het hele werkwoord en de stam

advertisement
DE SPELLING
VAN DE
WERKWOORDEN
O.T.T.
O.V.T.
V.D.
KLAS 1 & 2
WERKWOORD O.T.T. – O.V.T. – V.D.
KLAS 1 & 2
ALLE WERKWOORDEN IN EEN ZIN TEZAMEN NOEMEN WE
HET WERKWOORDELIJK GEZEGDE
DAARVAN IS ER 1 DE PERSOONSVORM
Het werkwoord kan in verschillende vormen in een zin staan
Als persoonsvorm (PV)
Ik slaap op de grond
Als het hele werkwoord
Ik ga op de grond slapen
Als voltooid deelwoord
Ik heb op de grond geslapen
1
PERSOONSVORM (PV)
Dit is het werkwoord in de zin dat
 verandert bij verandering in tijd
(tegenwoordige tijd / verleden tijd)
 verandert bij verandering in getal
(enkelvoud / meervoud)
 in de zin vóóraan komt te staan als je de zin vragend maakt [ja/nee-vraag]
PV
O
Ik ga slapen (teg. tijd)
Ik ging slapen (verl. tijd)
Ik ga slapen (enkelvoud)
Wij gaan slapen (meervoud)
Ik ga slapen
Ga ik slapen?
De PV staat naast het Onderwerp,
doet mee met het Onderwerp
STAAT ER IN EEN ZIN ÉÉN WERKWOORD,
DAN IS DIT ALTIJD DE PERSOONSVORM.
In een zin kunnen meer werkwoorden staan dan alleen de persoonsvorm.
De andere werkwoorden in de zin veranderen niet mee met de tijd of met het aantal
personen, zij zijn onveranderbaar.
Het zijn
het hele werkwoord (onbepaalde wijs of infinitief)
het voltooid deelwoord
2
HET



HELE WERKWOORD (de onbepaalde wijs of infinitief)
verandert niet
staat meestal aan het einde van de zin
meer hele werkwoorden in één zin staan meestal bij elkaar
Ik ga slapen
Ik ging slapen
Wij gingen slapen
]
]
]
Bij verandering in tijd en aantal,
verandert het hele ww. niet
en staat aan einde van de zin
Je zou eens lekker moeten kunnen slapen
(meer hele werkwoorden bij elkaar)
3 HET VOLTOOID DEELWOORD:
Het voltooid deelwoord kan niet alleen in een zin voorkomen, maar wordt altijd ‘geholpen’
door een vorm van het werkwoord
hebben ]
zijn
]
deze noemen we dan ook hulpwerkwoorden
worden ]
Het voltooid deelwoord staat meestal aan het einde van de zin
De rozen worden gesnoeid
Zijn jullie daarheen gegaan?
317485045
2
WERKWOORD O.T.T. – O.V.T. – V.D.
KLAS 1 & 2
Overzicht werkwoordsspelling
Geen persoonsvorm
Persoonsvorm
Infinitief of hele werkwoord
kijk naar de stam **
Eindigt die op een medeklinker uit ’T eXFoKSCHaaP?
Ja > pv krijgt een –te(n)
Nee > pv krijgt –de(n)
317485045
Kijk naar het werkwoord
zoals het staat in het
woordenboek
Hij gaat wandelen
Wij staan te praten
Ik ben aan het spelen
3
WERKWOORD O.T.T. – O.V.T. – V.D.
KLAS 1 & 2
HET HELE WERKWOORD EN DE STAM
Het HELE WERKWOORD is de vorm waarin je het in het woordenboek kunt vinden.
Bijv. komen, kijken, verzinnen, doen, worden, vinden
Het HELE WERKWOORD vind je meestal achter in de zin.
Bijv. Ik wil jou kussen.
Meer HELE WERKWOORDEN staan achter in de zin bij elkaar.
Bijv. Ik zou jou wel eens willen laten lachen.
Het HELE WERKWOORD wordt ook gebruikt bij het meervoud van de tegenwoordige tijd
Bijv. Ik loop
wij lopen
Ik zie
jullie zien
Ik word
zij worden
DE STAM van een w.w. is de vorm die achter ik komt de ik-vorm
bijv. vliegen
ik vlieg
stam: vlieg
vinden
ik vind
stam: vind
DE STAM is meestal het hele w.w. zonder –en, maar niet altijd, soms moet je de stam
aanpassen aan de uitspraak
bijv. vinden
ik vind
lopen
ik loop
(en niet ik lop)
dromen
ik droom (en niet ik drom)
bijv.
kennen
pakken
ik ken
ik pak
(en niet
(en niet
ik kenn)
ik pakk)
DE STAM (IK-VORM) VAN HET WERKWOORD HEB JE NODIG
OM DE ANDERE VORMEN VAN HET WERKWOORD TE KUNNEN MAKEN.
