Faalangst bij hoogbegaafde kinderen Over een juiste bepaling van de hoogbegaafdheid zijn de experts het niet eens, sommigen willen alleen cognitieve hoogbegaafdheid in aanmerking nemen, anderen een veel ruimere gamma van begaafdheden, zoals talent voor kunst, muziek, en dergelijke. Voor weer anderen moet men de cognitieve hoogbegaafdheid uitbreiden met creativiteit, mogelijkheid om originele oplossingen te vinden en nieuwe aspecten van een probleem te behandelen, gepaard aan intellectueel dynamisme en soepelheid. Een tweede probleem is het opsporen van een hoogbegaafde; een probleem dat moeilijker wordt naarmate het kind jonger is. Want het is belangrijk een hoogbegaafde al in de wieg te herkennen, omdat men dan onmiddellijk weet welke moeilijkheden te verwachten zijn, hoe men het gedrag van het kind moet interpreteren en erop inspelen, hoe het kind begeleiden in zijn verdere ontwikkeling om die te optimaliseren. Want dat is het derde probleem: een hoogbegaafde moet deskundig begeleid worden, wil men hem een stabiele ontwikkeling waarborgen. Het is niet vanzelfsprekend dat een hoogbegaafd kind beter presteert en stabieler opgroeit dan zijn leeftijdgenoten. Integendeel, de uitzonderingspositie van een hoogbegaafde beïnvloedt zijn hele psyche, zijn zelfbeeld en ook zijn imago voor de anderen. Hij is daarin niet anders dan iedere gehandicapte. Niet alleen zijn sociale positie, maar ook zijn intellectuele begaafdheid kan positief of negatief gericht worden. Veel hangt hier af van het milieu dat een hoogbegaafde omringt. Is dat sympathiek, begrijpend en bevorderend, dan wordt de kans groot dat een hoogbegaafd kind de beloften van zijn jeugd inlost. Is het vernederend, afstotend, belemmerend, dan kan een hoogbegaafd kind een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Een vierde probleem is het feit dat de meeste echte hoogbegaafden volledig onwetend en onbewust zijn. Zij kennen hun mogelijkheden niet. Zij zien zich zelf met de ogen van hun omgeving, als min of meer oninteressante individuen, die niet meekunnen met de groep of apart zijn. Bij sommigen dreigt een heus minderwaardigheidscomplex: in de school zijn ze middelmatig. Franklin Roosevelt, John Kennedy, Winston Churchill, Einstein, Pasteur waren middelmatig in de examens. Werner von Braun, de raketspecialist, mislukte zelfs voor mathesis en fysica bij het hogeschoolexamen. Andere beroemdheden die slechte leerlingen waren, zijn: Bismarck, Michelangelo, Newton, Darwin, Zola, Oscar Wilde. Een probleem waar wij ons mee bezig zullen houden is, hoe een minderwaardig zelfbeeld van hoogbegaafde kinderen invloed kan uitoefen op het ontstaan van faalangst. Wij willen daarom hierop ons onderzoek toespitsten. Hierbij hebben we de vragen gesteld: - Hoe ontwikkelt deze faalangst zich bij hoogbegaafde kinderen. - Is deze faalangst anders bij hoogbegaafde kinderen? - Hoe herkennen we hoogbegaafde kinderen in de klas en thuis? - Hoe ga je als docent om met faalangstige hoogbegaafde leerlingen? Als er in Nederland een kind is met faalangst, kijken we naar de motieven die het kind blokkeren. Welk deel van het zelfbeeld is hiervoor verantwoordelijk. Kinderen ontwikkelen hun faalangst doordat ze zichzelf verplichtingen opleggen. Ze zijn bijvoorbeeld zeer perfectionistisch. Je moet dan ook de denkstructuur aanpakken en niet de faalangst zelf. Er bestaan twee soorten faalangst: een positieve en een negatieve. Positieve faalangst heeft men nodig om tot fenomenale prestaties te komen. Negatieve faalangst ontstaat door de aanwezigheid van bepaalde factoren die het kind blokkeren bij het leveren van prestaties. Hiernaast is er een algemene angst-factor waardoor het ene kind juist roekeloos zal zijn en het andere juist overdreven voorzichtig. De prestatiemotivatie kan gemeten worden bij kinderen van 9-16 jaar aan de hand van de vragenlijst van de onderzoeker Hermans. Kinderen die faalangstig zijn denken ik kan het niet. Fysieke uitingen zijn bijvoorbeeld; broekplassen, slecht slapen en/of driftbuien. De angst om iets fout te doen is groot. Doordat hoogbegaafde kinderen vaak minder of nauwelijks moeite hoeven te doen om de stof in zich op te nemen krijgen ze geen of weinig faalervaringen. Door weinig faalervaringen te ervaren leren ze hier dus ook niet goed mee om gaan. Deze kinderen moeten leren dat het niet erg is als je wat fout doet, als ze dit eenmaal inzien groeit vaak het zelfbeeld. Ouders en docenten moeten op een positieve manier reageren op