faillissement - Home scarlet

advertisement
FAILLISSEMENT:
INHOUD:
1. AANGIFTE, FAILLIETVERKLARING EN STAKING VAN BETALING
2
2. DE GEVOLGEN VAN HET FAILLISSEMENT
4
3. BEHEER EN VEREFFENING VAN HET FAILLISSEMENT
5
DE ORGANEN VAN HET FAILLISSEMENT 5
FORMALITEITEN EN BEHEER
6
4. AANGIFTE EN VERIFICATIE VAN SCHULDVORDERINGEN
8
5. SLUITING BIJ ONTOEREIKEND AKTIEF
10
6. VEREFFENING VAN HET FAILLISSEMENT
11
7. SOORTEN SCHULDEISERS EN HUN RECHTEN
13
8. UITDELING AAN SCHULDEISERS
14
9. VERKOOP VAN ONROERENDE GOEDEREN
14
10. TERUGVORDERING
14
11. AANSPRAKELIJKHEID ZAAKVOERDERS-BESTUURDERS
15
1
FAILLISSEMENT
De oorspronkelijke faillissementswet van 1851 werd voor een eerste maal vrij ingrijpend
gewijzigd door de faillissementswet van 8 augustus 1997.
Sedert deze wetswijziging zijn er reeds meerdere reparatiewetten tussengekomen:
- de reparatiewet van 4 september 2002 (van toepassing sedert 1 oktober 2002) tot wijziging
van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van
vennootschappen. (B.S. dd. 21/09/2002)
- de wet van 15 juli 2005 (van toepassing sedert 11/08/2005) tot aanvulling van de artikelen 10
en 46 van de faillissementswet. (B.S. 01/08/2005)
- de wet van 20 juli 2005 (van toepassing sedert 07/08/2005) tot wijziging van de
faillissementswet, en houdende diverse fiscale bepalingen. (B.S. 28/07/2005) (Betreft
belangrijke wijzigingen voor personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de
gefailleerde)
- de wet van 6 december 2005 (van toepassing sedert 01/01/2006) tot wijziging van de
faillissementswet m.b.t. de procedure van verificatie van schuldvorderingen.(BS 22/12/2005)
Bijkomende correcties werden aangebracht via diverse programmawetten.
Ook verschillende aanpassingen in de vennootschapswet, het Wetboek van
inkomstenbelastingen en ander wetten, waaronder voornamelijk de wet betreffende de
financiële zekerheden van 15/12/2004, hebben hun invloed op de afwikkeling van het
faillissement..
Zowel de rechten van de gefailleerde als van de schuldeisers ondergingen belangrijke
veranderingen dewelke hun invloed hebben op de verhoudingen tussen de gefailleerde en de al
dan niet bevoorrechte schuldeisers en tussen de schuldeisers onderling.
1. AANGIFTE, FAILLIETVERKLARING EN STAKING VAN BETALING:
De koopman die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt is
bevindt zich in staat van faillissement.
Iedere handelaar is verplicht aangifte te doen van faillissement binnen de maand nadat hij heeft
opgehouden te betalen. Vroeger bedroeg die termijn drie dagen.
Het ambtshalve faillissement werd afgeschaft.
Het faillissement kan enkel worden uitgesproken door de Rechtbank van Koophandel hetzij op
aangifte van de handelaar, hetzij op dagvaarding of verzoekschrift van één of meer
schuldeisers, van het openbaar ministerie, van de door de Rechtbank aangestelde voorlopige
2
bewindvoerder of door een curator
insolventieprocedure in de Europese Unie.
ingeval
van
een
internationale
territoriale
De Rechtbank moet het faillissement niet meteen uitspreken. Zij kan haar beslissing opschorten
voor een termijn van 15 dagen om de handelaar of het openbaar ministerie de kans te geven een
gerechtelijk akkoord aan te vragen.
Ten einde te vermijden dat een handelaar, die gealarmeerd wordt door een dagvaarding in
faillissement, opzettelijk schade zou toebrengen aan de boedel, kan de voorzitter van de
rechtbank van koophandel het beheer aan een schuldenaar geheel of gedeeltelijk ontnemen voor
zover dit volstrekt noodzakelijk blijkt.
Deze maatregel kan genomen worden op eenzijdig verzoekschrift van iedere belanghebbende
of zelfs ambtshalve door de voorzitter van de Rechtbank.
Het beheer zal geheel of gedeeltelijk worden ontnomen en toevertrouwd aan één of meerdere
voorlopige bewindvoerders.
De maatregel blijft slechts gevolgen hebben zo de eisende partij of de voorlopige
bewindvoerders binnen de vijftien dagen (wet 04/09/2002) na de uitspraak een vordering tot
faillietverklaring indienen.
De maatregel vervalt van rechtswege indien het faillissement niet wordt uitgesproken binnen de
4 maanden na de indiening van de vordering tot faillietverklaring.
Indien er door de schuldenaar handelingen gebeuren in strijd met de ontneming van het
beheer dan zijn deze handelingen niet tegenstelbaar aan de boedel, voor zover zij die met de
schuldenaar hebben gehandeld kennis hadden van de ontneming van het beheer.
Inhoud van het faillissementsvonnis:
- aanstelling Rechter-Commissaris;
- aanstelling curator;
- vaststelling termijn voor aangifte van schuldvordering
- datum van het EERSTE PV VAN NAZICHT DER SCHULDVORDERINGEN;
- eventueel plaatsopneming door rechter-commissaris, de curator en de griffier
Staking van betaling:
De wet bepaald thans dat de gefailleerde wordt geacht te hebben opgehouden te betalen vanaf
het vonnis van faillietverklaring of vanaf de dag van zijn overlijden wanneer de
faillietverklaring nadien is uitgesproken.
Voorheen was het de gewoonte dat de datum van staking van betaling bijna automatisch zes
maanden werd teruggebracht wanneer het faillissement werd uitgesproken op dagvaarding of
van ambtswege.
