Emotionele begeleiding van hoogbegaafden

advertisement
HOOGBEGAAFDHEID
Een gave of een handicap?!
Dossier gemaakt door:
Chanthal Goesten
Marloes van Loon
Maatschappijleer
Januari 2002
Voorwoord
Wanneer er bij een kind wordt ontdekt dat hij hoogbegaafd is, dan kun je
denken dat deze persoon fluitend het leven door zal gaan. Geen moeite met
leren, later een goede baan enzovoorts. Dit gaat helaas niet voor iedereen
op.
Veel programma’s die speciaal zijn ontwikkeld voor het hoogbegaafde kind
gaan alleen maar in op de intellectuele ontwikkeling van het kind en niet
op de emotionele ontwikkeling. Terwijl dit een zeer belangrijke positie
binnen het leven van elk persoon inneemt. Het is dus belangrijk dat er
voldoende aandacht aan de EQ wordt besteed en de hoogbegaafde kinderen hier
ook goed mee kunnen omgaan. Hoogbegaafde kinderen sluiten vaak niet goed
aan bij hun leeftijdsgenootjes op school, doordat ze al verder zijn in hun
verstandelijke rijpheid. Let wel, niet in alle gevallen. Het is dan ook van
groot belang dat deze kinderen goed begeleid worden door hun ouders, maar
ook door hun leraren op school.
Ons verslag over hoogbegaafdheid is dan ook gericht op de EQ van het
hoogbegaafde kind. Ten eerste zullen we het hebben over het psychologisch
profiel van hoogbegaafde kinderen en mogelijke problemen die hoogbegaafden
tegenkomen omdat ze hoogbegaafd zijn. Vervolgens hebben we het over de
begeleiding van hoogbegaafden. En dan met name het begeleiden op het
sociale vlak. Tenslotte hebben we het over de relatie met leeftijdsgenoten
en vrienden.
Sociale problemen bij hoogbegaafdheid
“Ik vind het wel leuk om hoogbegaafd te zijn, want ik heb altijd
uitdagingen en kan tot nu toe vrij makkelijk door het leven laveren”.
CHAGERIJNIG
Ik voel mij heel vaak chagrijnig.
Dat komt omdat andere kinderen die fouten maken,
zeggen dat dat mijn schuld is.
En dat kan ik niet uitstaan.
Ik voel mij eenzaam.
Omdat andere kinderen,
mij om mijn slimheid,
meestal niet mogen.
Ik voel mij bijna nooit ziek.
Hoe dat kan weet ik niet,
maar het komt vast niet door lopen.
Ik denk dat ik gewoon een sterk kind ben.
Bryan, 10 jaar
Zomaar twee uitingen van hoogbegaafde kinderen. In de eerste uitspraak komt
naar voren dat er geen problemen worden ondervonden bij de stempel
hoogbegaafdheid. In het gedicht wordt echter meteen duidelijk dat het gaat
om iemand die eenzaam is en deze eenzaamheid wijt aan het feit dat hij
hoogbegaafd is, het gaat hier om een jongen van tien. Het feit dat je op
zulke jonge leeftijd al te maken krijgt met de problemen die er met
hoogbegaafdheid gepaard (kunnen) gaan was reden om dit eens onder de loep
te nemen.
Intelligente kinderen zijn in eerste instantie normale kinderen, maar toch
zijn ze anders. Ze gedragen zich anders dan het gemiddeld begaafde of
minder begaafde kind.
Bij hoogbegaafde kinderen valt al vroeg op dat ze een actieve instelling
hebben, bij het baby-zijn al. Het kind bestudeert nauwgezet de mensen en
voorwerpen in zijn omgeving. Bovendien komt de taalontwikkeling snel op
gang en gaat het kind op eigen initiatief lezen en soms schrijven. Toch
zijn dit geen standaard regels, niet alle hoogbegaafde kinderen zijn zo
vlug met deze dingen.
