Flitscursus gentherapie Gentherapie: wie heeft niet de klok horen luiden? Hier volgt de uitleg waar de klepel hangt. W at is gentherapie? Het repareren of vervangen van genen die niet werken of niet goed werken. Of het inspuiten van een stukje erfelijk materiaal als ‘geneesmiddel’. Sinds wanneer bestaat gentherapie? In 1989 werd in de Verenigde Staten de eerste patiënt behandeld. Twee jaar later is in Nederland voor het eerst toestemming verleend voor een klinische studie met patiënten. In 2000 rapporteerden artsen in Frankrijk de eerste genezing dankzij gentherapie. Tegenwoordig hebben meer dan vijfduizend patiënten ter wereld meegedaan aan een studie naar gentherapie. Dit is meestal nog geen echte behandeling geweest. De studies zijn experimenteel van aard. Het eerste waarnaar onderzoekers kijken, is de veiligheid en de bijwerkingen. Pas daarna bestuderen ze of de therapie wérkt. Welke soorten gentherapie heb je? Er bestaat een onderscheid tussen ex vivo (cellen buiten de patiënt behandelen en dan terugzetten) en in vivo (stof direct in de patiënt spuiten). Bijna alle behandelingen werken met een vector, een soort transportmiddel. Te veel nadruk op veiligheid? Stelling: als het leven van patiënten in gevaar is vanwege de ziekte die ze hebben, moet gentherapie óók doorgaan als er levensbedreigende bijwerkingen kunnen optreden, zoals leukemie. Reactie prof. Inez de Beaufort, hoogleraar Medische Ethiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en lid van CCMO, die onderzoeken vooraf toetst: “Mij schiet een uitspraak binnen van, ik meen, de Zuid-Afrikaanse hartchirurg Christian Bernard: ‘Als je door de leeuwen achterna wordt gezeten, spring je desnoods in een rivier vol krokodillen.’ Maar het is niet zo dat elk risico een ander risico rechtvaardigt, dat is te simplistisch. Een van de maatstaven bij het beoordelen van gentherapieën is: hoe groot is de kans dat je er als deelnemend patiënt baat bij hebt? Als een genthe18 okt/nov/dec 2005 MONITOR rapie je leven aanzienlijk verlengt, is het duidelijk. Maar vaak weet je dat tevoren niet. De resultaten van gentherapie zijn tot nu toe niet zo bemoedigend.” “De sfeer is nu dat iedereen heil verwacht van gentherapie. Maar onderzoekers moeten hun optimisme kunnen beargumenteren. Onderzoekers hebben hun dromen over gentherapie, patiënten hun nachtmerries over hun ziekte. Mensen die in een wanhopige situatie verkeren, zijn bereid alles uit te proberen. Dat kan leiden tot allerlei rare situaties. Het CCMO onthoudt de mensen geen mooie onderzoeken die ze zo graag hadden willen hebben, maar haalt er juist de slechte uit. Daar zijn ook de patiënten bij gebaat. Als het CCMO akkoord gaat met een gentherapie, weet je als patiënt dat het onderzoek deugt.” Meestal is dat een menselijk, ‘kreupel’ gemaakt virus. Dit spuit de onderzoeker samen met een werkzaam stukje erfelijk materiaal bij de patiënt in. Het virus transporteert het erfelijk materiaal naar de cellen waar het terecht moet komen, althans dat is de bedoeling. In het algemeen wordt een goed werkend gen ingebracht. Sinds kort kunnen onderzoekers ook een slecht werkend gen uitschakelen. De ene gentherapie heeft een tijdelijk effect, de andere een blijvend effect. Als het gen in het erfelijk materiaal wordt ingebouwd, zal de informatie levenslang aanwezig blijven. Bij deling van de cellen zal het ingebrachte gen ook aanwezig zijn in de dochtercellen. Bij erfelijke aandoeningen is zo’n blijvend effect gewenst. Maar bij kanker is een tijdelijk effect voldoende. Na vernietiging van de in het lichaam aanwezige kankercellen, is de behandeling ‘klaar’ en de aanwezigheid van de vector niet meer nodig. Is gentherapie gevaarlijk? Als er fouten worden gemaakt, kan gentherapie - net als andere grote ingrepen - dodelijk aflopen. In 1999 overleed de 18-jarige Amerikaan Jesse Gelsinger als eerste patiënt ter wereld als gevolg van gentherapie door een Voor de ontwikkeling van gentherapie zijn proefdieren nodig, zoals hier, in deze kast, muizen te hoge dosis genetisch veranderde virusdeeltjes. Hij werd behandeld vanwege een zeldzame leveraandoening (OTC-deficiëntie). Zijn lichaam reageerde met een heftige immuunreactie, en een ongeremde ontsteking die zijn organen aantastte. Binnen vier dagen stierf hij. Achteraf is geoordeeld dat de bevlogen onderzoekers overhaast te werk zijn