Lesbrief Markt en overheid

advertisement
LESBRIEF MARKT EN
OVERHEID
H 5 De overheid bemoeit zich ermee
Par.5.1. De autoriteiten




Toezichthouders
NVWA: Nederlandse Voedsel en WarenAutoriteit
ACM: Autoriteit Consument en Markt. Ziet toe op
o.a. Voldoende concurrentie en het ontstaan van
teveel marktmacht bij bedrijven. Ze moeten
toestemming geven bij fusies en overnames van
bedrijven
AFM: Autoriteit Financiële Markten
Verschil
Fusie en overname van bedrijven

Fusie:
 samengaan

van 2 gelijkwaardige bedrijven
Overname:
 een
groter bedrijf neemt een kleiner bedrijf over.
Par.5.2. Octrooi


Octrooi: het alleenrecht(gedurende een bepaalde
periode) een bepaald product te produceren
omdat men het als eerste uit heeft gevonden.
Reden: bescherming van een bedrijf dat veel geld
heeft uit gegeven voor de uitvinding. Zo kan een
bedrijf de onderzoeksgelden terugverdienen
Par.5.3 Collectieve goederen

Collectieve goederen: goederen die de overheid
produceert met de volgende kenmerken:
1
als het goed(bijv. de dijk) er is kan niemand van
gebruik worden uitgesloten.
 2 Door punt 1 kan er geen prijs voor worden gevraagd
aan de mensen.

Klassieke voorbeelden: dijken en straatverlichting
Prisoner’s dilemma en de dijk

Stel: Twee dorpen willen graag een
gemeenschappelijke dijk. Een dijk kost 14
geldeenheden en levert per dorp 10 geldeenheden
op. De dorpen hebben de keuze tussen wel
bijdragen en niet bijdragen.
Collectieve goederen: hoe?


Het is duidelijk dat collectieve goederen als dijken,
straatverlichting een leger zo nooit tot stand zouden
komen.
Oplossing: collectieve dwang door de overheid. Via
belastingheffing en andere verplichtingen wordt het
collectieve goed betaald en de welvaart stijgt voor
iedereen
Quasi-collectieve goederen



Individueel goed: het kan individueel worden geleverd
en geprijsd worden.
Quasi-collectief goed: het kan individueel geleverd en
geprijsd worden maar ze worden toch door de
overheid geleverd.
Reden:
De goederen en diensten zijn te belangrijk voor de
bevolking: onderwijs, gezondheidszorg. Via het
bedrijfsleven wordt het meestal te duur.
 De overheid wil het gebruik van deze goederen en diensten
stimuleren: bibliotheken, theater

Externe effecten


Negatieve externe effecten: kosten, nadelen die
niet in de prijs zijn begrepen en op anderen
worden afgewenteld. Bijv. milieuvervuiling door een
fabriek, auto’s.
Positieve externe effecten: opbrengsten, voordelen
die niet in de prijs zijn verrekend en ten goede
komen aan anderen. Bijv. inentingen, scholing,
onderhoud monumenten, voortuinen.
Download