:30-31 Judas nam het brood aan en ging meteen weg. Het was nacht. Toen hij weg was zei Jezus: Nu is de grootheid van de Mensenzoon zichtbaar geworden, en door Hem de grootheid van God. C5: De Vader heeft de grootheid van Zijn Zoon getoond in de kruisiging van Jezus. Joh.3:14 De Mensenzoon moet hoogverheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhoog geheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in Hem eeuwige leven heeft. Joh.8:28 Wanneer u de Mensenzoon hoogverheven hebt, dan zult u weten dat Ik het ben, dat Ik niets uit Mijzelf doe, maar over deze dingen spreek zoals de Vader Mij geleerd heeft. Joh.12:23 Jezus zei: De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit verheven wordt. Waarachtig, Ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aard bevalt en sterft, blijft het een graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. C6: De Vader heeft de grootheid van Zijn Zoon getoond in de opstanding van Jezus. Matt.28:8-9 Ontzet en opgetogen verlieten de vrouwen haastig het graf om het aan Zijn leerlingen te gaan vertellen. Op dat moment kwam Jezus hen tegemoet en groette hen. Ze liepen op Hem toe, grepen Zijn voeten vast en bewezen Hem eer. Matt.28:16-17 De elf leerlingen gingen naar Galilea, naar de berg die Jezus hun genoemd had, en toen ze Hem zagen bewezen ze Hem eer, al twijfelden enkelen nog. C7: De Vader heeft de grootheid van Zijn Zoon getoond in de hemelvaart van Jezus. Hebr.1:3-4 In Hem schittert Gods luister, Hij is Zijn evenbeeld, Hij schraagt de schepping 5 met Zijn machtig woord; Hij heeft …… plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit, ver verheven boven de engelen omdat Hij een eerbiedwaardige naam ontvangen heeft dan zij. Marc.16:19 Nadat Hij dit tegen hen gezegd had, werd de Heer Jezus opgenomen in de hemel en nam Hij plaats aan de rechterhand van God. Joh.12:16 Zijn leerlingen begrepen dit aanvankelijk niet, maar later, toen Jezus tot majesteit verheven was, herinnerde ze zich dat dit over Hem geschreven stond, en dat het zo ook gebeurd was. Joh.17:5 Vader, verhef Mij nu tot Uw Majesteit, tot de grootheid die Ik bij U had voordat de wereld bestond. Joh.17:24 Vader, U hebt hen aan Mij geschonken; laat hen dan zijn waar Ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij al liefhad voordat de wereld werd gegrondvest. Hand.2:33 Hij is door God verheven, zit aan Zijn rechterhand, en heeft van de Vader de Heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Fil.2:9-10 Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat …… C8: De Vader zal de grootheid van Zijn Zoon tonen bij de tweede komst van Jezus. Luc.9:26 Wie zich schaamt voor Mij en Mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon Zich ook voor hem schaamt, wanneer Hij komt in de stralende luister die Hemzelf, de Vader en de heilige engelen omgeeft. Matt.19:28 Jezus zei tegen hen: Ik verzeker jullie: wanneer de tijd aanbreekt dat alles wordt vernieuwd, wanneer de Mensenzoon in Zijn majesteit zal zetelen op Zijn troon, zullen ook jullie die Mij gevolgd zijn plaats nemen op de twaalf tronen en rechtspreken over de twaalf stammen van Israël. Matt.24:30 Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister. Matt.25:31 Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal Hij plaatsnemen op Zijn glorierijke troon. Fil.2:9-11 Daarom heeft God Hem hoogverheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van God, de Vader. D: De Zoon heeft de grootheid van de Vader getoond. Joh.17:4 Ik heb op aarde Uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat U Mij hebt opgedragen. Het Hogepriesterlijke gebed van Jezus was Zijn laatste gebed tot de Vader voordat Hij naar het kruis van Golgota ging; om die reden is het niet moeilijk te begrijpen dat dit gebed vol staat van de zaken waarmee het hart van Jezus vervuld was. Het Hogepriesterlijke gebed laat ons zien wat voor Jezus het allerbelangrijkste was en waar Hij het liefste met de Vader over wilde spreken. Zijn aandacht was volledig gericht op de glorie van de Vader én op de geestelijke groei van Zijn volgelingen. Joh.17:9 Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor de mensen die U Mij hebt gegeven, omdat zij van U zijn. Jezus was als mens op aarde nog steeds de eeuwige Zoon van de Vader, en Hij toonde op aarde de grootheid van de Vader in de werken die Hij als Zoon deed (17:4), maar dat heeft vooral betrekking op het werk dat Hij tot stand bracht in de mensen die de Vader aan Hem gegeven had (17:2a). De grootheid van de Vader wordt op de aarde pas werkelijk zichtbaar, wanneer Hij mensen aan Zijn Zoon kan geven, zodat de Zoon hen aan de Vader terug kan geven door hen het eeuwige leven te schenken (17:2b). In het begin schiep God de mens naar Zijn beeld (Gen.1:26-27), maar dat beeld werd ernstig beschadigd door de zondeval; 6 want ieder mens heeft gezondigd en ontbeert daarom de volle glorie van God in zijn leven (Rom.3:23). Jezus is echter gekomen om het beeld van de Vader in de mens te herstellen door Zijn dood aan het kruis van Golgota. Daarom kon de Zoon de grootheid van de Vader niet beter tonen dan door de mensen die de Vader aan Hem gegeven had, met de bedoeling aan deze mensen het eeuwige leven te schenken (17:2). Joh.6:37-40 Iedereen die de Vader Mij geeft zal bij Mij komen, en wie bij Mij komt zal Ik niet wegsturen, want Ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat Ik wil, maar om te doen wat Hij wil die Mij gezonden heeft. Dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft: dat Ik niemand van wie Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat Ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. Dit wil Mijn Vader dat iedereen die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat Ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken. Om die reden wordt het Hogepriesterlijke gebed van Jezus voor het grootste deel in beslag genomen door de vele aspecten van het werk van Jezus in Zijn volgelingen; de leerlingen van Jezus namen een centrale plaats in in Zijn laatste gebed tot de Vader, voordat Hij naar het kruis ging. Jezus bad tot de Vader vooral over de speciale gaven die de Vader aan Hem gegeven had, met de bedoeling dat Hij deze gaven zou doorgeven aan Zijn leerlingen. Het is voor ons daarom van het grootste belang om al deze aspecten in het gebed van Jezus zeer grondig tot ons hart te laten doordringen, en daarop voortdurend te mediteren. Want het ontdekken van de geestelijke diepten in deze gaven zal ons hart enorm grote rijkdommen verschaffen. We hebben al eerder vastgesteld wat de Vader aan Zijn Zoon gegeven heeft, en we hebben ook al gezien wat de Zoon vervolgens aan ons gegeven heeft. Dit is wat de Vader aan Zijn Zoon gegeven heeft. 1) de Vader heeft macht over alle mensen aan Jezus gegeven (17:2). 2) de Vader heeft een belangrijk werk aan Jezus gegeven (17:4+18+20). 3) de Vader heeft mensen uit de wereld aan Jezus gegeven (17:2+6+9+24). 4) de Vader heeft Zijn woord aan Jezus gegeven (17:8+14). 5) de Vader heeft Zijn naam aan Jezus gegeven (17:11+26). 6) de Vader heeft Zijn grootheid aan Jezus gegeven (17:22+24). 