gegaan. Ook hebben ze voorschriften in de protocollen overtreden. In 2000 kwam uit Parijs de eerste melding van leukemie (‘bloedkanker’) veroorzaakt door gentherapie. Dit bij een 3-jarig Nederlands jongetje dat daar werd behandeld voor een immuunziekte (SCID). Later kregen ook enkele andere behandelde kinderen leukemie. Bovenstaande ongelukken (want dat waren het) én de ontdekking van de Amerikaanse FDA (Food and Drug Administration) dat onderzoekers honderden gevallen van ernstige bijwerkingen niet bij alle benodigde instanties hadden gemeld, zorgden voor een grote terugslag. Gentherapie kwam in een kwaad dag- FOCUS: Tekst: Joop van de Leemput licht te staan. In sommige medische centra werden de studies naar SCID tijdelijk stopgezet, bijvoorbeeld in Frankrijk, Duitsland en Italië. In Engeland gingen de onderzoekers door. In Rotterdam is destijds een adeno-virus-therapie bij hersentumoren stopgezet en herstart. Waarom is gentherapie beter dan een bestaande behandeling? Dat moet nog blijken. Voor sommige aandoeningen, zoals bepaalde ernstige storingen in de afweer, bestaat nog geen goede behandeling als er geen goede donor beschikbaar is. Sommige van deze immuunziektes zijn dodelijk. Andere behandelingen hebben slechts een remmend effect op de ziekte, geen genezend effect. De bedoeling is dat gentherapie iemand wel blijvend beter zal maken. Voor welke soorten ziekten is gentherapie geschikt? Gentherapie wordt zowel ingezet voor aangeboren (erfelijke) ziektes als opgelopen (verworven) ziektes. De meeste studies (tweederde van het totaal in de wereld) concentreren zich tegenwoordig op een vorm van kanker. Op den duur hopen onderzoekers bijvoorbeeld ook hart- en vaatziekten en infectieziekten met gentherapie te kunnen aanpakken. Over welke ziektes hebben we het? Enkele voorbeelden (opsomming is niet compleet) van experimentele studies, waarbij de vraag of de gentherapie werkelijk effectief is, en dus geneest, nog niet aan de beurt is: • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • Baarmoederhalskanker Borstkanker Borstvlieskanker (mesothelioom) Crohn, ziekte van (darmziekte) Diabetes Darmkanker Duchenne, ziekte van (spierziekte) Hartfalen Hemofilie B (bloedziekte) Hersentumoren (glioblastoma) Heupprotheses die loszitten Hoofd- en nektumoren Hiv (dat aids veroorzaakt) Huidkanker (melanoom) Leukemie (bloedkanker) Longkanker Lymfeklierkanker Malaria (infectieziekte) Nierkanker (pag. 22) Prostaatkanker (pag. 24) Reuma (reumatoïde artritis) SCID, afweerziekte (pag. 20) Taaislijmziekte (cystische fibrose) Vetstofwisselingsstoornis XLA, afweerziekte (pag. 2 en 20) Zie op internet: www.wiley.co.uk/wileychi/ genmed/ clinical/ Veel onderzoek naar gentherapie vindt plaats in het laboratorium Is gentherapie alleen voldoende? Voor erfelijke aandoeningen is het streven van onderzoekers dat gentherapie alleen voldoende moet zijn. Voor kanker verwachten ze dat aanvulling met andere behandeling vaak noodzakelijk zal zijn. Denk aan bestraling (radiotherapie) of medicijnen (chemotherapie). Is gentherapie geschikt voor kinderen en senioren? Ja, deze groepen zijn niet uitgezonderd vanwege hun leeftijd of kwetsbaarheid. Bij levensbedreigende erfelijke aandoeningen is een snelle behandeling met gentherapie bij uitstek geschikt voor jonge kinderen. Bieden ziekenhuizen al gentherapie aan? Nee, niet als ‘gewone’ behandeling. Gentherapie vindt plaats in academische centra. De studies, zoals links genoemd, zijn experimenteel. Sterker nog: veel van die studies zitten pas in fase 1, het begin. Dit betekent dat de nadruk ligt op het testen van de veiligheid. In jargon: ‘Beoordeling toxiciteit’. Pas als de veiligheid in orde is bevonden, breekt fase 2 aan. Die concentreert zich op het genezend effect van de behandeling (‘beoordeling effectiviteit’). Hoewel de af te leggen weg lang is, moeten de studies uiteindelijk leiden tot ‘de kliniek’ (de patiënt in het ziekenhuisbed). Het ministerie van Volksgezondheid heeft gezegd dat het succesvol laboratoriumonderzoek met gentherapie ‘op een veilige manier’ naar het ziekenhuis wil helpen brengen. Hier speelt ZonMW een hoofdrol. Deze instantie selecteert en financiert studies op dit gebied. ZonMW heeft hiervoor bijna 16 miljoen euro in de pot. ZonMW is het uitvoerend orgaan van NWO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, gehuisvest