Vanaf het vijfde á zesde levensjaar ziet men bij het zich normaal
ontwikkelde begaafde kind een aantal specifieke, duurzame gedragspatronen
ontstaan. Deze gedragspatronen zijn op een duidelijke en herkenbare manier
psychologisch te typeren. Deze typering is op een glijdende schaal, dus hoe
begaafder het kind is hoe duidelijker de kenmerken aanwezig zijn.
Psychologisch profiel van het hoogbegaafde kind:
1. Het kind leeft intens, een alles of niets houding is het kind niet
vreemd. Het kind is actief en energiek en uitermate
perfectionistisch.
2. Het kind maakt ook daadwerkelijk een slimme indruk.Hij beschikt over
veel kennis op allerlei gebieden, heeft een grote woordenschat, goede
schrijfvaardigheid en een goed (soms ziek) gevoel voor humor.
Bovendien heeft het kind een rijke fantasie en neigt hij tot
filosoferen en doordenken over allerlei zaken.
3. Het kind is leergierig en nieuwsgierig. Ze genieten van het feit dat
ze slim zijn, het geeft ze een kick. Ze hongeren naar nieuwe
informatie en vergaren graag kennis.
4. Het kind beschikt over veel zelfvertrouwen. Belangrijk om hierbij te
vermelden is het feit dat dit zelfvertrouwen vooral op het
intellectuele, verstandelijke niveau is. Zelfvertrouwen op emotioneel
niveau is helaas niet vanzelfsprekend bij hoogbegaafde kinderen.
Intelligente kinderen leiden vaak een dubbelleven. Enerzijds is er
het bewuste en volwassen ogende ‘buitenkantgedrag’, anderzijds is het
eigenlijke zelfrespect kwetsbaar en kinderlijk gebleven. Er is sprake
van angst voor emotionele en sociale intimiteit en voor spontane
oncontroleerbare gebeurtenissen.
Een goede graadmeter voor dit spanningsveld tussen intelligentie en
emotie is de lichaamstaal. Tegelijk met het zelfbewuste gedrag ziet
men angstige ogen, een verkrampte houding en soms is er sprake van
schor of piepend stemgebruik.
5. Het kind toont een sterke drang naar autonomie, de kinderen willen
snel zelfstandig en onafhankelijk zijn. Ze proberen iets liever eerst
zelf aleer hulp aan anderen te vragen.
De kinderen kunnen zich goed alleen bezighouden, dit komt mede door
het zelfvertrouwen, maar heeft ook te maken met feit dat het kind zo
intelligent is. Ze hebben een rijke fantasie, beschikken over
creatieve talenten en belangrijk is ook het feit dat ze zichzelf
prettig gezelschap vinden.
De hierboven vermelde kenmerken zijn kenmerken van een begaafd kind met een
positieve ontwikkeling. Wanneer het kind geen gunstige ontwikkeling
doormaakt kunnen de kenmerken omslaan in het tegendeel. De positieve punten
van de intelligentie kunnen het kind tot last worden, met alle problemen
vandien. Dit heeft ook te maken met het feit dat de verwachtingen ten
aanzien van het kind nogal hooggespannen kunnen zijn.
Problemen waar hoogbegaafde kinderen mee te maken kunnen krijgen zijn onder
andere:
Eenzaamheid.
Hoogbegaafden hebben vaak andere interesses dan de meeste kinderen van
dezelfde leeftijd. Hierdoor ontstaat onbegrip en valt de hoogbegaafde
buiten de groep, waardoor eenzaamheid vaak op de loer ligt.
Onderpresteren
In het onderwijs wordt het leerstofaanbod afgestemd op het gemiddelde kind,
met verschillen lijkt men weinig rekening te houden. Voor hoogbegaafde
leerlingen blijft er al snel mentale ruimte over en vindt dat hij meer aan
kan. Het probleem is echter dat de leerling niet over het vermogen beschikt
om dit aan de docent duidelijk te maken. De hoogbegaafde leerling gaat zich
vervelen, de motivatie daalt en concentratieverlies treedt op. Hierdoor
ontstaan fouten, wordt het werk niet goed afgemaakt en de interesse voor
alle andere dingen (behalve school) neemt toe.
