Heilige Drie-eenheid 30 mei 2010 Spreuken 8:22-31 Johannes 16:12-15 Eerst maar eens een verhaaltje. Het komt van Augustinus, één van de grote denkers uit het Christendom. Op het strand is een jongetje bezig een kuil te graven. Al hij daarmee klaar is probeert hij al het water van de zee in die kuil te scheppen. Dat lukt natuurlijk niet. Onmogelijk. Het is onmogelijk is om al het water van de zee in dat ene kuiltje te scheppen. Wel, net zo onmogelijk is het om de Drie- ene God te begrijpen. Drie-ene God, wat zegt dat voor ons leven? We slaan een kruisje, dat oeroude, vertrouwde gebaar. Maar wat betekent dat begrip nu werkelijk? Eén God in drie personen? Toen ik theologie studeerde volgden we er colleges over. En vervolgens kreeg je dan een tentamen God- de drie-ene. Heb ik daardoor nu precies begrepen wat er met dat begrip bedoeld wordt? Neen. Wel weet ik een klein beetje wat theologen door de eeuwen heen gedacht en gezegd hebben over hoe wij God de Vader, Jezus de Zoon en de Geest dienen te verstaan. Maar eigenlijk moet je zeggen: hier loopt ons verstand stuk. Als wij God willen begrijpen, als we Hem willen definiëren in ons begrippenkader, in onze taal, dan voelen we dat dat ons niet gaat lukken. ‘Groter dan ons hart’ zo zingen we in een lied. In het Oude Testament staat dat je je geen gesneden beeld van God moet maken. Dat is een gebod vanuit een diepe intuïtie dat wij niet wéten wie Hij is, en dat elke menselijke verbeelding altijd te kort schiet. Wij leven in en uit God, zo geloven wij, en tegelijkertijd valt hij niet samen met ons begripssysteem. Je kunt het begrip ‘Die- ene God zien als een theologisch hoogstandje waar je alleen maar je schouders over kunt ophalen omdat je er tóch niets van snapt. Maar dan gooien we het kind met het badwater weg. Want dit begrip laat ons ten diepste iets zien over onze eigen verhouding tot God. Wij zijn zijn schepselen, zijn creatie. In die zin zijn wij van nature met God verbonden. Zonder Hem bestaan wij niet. Zoals de Nachtwacht niet denkbaar is zonder Rembrandt, zo zijn wij niet denkbaar zonder Schepper. Aan hem behoren wij toe. Bij Johannes lezen we dat Jezus benadrukt dat Hij en de Vader één zijn. Alles wat van de Vader is, is van Hem, en wat van Jezus is, is van de Vader. Een diepe, intense eenheid. Maar er staat nergens in het Johannesevangelie: ‘ik en de Vader zijn hetzelfde’. Ik denk dat wij het één zijn van Jezus met de Vader niet moeten verwarren met ‘hetzelfde’ zijn. Daar heeft Johannes het niet over, wat deze evangelist benadrukt is de diepe verbondenheid van Jezus met zijn Vader. 1 Wil je een glimp van God opvangen? Wil je verstaan hoe en wat hij is voor mensen? Kijk naar Jezus, naar zijn leven, zijn bevlogenheid. Herinner je wat hij gezegd heeft, deel je brood met elkaar, zie naar elkaar om. Sta stil bij het kruis, bij allen die lijden, en voel de vreugde van zijn verrijzenis. Voel de vreugde dat God áchter allen staat die lijden, dat Hij begaan is met mensen die worstelen en het zwaar hebben. Geloof dat God hen zal ópvangen. Wil je weten hoe de mens bedoeld is? Kijk naar Jezus, naar zijn trouw, hoe Hij één en al zelfgave was, één en al openheid voor de Onnoembare, voor de Eeuwige. Zie hoe een mens bewóónd kan worden door de Geest, de Adem van God, hoe bij Hem het onmogelijke mogelijk werd. Zie naar die innige band van liefde tussen Vader en Zoon, zie naar die innige liefde van die zoon voor zijn medemensen. Herinner je hoe hij heeft gezegd dat wij állen kinderen van God zijn. Verlang je naar God? Naar liefde die zichzelf uitschenkt om niet, zomaar? Om liefde die niet vraagt naar wat je presteert, maar naar wie je bent? Bidt om de Geest, Hij zal u alles weer te binnen brengen. De Geest zal ons helpen, kracht geven, bijstaan, troosten. Verbondenheid, dat is de diepste kern waar het vandaag over gaat. En dat raakt ons eigen bestaan, onze verbondenheid met de Eeuwige en onze relatie met de Zoon. Het is de Geest die in ons woont en zucht en smeekt naar God, die ons in herinnering brengt hoe wij bedoeld zijn: mens voor mensen, door God bemind, levend in het hier en nu met alles wat ons gegeven is. Leven: in verbondenheid met elkaar, zorg dragend óm elkaar, vreugde belevend aan elkaar. 2