7) de Vader heeft de beker van het lijden aan Jezus gegeven (18:11). En dit is wat de Zoon aan ons gegeven heeft. 1) de Zoon heeft het eeuwige leven aan ons gegeven (17:2). 2) de Zoon heeft openbaring over de naam van de Vader aan ons gegeven (17:6+26). 3) de Zoon heeft de woorden van de Vader aan ons doorgegeven (17:8+14). 4) de Zoon heeft bescherming in de naam van de Vader aan ons gegeven (17:12, 18:9). 5) de Zoon heeft het werk van de Vader aan ons doorgegeven (17:18). 6) de Zoon heeft de grootheid van de Vader aan ons doorgegeven (17:22). 7) de Zoon heeft de beker van het lijden aan ons doorgegeven (Marc.10:35-40). D1: Jezus heeft ons eeuwig leven gegeven tot eer en grootheid van de Vader. Joh.5:21-23a Want zoals de Vader doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil. De Vader Zelf velt over niemand een oordeel, maar Hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd. Dan zal iedereen de Zoon eer betuigen zoals men de Vader eert. De intieme relatie binnen de Goddelijke Drie-Eenheid tussen Vader, Zoon en Heilige Geest is een mysterie dat voor ons als gelovigen op de aarde niet gemakkelijk te begrijpen is. Het grote geheim van de Drie-Eenheid is dat God liefde is, en om die reden moet er zowel een liefde-gevende God als een liefde-ontvangende God als een liefde-communicerende God zijn. De geweldige tekst hierboven begint met de eeuwige waarheid dat de Vader de Zoon liefheeft, iets wat we veel vaker in de Bijbel tegenkomen, zoals in Matt.3:17, 17:5, Joh.3:35, 5:20, 10:17, 17:24. Wanneer wij als christenen over het eeuwige leven spreken, benaderen wij dit geweldige onderwerp vaak vanuit ons eigen belang, maar we vergeten vrijwel altijd het grote belang dat de Vader en de Zoon hebben. Het onderwerp van eeuwig leven voor ons mensen is voor de Vader zo geweldig belangrijk, dat Hij Zich voortdurend bezighoudt met het opwekken van doden en hen levend maken (Joh.5:21). Omdat de Vader een eeuwige liefde voor Zijn eigen Zoon koestert, laat Hij de Zoon alles zien wat Hijzelf doet, en vanwege de 7 relatie heeft de Vader deze macht om eeuwig leven te schenken ook aan Zijn Zoon gegeven (Joh.5:21). De Vader is zelfs nog een stap verder gegaan door het eeuwige oordeel geheel aan de Zoon toe te vertrouwen (Joh.5:22), zodat Jezus de Zoon in het proces van eeuwig leven en eeuwig oordeel evenveel eer krijgt als de Vader (Joh.5:23). Joh.5:26 Zoals de Vader leven heeft in Zichzelf, zo heeft ook de Zoon leven in Zichzelf; dat heeft de Vader Hem gegeven. De dood van Jezus Christus aan het kruis van Golgota is voor ons mensen van groot belang vanwege de vergeving van onze zonden, waardoor wij eeuwig leven ontvangen, en daar is helemaal niets mis mee. Maar voor de Vader is de dood van Zijn Zoon van nog veel groter belang, want door de dood van Jezus is de Vader in staat om voor eeuwig een ongelooflijk groot gezin bij Zich te hebben. De Vader heeft in de voorbijgegane eeuwigheid zoveel liefde aan Zijn eigen Zoon kunnen geven, dat Hij daardoor altijd verlangd heeft naar een heel groot gezin met heel veel zonen en dochters, die op Jezus lijken. Jezus wil eeuwig leven aan ons geven vanwege Zijn grote liefde voor ons, maar Jezus wil ook een groot gezin aan de Vader geven vanwege Zijn grote liefde voor de Vader. En Jezus heeft uit vrije wil Zijn eigen leven aan het kruis gegeven, maar Hij deed dat ook uit gehoorzame liefde voor de Vader; niemand dwong Hem om dat te doen, Hij deed het volledig uit vrije liefde. Joh.10:17-18 De Vader heeft Mij lief omdat Ik Mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen. Niemand