De docent vangt echter alleen de laatste signalen op en besluit om meer
oefen- en herhalingsstof te geven. Dit is op zich een hele logische
reactie, het kind voldoet immers niet aan de kwaliteitseisen en men gaat
ervan uit dat de stof niet begrepen wordt.
Hier zit het probleem van onderpresteren: er ontstaat een vicieuze cirkel.
Deze cirkel moet doorbroken worden om het kind weer aan de slag te krijgen.
De extra oefenstof heeft als resultaat dat de leerling zich nog meer gaat
vervelen en de motivatie nog verder beneden het nulpunt zakt. De leerling
gaat hierdoor óf stoorzendergedrag vertonen óf wordt volledig onzichtbaar
tijdens de les. Pas wanneer het kind duidelijk kan maken wat het probleem
is kan de vicieuze cirkel doorbroken worden.
Het kind wordt vaak ten onrechte als lui bestempeld, terwijl dit duidelijk
niet het geval is. De meeste onderpresteerders zien het niet meer zitten,
ze zijn moedeloos en hebben geen interesse meer in een carrière. Ze willen
het diploma wel halen en vaak is het zo dat onderpresteerders later wel
weer bijleren.
Hoe kun je nu op school de intellectuele verveling tegengaan? Straffen
werkt niet en meer oefen- en herhalingsstof heeft ook geen effect. Het
hoogbegaafde kind heeft feedback nodig en er moet een vertrouwensband met
de docent ontstaan. Wanneer een hoogbegaafde weer zin krijgt om naar school
te gaan, is het vaak makkelijker om problemen op te lossen. Hierdoor kan de
leerlingen het probleem onder woorden brengen en is de zaak helder voor
zowel docent als leerling. Pas dan kunnen er concrete stappen worden
ondernomen.
Faalangst
Bij hoogbegaafde kinderen is vaak geen sprake van negatieve faalangst, dat
wil zeggen slecht presteren door zenuwen. Vaak zijn zij bang om fouten te
maken en willen zij niets fout doen. Dit kan heel extreem worden en vaak
bij jonge kinderen. Deze kinderen oefenen stiekem en laten iets pas zien
als ze het volledig beheersen. Als ze op school geen moeilijke taken
aangeboden krijgen kunnen ze het probleem vermijden. Dit leidt ertoe dat ze
situaties uit de weg gaan waar ze tegen hun grenzen aanlopen en moeten
doorzetten. Als in een later stadium van hun schoolloopbaan zaken worden
aangeboden die ze niet meteen beheersen kan dit leiden tot veronderstelt
onvermogen. Ze weten het wel maar weten niet hoe ze het moeten aanpakken.
Ze weten niet hoe ze moeten doorzetten en oefenen, omdat ze het nooit
hebben gedaan. Daarom is het van belang stof aan te bieden die net iets te
moeilijk is. Doordat hoogbegaafde kinderen vaak minder of nauwelijks moeite
hoeven doen om de stof in zich op te nemen krijgen ze geen of weinig
faalervaringen. Door weinig faalervaringen te ervaren leren ze hier dus ook
niet goed mee om te gaan. De hoogbegaafde leerling moet leren dat het niet
erg is om fouten te maken, wanneer dit besef er is groeit vaak het
zelfbeeld.
Kenmerken van faalangst bij hoogbegaafden:






De prestaties worden minder goed als het kind een toets of iets ander
wat beoordeelt wordt moet doen;
Het kind neigt in zijn werk naar perfectionisme en werkt ook
langzaam;
Het kind geeft blijk van frustraties;
Het kind gaat moeilijke situaties uit de weg;
Het kind pakt de aangeboden verrijkingsstof niet aan;
Als het kind een vaardigheid beheerst komt het er pas mee naar
buiten;
Onzekerheid
Hoogbegaafde kinderen stellen hoge eisen aan zichzelf. Hierdoor hebben ze
zelf in de gaten waarin ze nog tekort schieten en ontstaat de onzekerheid.