3
Thans kan de Rechtbank het tijdstip van staking van betaling enkel vervroegen wanneer
ernstige en objectieve omstandigheden ondubbelzinnig aangeven dat de betalingen vroeger
dan de datum van het faillissementsvonnis werden gestaakt.
Hiertoe dient de curator of iedere belanghebbende de gefailleerde te dagvaarden. Deze
vordering kan ingesteld worden tot zes maanden na de faillietverklaring.
De terugzetting van de datum van staking van betaling zal in tegenstelling tot vroeger niet
meer op eenzijdig verzoekschrift kunnen gebeuren.
Net zoals vroeger kan de datum van staking van betaling niet verder teruggaan dan zes
maanden voor faillissement. De verdachte periode kan thans ook niet meer dan 6 maanden
bedragen. Onder de vroegere wet was dit minimum 10 dagen en maximum 6 maanden en
10dagen voor het faillissementsvonnis.
Het faillissementsvonnis moet aan de gefailleerde worden betekend. De wet van 4/09/2002
stelt dat het exploot van betekening tevens de tekst van art. 53 FW moet bevatten. Dit artikel
stelt dat de gefailleerde of de bestuurders en zaakvoerders van de gefailleerde vennootschap
gehouden zijn gevolg te geven aan alle oproepingen van de rechter-commissaris of van de
curator en dat zij aan hen alle vereiste inlichtingen moeten verschaffen.
De gefailleerde of de bestuurders en zaakvoerders van de gefailleerde vennootschap zijn
verplicht elke adreswijziging aan de curator mee te delen. Als dit niet gedaan wordt, zijn de
oproepingen geacht geldig te zijn verricht op het laatste adres dat aan de curator werd
medegedeeld.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. De gefailleerde kan verzet of beroep aantekenen
binnen de 15 dagen na betekening van het vonnis. Voor derden beginnen dezelfde termijnen
te lopen vanaf de publicatie van het vonnis in het Belgisch Staatsblad.
2. DE GEVOLGEN VAN HET FAILLISSEMENT:
Wat de gevolgen van het faillissement betreft wijzigt de wet 08/08/97 en de latere watten
weinig. Het vroegere stelsel wordt bijna volledig overgenomen. Er is enkel sprake van een
verfijning van bepaalde regels.
Zoals vroeger verliest de gefailleerde het beheer van zijn goederen. Er wordt echter
uitdrukkelijk bepaald dat bepaalde goederen niet onder het faillissement vallen zoals: de
goederen die hij volstrekt nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep, de niet voor beslag
vatbare sommen en goederen zoals voorzien in het gerechtelijk wetboek.
Vallen nu ook niet meer onder het faillissement - de vergoedingen voor schade die aan de
persoon verbonden zijn en het gevolg zijn van een onrechtmatige daad.
De bepalingen m.b.t. de verdachte periode worden hernomen in de nieuwe wet. De rechtspraak
en de praktijk m.b.t. handelingen gesteld in de verdachte periode blijft normalerwijze
behouden.
4
Zoals vroeger worden t.a.v. de gefailleerde niet vervallen schulden opeisbaar.
De regel dat de rente stopt te lopen t.o.v. de gefailleerde werd verfijnd. Deze regel geldt alleen
niet voor schuldvorderingen die gewaarborgd zijn door een bijzonder voorrecht, een pand of
een hypotheek.
Alle rechtsvorderingen moeten voortaan tegen de curator worden ingesteld.
Elk beslag lastens de gefailleerde ten verzoeke van de gewone en algemeen bevoorrechte
schuldeisers houdt op te bestaan vanaf het faillissementsvonnis.
Bij wet van 20 juli 2005 werd een artikel 24bis ingevoegd dat stelt dat vanaf het
faillissementsvonnis tot aan de sluiting van het faillissement, de middelen van
tenuitvoerlegging ten laste van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker heeft
gesteld voor de gefailleerde, worden opgeschort.
Via een programmawet van 20/07/2006 werd dit artikel aangevuld met een alinea stellende dat
wanneer de persoonlijke borg door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting wordt
ontslagen, de schuldeisers opnieuw het recht verkrijgen om individueel een vordering op zijn
goederen in te stellen.
3. BEHEER EN VEREFFENING VAN HET FAILLISSEMENT:
DE ORGANEN VAN HET FAILLISSEMENT:
De curators worden voortaan gekozen uit de personen ingeschreven op een lijst opgesteld door
de algemene vergadering van de rechtbank van koophandel. Enkel advocaten, ingeschreven op
het tableau van de orde van een Belgische balie kunnen curator zijn. Zij moeten een bijzondere
opleiding hebben genoten en garanties bieden inzake bekwaamheid op het gebied van
vereffeningsprocedures.
Daar waar vroeger de curators bij ieder faillissement de eed dienden af te leggen ten overstaan
van de rechter-commissaris stelt thans de wet van 04/09/2002 dat de curators bij de inschrijving
op de lijst de eed dienen af te leggen ten overstaan van de voorzitter van de rechtbank.
Verder dienen de curators bij iedere aanstelling te bevestigen dat zij hun ambt aanvaarden. Zij
dienen dit te doen door uiterlijk de eerste werkdag volgende op hun aanstelling ter griffie een
proces-verbaal van aanstelling te ondertekenen.
De wet van 04/09/2002 stelt dat de curator elke vorm van tegenstrijdigheid van belangen of
schijn van partijdigheid aan de voorzitter van de rechtbank dient te melden.
Zo dient de curator te melden dat hij of één van zijn vennoten of rechtstreekse medewerkers,
behalve in de hoedanigheid van curator, prestaties heeft verricht voor de gefailleerde of de
bestuurders en zaakvoerders van de gefailleerde vennootschap, of voor een schuldeiser, tot
achttien maanden voor het vonnis van faillietverklaring.