neemt Mijn leven, Ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen; dat is de opdracht die Ik van Mijn Vader heb gekregen. Jezus besefte als geen ander dat Hij de enige sleutel tot een eeuwig gezin voor de Vader in handen had, en die sleutel was Zijn eigen leven als Zoon van God. Wanneer Jezus Zichzelf niet gegeven had op het kruis van Golgota, zou Hij voor eeuwig de enige Zoon van de Vader zijn gebleven, en dat zou meer dan genoeg zijn geweest voor de Vader. Maar Jezus kende van eeuwigheid aan de diepten van Gods Vaderhart en zag daar het eeuwige verlangen naar een ongelooflijk groot gezin met zonen en dochters die in alle opzichten gelijk – dat wil zeggen gelijkvormig – aan de eeuwige Zoon van God zouden zijn. Om de Vader deze grote vreugde te geven gaf Jezus Zichzelf aan het kruis van Golgota. Joh.12:24 Waarachtig, Ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. De Vader heeft in Zijn grote liefde voor Jezus alle macht aan Hem overgedragen (Joh.3:35), maar het is heerlijk om te lezen dat Jezus deze Goddelijke macht vooral heeft gebruikt om eeuwig leven aan ons te geven. Joh.17:2 Hij heeft van U macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die U Hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken. D2: Jezus openbaart de Vadernaam aan ons tot eer en grootheid van de Vader. Joh.17:6 Ik heb aan de mensen die U Mij gegeven hebt Uw naam bekend gemaakt. Joh.17:11b-12a Heilige Vader, bewaar hen door Uw naam, de naam die U ook aan Mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals Wij één zijn. Zolang Ik bij hen was heb Ik hen door Uw naam, die U Mij gegeven hebt, bewaard en over hen gewaakt. Joh.17:26 Ik heb hun Uw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen. In het Oude Testament wordt de Hebreeuwse naam van God op diverse manieren aan ons geopenbaard; Abraham bijvoorbeeld leerde God kennen als El Shaddai (Gen.17:1), een naam die 48 keer in het Oude Testament voorkomt, waarvan 31 keer in het boek Job. Aan Mozes werd de Hebreeuwse naam Jehovah geopenbaard, een naam die meer dan 6500 keer in de Bijbel voorkomt. Maar slechts zeer sporadisch wordt God als Vader aangeduid in het Oude Testament; de eerste keer is dat in Deut.32:6 en verder nog in Jes.62:16, 64:7; en we zien dat deze naam ook aan Jezus wordt toegeschreven in Jes.9:5 en 22:21. Maar in het Nieuwe Testament wordt voor God de naam Vader vele malen gebruikt, 267 keer, waarvan de meeste keren in het evangelie van Johannes. In de evangeliën is het bijna alleen Jezus die deze naam voor God gebruikt, en pas in de apostolische brieven gebruiken ook de apostelen deze naam vele malen. Wanneer Jezus dus spreekt over het bekendmaken van de naam van God, bedoelt Hij niet een van de vele Hebreeuwse namen van God uit het 8 Oude Testament, maar de naam Vader uit het Nieuwe Testament. In Ps.22:23 werd door David al geprofeteerd dat Jezus de naam van de Vader aan ons zou openbaren, en dat is later in het Nieuwe Testament bevestigd. Hebr.2:11-12 Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben een en dezelfde oorsprong, en daarom schaamt Hij Zich er niet voor hen Zijn broeders en zusters te noemen, wanneer Hij zegt: Ik zal Uw naam bekend maken aan Mijn broeders en zusters, U loven in de kring van Mijn volk. Voordat Jezus naar het kruis van Golgota ging, noemde Hij Zijn leerlingen nog vrienden (Joh.15:14-15), maar na Zijn opstanding uit de dood noemde Hij hen Zijn broers en zusters. Joh.20:17 Ga naar Mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat Ik opstijg naar Mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar Mijn God, die ook jullie God is. Wij kunnen door de Heilige Geest van Jezus Christus geen grotere openbaring over het hart van God ontvangen dan de openbaring dat God onze Vader is; deze openbaring over het Vaderhart van God is de grootste waarheid die wij over onze God kunnen leren kennen. In een later document van deze serie over Johannes 17 zal ik daar verder over spreken. D3: Jezus heeft de woorden van de Vader aan ons doorgegeven. Joh.17:6b-8 Zij waren van U, maar U hebt hen aan Mij gegeven. Ze hebben Uw woord bewaard, en nu begrijpen ze dat alles wat U Mij hebt gegeven, van U komt. Ik heb de woorden die Ik van U ontvangen heb aan hen doorgegeven, zij hebben ze aanvaard en nu weten ze echt dat Ik van U gekomen ben, en ze geloven dat U Mij hebt gezonden. Joh.17:14 Ik heb hun Uw woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook Ik niet bij de wereld hoor. Joh.17:17 Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid. De apostelen maakten als Joden al deel uit van Israël, het uitverkoren volk van God uit het Oude Testament, en als zodanig waren zij in aanraking gekomen met het woord van God, zoals dat opgeschreven stond in de Wet van Mozes, de Psalmen en de Profeten. Dat woord van God hadden zij al aanvaard, voordat zij met Jezus in aanraking kwamen, maar doordat zij Jezus gingen volgen, kwamen ze ook in aanraking met het onderwijs van Jezus. En dit onderwijs van Jezus was totaal anders dan zij gewend waren, want het onderwijs van rabbi’s in de synagogen was traditioneel en krachteloos, omdat het gebaseerd was op interpretaties van de schriftgeleerden. Maar Jezus benaderde het woord van God op een totaal andere manier, omdat Hij rechtstreeks onderwijs ontving van de Heilige Geest, en Zijn onderricht was daarom gezaghebbend en niet zoals dat van de schriftgeleerden (Matt.7:28-29). De apostelen begrepen al snel, dat de woorden van Jezus rechtstreeks van de Vader kwamen, en ze aanvaardden de woorden van Jezus dan ook als de woorden van de Vader. Joh.2:22b …… en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had. Het onderricht van Jezus was volledig geïnspireerd door de Heilige Geest, en de woorden van Jezus waren daarom ook volledig doordrongen van geest en leven (Joh.6:63); en toen vele leerlingen zich van Jezus terugtrokken en niet langer met Hem meegingen (Joh.6:66), omdat zij de geestelijke dimensie van Zijn woorden niet konden begrijpen (Joh.6:60), bleven de apostelen bij Hem, omdat zij heel goed begrepen dat de woorden van Jezus rechtstreeks uit de hemel kwamen. Joh.6:68-69 Simon Petrus gaf antwoord: Naar wie zouden wij moeten gaan, Heer? U spreekt woorden die eeuwig leven geven, en wij geloven en weten dat U de Heilige van God bent. In de tijd van Jezus was er nog geen enkel boek van het Nieuwe Testament geschreven, en het onderwijs van Jezus kwam dan ook rechtstreeks uit het Oude Testament, maar de uitleg van Jezus was volledig in overeenstemming met de Geest van het Nieuwe Testament. Jezus baseerde Zijn onderwijs altijd op de oudtestamentische Schriften, maar Hij opende de ogen van Zijn volgelingen altijd door de inspiratie van de Heilige Geest (Luc.24:25-27, 44-48). En elke volgeling van Jezus zal dezelfde ervaring hebben met het woord van God als de twee mannen, die samen met Jezus onderweg waren. Luc.24:32 Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot? Ons hart zal in vuur en vlam raken, wanneer wij het woord van God lezen door de inspiratie 9 van de Heilige Geest, want dat is hetzelfde als