Ook de reacties van de omgeving kunnen aanleiding zijn tot de onzekerheid.
Hoogbegaafdheid is voor veel ‘gewone’ mensen een onvoorstelbaar fenomeen.
Zij stellen dan ook (onbewust soms) hoge eisen aan hoogbegaafden. Hoewel
het onhaalbaar is om hier aan te voldoen, vinden hoogbegaafden dat ze dit
toch moeten proberen. Als dit niet lukt hebben ze gefaald en ook hierdoor
kan onzekerheid ontstaan.
Hyperactiviteit
Zoals al eerder vermeld is een hoogbegaafd kind erg energiek (zie
psychologisch profiel) en constant op zoek naar prikkels. Dit kan leiden
tot problemen op school en in de thuissituatie.
Gepest worden
Kinderen die slachtoffer worden van pesterijen worden door de pesters vaak
als ‘anders’ gezien. Of je nu een bril hebt, rood haar, je goed of slecht
kunt leren of heel verlegen bent, je bent een favoriet doelwit van pesters.
Het is moeilijk om slachtoffers van pesten te herkennen, er worden sociaal
wenselijke antwoorden gegeven op vragen die handelen over de
schoolsituatie.
Zwakke sociaal-emotionele ontwikkeling
Hoogbegaafde kinderen doen soms weinig ervaring op in het sociaal verkeer.
Je leert van ontwikkelingsgelijken. Ontwikkelingsgelijken zijn voor
hoogbegaafde kinderen vaak geen leeftijdsgenoten omdat deze nu eenmaal
totaal andere interesses hebben.
Verbaal-performaal kloof
Bij een intelligentietest worden een aantal vaardigheden getest, die
gegroepeerd kunnen worden:
a) Verbaal ----------> het redeneren in woorden of woordsymbolen.
b) Performaal -------> het gedeelte waar je handelend optreedt, zonder
talige ondersteuning.
Als de kloof tussen de verbale score en de performale score groter is dan
12 punten, dan heeft het kind een (min of meer) groot probleem.
Bij een score van 110 (verbaal) en 90 (performaal) wordt de kloof als
ernstig ervaren. Bij een kloof van 152 (verbaal) en 131 (performaal) wordt
de kloof onterecht als niet ernstig ervaren op grond van de relatief hoge
performaalscore.
Er zijn een aantal gedragskenmerken, die voorkomen bij hoogbegaafde
kinderen met een verbaal - performaal kloof, waarbij het niet uitmaakt, of
de verbale score hoger is, of de performale score:

Routinetaken worden moeilijk uitgevoerd (aankleden e.d, 's morgens).












Vergeetachtigheid - verstrooidheid.
Chaotisch - geen ordening aan kunnen brengen.
Vaak boos of verdrietig.
Langzaam met rekenen.
Laag zelfbeeld.
Drempel bij nieuwe dingen (er is geen beeld, het nieuwe ligt niet in
het gezichtsveld).
Angsten.
Nachtmerries.
Tics.
Bekers omgooien.
Blokkades.
Apathie.
Als de verbale score hoger is dan de performale: stoorzender in de
groep.
Als de performale score hoger is dan de verbale: uitstekend imiteren
(past heel goed in de groep).
Het probleem ontstaat als het kind een opdracht krijgt, of een handeling in
woorden om moet zetten.
De informatie wordt niet uitgewisseld (transfer). Er ontstaat geen beeld en
juist dat beeld is het instrument. Door het kind de dingen zelf onder
woorden te laten brengen (verbaliseren), ontstaat er een scherp beeld.
Verbaliseren ------> visualiseren -----> transfer.
Een beeld bestaat uit drie onderdelen: symbool, betekenis, gevoelswaarde.