fouten of onvoldoendes. Hoewel dit in eerste instantie vreemd klink zal een kind wat steeds op zijn kop krijgt steeds faalangster kunnen worden. Bij een bijvoorbeeld behaalde onvoldoende moet dit een nieuw uitgangspunt zijn om het volgende cijfer beter te halen. Kenmerken Faalangst: de prestaties worden minder goed als kind toets of andere beoordeling moet doen, het kind neigt tot perfectionisme of langzaam werken, kind geeft blijk van frustratie, kind gaat moeilijke situaties uit de weg, pakt verrijkingsstof niet aan, pas als het kind de vaardigheid beheerst komt het ermee naar buiten. (deze kenmerken kunnen ook bij een hoogbegaafd kind wat zich verveelt passen) Tips ouders: benader het kind positief, geef het goede voorbeeld laat zien dat u ook fouten maakt, stimuleer het kind om trots te zij op eigen prestaties, laat het kind ook moeilijke situaties aangaan, laat het kind ertegenaan lopen. Zo zal het leren dat er een oplossing gevonden kan worden. Leer het kind met falen om te gaan! Geef het kind de ruimte om fouten te maken, neem niet alle struikelblokken weg Tips voor het kind zelf: zeg tegen je zelf ‘Ik kan het’, let op je ademhaling, probeer aan leuke dingen te denken, zet je voeten stevig op de grond dit geeft houvast, Je kunt leren omgaan met faalangst, het is te behandelen. Tips docenten: geef duidelijk aan wat er verwacht wordt, dit vermindert de angst, bied faalervaringen aan bijv. iets moeilijker stof, en reageer rustig als het kind veel fouten heeft, geef positieve en reële feedback, begeleid het kind stap voor stap bij moeilijke taken. Faalangst bij hoogbegaafde leerlingen Bij hoogbegaafde leerlingen zie je nogal eens tegenstrijdige schoolresultaten. In potentie zijn ze tot veel in staat. Als ze echter onvoldoende geleerd hebben met frustraties bij het leren om te gaan en geen goed evenwicht vinden tussen inspanning en resultaat, kan dat tot problemen leiden. Hun resultaten zijn vaak te danken aan hun competentie en niet aan hun eigen inspanningen. Toch is het juist voor hen erg belangrijk om zich in te spannen voor schoolse resultaten en succes en faalervaringen op te doen. Voor de ontwikkeling van een reëel zelfbeeld heeft de hoogbegaafde leerling deze ervaringen nodig. Als een hoogbegaafde leerling zich niet op zijn eigen niveau kan ontwikkelen heeft dat zijn weerslag op de prestatiemotivatie. Door stapeling van leerervaringen ontstaan bepaalde patronen waaraan een leerling zijn succes of falen toeschrijft. Als een hoogbegaafde leerling op school niet hetzelfde laat zien als thuis kan zijn zelfbeeld aangetast worden. Hij kan aan zichzelf gaan twijfelen en dat kan leiden tot een negatief zelfbeeld en afwijkend leergedrag. Een gevolg kan zijn dat de voortgang van het leerproces stagneert en de leerling mislukkinggeoriënteerd raakt en faalangstig gedrag gaat vertonen. In hoeverre wijkt de benadering van de faalangstige leerling af van de hoogbegaafde faalangstige leerling? In principe is de theorie over faalangst ook toe te passen op de hoogbegaafde faalangstige leerling. Er kunnen echter andere oorzaken aan de faalangst ten grondslag liggen waar, in de benadering van deze leerling, rekening mee gehouden moet worden. De hoogbegaafde faalangstige leerling zal echter eerst her/ erkend moeten worden door de leerkracht. Er zijn goede signaleringslijsten{observatieformulier faalangst voor docenten, Stichting Thuiszorg en Maatschapelijk Werk Rivierenland 2001 die aangepast zouden kunnen worden voor deze leerling, ook rekening houdend met de hoogbegaafdheid. Een stap hiervoor is echter het pedagogisch schoolklimaat waarin de hoogbegaafde leerling een vaste plaats zou moeten krijgen. Indien er op school rekening gehouden zou worden met de volgende zaken zoals: de ontwikkelingstaken/ opgaven van de hoogbegaafde leerling de ontwikkelingsbehoeften van de hoogbegaafde leerling omgang met ontwikkelingsgelijken mentorfiguur voor de hoogbegaafde leerling onderlinge afstemming uitdagend/ onderzoekend leerklimaat dan zou de hoogbegaafde leerling minder werkhoudingsproblemen ontwikkelen. Indien er faalangst optreedt bij de hoogbegaafde leerling dan zal dat eerder herkend worden door de leerkracht/ omgeving. Op deze manier kan in een vroeg stadium ingegrepen worden. Zonder bijkomende problematiek zou de eigen leerkracht dat op zich kunnen nemen. EQ Onderpresteren heeft te maken met het EQ. Bij een gewone intelligentietest kunnen onderpresteerders zich vaak zo aanpassen dat ze er niet