Met de stam kun je de tegenwoordige tijd (o.t.t.), de verleden tijd (o.v.t.) en het voltooid
deelwoord (v.d.) van het werkwoord maken.
o.t.t.
enk
ik
jij
hij
stam
stam + t
stam + t
meerv wij
]
jullie ] hele werkwoord
zij
]
o.v.t.
IK-VORM =
S
T
A
M
enk
ik
jij
hij
stam + -de / -te
stam + -de / -te
stam + -de / -te
meerv
wij stam + -den / -ten
jullie stam + -den / -ten
zij stam + -den / -ten
v.d.
o.v.t. met –de,
o.v.t. met –te,
317485045
v.d. met een –d
v.d. met een -t
4
WERKWOORD O.T.T. – O.V.T. – V.D.
KLAS 1 & 2
DE TEGENWOORDIGE TIJD
DE TEGENWOORDIGE TIJD:
(wat nu gebeurt)
Enkelvoud
Ik
stam
je/jij
stam + t
hij, zij, u stam + t
bijv. dragen
1
ste
persoon
2de persoon
3de persoon
vinden
1ste persoon
2
de
persoon
3
de
persoon
Meervoud
wij
jullie
zij
hele werkwoord
hele werkwoord
hele werkwoord
enkelvoud
ik
draag
jij/je
draag t
hij/zij/u draag t
meervoud
wij
dragen
jullie dragen
zij
dragen
ik
vind
jij/je
vind t
hij/zij/u vind t
wij
vinden
jullie vinden
zij
vinden
Als de stam al eindigt op een -t dan zetten we er niet nog een -t achter
Bijv. zitten
ik zit
jij zit
hij zit
(en niet zitt )
katten
ik kat
jij kat
hij kat (en niet katt)
In plaats van hij / zij / het en zij (meervoud) kunnen ook andere woorden staan.
Bijv. Hij / Zij bekijkt de foto
Ali / Marion bekijkt de foto
(3de persoon enk.)
Zij lachen naar de jongen
De kinderen lachen naar de jongen
(3de persoon mv.)
LET OP:
Als jij / je vóór het werkwoord staat schrijven we stam + t
Als jij / je achter het werkwoord staat schrijven we alleen de stam
Bijv.
dragen
beginnen
vinden
jij / je draag t
jij / je begin t
jij / je vind t
draag jij / je ?
begin jij / je ?
vind jij /je?
Niet verwarren met je van je broer/zus, want deze je is niet dezelfde als jij
Je broer kun je vervangen door hij, je zus kun je vervangen door zij je schrijft hier dus de
hij/zij-vorm
VB
dragen
je broer (hij) draagt een muts
draagt je broer (hij) een muts?
je zus (zij) draagt een bril
draagt je zus (zij) een bril?
vinden
je broer (hij) vindt dat mooi
vindt je broer (hij) dat mooi?
Je gebruikt de IK-VORM (DE STAM)
1. bij ‘ik’
2. als ‘jij’ of ‘je’ achter het werkwoord staat
3. bij de gebiedende wijs (de doe-woorden)
VB
lopen ik loop
loop jij/je naar buiten?
loop naar de maan! Loop even om, man!
317485045
EZELSBRUGGETJE bij de o.t.t.
In de
Tegenwoordige Tijd
geven we alleen een
T
5
WERKWOORD O.T.T. – O.V.T. – V.D.
KLAS 1 & 2
DE VERLEDEN TIJD EN HET VOLTOOID DEELWOORD
We verdelen de werkwoorden in de verleden tijd in:
 STERKE WERKWOORDEN, zij veranderen van klank
 ZWAKKE WERKWOORDEN, zij veranderen niet van klank en krijgen in de verleden tijd
–de(n) of -te(n)
DE STERKE WERKWOORDEN veranderen van klank en hun spelling is geen probleem:
bijv. slapen sliep
geslapen
liegen loog
gelogen
gaan
ging
gegaan
lopen
liep
gelopen
kiezen koos
gekozen
kijken keek
gekeken
vinden vond
binden bond
worden werd
gevonden]
gebonden]
geworden]
bij twijfel over de –d moet je het woord langer
maken: ik vond
wij vonden ik hoor een –d,
dus ik vond met een –d.