Zowel het verbale gedeelte als het performale gedeelte heeft een eigen
input en output. Geef je een verbale ingang bij een performaal gedeelte,
dan krijg je 'kortsluiting'.
Hetzelfde gebeurt als je een performale ingang gebruikt en je een tekstoutput verwacht.
Wat kun je doen, als er sprake is van een verbaal - performaal kloof? Geef
een opdracht. Laat die opdracht met eigen woorden herhalen. Tijdens het
verbale herhalen ontstaat een visueel beeld en bezinkt de opdracht in het
performale.



Laat de opdracht uitvoeren en daarna verwoorden.
Maak een lijstje met zaken die gedaan moeten worden en laat die door
het kind nalopen.
Help het kind door structuur aan te geven. Structuur in:
- Vorm
- Tijd
- Inhoud
Het kind competent verklaren èn zichzelf competent laten vinden.
Dit kind kan goed redeneren en weet precies hoe het er uit moet zien.
Als het kind aan het werk gaat, komt er niets van terecht. Ze stoten
heel vaak hun neus en daar worden ze zeer machteloos en gefrustreerd
van.
Ze zijn dan chronisch boos. Ook loopt het kind een heel groot risico, om
een (zeer) laag zelfbeeld te krijgen. Immers: je denkt de dingen uit op
verbaal (hoger) niveau,
maar voert ze uit op performaal (lager) niveau.
Contactuele beperkingen van hoogbegaafden
Hoogbegaafde kinderen hebben vaak te maken met contactuele beperkingen.
Een aantal structurele beperkingen kunnen zijn:











opzien tegen alle ontmoetingen met meerdere mensen tegelijk
liever e-mail dan rechtstreeks contact
'glazige ogen' ontmoeten (jezelf vaak niet begrepen voelen)
onvermogen om je begrijpelijk uit te drukken
gauw tijd op jezelf nodig hebben
last hebben van zintuiglijke overprikkeling
niet naar muziek kunnen luisteren
geen of nauwelijks tv kunnen kijken
geen vrienden hebben
veel moeite met onverwachte gebeurtenissen
moeite om mensen aan te kijken (oogcontact)
Wat maakt een hoogbegaafd persoon anders dan anderen. Hoe komt het dat zij
vaak als ‘anders’ gezien worden? Al direct vanaf de geboorte is het
hoogbegaafde kind bezig met het opnemen van informatie. Om informatie op te
nemen heb je je zenuwstelsel nodig. In dit stadium is het nog zo dat hoe
intensiever je je zenuwstelsel gebruikt, hoe wijder vertakt het wordt en
hoe meer verbindingen tussen de verschillende zenuwcellen er gelegd worden.
Het is dus niet vreemd dat een hoogbegaafd kind een structureel andere
manier van denken heeft die vaak door de omgeving niet begrepen wordt.Vanaf
ongeveer het zevende levensjaar krijgt ieder kind te maken met een
toenemende druk van buitenaf. Je moet voldoen aan bepaalde groepsnormen
anders val je buiten de groep, en als je dan bedenkt dat kinderen erg hard
kunnen zijn is het duidelijk dat dit een probleem kan vormen voor kinderen
die niet in de groep passen. Tussen het negende en vijftiende levensjaar
ligt het hoogtepunt van dit conformisme, hierna neemt het weer af. Het
betekent echter wel dat hoogbegaafde kinderen in de beginjaren van het
voortgezet onderwijs met dit isolement te maken krijgen en een moeilijke
tijd doormaken (zie punt 1 van onderstaande tekst)
Het is dus zo dat hoogbegaafden vanaf het begin anders zijn, er zijn
verschillende punten waaruit dit duidelijk wordt.