als onderpresteerders uitkomen. De EQ-test meet de "eigen ik" het innerlijke, maar omdat de kinderen geneigd zijn niet veel van hun innerlijk te tonen zijn de meningen over het belang van een EQ-test nogal verdeeld. De hersenmassa van hoogbegaafde kinderen vertoont letterlijk meer kronkels dan die van een gemiddeld kind. Een hoogbegaafd kind wordt zo geboren. Er is bewezen dat hoogbegaafde kinderen heel snel ervaringen in hun hersenen opnemen. Er zijn bijvoorbeeld mensen die zich iets kunnen herinneren wat gebeurd is toen ze 3 maanden waren. Deze in hun prille bestaan opgedane ervaringen geven later aanleiding tot het (onbewust) kiezen of je een winnaar of een verliezer wordt. Er ligt een hoogbegaafd kind in de wieg. Het zegt nog niets, maar het krijgt al snel door dat speelgoed een minder grote functie heeft dan ouders denken. Hun opnamevermogen ligt cognitief voor. Ze horen dingen die ze wel snappen maar emotioneel nog niet kunnen verwerken. Hoogbegaafde kinderen hebben dan ook vaak emotionele stoornissen. Een aantal hiervan vertonen overeenkomsten met autistische kenmerken. Ze zijn over-emotioneel. Contactuele stoornissen ontstaan door een bepaalde onrijpheid op een bepaalde leeftijd. Dan zegt men vaak : "ze hebben een sociaal-emotionele achterstand". Dit blijkt echter meestal niet zo te zijn. Het sociaal-emotionele aspect ligt wel lager dan het cognitieve aspect. De kinderen worden vaak verbonden aan hun kalenderleeftijd en niet aan hun geestelijke leeftijd. Een kind wil zich best aanpassen en gaat daarin soms zelfs heel ver. Je krijgt dan onechte onderpresteerders. Soms gaan ze nog verder en worden het "drop outs". Ze voelen dat ze anders zijn. Het worden eenzame kinderen. Gelukkig gaat het met 84% van de hoogbegaafde kinderen goed. Deze hebben geen hulp nodig en vinden hun uitdaging en prikkels zelf wel. De overige 16% daarentegen zijn probleemkinderen. Daaronder zitten ook kinderen met zelfmoordneigingen. Je kunt gelukkig de emoties wel wat sturen zowel binnen als buiten de klas. Een kind van 10 jaar heeft, als je kijkt naar zijn geestelijke leeftijd, een leeftijd van 15 jaar. Je moet ze dan ook als zodanig aanspreken en behandelen. Dat is heel belangrijk Emoties -Op school, doordat hoogbegaafde kinderen emotioneel overgevoelig zijn, kan een simpele opmerking heel verkeerd aankomen. Er is dan ook een aanspreekpunt binnen de school nodig voor deze kinderen. Dat moet dan wel iemand zijn die verstand heeft van hoogbegaafdheid. Ze zijn vaak gericht op ouderejaars of op docenten. Ook kunnen ze goed omgaan met kleinere kinderen. Symptomen dat het niet goed gaat zijn o.a.: buikpijn, hoofdpijn, bedplassen. Dit zijn psychosomatische uitingen van een onwel bevinden op school. -Thuis, als een hoogbegaafd kind thuis agressief is en op school lief , dan bof je als ouder. Een hoogbegaafde uit zijn agressie op een plek waar het denkt dat het de meeste impact heeft en het heeft het meeste effect bij diegenen die het dierbaarst zijn. Als ze bang zijn dat ze niet aan het verwachtingspatroon van hun ouders kunnen voldoen, zullen ze hun agressie elders uiten. Ze willen hun ouders immers niet teleurstellen! Hoe herkennen we hoogbegaafde kinderen in de klas en thuis? In 1978 is een onderzoek gedaan onder 120 hoogbegaafde volwassenen van 25 tot 60 jaar met een IQ van 150. Slechts 16% hiervan had een universitaire opleiding voltooid! Hoewel dit beeld mede beïnvloed zal zijn door de sociale omstandigheden van de naoorlogse jaren en onwetendheid, vormde dit onderzoek een aanleiding tot het begeleiden van hoogbegaafden. In 1979 resulteerde dit in de oprichting van een eerste begeleidingsinstituut voor hoogbegaafde kinderen. Gesteund door hun ervaring met genoemde kinderen waagt het instituut zich aan het benoemen van een aantal kenmerken van hoogbegaafde kinderen, met als aantekening dat niet één enkele eigenschap op zich kenmerkend voor hoogbegaafdheid hoeft te zijn. Mogelijke problemen die kunnen voortkomen uit de sterke punten van hoogbegaafden Sterkt punt Mogelijke problemen Verwerft en onthoudt informatie makkelijk en snel Ongeduld met anderen, houdt niet van basisoefeningen Nieuwsgierig, zoekt naar betekenis en zin Stelt pijnlijke vragen; overdreven in zijn interesses Intrinsieke motivatie Eigenzinnig; verzet zich tegen beïnvloeding Lost graag problemen op; in staat concepten en synthesen op te stellen en te abstraheren Verzet zich tegen routineoefeningen, stelt de onderwijsmethoden ter discussie