Laat zorgverlener bij ouderenzorg samenwerken met vrienden en familie Renske Hoefman, Job van Exel en Werner Brouwer De vraag naar zorg door ouderen zal in de komende jaren door de vergrijzing van de bevolking alleen maar toenemen. Alleen al de prevalentie van de ziekte Alzheimer zal sterk toenemen, met grote gevolgen voor de vraag naar zorg voor deze patiënten (zie www.alzheimernederland.nl). Het SCP becijferde onlangs dat de snelheid waarmee de vraag groeit weliswaar wat afneemt ten opzichte van het verleden, maar toch zullen er in 2030 zo’n 140.000 mensen extra nodig zijn in de ouderenzorg (SCP 2010). Die feiten stellen de samenleving voor grote uitdagingen. Het lijkt namelijk zeer twijfelachtig of zoveel nieuwe personeelsleden zullen worden gevonden, mede gezien de krappere arbeidsmarkt. Nu al zijn er tekorten aan personeel in de zorg. Het is daarom belangrijk het onderscheid tussen formele zorg door professionele hulpverleners en informele zorg door mantelzorgers meer los te laten, juist in sectoren als de ouderenzorg. Door mantelzorgers beter te betrekken en te ondersteunen kunnen de tekorten aan menskracht beter worden opgevangen, en op een manier die aansluit bij de voorkeuren van patiënten èn mantelzorgers. Integreer zorg door familie en vrienden Het is allereerst goed te benadrukken dat mantelzorgers vaak veel voldoening ontlenen aan de zorg die zij een zieke naaste kunnen bieden. Zo gaf meer dan de helft van langdurige en zwaarbelaste mantelzorgers in een relatief groot Nederlands onderzoek aan minder gelukkig te worden wanneer zij al hun zorgtaken zouden moeten overdragen aan iemand anders (Brouwer et al 2005). Veel patiënten hebben ook een sterke voorkeur om zorg te ontvangen van hun naasten in plaats van (vaak wisselende) formele zorgverleners (Van Exel et al. 2006). Dat kan echter alleen zolang draaglast en draagkracht voor de mantelzorgers in evenwicht blijven. Helaas lukt dat in veel gevallen uiteindelijk niet, waardoor mantelzorgers overbelast raken met als gevolg dat patiënten versneld moeten worden opgenomen in verpleeg- en verzorgingstehuizen (Van Exel et al. 2003). Door een slimmere mix van formele en informele zorg kan dit worden voorkomen of uitgesteld. Daardoor wordt de zorg niet alleen beter afgestemd op de wensen van mantelzorgers en patiënten, maar kan ook de druk op de formele zorg worden verminderd. Daarvoor zijn wel in ieder geval drie zaken nodig. Meer aandacht vanuit professionele zorg Ten eerste dient de zorgsector meer aandacht te schenken aan het proces van opname in een verzorgings- of verpleeghuis. Vanuit een zorginstelling gezien is het uiteraard efficiënt en daarom gewenst om een vrijgekomen plek zo snel mogelijk weer op te vullen. Vanuit de mantelzorger gezien is het vaak een heel moeilijke beslissing na een lange periode van liefdevolle verzorging. Als dan het telefoontje komt dat er op dat moment plaats is in de instelling van voorkeur, bijvoorbeeld dicht bij huis of met een bepaalde signatuur, ligt er een enorme druk op de beslissing van de mantelzorger. Dit kan gepaard kan gaan met veel stress, druk en onzekerheid. Want wanneer komt er weer een plek vrij wanneer deze mogelijkheid niet wordt genomen? Is het mogelijk de mantelzorg vol te houden tot dan? Wat de mantelzorger ook beslist, in de huidige situatie wordt de dementerende vaak of te vroeg of te laat opgenomen. Wanneer de mantelzorger kiest voor wat de dementerende en de mantelzorger meestal zelf het liefste willen, namelijk zo lang mogelijk thuis blijven wonen, neemt iedere keer het risico op een crisissituatie toe. Dat is voor alle betrokkenen ongewenst. Als de mantelzorger voor zekerheid kiest, wordt de dementerende wellicht veel eerder opgenomen dan noodzakelijk is. Hoeveel eerder is niet duidelijk. Wel is duidelijk dat wanneer een