wanneer Jezus Zelf bij ons zou komen om het woord van God aan ons uit te leggen. De beste uitleg van de Bijbel is die uitleg die wij zelf rechtstreeks van God ontvangen, want wij hebben God nodig om God te leren kennen, en daarom hebben wij God ook nodig om het woord van God te kunnen begrijpen. De woorden van Jezus zijn geest en leven, en deze woorden komen van de Vader en hebben een sterke heiligende uitwerking in ons leven (Joh.17:17), zoals Jezus dat al eerder tegen de leerlingen had gezegd. Joh.15:3 Jullie zijn al rein door alles wat Ik tegen jullie gezegd heb. De Bijbel is het geschreven woord van God, zoals Jezus het mensgeworden Woord van God is (Joh.1:1-3); daarom moeten wij tijdens het lezen van de Bijbel altijd besef blijven houden van het geweldige voorrecht, dat wij hebben gekregen in het geschreven woord van God. Dit woord van God heeft de kracht om ons volledig vrij te maken van alles wat onze geestelijke groei en eeuwige identiteit in de weg staat. Joh.8:31-32 Wanneer u bij Mijn woord blijft, bent u werkelijk Mijn leerlingen. U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden. D4: Jezus heeft bescherming in de naam van de Vader aan ons gegeven. Joh.17:12 Zolang Ik bij hen was heb Ik hen door Uw naam, die U Mij gegeven hebt, bewaard en over hen gewaakt: geen van hen is verloren gegaan behalve hij die verloren moest gaan, opdat de Schrift in vervulling ging. Gedurende de drie en half jaar dat Jezus met Zijn leerlingen op reis was door Israël om het koninkrijk van God te verkondigen onthulde Jezus de werkelijke betekenis van de naam van God, dat is de naam Vader. In bovengenoemde tekst liet Jezus zien dat Hij Zijn leerlingen geestelijke bescherming geboden had door openbaring over het Vaderhart van God; maar Jezus kon dat alleen maar doen in de tijd dat Hij bij hen was. Alleen de verrader Judas bleef niet onder deze bescherming, omdat hij een verraderlijk hart had, zodat op gegeven moment de duivel bezit van hem kon nemen (Joh.13:27). Hij was een zoon van het verderf, en hij is voor eeuwig verloren gegaan, zoals de Bijbel dat al voorspeld had in Psalm 109, een psalm over Judas. De betekenis van de naam Vader hebben we eerder in dit document besproken, zodat we daarover nu niet meer hoeven te spreken; maar wel moeten we deze bescherming voortdurend in ons leven activeren, hoewel Jezus niet meer zelf aanwezig is. Maar in ons eerste document van deze serie over het Hogepriesterlijke gebed hebben we al gezien hoe de Heer in Zijn onderwijs in Joh.13-16 voortdurend sprak over de plaatsvervangende rol van de Heilige Geest. De Heilige Geest heeft deze beschermende rol van Jezus overgenomen, en Hij is dagelijks bezig ons te beschermen in de openbaring van het Vaderhart van God; en daarom moeten wij in samenwerking met de Heilige Geest deze bescherming activeren, en dat zowel in ons persoonlijke leven als in het leven van de gemeente. Efez.4:3 Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft. 1Joh.3:24 (NBG’51) En wie Zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij, dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft. Jud.1:20 (NBG’51) Maar gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in de Heilige Geest. Wij brengen Joh.17:12 in de praktijk door onze relatie met de Heilige Geest, dat wil zeggen dat wij in de gemeente de eenheid bewaren door de Geest, en dat wij in ons persoonlijke leven Gods bescherming door middel van Zijn geboden en Zijn liefde bewaren, beide onder inspiratie van de Heilige Geest. D5: Jezus heeft het werk van de Vader aan ons