Zoekt naar verbanden tussen oorzaak en werking Houdt niet van onduidelijkheden en onlogische zaken (bijvoorbeeld tradities en gevoelens) Benadrukt waarheid, gelijkheid en eerlijkheid Maakt zich zorgen om humanitaire zaken Wil graag dingen en mensen organiseren construeert gecompliceerde regels; wordt vaak als dominant beleefd Uitgebreide woordenschat; beschikt over veel informatie die verder gaat dan die van leeftijdsgenoten Kan zijn spreekvaardigheid benutten om te manipuleren; is verveeld door school en leeftijdsgenoten Hoge verwachtingen van zichzelf en van anderen Intolerant, perfectionistisch; neigt tot depressie Creatief en vindingrijk; bewandelt graag nieuwe wegen Verstoort het gelijk opgaan van de groep Kan zich intensief concentreren; Verwaarloost plichten of mensen laat zich niet van eigen als hij/zij geconcentreerd is; interesses afleiden verzet zich tegen onderbrekingen; stijfkoppig Heeft veel energie Is gefrustreerd bij inactiviteit Onafhankelijk; heeft voorkeur Wijst voorstellen van peers of voor individueel werk; vertrouwt ouders af; nonconformistisch op zichzelf Uiteenlopende interessen en vaardigheden; veelzijdig Kan ongeorganiseerd en chaotisch werken; is gefrustreerd door gebrek aan tijd Sterker gevoel voor humor Peers begrijpen de humor niet; hangt de clown van de klas uit Als er op school en/of thuis geen begrip en geen aandacht is, kunnen kinderen zich niet-begrepen gaan voelen; ze gaan zich afzonderen, nemen een houding aan, zetten een masker op om zichzelf te kunnen 'overschreeuwen'. Dit levert natuurlijk spanningen op die zich kunnen openbaren in agressief of onbeheerst gedrag. Dit alles kan sterk wisselende resultaten opleveren, concentratieproblemen of zelfs desinteresse. Vaak heeft deze leerling een slecht ontwikkeld handschrift en is er een probleem met bedplassen. Van herkenning naar erkenning. Als een aantal bovengenoemde kenmerken voorkomen, is het verstandig een psycholoog in te schakelen; alleen hij/zij kan constateren wat een kind in zijn/haar mars heeft. Is het kind hoogbegaafd, erken het kind dan, geef het antwoord zoals je een volwassene een antwoord zou geven, beloon het kind als het met een bijzondere oplossing komt, geef het kind volledige verantwoordelijkheid in een bepaalde taak, maak gebruik van de mogelijkheden die het kind je geeft en geef vooral eerlijk antwoord. De begeleiding van hoogbegaafde kinderen binnen een school moet in handen worden gelegd van een Onderwijsbegeleidingsdienst; per kind moet namelijk bekeken worden wat wel en ook wat niet gedaan moet worden. Faalangst en hoogbegaafdheid in de praktijk In een enquête gehouden onder ouders en docenten van hoogbegaafde kinderen kwamen de volgende resultaten naar voren. Van de ouders die de vragenlijsten ingevuld hebben, heeft 64,3% een hoogbegaafd kind met faalangst. Ofwel van de 14 kinderen hebben er 9 faalangst. Van deze 9 kinderen hebben 7 jongens last van faalangst en 2 meisjes. Een blokkade in de zelfbeeldontwikkeling wordt door 78% van de ouders herkend. Met name het niet voldoen aan de ontwikkelingsbehoeften van het hoogbegaafde kind en het niet op elkaar afgestemd zijn van opvoeders onderling en leeftijdsgenoten komt hier duidelijk naar voren. Dat de ontwikkeling van het zelfbeeld van hoogbegaafde kinderen invloed zou kunnen uitoefenen op het ontstaan van deze faalangst wordt door alle ouders beaamd. Voor de ontwikkeling van een goed zelfbeeld is het belangrijk dat je weet wie je bent en wat je kunt, dat je kansrijke opdrachten krijgt en een gevoel van geborgenheid en zekerheid verwerft. In de omgang met anderen ontwikkel je je op sociaal gebied en leer je sociaal passend gedrag. Je leert de gevoelens van de ander begrijpen en kunt je ook inleven in de ander. Hoe de ander naar jou kijkt en de verwachtingen die de ander van jou heeft, beïnvloedt je manier van doen en denken. Ouders sluiten zich hierbij aan met antwoorden als; " Mijn kind wordt in zijn zelfbeeldontwikkeling geblokkeerd door”: verwachtingspatroon vanuit de omgeving, weinig zelfvertrouwen, fouten maken zien als persoonlijk falen bevestiging nodig hebben dat ze goed zijn zoals ze zijn. Kijkend naar de antwoorden van de leerkrachten ontstaat het volgende beeld. 