1. Het kind heeft een heel eigen kijk op de wereld. Een gevolg daarvan is
vaak dat het kind op school nergens bij hoort, hij valt buiten de groep. De
kinderen in de groep hebben grote overeenkomsten in hun kijk op de wereld,
hoe ze die ervaren en ermee omgaan. Wanneer het hoogbegaafde kind de
zienswijze (code) van de groep accepteert dan raakt hij met zichzelf in
conflict. Vasthouden aan de eigen code is ook geen redelijke optie, hij
hoort er dan immers niet meer bij. Wanneer het kind deze twee mogelijkheden
gaat afwisselen (‘code-hopping’) dan wordt hij als onbetrouwbaar gezien.
Een groot probleem is dus het feit dat het kind, welke keuze hij ook maakt,
het nooit helemaal goed kan doen in de ogen van zichzelf en van de anderen.
2. Hoogbegaafde kinderen hebben een andere manier van observeren. Meestal
observeer je op basis van overeenkomsten, een hoogbegaafde observeert
echter op basis van verschillen.
Een voorbeeld: je ziet een fiets tegen een auto rijden. Zoiets had je al
een keer eerder zien gebeuren. Wanneer iemand na lange tijd iets over dat
ongeluk vraagt, is de kans groot dat je details door elkaar gaat halen. Dit
komt doordat je observeert in overeenkomsten, hierdoor is er geen ruimte
voor nuances. Als je op basis van verschillen observeert is er sprake van
een andere strategie. Kleur van de auto, plaats van het ongeluk en andere
details zijn dingen die je zijn opgevallen. Deze manier van observeren is
veel moeilijker omdat er veel losse concrete situaties moeten worden
onthouden
3. Hoe de informatie binnenkomt is ook belangrijk bij het verschil tussen
hoogbegaafden en mensen met een normaal intelligentieniveau. Informatie kan
op drie manier binnenkomen: visueel, auditief en tactiel (zien, horen en
voelen). De gemiddelde verhouding tussen deze drie is als volgt: visueel
60%, auditief 30% en tactiel 10%. Bij hoogbegaafden liggen deze
verhoudingen eerder op: visueel 70%, auditief 20% en tactiel 10%.
Het verschil lijkt in eerste instantie niet zo groot, echter, als je het in
verhouding gaat bekijken vallen er wel degelijk dingen op. Bij het
gemiddelde ligt de verhouding tussen visueel en auditief als 2:1.
Bij de hoogbegaafde ligt de verhouding als 3,5:1. Wanneer je dan ook nog
bedenkt dat er hoogbegaafden zijn die visueel nog sterker zijn ingesteld is
het heel goed denkbaar waarom er onbegrip bestaat.
4. Hoogbegaafden hebben vaak een conceptuele perceptie. Dit houdt in dat
wanneer ze iets zien daar onmiddellijk een beeld bij gevormd wordt.
Als dit het geval is bij een kind dat kun je praten als Brugman maar het
beeld wat in het hoofd zit wordt niet veranderd. Wanneer het kind is gepest
op het schoolplein door Erik, zal hij het schoolplein meteen verlaten zodra
Erik eraan komt. Erik en pesten horen bij elkaar en niets kan dit nog
veranderen, ook al gaan er jaren overheen.
5. Op school worden analoge leermethodes gebruikt. Deze manier van lesgeven
houdt in dat er een aantal voorbeelden gegeven wordt, deze worden steeds
weer herhaald totdat het vast gaat zitten in het hoofd. Leren via oefening
en herhaling dus. Hoogbegaafden leren meestal associatief; ze denken: “hoe
kan ik dit in verband brengen met wat ik al weet?” Vandaar dat hoogbegaafde
leerlingen zo’n moeite hebben met automatiseren. Het leren van tafels op de
basisschool is hier een goed voorbeeld van. De meeste kinderen leren de
tafels uit hun hoofd en kunnen automatisch de tafels opzeggen.
Hoogbegaafden rekenen de sommen echt uit. Als 5 keer 7 35 is weten ze dat 6
keer 7 dan 42 moet zijn.
