Deel_8

advertisement
Deel 8. Faillissements- en zekerhedenrecht
Hoofdstuk 20. De faillissementsprocedure
Afdeling 1. Faillissementsvereisten

Materiële faillissementsvereisten
1.
Handelaar of handelsvennootschap
Slechts handelaars en handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid kunnen failliet verklaard worden.
Vzw’s en burgerlijke vennootschappen met handelsvorm kunnen dus niet failliet verklaard worden.
Voor niet-handelaars en natuurlijke personen bestaat de procedure van collectieve schuldenregeling.
Collectieve schuldenregeling
Dit is onder toezicht van de arbeidsrechtbank. Elke persoon met woonplaats in België die geen koopman is kan een verzoek
sturen. Vereist is wel dat hij zijn onvermogen niet kennelijk heeft bewerkstelligd. Wordt het verzoek toelaatbaar verklaard, dan
kan de schuldenaar niet langer over zijn goederen beschikken. Er wordt een schuldbemiddelaar aangesteld.
Het faillissement van één der vennoten in een handelsvennootschap zonder of met onvolkomen rechtspersoonlijkheid
veroorzaakt de van rechtswege ontbinden van die vennootschap. Bij een onvolkomen handelsvennootschap brengt het quasiautomatisch het faillissement van haar werkerende vennoten met zich mee.
2.
Staking van betaling
De vereiste dat men zijn betalingen gestaakt moet hebben is een kwestie van liquiditeit: voor een faillissement worden niet alle
activa en passiva in de weegschaal gelegd, maar volstaat het dat de eisbare passiva de beschikbare activa overtreffen.
De aard van de schuld, de oorzaak van de schuld, het aantal schuldeisers en het bedrag van de schuld heeft geen belang.
In principe moet de handelaar of handelsvennootschap die zijn betalingen gestaakt heeft, binnen de maand de boeken
neerleggen.
3.
Geschokt-zijn van krediet
Indien men geen krediet meer kan verschaffen, ook niet bij leveranciers en banken en als gevolg daarvan zijn handelsactiviteit
niet meer kan verder zetten.

Formele faillissementsvereisten
1.
Faillissementsvonnis: bevoegde rechtbank
Een constitutief faillissementsvonnis van de rechtbank van Koophandel is vereist vooraleer men zich in staat van
faillissement verkeerd. Dan wordt het faillissement uitgesproken, maar niet verklaard.
Het beginsel van de eenheid van het faillissement: een handelaar of de handelsvennootschap kan geen tweede maal
failliet verklaard worden, vooraleer het eerste faillissement is afgesloten.
2.
Wie vordert het faillissement?
Het bestuursorgaan van een vennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid behoefte voor de aangifte van de staking
van betaling uiteraard geen voorafgaande toestemming.
Aangifte zelf: codex
Ook elke belanghebbende schuldeiser kan het faillissement vorderen. Het volstaat een zekere schuldvordering te hebben.
Ook het openbaar ministerie kan het faillissement vorderen.
3.
Procedure van voorlopige onttrekking van bestuur (codex)
4.
Publicatie en rechtsmiddelen (codex)
Afdeling 2. Organisatie van het faillissement
1.
De curator
1.
Benoeming
Hij heeft twee gezichten.
Enerzijds neemt hij tijdelijk de plaats in van de gefailleerde en gaat hij over als beheerder van het actief en gaat hij
bijvoorbeeld voer tot de invordering van de bedragen en de goederen die derden aan de gefailleerde nog verschuldigd
waren.
Anderzijds vertegenwoordigt hij tijdelijk de gezamenlijke schuldeisers en weert hij zekere schuldvorderingen uit het actief.
De curator vertegenwoordigt enkel de chirografaire schuldeisers en dus niet de hypothecaire en bevoorrechte
schuldeisers, die hun eigen belangen verder mogen verdedigen.
2.
Algemene omschrijving van de bevoegdheid van de curator
De individuele schuldeisers kunnen geen vorderingen meer inleiden tegen derden die (mede) aansprakelijk zijn voor het
faillissement (bankier, RSZ, bestuurders). De curator kan dit immers wel.
3.
De specifieke bevoegdheden van de curator
Hij heeft tot taak het actief van de gefailleerde zo intact mogelijk te houden en te maken; vervolgens de niet-geldelijke
bestanddelen ervan zo goed mogelijk te verkopen o, ten slotte, de opbrengsten te verdelen onder de schuldeisers.
De verzegeling van de goederen : goederen worden ontzegeld door de curator, in aanwezigheid van de vrederechter,
naarmate zij worden geïnventariseerd.
Wat kan een curator doen

Verjaringen stuiten, onbetaalde wisselbrieven protesteren, hypothecaire inschrijvingen nemen of doen vernieuwen,
een hypotheek te vestigen op de onroerende goederen van de gefailleerde

Hypotheek nemen op goederen van schuldenaars van de gefailleerde

Het opsporen en innen van alle schuldvorderingen of bedragen, die aan de gefailleerde verschuldigd zijn

Dadingen aangaan over alle geschillen die de boedel aanbelangen (mits machtiging rechter-commissaris)

Dadelijk verkopen van zaken die aan spoedig bederf of dreigende waardevermindering onderhevig zijn (mits
machtiging rechter-commissaris)