aanzienlijk deel van de dementerenden wat later opgenomen zou worden, dat bij elkaar een groot verschil uitmaakt in de druk op de formele zorg. Daarnaast dient de zorgsector meer 16 VGE Bulletin – oktober 2010 open te staan voor een actieve betrokkenheid van mantelzorgers na opname. Veel mantelzorgers kunnen en willen ook dan nog graag bijdragen aan de zorg voor hun naaste. Helaas ondervinden mantelzorgers hierbij vaak belemmeringen. Een goede afstemming en verdeling van de zorgtaken blijft door gebrek aan communicatie hierover achterwege. Dat is een gemiste kans op “meer handen aan het bed”, de kwaliteitsverhoging waar al jaren naar gestreefd wordt. Door in deze samenwerking te investeren en mantelzorgers meer en beter in te schakelen in die fase van de zorg, kunnen hulpverleners worden ontzien zonder dat daarmee de omvang en kwaliteit van de zorg in het gedrang komt. Ondersteun mantelzorgers Ten tweede dient de ondersteuning voor mantelzorgers door formele zorgverleners te verbeteren. Teveel mantelzorgers raken overbelast als gevolg van gebrekkige ondersteuning. Weliswaar neemt de aandacht voor mantelzorg toe, maar is onvoldoende doordacht. Neem bijvoorbeeld het ‘mantelzorgcompliment’. Een grote groep mantelzorgers kan hierop aanspraak maken en 250 euro per jaar ontvangen als blijk van waardering. Daarbij is uiteindelijk niemand echt gebaat, hoe sympathiek bedoeld ook. Voor mantelzorgers die de zorg nog goed aan kunnen, is het een aardig extraatje (indien ze zich niet bezwaard voelen om het aan te vragen). Voor overbelaste mantelzorgers is het bedrag ontoereikend om structureel een oplossing te bieden. Het geld kan daarom beter besteed worden aan doelgerichte en effectieve ondersteuning van mantelzorgers die het echt zwaar hebben. Echter, er is slechts weinig bekend over welke ondersteuning mantelzorgers nodig hebben en in hoeverre deze hen effectief kan ontlasten. Instrumentarium om dit te onderzoeken is ondertussen wel voorhanden (Hoefman et al., 2010). Ook hoe mantelzorgers op een goede kunnen worden bereikt is nog onduidelijk. Mantelzorgers mijden ondersteuning namelijk nog al eens (Van Exel et al. 2008). Soms omdat de patiënt moeite heeft met meer formele ondersteuning, maar ook voelen mantelzorgers zelf (hoe onterecht ook) meer formele hulp soms als falen. Door een actievere ondersteuning kunnen mantelzorgers naargelang hun wens de zorg voor hun naaste langer volhouden en zodoende intensievere thuiszorg en dure opnames uitstellen. Sinds de invoering van de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) ligt hier een belangrijke rol voor gemeenten. Creëer financiële ruimte Ten derde zullen algemene regelingen als zorgverlof, zorgverzekering en persoonsgebonden budget moeten worden aangepast om de inzet van de toekomstige mantelzorger beter te faciliteren. Juist gegeven demografische trends als de vergrijzing van de bevolking, de afgenomen omvang en grotere regionale spreiding van families en de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen (nog altijd de overgrote meerderheid van mantelzorgers) is het nodig dat mantelzorg in de perioden dat dit nodig is op een goede wijze kan worden ingepast en dat hiervoor ook de maatschappelijke en financiële ruimte bestaat. Een flexibelere kinderopvang en woningmarkt, het stimuleren van vrijwilligerswerk en het organiseren van wijkgerichte ondersteuningsnetwerken rondom ouderen zijn in dat kader ook van belang. Kortom, gegeven het voorspelde tekort aan arbeidskrachten in de ouderenzorg is het van belang taakschikking tussen formele en informele zorg opnieuw te bezien. Het is daarbij cruciaal om de inzet van mantelzorgers op een verstandige manier te borgen en waar mogelijk uit te breiden. De wijze waarop dat kan verschilt uiteraard tussen mantelzorgers en is voor oudere mantelzorgers (vaak partners van de hulpbehoevende) bijvoorbeeld anders dan voor jongere mantelzorgers (zoals kinderen die voor een hulpbehoevende ouder zorgen). Door een goede ondersteuning en betrokkenheid van mantelzorgers worden niet alleen op een efficiënte manier meer mensen bij de ouderenzorg betrokken, maar wordt die ook dicht om de patiënt heen georganiseerd. Dat is niet alleen nodig, maar ook voor iedereen beter. Renske Hoefman, Job van Exel en Werner Brouwer zijn werkzaam bij het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit artikel is VGE Bulletin – oktober 2010 17 gebaseerd op bijdragen gepubliceerd in NRC Handelsblad (18 september 2010), de website MeJudice (jaargang 3, 21 september 2010), het Reformatorisch Dagblad (23 september 2010) en Trouw (1 oktober). Literatuur WBF Brouwer, NJA van Exel, B van den Berg, GAM van den Bos & MA Koopmanschap. Process utility from providing informal care: The benefit of caring. Health Policy 2005; 74(1): 85-99 NJA van Exel, G de Graaf, WBF Brouwer. Give me a break! Informal caregiver attitudes towards respite care. Health Policy 2008; 88(1):73-87 NJA van Exel, M Moree, MA Koopmanschap, T Schreuder-Goedheit & WBF Brouwer. Respite care. An explorative study of demand and use in Dutch informal caregivers. Health Policy 2006; 78(2-3):194-208 NJA van Exel, MA Koopmanschap & WBF Brouwer. Kostbaar ontslag. Medisch Contact 2003; 58(34): 1272-1274 RJ Hoefman, NJA van Exel, WBF Brouwer. Het meten en waarderen van mantelzorg met de CarerQol. TSG, Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 2010; 88(4): 167-171 SCP-publicatie 2010/24, Evelien Eggink, Debbie Oudijk, Isolde Woittiez. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Vereniging voor Gezondheidseconomie (VGE) Doelstelling De Vereniging voor Gezondheidseconomie (VGE) is een vereniging voor iedereen die op enigerlei wijze betrokken is bij het vakgebied van de gezondheidseconomie. Ook nietgezondheidseconomen kunnen lid van de VGE worden. De VGE heeft tot doel zichzelf te positioneren als het kennisnetwerk voor de gezondheidseconomie in het Nederlandse taalgebied. In deze hoedanigheid wil de VGE een substantiële bijdrage leveren aan het debat over de inrichting en vormgeving van de gezondheidszorg in Nederland en Vlaanderen. Bestuur en secretariaat Het bestuur van de VGE bestaat momenteel uit de volgende personen: Piet de Bekker (zorgVuldig Advies & Stichting de Zorgambassade), Silvia Evers (Universiteit Maastricht), Job van Exel (iBMG / Erasmus Universiteit Rotterdam), René Groot Koerkamp (Ministerie van VWS), David Larmuseau (Psychiatrische centra Sleidinge, België), Johan Polder (RIVM en Universiteit van Tilburg, voorzitter), Steven Simoens (Katholieke Universiteit Leuven) en Marco Varkevisser (iBMG / Erasmus Universiteit Rotterdam). Het bestuur wordt ondersteund door Rianne Kruijssen (secretariaat). Lidmaatschap De contributie bedraagt €35 per kalenderjaar. Voor meer informatie over de VGE of een lidmaatschap kunt u contact opnemen met het secretariaat ([email protected]). Nieuwe leden kunnen zich ook aanmelden via het aanmeldingsformulier dat op onze website (www.gezondheidseconomie.org) is te vinden. VGE Bulletin Het VGE Bulletin verschijnt driemaal per jaar en heeft tot doel om zo toegankelijk mogelijk in het Nederlands te communiceren en discussiëren over recente (wetenschappelijke) ontwikkelingen op het gebied van de gezondheidseconomie. De redactie van het VGE Bulletin bestaat uit Marco Varkevisser (hoofdredacteur), Job van Exel en Rianne Kruijssen (secretariaat). Voor wat betreft het aanleveren van kopij geldt dat eventuele bijdragen (bij voorkeur circa 1.500 woorden) als Word-document bij de redactie kunnen worden ingediend ([email protected]). Een ieder is hiertoe van harte uitgenodigd! 18 VGE Bulletin – oktober 2010