46,7% zegt een hoogbegaafd kind met faalangst te hebben. Alle leerkrachten kunnen zich voorstellen dat hoogbegaafde leerlingen geblokkeerd worden in hun ontwikkeling. Kijkend binnen het klassegebeuren herkent 33,3% van de leerkrachten een blokkade in de zelfbeeldontwikkeling bij hun leerlingen. Van de 5 leerkrachten die het herkennen geven 3 hier een reden voor en 1 herkent het wel, maar kan geen reden aangeven. Twee van hen zien "niet op willen vallen in de klas" als een van de mogelijke blokkades. Leerkrachten kunnen zich voorstellen dat de ontwikkeling van het zelfbeeld van hoogbegaafde kinderen invloed zou kunnen uitoefenen op het ontstaan van faalangst. De helft geeft niet aan op welke manier dat zou kunnen gebeuren. Degene die wel een reden aangeven hebben de indruk dat het komt omdat het kind door zijn perfectionisme niet goed kan laten zien wat het kan en geblokkeerd wordt in doen en denken, het verwachtingspatroon vanuit kind/ omgeving te hoog is, het kind niet goed tot zijn recht komt/ gevoel heeft niet goed genoeg te zijn of het kind het altijd beter wil weten en daardoor geblokkeerd raakt. Zowel leerkrachten als ouders zien een mogelijk verband tussen hoogbegaafdheid en faalangst. Ook het feit dat de ontwikkeling van het zelfbeeld invloed zou kunnen uitoefenen wordt door hen beaamd. Kijkend naar de resultaten blijkt dat het percentage van de ouders beduidend hoger ligt dan dat van de leerkrachten. Met name het verschil in blokkade in de zelfbeeldontwikkeling is opvallend groot. Waar ouders zeer duidelijke redenen aan kunnen geven om welke blokkades het eventueel zou kunnen gaan, blijven de leerkrachten in gebreke. Datzelfde geldt voor de vraag over "de ontwikkeling van het zelfbeeld van hoogbegaafde kinderen die invloed zou kunnen uitoefenen op het ontstaan van faalangst." Ook hier geven ouders duidelijke redenen aan en moeten leerkrachten het antwoord schuldig blijven. Naar aanleiding van de theorie en de uitslagen van de vragenlijsten kunt spreken van een positief lineair verband tussen hoogbegaafdheid en faalangst. Hoe meer hoogbegaafde kinderen geblokkeerd worden in hun ontwikkeling des te hoger is de kans op het ontwikkelen van faalangst. Bij de overige vragen van de enquête zijn duidelijke overeenkomsten tussen de antwoorden van de ouders en de leerkrachten. Opvallende verschillen zijn nog te melden betreffende de volgende vragen: kijkend naar de eigenschappen die ouders en leerkrachten bij hun hoogbegaafde kinderen/ leerlingen herkennen, scoren de ouders het hoogst op onderzoekend/ ontdekkend, een item dat bij de leerkrachten nauwelijks genoemd wordt. Leerkrachten scoren het hoogst bij brede belangstelling. Beiden scoren ongeveer overeenkomstig bij onderpresteren, aanpassend aan het klassengemiddelde, sociaal niet weerbaar en werkhoudingproblemen. Dat zijn ook de items die bij leerkrachten het hoogste scoren. Veel energie, humor, fantasierijk, creatief, onderzoekend/ ondernemend wordt door leerkrachten nauwelijks genoemd, terwijl dat bij ouders hoog scoort. Volgens de leerkrachten is er in 66% van de gevallen een beleid voor hoogbegaafde faalangstige leerlingen, volgens de ouders in 28% van de gevallen Faalangst kan voor hoogbegaafde kinderen een groot probleem vormen, dit is echter een probleem dat moeilijk her-/ erkend wordt. In een schoolsituatie zou een docent terdege moeten beseffen dat de hoogbegaafde leerling met faalangst op een specifieke manier steun moet krijgen rekening houdend met de hoogbegaafdheid van het kind. De hoogbegaafde leerling moet steun krijgen bij het ontwikkelen van een reëel zelfbeeld. De leerling moet op eigen niveau door kunnen werken een hierdoor zal de leerling faalervaringen opdoen die hard nodig zijn om een duidelijk zelfbeeld te krijgen. Het is dus vooral een kwestie van herkenning en erkenning van het hoogbegaafde kind. Problemen die kunnen ontstaan door verkeerde interpretatie van kenmerken van hoogbegaafde leerlingen: Leerlingen worden doorverwezen naar een lagere stroom verwezen als het VMBO, vanwege de slechte werkhouding. Hoogbegaafdheid is meer dan intelligentie. Naast een hoog IQ zijn factoren als doorzettingsvermogen, motivatie en creativiteit bepalend voor het functioneren van een leerling. Motivatieproblemen kunnen leiden tot lage prestaties. Ze vormen vaak ook een reden waarop scholen hun besluit tot plaatsing op een lager niveau baseren. Een van de belangrijkste oorzaken van demotivatie ligt in het verschil tussen leren (wat het kind wil) en reproduceren (wat school vraagt). De cijfers dalen, de motivatie daalt, het kind gaat dagdromen en er ontstaan hiaten in de leerstof. De zo ontstane neergaande spiraal kan leiden tot een absoluut onderpresteren. Motivatie (of het gebrek eraan) is echter geen statisch gegeven. Een kind kan opnieuw gemotiveerd worden door goede sturing en ondersteuning bij het nemen van de hindernissen die hun doelen in de weg staan. Daarbij is het belangrijk te ontdekken waar de intrinsieke motivatie van de leerling ligt. Motivatie is echter geen kenmerk van een leerling, maar van de leerling in een bepaalde omgeving. Het samenspel van factoren bepaalt de motivatie van het kind. Van bepaalde zaken is bekend dat ze bij hoogintelligente kinderen demotiverend werken: met te kleine stappen door de leerstof gaan, voornamelijk reproducerend werken, te veel bekende leerstof of leerstof die juist zo moeilijk is dat deze niet te volgen is en het alleen maar werken voor cijfers zonder te weten waar iets voor dient. Bij ernstige motivatieproblemen kunnen staatsexamens soms een oplossing bieden. Sommige scholen werken mee aan een aparte situering van deze mogelijkheid binnen de school; andere scholen zijn er huiverig voor. De oorzaak van onderpresteren ligt vaak echter al in het basisonderwijs. Indien daar geen uitdaging wordt geboden, leert het hoogbegaafde kind dat alles vanzelf gaat en dat het nergens moeite voor hoeft te doen. De school wordt als saai ervaren. Soms begint de demotivatie al in groep 1 of 2 van de basisschool. Meer hoopvolle, gemotiveerde kinderen houden het nog een paar jaar langer vol om te presteren. Maar uiteindelijk komen deze leerlingen op de middelbare school met het idee dat lezen hetzelfde is als studeren. Leerstrategieën hebben ze nauwelijks of niet ontwikkeld. Dan zie je het leren in het voorgezet onderwijs steeds minder goed gaan. Hun kennis wordt een gatenkaas waarin ze geen structuur meer kunnen aanbrengen. Ze zoeken zelf wel naar creatieve oplossingen, maar vaak zijn dat niet de oplossingen die docenten bedoelen. Een groot deel van de 'probleemhoogbegaafden' wordt pas in groep 6 of nog later als hoogbegaafd herkend. Dan is er al veel schade toegebracht. De basisschool wil vanwege de reeds ontstane motivatieproblemen vaak geen VWO-advies meegeven, waardoor de leerling de middelbare school op een ongeschikt niveau binnenkomt. Een hoogintelligent kind zou niet in een HAVO klas moeten zitten: zij hebben andere interesses, andere gewoonten en er zitten te weinig ontwikkelingsgelijken om goed in zo'n groep te kunnen functioneren. In een VWO-klas zijn ze op al deze punten beter op hun plaats. Bovendien geldt dat in het onderwijs naarmate men op lagere niveaus komt het reproduceren als lesmethode toeneemt. Daardoor wordt in feite bij elk dalend niveau het onderwijs minder geschikt voor de hoogintelligente leerling. Enkele eenvoudige oplossingen: Vaak staan docenten erop dat leerlingen eerst goede cijfers halen voordat zij mogen verder werken aan extra opdrachten. Deze werkwijze is voor hoogintelligente onderpresteerders af te wijzen. Het dwingt een kind te blijven werken op een manier die in feite niet bij het kind past. Opdrachten op hoger niveau gaan soms juist wel goed. Voor onderpresterende faalangstige leerlingen kan het heel goed werken om tijdelijk geen repetities te geven in vakken waarin het kind blokkeert, maar het extra werkstukken te laten maken waarmee het kan laten zien dat hij/zij inzicht heeft in de leerstof. Een andere mogelijkheid is dat de docent de leerling mondeling overhoort of ernaast komt zitten om te zien hoe de leerling omgaat met de vraagstelling. Dit moet dan wel in een één op één situatie, niet tijdens de les. Ook het samen met de leerling de antwoorden van een repetitie doornemen kan veel duidelijkheid verschaffen. Zo kan men erachter komen waar het misging en kan de leerling mondeling duidelijk maken wat hij/zij begrepen heeft. Lopende projecten in het onderwijs In het voortgezet onderwijs zijn meerdere scholen al toegerust om (hoog)begaafde leerlingen geschikt onderwijs te bieden. Zij zijn ooit gestart met projecten, die vanuit een bepaalde visie op onderwijs en leren, die ruimte en mogelijkheden bieden aan (hoog)begaafde leerlingen om meer, sneller, anders te leren of extra programma’s te volgen. Van hieruit is een netwerk opgezet waarbij de volgende projecten zijn uitgewerkt: Compacten en Verrijken heeft tot doel onderwijsprogramma’s te creëren, waarin extra’s voor hoogbegaafde leerlingen in het reguliere programma zijn ingebouwd. Het is een didactisch model waarbij hoogbegaafde leerlingen de ‘normale’ leerstof in compacte vorm krijgen aangeboden (of ze maken zelf