5
De verklaringen van de curator worden bij het faillissementsdossier gevoegd.
De voorzitter oordeelt of de verklaring de uitvoering van zijn opdracht als curator verhindert.
Er kan in de vervanging van de curator worden voorzien of er kan een curator ad hoc worden
aangesteld. (art. 31 en 32 FW)
Er wordt een verplichte verslaggeving opgelegd aan de curator. De wet van 04/09/2002
voorziet dat de curator elk jaar en voor de eerste keer 12 maanden na de aanvaarding van hun
ambt, een verslag m.b.t. de toestand van het faillissement dienen te overhandigen aan de
rechter-commissaris. Een kopie van elk verslag wordt ter griffie neergelegd en bij het
faillissementsdossier gevoegd.
De Rechter-commissaris oefent toezicht uit op het beheer en de vereffening van het
faillissement.
De Procureur des Koning kan bij alles aanwezig zijn, inzage nemen van het dossier en zich alle
inlichtingen doen verstrekken.
FORMALITEITEN EN BEHEER:
-
-
De griffier zorgt voor de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het
faillissementsvonnis en het vonnis dat de datum van staking van betaling vaststelt; (Wet
van 04/09/2002)
De curators zorgen voor dezelfde bekendmakingen in minstens twee dagbladen op
periodieke uitgaven met regionale spreiding; (Wet van 04/09/2002)
De griffie van de rechtbank houdt een faillissementsdossier bij dat ter inzage ligt van
iedere belanghebbende;
Er wordt een beschrijving opgemaakt van de goederen van de gefailleerde
De wet voorziet een nieuwe regeling m.b.t. de lopende overeenkomsten.(art.46)
In beginsel stelt het faillissement geen einde aan de lopende overeenkomsten. Om zekerheid te
hebben omtrent de al dan niet verdere uitvoering van een overeenkomst die gesloten werd voor
faillissement, kunnen de schuldeisers de curator aanmanen om binnen de 15 dagen een
beslissing te nemen.
Als de curator niet reageert wordt de overeenkomst geacht door toedoen van de curator te zijn
verbroken vanaf het verstrijken van deze termijn. De schuldeiser heeft dan eventueel recht op
een schadevergoeding in de boedel.
Als de curator echter beslist de overeenkomst verder uit te voeren krijgt de betrokken
schuldeiser een vordering van de boedel dewelke bij voorrang op het gerealiseerde actief dient
te worden betaald.
6
Bij wet van 15/07/2005 werd een art. 46 § 2 toegevoegd dat specifiek de beëindiging van de
lopende arbeidsovereenkomsten regelt door de curatoren evenals de beëindiging van eventuele
nieuwe arbeidsovereenkomsten afgesloten door de curatoren.
Voortzetting van de handelsactiviteiten:(art.47)
De Rechtbank kan op verzoek van de curator of van iedere belanghebbende een voorlopige,
gehele of gedeeltelijke voortzetting van de handelsactiviteiten toestaan aan de curators of,
onder hun toezicht, aan de gefailleerde of een derde.
De machtiging kan verleend worden op verslag van de rechter-commissaris en na het horen van de curator en de
vertegenwoordigers van het personeel.
In afwachting van de uitspraak van de rechtbank kunnen de curatoren de verder zetting reeds
toestaan na hiertoe te hebben overlegd met het personeel.
Inning van schuldvordering en geldsommen: (art. 51)
De curator spoort alle geldsommen en schuldvorderingen op en stort de sommen op de
Deposito en Consignatiekas.
De curator kan een beperkt bedrag op een per faillissement geïndividualiseerde bankrekening
bewaren, dienstig voor de lopende verrichtingen, onder toezicht van de rechter-commissaris die
daarvan het maximum bedrag bepaalt. (Wet van 04/09/2002)
Daden van bewaring: (art. 57)
O.a het nemen van een wettelijk hypotheek.
Aangaan van dadingen: (art. 58)
Daden van onderzoek:
De curatoren ontbieden de gefailleerde om de boeken en bescheiden vast te stellen en af te
sluiten. (art. 54)
Art. 54 FW wordt in de wet van 04/09/2002 uitgebreid. De curators moeten overgaan tot
verificatie en verbetering van de balans. Wanneer geen balans is neergelegd, moeten zij die
opmaken en neerleggen in het faillissementsdossier.
Eventueel kan de hulp van een accountant worden ingeroepen wanneer de activa voldoende
zijn om de kosten ervan te dekken.
Indien er echter bij de aangifte van de staking van betaling geen balans werd neergelegd of
wanneer uit het nazicht blijkt dat er aanzienlijke correcties noodzakelijk zijn, kan de rechtbank,
op verzoek van de curators, de bestuurders en de zaakvoerders van de failliete rechtspersoon
hoofdelijk veroordelen tot de kosten voor de opmaak van de balans.
7
De rechter-commissaris kan iedereen horen aangaande het onderzoek van de boekhouding of de
omstandigheden van het faillissement. (art 55)
Binnen de twee maanden maakt de curator een verslag op dat met opmerkingen van de rechtercommissaris wordt overgemaakt aan de Procureur des Konings.
De curator en de rechter-commissaris worden door de Procureur de Konings in kennis gesteld
van het feit dat de gefailleerde of de bestuurders of zaakvoerders van de gefailleerde
vennootschap vervolgd worden voor strafbare feiten of indien er tegen hen een bevel tot
medebrenging of aanhouding werd verleend.. (art. 61 FW)
4. AANGIFTE EN VERIFICATIEE VAN SCHULDVORDERINGEN:
Voortaan moeten alle schuldeisers zonder uitzondering aangifte doen van hun schuldvordering.