in Den Haag. Is voor gentherapie aparte toestemming nodig? Ja, in Nederland en ook andere landen toetsen deskundigen vooraf of een voorgestelde behandeling toelaatbaar Beeld: Levien Willemse is. Hierbij wegen ze de risico’s (die er altijd zijn) af tegen de te verwachte verbeteringen. Ook gevaren voor het milieu tellen mee; er wordt immers vaak gewerkt met levende virussen, al zijn die wel ‘mank’ gemaakt. In Nederland is de goedkeuring vereist van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO). Hierin zitten niet alleen genetische experts, maar bijvoorbeeld ook een ethicus, prof. Inez de Beaufort van Erasmus MC. Ook het ministerie van VROM, en de Inspectie voor de Gezondheidszorg beoordelen ingediende voorstellen. Ze laten zich daarbij adviseren door het RIVM te Bilthoven. De drie beoordelende instanties (CCMO, ministerie van VROM, Inspectie voor de Gezondheidszorg) hebben hun krachten gebundeld in het loket gentherapie. Dit loket voorkomt dat onderzoekers hun voorstellen bij alle drie de instanties apart moeten indienen. Welk land loopt voorop? De Verenigde Staten. Pas daarna volgen - op grote afstand - andere landen, bijvoorbeeld Engeland, Frankrijk, Zwitserland, China, Japan, Canada, Australië en ook België en Nederland. GENTHERAPIE Welk vakgebied loopt voorop? De hematologie (bloedkunde, denk aan leukemie) heeft tot nu toe veel ervaring opgedaan en was dus de pionier. Maar nu zijn allerlei andere vakgebieden ook zeer actief, bijvoorbeeld de oncologie (kankerkunde). Is gentherapie duur? Nog wel. De kosten voor de ontwikkeling van deze therapie zijn hoog. Maar als grote groepen patiënten ermee behandeld worden, daalt de prijs. De verwachting is dat gentherapie vele malen goedkoper zal worden dan sommige enzymtherapieën die nu worden toegepast. Waarom breekt gentherapie zo langzaam door? Het gaat niet zo langzaam: het introduceren van zo’n volstrekt nieuwe vorm van behandeling duurt altijd tientallen jaren. ■ Bron voor dit artikel: onder meer het rapport Gentherapie: lessen uit het verleden en een blik in de toekomst, met een focus op de Nederlandse situatie, auteur dr. Leonie Kapitein, Erasmus MC, in opdracht van de Commissie Genetische Modificatie (COGEM). BESCHERMING VAN PROEFPERSONEN Overdosis regels… “De helft van de onderzoekers voelt zich in hoge mate persoonlijk belemmerd door de regelgeving, en ruim de helft vindt dat de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) te veel regels kent.” Constatering door Hans Evers, voorzitter van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO), in jaarverslag 2004. …of amper regels “De Belgische wet zelf maakte weinig woorden vuil aan experimenten met mensen.” Emeritus-hoogleraar (dus: met pensioen) Farmacotherapie Marc Bogaert van het Universitair Ziekenhuis Gent over de situatie in België tot mei 2004. Daarna verwerkte zijn land de Europese richtlijn Goede Klinische Praktijken in z’n wetten. Of die werkt, weet Marc Bogaert trouwens niet. “Op papier ziet het er allemaal prachtig uit, dat geef ik direct toe. Vergeleken met Nederland doet België het uitstekend. Maar papier is geduldig. Er is (nog) helemaal geen zicht op hoe het nu daadwerkelijk gaat sinds mei 2004.” …of absurde regels “Als we de richtlijn heel letterlijk zouden opvatten, zouden bijna alle klinische onderzoeken met geneesmiddelen in UMC’s vrijwel onmogelijk worden.” Prof. Paul van der Maas, van de Raad van Bestuur Erasmus MC, en voorzitter van de Werkgroep OnderzoeksGeneesmiddelen van de Universitair Medische Centra, plaatst ook kanttekeningen bij de Europese eisen, vooral die aan de apotheek en laboratoria. De Europese eisen zijn geënt op de werkwijze van de farmaceutische industrie, zegt hij. Maar die industrie werkt anders dan de UMC’s. Zij produceert hetzelfde massamedicijn op grote schaal, terwijl de academische ziekenhuizen dagelijks allerlei medicijnen op kleine schaal bereiden. …of niks aan de hand “De bureaucratie zou door de komst van de WMO aanzienlijk zijn toegenomen, evenals de kosten. Met als gevolg dat het onderzoek Nederland zou verlaten. Een dusdanige verslechtering van het onderzoeksklimaat hebben wij echter niet kunnen vaststellen.” Prof. Jos Dute, hoogleraar Gezondheidsrecht en actief voor het Rotterdamse iBMG, het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg. MONITOR okt/nov/dec 2005 19