zgn. compactschema’s). Hierdoor komt ruimte vrij voor verrijkingsactiviteiten. De verrijkingsstof wordt in groepsvorm verwerkt. Hierdoor worden ook sociale vaardigheden getraind. Hoogbegaafde leerlingen, die meer aankunnen, worden op deze manier cognitief uitgedaagd, waardoor hun school- en leermotivatie worden gehandhaafd en onderpresteren kan worden geminimaliseerd. Binnen de klas wordt het programma door meerdere leerlingen gevolgd. Dit voorkomt isolement en stigmatisering en maakt (ook) coöperatieve leer- en werkvormen mogelijk. Het draaideur-model is ontwikkeld om binnen het traditionele onderwijs ruimte te scheppen voor de ontplooiing van hoogbegaafde leerlingen. Het is voor leerlingen die de gewone leerstof in versneld tempo kunnen verwerken. Er komt dan tijd vrij voor het deelnemen aan extra activiteiten. Na een uitgebreide selectieprocedure (met onder andere intelligentietests, creativiteitstest, schoolvragenlijst en docentennominatie) gaan deze leerlingen het zogenaamde verbredingstraject in. De leerlingen worden begeleid door speciale projectdocenten. Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor het plannen van het leren en bij terugloop van de studieresultaten wordt het verbredingstraject gestopt. Als voordelen van het begeleidingsmodel worden gezien: 1. Een wat ruimere groep leerlingen dan alleen uitzonderlijk hoogbegaafden neemt hieraan deel 2. Het verbredingstraject kan worden geïntegreerd in het reguliere schoolprogramma 3. Door het grote begeleidingsaanbod vallen de hoogbegaafden of leerlingen van de zgn. "talentendraaideur" nauwelijks op. De aanpak via leerstoflijnen staat voor een onderwijsmodel dat ervan overtuigd is, dat de onderwijspraktijk zodanig te veranderen is, dat het leerlinggericht wordt. Voor hoogbegaafde leerlingen betekent de leerlijn, dat enerzijds het (vak)programma wordt ingedikt en dat zij de vrijkomende tijd besteden aan vrij te kiezen activiteiten. Leerlingen kunnen ook versnellen. Er wordt gedifferentieerd naar belangstelling, wat voor leerlingen wisselende leerlijn perspectieven kan opleveren. Aan eigen verantwoordelijkheid en zelfregulatie wordt veel waarde gehecht. Hoogbegaafde leerlingen krijgen geen bijzondere behandeling als het gaat om begeleiding. Ze worden net als de andere leerlingen op hun werk door de docenten gecontroleerd. Net zoals bij het draaideur-model geldt ook hier dat er geen vastomlijnd programma in de verrijkingssfeer wordt ontwikkeld. Een schoolloopbaan voor een hoogbegaafde leerling wordt samengesteld door indikking, verrijking en versnelling, rekening houdend met mogelijkheden en voorkeuren van de leerling. Olympiades zijn bedoeld om de exacte vakken, biologie, wiskunde, natuurkunde en scheikunde, te stimuleren. Daarnaast speelt de aandacht voor hoogbegaafde leerlingen en het bevorderen van internationalisering een rol. De SLO uit Enschede coördineert de olympiades. VWO+ programma’s bevatten allerlei soorten curricula, bijvoorbeeld een tweetalig vwo, een vwo+ leerroute die is verbonden aan een brede scholengemeenschap of aan een categoraal gymnasium. Er zijn enige gemeenschappelijke kenmerken: 1. De klassen zijn kleiner dan in de hoofdstroom 2. Er is een selectieprocedure 3. Het programma is alleen bedoeld voor (zeer) goed presterende leerlingen. Voor alle leerlingen geldt hetzelfde programma, dat is verzwaard ten opzichte van het gewone vwo-programma, in inhoud en soms ook in het aantal lesuren per week. De leerlingen worden geselecteerd en het programma is alleen bedoeld voor goed presterende leerlingen. Leerlingen moeten blijk geven van de nodige aanleg voor de verzwaarde onderdelen en in staat zijn zich extra in te spannen, omdat het lesrooster meer lesuren kent dan het normale rooster. Er wordt eveneens van uitgegaan dat een begaafde leerling in VWO+ grotere leerstappen kan maken dan een "gewone" vwo-leerling. Bijlage: krantenknipsel van 9 januari 2002. “School voor hoogbegaafd gezin Van Daalen.” De bijlage “hoogbegaafdheid” is een krantenknipsel over een holistische school voor hoogbegaafden in Gorredijk: de Diamant. Het gaat over een vrouw die haar eigen school heeft opgericht, voor haar eigen kinderen die hoogbegaafd zijn. Het gaat er namelijk om, dat op de vorige basisschool waar haar kinderen op zaten, er geen aandacht voor hun was. Volgens haar zit het systeem niet goed in elkaar. “de boodschap is: wat jij wilt, is niet belangrijk. En omdat een hoogbegaafd kind een ander referentiekader heeft, wordt