Dus ook de hypothecaire, pandhoudende en bijzonder bevoorrechte schuldeisers, evenals
fiscale en andere administraties. De wet van 04/09/2002 stelt dat de aangifte van
schuldvordering de gegevens moet vermelden zoals opgesomd in art. 63 FW, bij gebreke
waarvan de curators de vordering kunnen verwerpen, of ze beschouwen als chirografair.
De wet van 20/07/2005 voegt eraan toe dat elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke
zekerheidstelling dit in zijn aangifte van schuldvordering moet vermelden of dit uiterlijk moet
melden binnen de zes maanden van het vonnis van faillietverklaring, tenzij het faillissement
eerder werd afgesloten. Zij moeten de naam, voornaam en adres vermelden van de natuurlijke
persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, bij gebrek
waaraan deze bevrijd is.
De wet van 04/09/2002 heeft een belangrijk artikel 63bis ingevoerd waarin gesteld wordt dat
alle gedingen met betrekking tot de boedel, aanhangig op datum van faillissement, waarin de
gefailleerde betrokken is, van rechtswege geschorst worden totdat de aangifte van
schuldvordering is gedaan. Zij blijven geschorst tot na de neerlegging van het proces-verbaal
van verificatie, tenzij de curator de gedingen hervat in het belang van de boedel.
Indien de aldus ingediende schuldvordering in het eerste proces-verbaal van verificatie wordt
aanvaard, wordt het hangende geding dat betrekking heeft op deze schuldvordering zonder
voorwerp.
Indien de aldus ingediende schuldvordering in het eerste proces-verbaal van verificatie wordt
betwist of aangehouden, dan wordt de curator verondersteld het hangende geding te hervatten,
minstens voor de beslechting van het betwiste of aangehouden gedeelte.
De curator verricht de verificatie op de plaats die hij het meest aangewezen vindt doch steeds in
aanwezigheid of na behoorlijke oproeping van de gefailleerde. De aanwezigheid van de
rechter-commissaris is niet vereist.
8
De wet van 6 december 2005 wijzigt de procedure van verificatie de schuldvorderingen.
In het vonnis van faillietverklaring wordt thans de datum voorzien waarop het eerste PV van
Verificatie der Schuldvorderingen moet worden neergelegd ter griffie.
Vervolgens, viermaandelijks, te rekenen van de datum van de neerlegging van het eerste PV
van verificatie, en gedurende de daaropvolgende zestien maanden, leggen de curators ter griffie
een aanvullend PV van verificatie neer waarin zij het vorige PV van verificatie overnemen, de
aangehouden vorderingen verder verifiëren en de schuldvorderingen verifiëren die sedertdien
ter griffie werden ingediend.
De curator stelt bijgevolg in totaal vijf PV’s van verificatie op. De curator, de rechtercommissaris en de griffier ondertekenen deze PV’s.
In het PV van Verificatie kan de curator de ingediende schuldvorderingen aanvaarden (in het
bevoorrecht of in het gewoon passief), aanhouden tot de volgende verificatie, of betwisten. De
rechter-commissaris verwijst de betwistingen betreffende de niet aangenomen
schuldvorderingen naar de rechtbank.
De betwistingen worden op een later te bepalen datum behandeld ofwel worden deze naar de
bijzondere rol verwezen ten einde in staat te worden gesteld voor latere behandeling.
Het recht om opname te vorderen van een schuldvordering in het passief van een faillissement
verjaart na één jaar te rekenen vanaf het faillietverklarend vonnis. (art. 72)
Uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor een schuldvordering die voortvloeit uit procedure tot tussenkomst
of vrijwaring die eerder was ingesteld. Ook indien de vordering volgt uit een vonnis van een andere rechtbank: dan
verjaart het recht om opname te vorderen zes maanden nadat dit vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen.
Schuldeisers die te laat hun vordering indienen verliezen in ieder geval hun recht op de uitkeringen die reeds
gebeurd zijn.
Afgifte Fiscale attesten:
Voor het terugvorderen van de BTW werd de afgifte van een fiscaal attest door de curator
overbodig gemaakt door een wet van 7 april 2005 tot wijziging van het KB nr. 4 van
29/12/1969 m.b.t. de teruggaven inzake BTW, de Faillissementswet en het Wetboek van
Inkkomstenbelastingen 1992, strekkende tot een rechtvaardige fiscale behandeling van de
schuldeisers in het kader van een gerechtelijk akkoord of faillissement .
Er werd een vermoeden van verlies van schuldvordering ingevoerd op datum van het vonnis
van faillietverklaring.
Art. 80 FW voorziet dat de curators voortaan binnen een maand na het vonnis dat de sluiting
van het faillissement beveelt, een kopie van de verbeterde vereenvoudigde rekening samen met
9
een overzicht van de bedragen die effectief werden uitgekeerd aan de verschillende
schuldeisers, aan de administratie van de BTW en de administratie van de ondernemings- en
inkomensfiscaliteit dienen te bezorgen.
Bijgevolg kan het zijn dat de schuldeisers die het geheel of een deel van de BTW terugbetaald
hebben gekregen, na faillissement een pro rata gedeelte van het door de curator uitbetaalde
dividend zullen moeten terugbetalen aan de BTW.
5. SLUITING BIJ ONTOEREIKEND ACTIEF:
Wanner het actief ontoereikend is om de vermoedelijke kosten van beheer te dekken kan het
faillissement door de rechtbank op verzoek van de curator worden afgesloten. De wet van
04/09/2002 voorziet dat de rechtbank zelfs ambtshalve de sluiting kan uitspreken na de curators
te hebben gehoord.
De gefailleerde wordt opgeroepen per gerechtsbrief.
De partijen worden in raadkamer gehoord over de verschoonbaarheid en over de sluiting van
het faillissement.
De wet van 04/09/2002 wijzigt art. 73 in die zin dat thans de rechtbank de gefailleerde
verschoonbaar verklaart wanner hij beantwoordt aan de in art. 80 en 81 gestelde voorwaarden.