doorgegeven. Joh.17:18 Ik zend hen naar de wereld, zoals U Mij naar de wereld hebt gezonden. Jezus was als mens op de aarde niet alleen een echte Zoon van de Vader door Zijn intieme relatie met de Vader, Hij was ook een echte Zoon door het werk dat de Vader Hem gegeven had om te volbrengen (Joh.5:36). Juist door de werken die Jezus deed gaf Hij grote eer aan de Vader (Joh.14:10-11, 17:4), en voor ons geldt hetzelfde principe dat de mensen de Vader eer zullen geven, wanneer zij onze goede daden zien (Matt.5:16). De Vader heeft Zijn Zoon 10 lief met een eeuwige liefde, en om die reden heeft de Vader altijd laten zien wat Hij Zelf doet, zodat de Zoon dezelfde werken als de Vader kan doen (Joh.5:20+36). Maar God de Vader koestert voor ons dezelfde liefde als voor Zijn eigen eeuwige Zoon Jezus (Joh.17:23b), en om die reden wil de Vader dat ook wij dezelfde werken als Jezus zullen doen!! Joh.14:12 Waarachtig, Ik verzeker jullie: wie op Mij vertrouwt zal hetzelfde doen als Ik, en zelfs meer dan dat, Ik ga immers naar de Vader. De werken die wij zullen doen in de naam van Jezus (Joh.14:12) en tot eer van de Vader (Matt.5:16), zullen resulteren in een geweldig getuigenis in de wereld, waardoor de wereld zal geloven dat Jezus door de Vader gezonden is (Joh.17:21b+23b). Het gevolg zal zijn dat in ieder geval een deel van de mensheid daardoor tot geloof zal komen. Joh.17:20 Ik bid …….. voor allen die door hun verkondiging in Mij geloven. Daarom is het voor ons een groot voorrecht, dat Jezus het werk van de Vader aan ons heeft doorgegeven; dat is het gevolg van het eeuwige voornemen in het Vaderhart van God, Zijn speciale bestemming voor ons, niet alleen voor dit leven nu maar ook voor het leven in de eeuwigheid. 2Tim.1:9 Hij heeft ons gered en ons geroepen tot een heilige taak, niet op grond van onze daden, maar omdat Hij daartoe uit genade besloten had. Efez.2:10 Want Hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid. D6: Jezus heeft de grootheid van de Vader aan ons doorgegeven. Joh.17:22 Ik heb hen laten delen in de grootheid die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals Wij. Dit onderwerp is zo groot en bestrijkt letterlijk de hele Bijbel, zodat ik daar op dit moment niet verder over wil uitweiden, maar daarvoor het volgende document over het Hogepriesterlijke gebed wil gebruiken. Daarover dus straks meer. D7: Jezus heeft ook de beker van het lijden aan ons doorgegeven. Marc.10:36-40 Hij vroeg hun: Wat willen jullie dat Ik voor je doe? Ze zeiden: Wanneer U heerst in Uw glorie, laat een van ons dan rechts van U zitten en de ander links. Maar Jezus zei tegen hen: Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die Ik moet drinken of de doop ondergaan die Ik moet ondergaan? Ja, dat kunnen wij, antwoordden ze. Toen zei Jezus tegen hen: Jullie zullen de beker drinken die Ik zal drinken en de doop ondergaan die Ik zal ondergaan, maar wie er rechts of links van Mij zal zitten, kan Ik niet bepalen, die plaatsen behoren toe aan hen voor wie ze zijn bestemd. Dit onderwerp is te gevaarlijk voor mij, omdat ik als gelovige in een – nu nog – tamelijk vrije samenleving veel te weinig met het lijden om Christus’ wil te maken heb gehad; en als je geen ervaringsdeskundige bent over een bepaald onderwerp in de Bijbel, moet je heel erg voorzichtig zijn om daarover te spreken. Maar het wordt wel genoemd in Joh.17, en daarom moet ik het erbij vermelden. Anderen kunnen hierover beter getuigen vanuit hun ervaring. Joh.17:14 De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen. V.d.v.B. 11