Mits machtiging van de rechtbank van koophandel – het bedrijf van de gefailleerde enige tijd voortzetten
Wat kan hij niet doen

persoonlijke vorderingen van de gefailleerde en met de persoon verbonden recht, uitoefenen.
2.
De rechter-commissaris
Hij is belast met het toezicht op de curator teneinde de zaken te bespoedigen. (codex)
De curator maakt een balans op van activa en passiva. Hij verdeelt de passiva in enerzijds "schulden in de massa"
(vorderingen van schuldeisers) en "schulden van de massa" (kosten die de curator maakt en die steeds voor alle andere
bevoorrecht zijn).
3.
De rechtbank van koophandel
Beslechten van de betwistingen die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met het faillissement.
Afdeling 3. Het actief van het faillissement
1.
De buitenbezitstelling
De gefailleerde wordt buiten het bezit van zijn goederen gesteld. De gefailleerde blijft meester voer alle rechten die uitsluitend
verband houden met zijn persoon en kan bijvoorbeeld zelf beslissen een vordering in te stellen tot vergoeding van de morele
schade die hij heeft geleden ten gevolge van een verkeersongeval.
2.
De verdachte periode
1.
Begrip
De periode die loopt vanaf het tijdstip waarop de betalingen gestaakt werden tot aan de faillietverklaring.
Maximale duur: 6 maanden
2.
De niet-tegenstelbaarheid van handelingen voor de verdachte periode (codex)
3.
De niet-tegenstelbaarheid van rechtswege
De niet-tegenstelbaarheid brengt met zich dat de aangevochten verrichting geldig blijft tussen de betrokken partijen, maar
ook dat derden met het bestaan van de handeling geen rekening moeten houden: het goed of het geld dat het actief van
de gefailleerde ten gevolgde van die verrichting verliet, moet er dus voor doeleinden van de faillissementsprocedure naar
terugkeren.
De curator moet hem opwerpen voor de bevoegde rechtbank van koophandel.
4.
De facultieve niet-tegenstelbaarheid (codex)
3.
Het reinvidicatierecht (terugeisen van de goederen) van de eigenaar en van de onbetaalde koper (codex)
Afdeling 4. Het passief van het faillissement
1.
Aangifte en verificatie van schuldvorderingen (codex)
Het collectief beslag dat ten name van de gezamenlijke schuldeisers wordt gelegd wil hun gelijke behandeling waarborgen.
Derhalve komt het er voor de curator en de rechter-commissaris op aan dat de aanspraken van de verschillende
schuldeisers op hun juist bedrag te taxeren: vandaar de procedure van aangifte en verificatie van schuldvorderingen.
2.
Schulden op termijn en onder voorwaarde
De termijnschulden worden onmiddellijk eisbaar ingevolge het faillissement.
De schuldeisers onder ontbindende voorwaarde delen in de opbrengst van de boedel maar moeten waarborgen dat zij het
ontvangen dividend zullen terugstorten als de voorwaarde in vervulling gaat.
De schuldeisers onder opschortende voorwaarde delen in de opbrengst als de voorwaarde in vervulling gaat. In
afwachting wordt hun dividend gereserveerd.
3.
Schuldvergelijking
De schuldenaar van de gefailleerde, die zelf een schuldvordering heeft op de gefailleerde, kan deze schuldvordering, na
faillissement, niet meer in vergelijking brengen, zodoende dat hij slechts voor het verschil schuldenaar zou blijven.
Uitzondering als schuldvorderingen uit eenzelfde oorzaak voortkomen en indien de schuldvergelijking vooraf contractueel werd
overeengekomen, zal schuldvergelijking ook na faillissement kunnen worden toegepast.
Afdeling 5. De afwikkeling van het faillissement (zie aparte bladeren)
Afdeling 6. De persoonlijke gevolgen van het faillissement voor de gefailleerde
1.
De persoonlijke situatie van de gefailleerde tijdens het faillissement
De curator moet er zorg voor dragen dat de gefailleerde in zijn levensonderhoud en dat van zijn familie kan voorzien:
daartoe wordt hem desgevallend een maandelijkse uitkering uit de failliete boedel gewaarborgd.
Aan gefailleerde wordt het gebruik van zekere persoonlijke zaken toegelaten. Levensnoodzakelijke goederen zijn niet voor
beslag vatbaar.
De gefailleerde kan een nieuwe professionele activiteit aanvatten maar die mag in geen enkel geval schade toebrengen
aan de failliete boedel. Hij kan dan zelf in zijn levensonderhoud voorzien en moet slechts de netto-opbrengst na
vergoeding van de nieuwe schuldeisers aan de curator laten. Een bepaald gedeelte van de opbrengst als nieuwe
loontrekkende is hoe dan ook onbeslagbaar, hetzelfde geldt voor onderhoudsgeld en kinderbijslag.
2.
De persoonlijke situatie na afwikkeling van het faillissement

Beroepsverbod

verbod op het aanvatten van een nieuwe commerciële activiteit

persoonlijk faillissement

kennelijke grove fout

oorzakelijk verband tussen aangeklaagde fout en het faillissement
3.
Strafbepalingen
4.
Rehabilitatie van de gefailleerde
De gefailleerde heeft principieel recht op een verschoonbaarverklaring. De echtgenoot wordt ingevolge de
verschoonbaarheid van de verplichting eveneens bevrijd.
Indien een gefailleerde van deze maatregel geniet dan wordt hij automatisch gerehabiliteerd. De schuldeisers die aangifte
deden van hun schuldvordering in het faillissement,zullen hem niet meer kunnen aanspreken tot betalen.
Een handelsvennootschap kan niet verschoonbaar verklaard worden. Bij afsluiting van het faillissement houdt zij op te
bestaan.
Hoofdstuk 21. De bevoorrechte schuldvorderingen
Afdeling 1. Enkele algemene principes
De faillissementsprocedure en het gerechtelijk akkoord gelden slechts voor de chirografaire schuldeisers.
Slechts schuldeisers met een zakelijke zekerheid, een voorrecht of een hypotheek blijven buiten het faillissement.
Afdeling 2. Algemene voorrechten
1.
Gerechtskosten
2.
Loon van de werknemers en de RSZ bijdragen
Afdeling 3. Hypotheken
Download