In het nieuwe art. 80 wordt gesteld dat de rechtbank, behalve in gewichtige omstandigheden,
met bijzondere redenen omkleed, de verschoonbaarheid uitspreekt van de ongelukkige
gefailleerde die ter goeder trouw handelt.
Ingevolge de wetswijziging dd. 20/07/2005 voorziet art. 81 nog enkel in het feit dat de
gefailleerde rechtspersoon niet verschoonbaar kan verklaard worden.
De wet van 20/07/2005 heeft tevens een regeling uitgewerkt voor de personen die kosteloos
persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde:
Deze kunnen eventueel genieten van een bevrijding.
Een artikel 72 bis werd ingevoegd waarin gesteld wordt dat, om te kunnen genieten van de
bevrijding, de personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de
gefailleerde ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring moeten neerleggen,
waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten en hun
patrimonium is.
Een artikel 72ter zegt wat deze verklaring moet vermelden en welke stukken bij deze verklaring
moeten worden gevoegd.
Artikel 73 werd aangevuld met de melding dat buiten de gefailleerde, tevens de personen die
zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld en die de voornoemde verklaring ter griffie
hebben ingediend, evenals de schuldeiser die genieten van een persoonlijke zekerheid, worden
10
opgeroepen door de rechtbank per gerechtsbrief. De betrokken partijen worden niet enkel over
de verschoonbaarheid van de gefailleerde gehoord doch tevens over de bevrijding van de
personen die zich kosteloos persoonlijk zeker stelden.
De rechtbank kan de personen die zich kosteloos persoonlijk zeker stelden voor de gefailleerde
bevrijden indien zij beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in art. 80, derde lid.
Volgens dit laatste artikel kan de rechtbank de gehele of gedeeltelijke bevrijding van de
persoon die zich kosteloos zeker heeft gesteld voor de gefailleerde uitspreken wanneer zij
vaststelt dat diens verbintenis niet in verhouding met zijn inkomsten en met zijn patrimonium
is, tenzij hij zijn onvermogen frauduleus organiseerde. (zie ook addendum bij deze tekst)
De curator moet het nodige hebben gedaan om de werknemers de wettelijk bepaalde sociale
bescheiden af te leveren.
Het sluitingsvonnis dient te worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
De tenuitvoerlegging van het vonnis tot sluiting van het faillissement bij ontoereikend actief
wordt opgeschort gedurende een maand vanaf voornoemde publicatie.
6. VEREFFENING VAN HET FAILLISSEMENT:
Verkoop van goederen: (art. 49 en 75)
de activa onderhevig aan spoedig bederf of snelle waardevermindering, of wanneer de kosten voor het
bewaren van de goederen, de activa van het faillissement in acht genomen, te hoog zijn (wet van 04/09/2002),
kunnen door de curator onmiddellijk verkocht worden met machtiging van de rechter-commissaris; (art. 49)
- de overige goederen kunnen voortaan verkocht worden vanaf de sluiting van het procesverbaal van verificatie van de schuldvorderingen of vanaf elke latere datum (wet van
04/09/2002).
- de gefailleerde wordt opgeroepen door de rechter-commissaris ten einde gehoord te worden
over de vereffeningswijze van de activa; De curator maakt van de bespreking een procesverbaal op.
- De rechtbank kan een curator ad hoc aanstellen op verzoek van schuldeisers of de
gefailleerde; deze kan de Rechtbank vragen de verkoop te verbieden wanneer deze de
belangen van de schuldeisers zou schaden;
- De rechtbank kan eventueel op vordering van de curator de overdracht van een onderneming
in werking bekrachtigen onder de voorwaarden die partijen hebben bedongen.
Vergaderingen:
De rechter-commissaris kan de schuldeisers steeds bijeenroepen. (art. 76)
11
Vanaf het derde jaar na de verjaardag van het faillietverklarend vonnis kan de rechtercommissaris, op verzoek van een schuldeiser, onder zijn voorzitterschap een vergadering van
de schuldeisers bijeenroepen waarop nopens de vereffening verslag wordt uitgebracht door de
curator (Wet van 04/09/2002).
De rechter-commissaris roept de vergadering bijeen indien hiertoe wordt verzocht door
schuldeisers die meer dan een derde van de schulden vertegenwoordigen.
De op de bijeengeroepen vergadering aanwezige schuldeisers kunnen, bij gewone meerderheid,
de curators ermede belasten te onderhandelen over een vaste prijs voor het geheel of een
gedeelte van de rechten of de rechtsvorderingen die nog niet voldaan zijn, en ze te
vervreemden.
Sluitingsvergadering ingevolge vereffening van het faillissement: (art.79)
Wanneer de vereffening beëindigd is, worden de schuldeisers en de gefailleerde bijeengeroepen
door de curators.
De curator roept de schuldeisers op met een rondschrijven waarin zij een vereenvoudigde
rekening voorleggen.
Op de vergadering wordt de rekening besproken en afgesloten.
De schuldeisers geven in voorkomend geval hun advies over de verschoonbaarheid van de
gefailleerde natuurlijke persoon.
Betwistingen omtrent de afrekening dienen op de betrokken vergadering voorgelegd te worden.
Nadat de betwistingen omtrent de afrekening door de rechtbank werden beslecht zal de
rechtbank, op verslag van de rechter-commissaris en nadat de gefailleerde behoorlijk werd
opgeroepen, de sluiting van het faillissement uitspreken.
De rechter-commissaris doet aan de rechtbank in raadkamer mededeling van de beraadslaging
van de schuldeisers over de verschoonbaarheid van de gefailleerde en brengt verslag uit over de
omstandigheden van het faillissement.
De regels inzake verschoonbaarheid voor de gefailleerde en inzake eventuele bevrijding van de
persoon die zich kosteloos zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, zoals hiervoor uiteengezet
onder 5, worden hier eveneens toegepast.