6. Na de fase van ‘net zolang proberen tot je de oplossing hebt’, zijn
hoogbegaafde kinderen al snel toe aan de zogenaamde prikstrategie (het in
één keer overzien van het probleem en de oplossing) en dat werkt goed. Zo
goed zelfs, dat ze de volgende stap, het aanleren van een meer gelaagde
strategie, niet zetten. Vaak komen ze dan in de tweede of derde klas van de
middelbare school in de problemen te zitten, want dan blijkt die strategie
toch niet altijd te werken. Ze hebben het idee ontwikkeld dat ze één
keertje ergens naar kijken en het dan weten.
Hieronder een (vertaald) schema van James T. Webb.
Mogelijke problemen die kunnen voortkomen uit de sterke punten
van hoogbegaafden
Sterkt punt
Mogelijke problemen
Verwerft en onthoudt informatie
makkelijk en snel
Ongeduld met anderen, houdt niet
van basisoefeningen
Nieuwsgierig, zoekt naar
betekenis en zin
Stelt pijnlijke vragen;
overdreven in zijn interesses
Intrinsieke motivatie
Eigenzinnig; verzet zich tegen
beïnvloeding
Lost graag problemen op; in
staat concepten en synthesen op
te stellen en te abstraheren
Verzet zich tegen routineoefeningen, stelt de
onderwijsmethoden ter discussie
Zoekt naar verbanden tussen
oorzaak en werking
Houdt niet van onduidelijkheden
en onlogische zaken
(bijvoorbeeld tradities en
gevoelens)
Benadrukt waarheid, gelijkheid
en eerlijkheid
Maakt zich zorgen om humanitaire
zaken
Wil graag dingen en mensen
organiseren
construeert gecompliceerde
regels; wordt vaak als dominant
beleefd
Uitgebreide woordenschat;
beschikt over veel informatie
die verder gaat dan die van
leeftijdsgenoten
Kan zijn spreekvaardigheid
benutten om te manipuleren; is
verveeld door school en
leeftijdsgenoten
Hoge verwachtingen van zichzelf
en van anderen
Intolerant, perfectionistisch;
neigt tot depressie
Creatief en vindingrijk;
bewandelt graag nieuwe wegen
Verstoort het gelijk opgaan van
de groep
Kan zich intensief concentreren; Verwaarloost plichten of mensen
laat zich niet van eigen
als hij/zij geconcentreerd is;
interesses afleiden
verzet zich tegen
onderbrekingen; stijfkoppig
Heeft veel energie
Is gefrustreerd bij inactiviteit
Onafhankelijk; heeft voorkeur
Wijst voorstellen van peers of
voor individueel werk; vertrouwt ouders af; non-conformistisch
op zichzelf
Uiteenlopende interessen en
vaardigheden; veelzijdig
Kan ongeorganiseerd en chaotisch
werken; is gefrustreerd door
gebrek aan tijd
Sterker gevoel voor humor
Peers begrijpen de humor niet;
hangt de clown van de klas uit
Werken met begaafde kinderen in het voortgezet onderwijs
Het Compacting en Verrijkingsmodel voor het vwo (systematisering en
flexibilisering van het onderwijs aan begaafde leerlingen.)
In een gemiddelde vwo klas gaan begaafde leerlingen zich al snel vervelen,
omdat de leerstof voor hen gemakkelijk is en veel herhaling bevat. Zonder
veel inspanning maken ze zich de stof in snel tempo eigen. Dit komt doordat
begaafde leerlingen een andere manier van informatieverwerking hebben. Ze
hebben een goed functionerend geheugen, ze kunnen gemakkelijk verschillen
en overeenkomsten signaleren tussen oude en nieuwe kennis, komen snel tot
inzicht en zien toepassingen waar andere leerlingen dat niet zien. Zij zijn
- veel meer dan hun leeftijdgenoten - in staat zelf problemen en
oplossingen te zoeken in plaats van na te doen wat de leerkracht voordoet.
