God kennen en jezelf ook… Gedachten bij het Calvijn jaar 2009 Dit jaar is het 500 jaar geleden dat Calvijn werd geboren. Op 10 juli om precies te zijn. En wie had kunnen vermoeden dat dit jubileum zo uitbundig gevierd zou worden? Conferenties, symposia, studiedagen, een theatervoorstelling, een Calvijn-cantate, Calvijn-wijn, een Calvijn-glossy, ministers die hun dank aan Calvijn betuigen, het kan niet op. Soms tot ergernis van anderen, want Calvijn, dat is toch die stijve, strenge, hardvochtige man, die het altijd over de leer van de uitverkiezing had? Zo bezingt ‘Calvijn’ het in de naar hem genoemde cantate: 'Ik ben een naam in uw geheugen een beeld van strenge deugdzaamheid, dat aards genot en aardse vreugden standvastig uit het leven snijdt.' Maar kennen we Calvijn eigenlijk wel? Het merkwaardige is dat Calvijn de man geworden is van het ene boek. De Institutie. Een handboek waarin Calvijn het christelijk geloof doordenkt. Nu is dat ongetwijfeld een belangrijk boek. Maar Calvijn is niet de man van het sluitende systeem. Hij is veelmeer de man van Het Boek: de bijbel. In de uitleg van de bijbel klopt zijn hart. Je kunt het ook nog anders zeggen. Calvijn is niet de man van de abstracte theologische redeneringen. Van een onpersoonlijke theologie. Nee, hij is de man van de kerk. Het gaat hem om het leven, het leven met God. Daarom is ook niet de uitverkiezing zijn belangrijkste thema. Als je zijn preken of commentaren leest, gaat het daar maar zelden over. Nee, als je al een centraal thema aan zou kunnen wijzen, dan is dat de gemeenschap met Christus. Het gaat erom dat wij in Hem zijn en Hij in ons woont… Ook als je de Institutie leest, kun je dat weten. Het gaat in het christelijk geloof, zegt Calvijn al direct in het begin, om twee dingen: God kennen en jezelf ook. God kennen dus in de eerste plaats… Waar zie je Hem? Waar leer je Hem kennen? Calvijn zou zeggen: overal, in heel de schepping. Ze is het ‘theater van zijn glorie’. Misschien is het meest opvallende van Calvijns spreken wel dit: dat God altijd werkt… Hij is altijd actief. Vele keren verzekert Calvijn ons dat God geen vakantie neemt… Dat geldt voor de hele schepping. God houdt haar in stand. Er groeit niets, er steekt geen wind op, er hinnikt geen paard zonder God. Maar het geldt nog meer in het bijzonder voor Gods kinderen. Hun hemelse Vader waakt altijd en zo zorgt Hij voor hen. Altijd – ook te midden van de zwaarste omstandigheden. Ik denk dat je hier Calvijn in het hart kijkt. Hij heeft immers bepaald geen gemakkelijk leven gehad. Hij was levenslang balling, voortdurend in gevecht om zijn kerk in Genève te kunnen blijven dienen. Dit hield hem op de been: God zorgt – Hij werkt, regeert en houdt ons vast… En alles wat hij verder nog zegt staat tegen die achtergrond. Ook als het bijvoorbeeld gaat over uiverkiezing. Dat is voor Calvijn geen systeem – maar werkelijkheid. Het is de garantie dat je als pelgrim thuis komt… Omdat God je niet kwijtraakt en je nooit loslaat. De keerzijde van die kennis van God is de kennis van onszelf. Als alles in deze wereld hangt aan Gods werk, dan betekent dat dus dat wij daarvan afhankelijk zijn. Daar is Calvijn diep van overtuigd. Wij mensen kunnen vanuit onszelf niets. Vanuit onszelf bereiken wij niets, zeker ook niets goeds… Veel mensen vinden dat een erg sombere boodschap. Dat begrijp ik wel. In de latere traditie is die boodschap ongezond geworden, geradicaliseerd. Denk maar aan de vijf nieten van Schortinghuis: 'Ik kan niet, ik wil niet, ik weet niet, ik heb niet en ik deug niet.' Maar zo zul je Calvijn daar dan ook niet over horen spreken. Hij was wel onder de indruk van de menselijke neiging om altijd weer iets zelf te willen doen. Denken dat je het zelf wel kunt. En dat – zo wordt Calvijn niet moe om te benadrukken – is nu precies zonde. Je durft niet op God te vertrouwen en op zijn vaderlijke goedheid. Je wilt niet van Hem afhankelijk zijn. Daarom hamert Calvijn erop dat je je als mens niet teveel moet verbeelden. En zo zag hij zichzelf ook. Een mannetje uit het stof gerezen… God kennen en jezelf ook. Dat is de kern. Zo ontstaat gemeenschap. Ook al voel je hoe verschillend die twee zijn: God en wij. Daar zit een enorme kloof tussen. En toch, zegt Calvijn, wil God één met ons zijn. In een preek over Efeze 1: 19-23 laat Calvijn zien hoe hartverwarmend die boodschap is. 'Hoewel er niet weinig zwakte bij ons te vinden is, hoewel wij verdorven zijn en slecht en er niets anders dan onreinheid bij ons gevonden wordt, zo zelfs dat wij in één woord verachtelijk zijn – zo wil Hij toch, dat wij met Hem verenigd worden, ja zelfs zo, dat Hij volmaakt wordt door ons, als we zo samen verbonden worden. Dat is hetzelfde, alsof een vader zegt: mijn huis komt mij zo leeg voor, want ik zie mijn kind er niet. Of als een man zal zeggen: ik zie mijn vrouw niet – het is alsof ik maar een half mens ben. Dat is de wijze waarop God spreekt! Hij vindt zichzelf niet volkomen en volmaakt, zolang Hij ons niet tot zich heeft vergaderd en wij niet samen één zijn. Hij heeft al zijn vreugde in ons en wil dat zijn heerlijkheid in ons zal blinken en dat haar stralen zich naar alle kanten gaan verspreiden.' A.D.L. Terlouw