Wanneer de rechtbank de verschoonbaarheid uitspreekt moet het vonnis van sluiting van het
faillissement inhoudend de beslissing tot verschoonbaar verklaring bekend gemaakt worden via
publicatie in het Belgisch Staatsblad.
De beslissing over de verschoonbaarheid is vatbaar voor derdenverzet bij wijze van een
dagvaarding die de individuele schuldeisers binnen een maand te rekenen van de
bekendmaking van het vonnis tot sluiting van het faillissement ervan aan de curator en aan de
gefailleerde kunnen doen.
12
Van het vonnis dat de sluiting van het faillissement gelast, wordt door toedoen van de griffier
aan de gefailleerde kennis gegeven.
Gezien volgens de wet van 04/09/2002 (zie hiervoor) de gefailleerde voortaan wordt
opgeroepen in raadkamer om gehoord te worden over de verschoonbaarheid dient te worden
aangenomen dat de gefailleerde beroep of verzet kan aantekenen tegen de beslissing over de
verschoonbaarheid en dit binnen de maand vanaf de kennisname van het sluitingsvonnis.
De echtgenoot van de gefailleerde die zich persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld voor de
schuld van deze laatste, wordt ingevolge de verschoonbaarheid bevrijd van die verplichting.
(art. 82).
De schuldeisers kunnen hun rechtsvorderingen tegen de gefailleerde slechts terug uitvoeren
wanneer deze niet verschoonbaar werd verklaard.
De beslissing tot sluiting van de verrichtingen van het faillissement van de rechtspersoon
ontbindt deze en brengt de onmiddellijke sluiting van zijn vereffening mee. Artikel 185 van het
Wetboek van vennootschappen is van toepassing. De beslissing wordt door toedoen van de
griffier bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad . Dat uittreksel vermeldt de
naam, de voornaam en het adres van de personen die als vereffenaars worden beschouwd. (art.
83 al. 1)
De sluiting van het faillissement maakt een einde aan de opdracht van de curators en houdt een
algemene kwijting in.
7. SOORTEN SCHULDEISERS EN HUN RECHTEN:
Het volstaat hier te verwijzen naar de wettekst (art. 84-98) gezien er aan de bestaande
rechtstoestand van de besproken schuldeisers niet wordt geraakt. Het gaat hier voornamelijk
over mede-schuldenaars en borgen.
Ook de regeling tussen echtgenoten wordt herhaald in de artikelen 98-1.00.
8. UITDELING AAN SCHULDEISERS:
Wat de voortijdige uitdeling van dividenden betreft zoals voorzien in art. 92 FW is er weinig
veranderd tegenover het vroeger geldend systeem.
13
Wel voorziet art. 46 FW thans specifiek dat na de faillietverklaring en vóór de sluiting van de
vereffening van het faillissement, de curators de mogelijkheid hebben de ontslagen
werknemers, met toestemming van de rechter-commissaris, een voorschot toe te kennen dat
gelijk is aan de verschuldigde bezoldigingen en vergoedingen, en dat niet hoger mag liggen dan
80 % van het in artikel 19, 3°bis, eerste lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851
bedoelde bedrag. (Ingevoegd bij wet van15.07.2005- B.S. 01.08.2005)
9. VERKOOP VAN ONROERENDE GOEDEREN:
De vroegere regeling wordt herhaald.
Indien geen uitwinningen zijn begonnen kunnen alleen de curatoren tot verkoop overgaan,
behoudens de eerst ingeschreven hypothecaire schuldeiser die zijn verkoop kan vervolgen
tenzij de curatoren van de rechtbank de schorsing van de tenuitvoerlegging bekomen die dan
maximum voor één jaar zal gelden.
10. TERUGVORDERING:
Artikel 101 stelt dat de onbetaalde verkoper niettegenstaande het faillissement van de koper, de
onder een beding van eigendomsvoorbehoud verkochte roerende goederen kan terugvorderen
voor zover het eigendomsvoorbehoud schriftelijk is opgesteld (wet 04/09/2002) uiterlijk op het
ogenblik van de levering van de goederen.
Het opstellen van een geschrift betreft een vormvoorschrift waardoor de tegenstelbaarheid van
de clausule van eigendomsvoorbehoud aan derden wordt bekomen.
Het geschrift mag opgemaakt worden na het sluiten van de overeenkomst doch uiterlijk op het
ogenblik van de levering.
Het eigendomsvoorbehoud kan bedongen worden voor alle soorten goederen. Betreft het
soortgoederen, dan moet de identificatie mogelijk blijven.
Een eigendomsvoorbehoud dat dient tot zekerheid van andere leveringen of andere
schuldvorderingen die niets te maken hebben met de goederen die teruggevorderd worden, is
uitgesloten.
Op straffe van verval dient de terugvordering te worden ingesteld voor de sluiting van het
proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen.
Indien de bewaring of de teruggave van de teruggevorderde goederen kosten heeft veroorzaakt
ten laste van de boedel, kan de curator eisen dat deze kosten betaald worden bij de afgifte van
de goederen. Indien de eigenaar weigert deze kosten te betalen dan is de curator gerechtigd het
retentierecht uit te oefenen. (Wet 04/09/2002 – nieuw vierde lid aan art. 101)
14
Hij die een zaak terugvordert, is verplicht voor de terugname in de boedel de door hem in
mindering ontvangen bedragen, alsmede alle voorschotten gedaan voor vracht of vervoer,
commissie, verzekering of andere kosten terug te geven, en de wegens dezelfde oorzaken
verschuldigde bedragen te betalen. (art. 105)
Volgens art. 150 is art. 101 slechts van toepassing op clausules van eigendomsvoorbehoud,
voor zover deze schriftelijk zijn bedongen na de inwerkingtreding van deze bepaling, hetzij na
1 januari 1998.
De goederen moeten zich nog in natura bevinden bij de schuldenaar en mogen niet onroerend
door bestemming geworden zijn.