het er extra in bevestigd; jij bent anders dan de rest”. Mevrouw van Daalen kwam tot het besluit om een eigen school op te richten, toen bleek dat haar kinderen het op de vorige basisschool niet redden. De school, de Lytse Jonker, was de laatste van vier basisscholen die de 8 kinderen van Van Daalen sinds hun verhuizing naar Friesland in 1993 bezochten. Alle 8, nu tussen de 5 en de 19 jaar, hadden depressieve klachten, tot suïcidale neigingen toe. Van Daalen, half huilend zegt: “Het is afschuwelijk als je kind zegt: ik hoop dat ik gauw doodga.” Op deze school, gaan de kinderen in elk een eigen tempo door de stof. Ze zijn er, volgens de moeder, erg van opgeknapt. Het probleem is wel dat ze nu minder met vriendjes om kunnen gaan. Dat missen ze wel. Dit is geen nieuw probleem. Er lopen wel meer kinderen in Nederland rond, die hoogbegaafd zijn, en daardoor een negatief zelfbeeld hebben. Op zich kunnen de meeste hoogbegaafde kinderen zich wel redden op een school, maar als ze erg buitengesloten worden van activiteiten met vriendjes of klasgenoten, dan raken meestal wel een isolement. Zoals hierboven genoemd is kunnen ook zelfmoordgedachten dan mee gaan spelen. Meestal komt daar dan ook de faalangst vandaan. Ze zijn slim genoeg om iets te weten, maar ze zijn zo bang om weer gepest te worden, of raar aangekeken te worden, dat ze niet meer durven te presteren. Deze kinderen zijn mislukking georiënteerd. Bijlage: Artikel uit Eindhovens Dagblad van 24-08-2001 Experiment hoogbegaafde kinderen Vrijdag 24 augustus. STERKSEL - Hoogbegaafde kinderen kunnen vanaf volgende maand onderwijs en speciale begeleiding krijgen in Sterksel. Het Centrum voor Creatief Leren is momenteel hard aan het werk in het voormalig klooster van de Witte Zusters. Het centrum heeft een vergunning voor twee jaar. Na die twee jaar komt er alsnog een zorghotel in het klooster, zoals de gemeente al eerder wilde. Over deze vakantie-accommodatie voor hulpbehoevenden heeft de gemeente vorige week overeenstemming bereikt met de provincie. Op maandag 3 september start het Centrum voor Creatief Leren met veertig leerplichtige, hoogbegaafde kinderen. Het centrum biedt onderwijs en gespecialiseerde begeleiding. Daarvoor is een psycholoog beschikbaar. Wat het centrum na die twee jaar gaat doen, is onduidelijk. G. Rebel is voorzitter van het centrum. Hij zegt dat het kinderen de kans biedt om de weg terug te vinden naar het reguliere onderwijs. 'Hoogbegaafdheid is vaak leuk en handig, maar soms ook niet. Veel hoogbegaafden missen de sociale aansluiting en vaak leidt dit tot ernstige situaties.' Het ministerie van Onderwijs heeft het centrum de experimenteer-status verleend. De stichting start met veertig leerlingen in de leerplichtige leeftijd, maar staat in principe ook open voor volwassenen-onderwijs. Naar eigen zeggen is het het enige centrum dat onderwijs biedt aan hoogbegaafden in alle leeftijdscategorieën in Nederland. Leerlingen die van ver komen kunnen het programma ook intern volgen: er zijn twintig slaapplaatsen beschikbaar. Het centrum is een particulier initiatief dat geen subsidie krijgt. Volgens Rebel is de stichting nog hard op zoek naar financiële middelen. 'We zijn in overleg met overheid en bedrijfsleven om te kijken naar mogelijke inkomsten, want die ondersteuning is hard nodig.' Op zaterdag 1 september is er van 10.00 tot 16.00 uur een open dag in het klooster waarbij onder andere deskundigen van de Katholieke Universiteit Nijmegen spreken. Dit krantenartikel heeft betrekking op een experimentele school voor hoogbegaafde leerlingen, opgericht uit eigen initiatief. Het is een druppel op een gloeiende plaat. Nederland telt ongeveer 30.000 hoogbegaafde jongeren, voor zover bekent. Met zeker de helft van dit aantal gaat het niet goed…Uit een documentaire over dezelfde school laatst uitgezonden op de VARA, blijkt dat het schoolgeld een belachelijke 17.500 gulden bedraagt! De ouders van de 40 leerlingen die opgevangen worden, kunnen zich slechts een of twee jaar schoolgeld veroorloven. Na die tijd zijn ze wellicht net hersteld van de jarenlange verveling en pesterijen en kunnen ze voor zichzelf opkomen en sociaal zich beter bewegen. En dan? Het is afwachten of dat de overheid deze vorm van onderwijs zal gaan financieren en daarmee het probleem van hoogbegaafdheid in het onderwijs erkent. Gebruikte Bronnen www.hoogbegaafdheid.nl www.hoogbegaafd.pagina.nl http://www.plato.caiw.nl http://fmserver.interstroom.nl/cps/index.htm