DE ZWAKKE WERKWOORDEN zijn moeilijker. Om die te kunnen maken hebben we weer de
stam [ik-vorm] van het werkwoord nodig. Je let daarbij op de laatste letter van de stam
VERLEDEN TIJD
(wat gisteren gebeurde)
Enkelvoud
ik
jij / je
hij, zij, u
Meervoud
stam + de
stam + de
stam + de
wij
jullie
zij
stam + den
stam + den
stam + den
wij
jullie
zij
stam + ten
stam + ten
stam + ten
OF
ik
jij / je
hij, zij, u
stam + te
stam + te
stam + te
-te en -ten als de stam eindigt op -t, -x, -k, -f, -s, -ch, -p
te onthouden aan
’t ex-fokschaap OF ’t ex-kofschip
Voor de werkwoorden op –zen en –ven moeten we opletten bij de stam. De stam is namelijk aangepast
aan onze taal. In onze taal kennen wij niet een zachte medeklinker [-z en –v] aan het einde van een
woord, het wordt een harde –s en –f. Eigenlijk is dit een valse –s en valse –f.
Bonzen
Beven
Leven
ik bonz
ik beev
ik leev
wordt: ik bons
wordt: ik beef
wordt: ik leef
We kijken naar de laatste letter bonz en leev
Deze letter staat niet in het fokschaap dus –de en –den
bonzen
leven
verven
317485045
(ik)
bonzs
leevf
vervf
bonsde
leefde
verfde
ik heb gebonsd
ik heb geleefd
ik heb geverfd
6
WERKWOORD O.T.T. – O.V.T. – V.D.
KLAS 1 & 2
VOLTOOID DEELWOORD
Het voltooid deelwoord dat bij de zwakke werkwoorden hoort, eindigt op de letter waarmee
de verleden tijd is gemaakt, dus op
-d
voor de werkwoorden met -de / -den
-t
voor de werkwoorden met -te / -ten
voorbeelden
gebeuren
branden
landen
-de / -den
stam
verl.tijd
gebeur
gebeurde
brand
brandde
land
landde
voorbeelden
blaten
blaffen
plakken
sissen
kuchen
tappen
-te / -ten
stam
verl.tijd
(ik) blaat
blaatte
blaf
blafte
plak
plakte
sis
siste
kuch
kuchte
tap
tapte
volt.deelw.
is gebeurd
heeft gebrand
is geland
volt.deelw.
heeft geblaat
heeft geblaft
heeft geplakt
heeft gesist
heeft gekucht
heeft getapt
‘T eXFoKSCHaaP
DE MEESTE VOLTOOIDE DEELWOORDEN BEGINNEN MET GE-, MAAR NIET ALTIJD.
De werkwoorden die beginnen met be-, ge-, her-, er-, ont-, verkrijgen géén ge- bij het voltooid deelwoord
rekenen
kijken
spelen
ik heb gerekend
ik heb gekeken
ik heb gespeeld
maar: bewegen
gebeuren
herinneren
erkennen
ontdekken
veranderen
ik heb bewogen
het is gebeurd
ik heb herinnerd
ik heb erkend
ik heb ontdekt
ik heb/ben veranderd
EZELSBRUGGETJE bij voltooid deelwoord op een –d of –t:
Het voltooid deelwoord langer maken, dan hoor je het meestal wel.
Bijv. de les is geleerd
de geleerde les
het tijd is veranderd
de veranderde tijd
de kluis is gekraakt
de gekraakte kluis
dit werk is beëindigd
het beëindigde werk
317485045
7
WERKWOORD O.T.T. – O.V.T. – V.D.
KLAS 1 & 2
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
Hebben
ik
heb
had
jij
hebt
had
u
heeft / hebt had
hij/zij/het
heeft
Voltooid deelwoord: gehad
had
wij/jullie/zij hebben
hadden
Zijn
ik
ben
jij
bent was
u
bent was
hij/zij/het
is
wij/jullie/zij zijn
was
Voltooid deelwoord: geweest
was
waren
Kunnen
ik
kan
jij
kunt / kan kon
u
kan / kunt kon
hij/zij/het
kan
wij/jullie/zij kunnen
kon
Voltooid deelwoord: gekund
kon
konden
Mogen
ik
mag
mocht
jij
mag
mocht
u
mag
mocht
hij/zij/het
mag
mocht
Voltooid deelwoord: gemogen
wij/jullie/zij mogen mochten
Willen
ik
wil
jij
wilt / wil wilde / wou
u
wil / wilt wilde / wou
hij/zij/het
wil
wij/jullie/zij willen
wilde / wou
wilde / wou
wilden
Zullen
ik
zal
jij
zult / zal zou
u
zal / zult zou
hij/zij/het
zal
wij/jullie/zij zullen
317485045
zou
Voltooid deelwoord: gewild
Opmerking: de onregelmatige
verleden tijd "wou" wordt
voornamelijk gebruikt in de
spreektaal, en wordt door veel
taalgebruikers als "fout" ervaren,
hoewel het dit niet (meer) is.
In geschreven teksten wordt bij
voorkeur de zwakke vorm "wilde(n)"
gebruikt.
zou
zouden
8
Download