De curator beschikt over een lossingsrecht. In het belang van de boedel kan hij met machtiging
van de rechter-commissaris de terugvordering afwijzen tegen betaling van de overeengekomen
prijs, met uitsluiting van intresten en strafbedingen, die in voorkomend geval schulden van de
boedel blijven. (art. 108)
Voor het overige blijven de rechten van eigenaars-schuldeisers ongewijzigd. (zie art.
102,103,104,106,107)
11. AANSPRAKELIJKHEID ZAAKVOERDERS-BESTUURDERS:
De wet van 04/09/2002 heeft ook een belangrijke wijziging aangebracht aan het wetboek van
vennootschappen waardoor de aansprakelijkheid van zaakvoerders-bestuurders van
vennootschappen meer zou kunnen aangesproken worden.
Artikel 265 en 530 van de vennootschapswet, respectievelijk van toepassing op de zaakvoerders van de BVBA en
de bestuurders van de NV, stelt dat indien bij faillissement van de vennootschap de schulden de baten overtreffen
kunnen zaakvoerders-bestuurders of gewezen zaakvoerders-bestuurders, alsmede alle andere personen die ten
aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan
niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap
ten belope van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft
bijgedragen tot het faillissement.
Vroeger bestond er discussie omtrent het feit of enkel de curators dan wel ook de individuele
schuldeisers een vordering op grond van voornoemde artikels konden instellen. Indien men er
van uitging dat de individuele schuldeiser wel degelijk deze vordering kon stellen stelde zich
nog de bijkomende vraag of de schade die aldus werd aanvaard en/of toegekend al dan niet
diende toe te komen aan de individuele schuldeiser dan wel aan het faillissement.
De wet van 04/09/2002 heeft getracht aan deze discussie een einde te stellen door aan de
betrokken artikels een lid toe te voegen dat stelt: “Zowel de curators als de benadeelde
schuldeisers kunnen de rechtsvordering instellen. De benadeelde schuldeiser die een
rechtsvordering instelt, brengt de curator hiervan op de hoogte. In het laatste geval is het bedrag
toegekend door de rechter beperkt tot het nadeel geleden door de schuldeisers die de vordering
15
hebben ingesteld. Dat bedrag komt uitsluitend aan hen toe, ongeacht enige vordering van de
curators in het belang van de boedel van de schuldeisers.”
Tevens wordt als kennelijke grove fout beschouwd: “iedere vorm van ernstige en
georganiseerde fiscale fraude in de zin van art. 3 § 2, van de wet van 11 januari 1993 tot
voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.”
Gezien deze wijzigingen aan de vennootschapswet kan rederlijkerwijze verwacht worden dat
meerdere individuele schuldeisers alsnog hun vordering zullen trachten te recupereren, buiten
het faillissement om, door de zaakvoerder-bestuurders rechtstreeks aan te spreken op basis van
een kennelijk grove fout.
In de faillissementen waar er onvoldoende actief is om zulke procedure te provisioneren bestaat
thans mogelijk de kans voor de curators om mee op de kar te springen van de individuele
schuldeiser voor zover kan aangetoond worden dat de te bewijzen kennelijk grove fout niet
alleen de schade van de individuele schuldeiser heeft veroorzaakt doch tevens de schade van de
massa der schuldeisers.
Bij programmawet van 20/07/2006 werden er bijkomende wijzigingen aangebracht aan de
vennootschapswet, het wetboek van Inkomstenbelastingen en het BTW Wetboek, die de
aansprakelijkheid van zaakvoerders-bestuurders nogmaals verzwaren.
De zaakvoerders-bestuurders, gewezen bestuurders en feitelijke bestuurders kunnen op
vordering van de RSZ en de curator persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld
voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement
verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen. (art. 265 § 2 en 530 § 2 Wetboek Vennootschappen)
Verder voorziet het nieuwe artikel 442 quater van het Wetboek van Inkomstenbelastingen en
artikel 93undecies C uit het BTW Wetboek, dat ingeval de rechtspersoon niet tegemoet komt
aan haar verplichting om bedrijfsvoorheffing of BTW te betalen, de bestuurder of bestuurders
van de vennootschap, die belast zijn met het dagelijks bestuur, hoofdelijk aansprakelijk zijn
voor deze tekortkoming als deze tekortkoming te wijten is aan een fout in de zin van art. 1382
BW, die ze hebben begaan bij het besturen van de vennootschap rechtspersoon..
Deze hoofdelijke aansprakelijkheid kan uitgebreid worden tot andere bestuurders van de
vennootschap of rechtspersoon wanneer zij een fout hebben begaan die heeft bijgedragen tot
het ontstaan van deze tekortkoming.
-------------------------------------------------BENJANUN QUANJARD
ADVOICAAT
Adm. De Boisotstraat 20
2000 Antwerpen
TeL:
031216.35.36
Fa.x: 031216.18.12
Email: [email protected]
Website: www.bankruptcy.be
16
ADDENDUM:
TOESTAND VAN DE PERSONEN DIE ZICH PERSOONLIJK ZEKER HEBBEN GESTELD:
Conform art. 80, lid 3 FW kunnen deze personen worden bevrijd onder de volgende voorwaarden:



Het moet gaan om natuurlijke personen;
Die zich kosteloos hebben zeker gesteld;
Wanneer de rechtbank vaststelt dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten en met hun
patrimonium is.
Men is het er thans over eens dat personen die zich zeker hebben gesteld niet alleen de borgen betreffen.
Het toepassingsgebied strekt zich uit tot alle persoonlijke zekerheidstellingen. Hieronder vallen o.a. de
medeschuldenaars, de avalgever, de schuldenaar van een intentieverklaring….Echter niet de persoonlijke
zakelijke zekerheidsteller. (zie verder)
Ik wijs erop dat de bevrijding mogelijk is voor alle natuurlijke personen die zich persoonlijk zeker hebben
gesteld, onafhankelijk van het feit of de gefailleerde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is. Met
andere woorden de hoofdschuldenaar waarvoor de natuurlijke persoon zich zeker stelde kan zowel een
natuurlijke als een rechtspersoon zijn
Het tweede criterium voor een eventuele bevrijding betreft de kosteloosheid van de zekerheidstelling.
In een vonnis van 12/12/2005 van de zesde kamer van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, dat
bij deze bijlage is gevoegd, wordt het begrip kosteloosheid ruim ontleed met verwijzing naar de
voorbereidende werken op de diverse wetten en naar de rechtspraak terzake van het Arbitragehof.
De kosteloosheid wordt omschreven als “de afwezigheid van enig persoonlijk belang”, het gebrek aan een
indirect economisch voordeel voor de borg….
De borgstelling van zaakvoerders werd in de rechtspraak en rechtsleer als niet kosteloos aanzien om reden
dat men van oordeel is dat de zaakvoerders van een vennootschap wel degelijk belang hebben bij hun
borgstelling. Door hun borgstelling bekomen zij krediet waarmede zij investeringen kunnen doen die
kunnen leiden tot grotere winst voor de vennootschap en onrechtstreeks tot een hogere bezoldiging en/of
uitkering van een dividend.
In het bijgevoegde vonnis wordt eveneens geoordeeld dat de borgstelling van de zaakvoerder doch tevens
de borgstelling van diens onder gemeenschap van goederen gehuwde vrouw, voor de verbintenissen van de
vennootschap, niet kosteloos waren gezien beiden een economisch belang hadden daar zij beiden inkomsten
uit de vennootschap konden verwachten.
De betrokken borgen werden dan ook niet bevrijd.
De rechtbank zal moeten oordelen over de al dan niet bevrijding die bijgevolg niet automatisch wordt
toegekend.
De rechtbank oordeelt over het feit of de verbintenis van de persoonlijke zekerheidsteller al dan niet in
verhouding met zijn inkomsten en met zijn patrimonium is. De wet voorziet hier echter geen
beoordelingscriteria. De rechtbank oordeelt soeverein. De wet voorziet enkel dat wanneer de persoonlijke
zekerheidsteller zijn onvermogen frauduleus heeft georganiseerd hij uiteraard niet kan worden bevrijd.
17
De zekerheidsteller dient zijn bevrijding uitdrukkelijk te vragen door een verklaring neer te leggen ter
griffie van de rechtbank van koophandel waarin hij bevestigt dat zijn verbintenis niet in verhouding is
met zijn inkomsten en patrimonium. Dit dient hij ook te bewijzen. Hiertoe dient hij de nodige
bewijsstukken bij zijn verklaring te voegen. (art. 72bis FW) Het betreft volgende stukken:
1.
2.
3.
de kopie van zijn laatste aangifte in de personenbelasting;
het overzicht van alle activa of passiva die zijn patrimonium vormen;
elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten;
De rechtbank zal de betrokken partijen, hetzij de gefailleerde, de schuldeiser die beschikt over een
persoonlijke zekerheidstelling en dit tijdig heeft gemeld, en de zekerheidsteller zelf, horen. Nogmaals de
rechtbank oordeelt soeverein en kan een gehele of gedeeltelijke bevrijding al dan niet toestaan. Er weze
opgemerkt dat de bevrijdingsregels totaal los staan van de eventuele verschoonbaarverklaring van de
gefailleerde. Voor de bevrijding houdt de rechtbank enkel rekening met de vermogenstoestand van de
persoonlijke zekerheidsteller.
In principe wordt er uitspraak gedaan naar aanleiding van de afsluiting van het faillissement. (zie art. 80 lid
3, ingeval van sluiting bij vereffening en art 73 FW ingeval van sluiting bij ontoereikend of gebrek aan
actief).
Zowel de schuldeiser die beschikt over een persoonlijke zekerheidstelling als de natuurlijke persoon die
zich kosteloos zeker heeft gesteld kunnen vanaf 6 maanden na het faillissementsvonnis de rechtbank
verzoeken reeds vervroegd te oordelen over de al dan niet bevrijding van de persoon die zich zeker heeft
gesteld. (art. 80 lid 6 FW).
Het nieuwe artikel 24bis Faill.W. bepaalt dat de middelen van tenuitvoerlegging opgeschort worden ten
laste van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde vanaf het vonnis van
faillietverklaring tot aan de sluiting van het faillissement.
Ondertussen werd dit artikel bij programmawet van 20/07/2006 – BS 28/07/2006 aangevuld met volgende
alinea: “Wanneer de persoonlijke borg door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting is ontslagen,
verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om individueel een vordering op zijn goederen in te stellen.”
Tot slot wens ik er nog op te wijzen dat met “de natuurlijke personen die zich kosteloos zeker hebben
gesteld” niet de personen worden bedoeld die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de verbintenissen
van een derde door hun woning in hypotheek te geven. Het betreft hier een persoonlijke zakelijke zekerheid
die slechts slaat op een gedeelte van het patrimonium van de zekerheidsteller, met name de woning, en niet
op het volledige patrimonium. Volgens een arrest van 25/01/2006 van het Arbitragehof, eveneens gehecht
aan dit addendum, behoort het tot de bevoegdheid van de wetgever om enkel die personen die zich met heel
hun vermogen hebben verbonden in aanmerking te laten komen voor een gehele of gedeeltelijke bevrijding.
De wetgever heeft dit niet voorzien voor personen die zich alleen ten belope van een bepaald onroerend
goed hebben verbonden. Volgens hetzelfde arrest behoort het aan de beoordelingsbevoegdheid van de
wetgever om te beslissen of deze laatsten al dan niet moeten worden beschermd.
-----------------------------------------
18
Download