Deze andere manier van informatie opnemen, verwerken en toepassen leidt er
toe dat ze ook sneller kunnen werken: Afhankelijk van de leerstof (bijv.
het leren van Franse woordjes of wiskunde) is hun leer- en werktempo twee
tot vier keer hoger dan dat van klasgenoten.
Een hoge intelligentie leidt niet vanzelf tot hoge prestaties.
Feitelijk kan er pas van hoogbegaafd worden gesproken indien over langere
tijd excellente prestaties op een of meerdere gebieden worden geleverd. Bij
kinderen kan daarom eigenlijk nog niet van 'hoogbegaafd' worden gesproken,
maar is het beter om te zeggen dat deze goede leerlingen "het potentieel
hebben te zijner tijd excellente prestaties te leveren" (Span, de Bruin en
Wijnekeus, 2001). Of een voorlijk kind zich ontwikkelt tot een goede
leerling en uiteindelijk komt tot uitzonderlijke prestaties op een bepaald
gebied, is - zo meent de Amerikaanse psycholoog Feldman - voor een groot
deel van het toeval afhankelijk. Een optelsom van gunstige en minder
gunstige omstandigheden bepaalt de uitkomst. Omstandigheden zijn niet
altijd te beïnvloeden: de plaats in de kinderrij is een gegeven, zo ook het
geslacht, de vooropleiding van de ouders etc. Bovendien kan één factor
doorwerken op een of meer andere. De school kan op specifieke wijze invloed
uitoefenen op de ontwikkeling van veelbelovende leerlingen: door andere
leerstof en door een andere didactiek. Aangetoond is dat het talent zich
pas doorzet als leerlingen plezier beleven aan de (leer)activiteiten
(Csikszentmihalyi, 1993).
Zitvlees.
Begaafde leerlingen laten pas bij echt moeilijke taken zien wat ze kunnen.
Door het werken met moeilijke leerstof kunnen ze - net als de andere
leerlingen op school - 'zitvlees' ontwikkelen. Dan pas kunnen zij
persoonlijkheidseigenschappen ontwikkelen, zoals doorzettingsvermogen,
uitstel - en frustratietolerantie en verantwoordelijkheidsbesef. Door het
oplossen van moeilijke taken kan ook de begaafde leerling
competentiegevoelens ontwikkelen. De Nederlandse psycholoog Lodewijks
noemde dit de "kick van het kunnen". Dit op zijn beurt motiveert hen weer
om door te zetten. Kwaliteiten als frustratietolerantie e.d. zullen hen in
staat stellen in de toekomst hoogbegaafde prestaties te leveren.
Differentiatie van de leerstof is dus in eerste instantie niet bedoeld om
nog meer kennis op te doen, maar dient voor de ontwikkeling van een
optimale werkhouding.
Compacten en Verrijken, het C&V model.
Op school moeten begaafde leerlingen niet worden overgelaten aan hun lot,
maar actief worden gestimuleerd. Veel talent gaat verloren doordat er
onvoldoende rekening wordt gehouden met de capaciteiten van begaafde
leerlingen. De aangeboden leerstof bevat te weinig ruimte voor het oefenen
met zelfregulatie. Het kan ook anders. 'Compacten en verrijken' (C&V) is
een structurele methode om het onderwijs aan te passen aan de mogelijkheden
en behoeften van begaafde leerlingen. Onderpresteren en/of het voortijdig
de school verlaten kunnen daardoor worden voorkomen. Doordat de docent het
reguliere programma 'indikt ('compact') wordt tijd vrijgemaakt voor het
aanbieden van verrijkingsactiviteiten. Na het verminderen van oefeningen en
wegstrepen van herhaling blijft een nieuw stuk leerstof over, dat
appelleert aan de leergierigheid en zelfstandigheid van de begaafde
leerlingen. De leraren maken van deze resterende leerstof een
'compactschema': een schematisch overzicht dat gekoppeld wordt aan een
tijdschema. Het laat zich goed vergelijken met een werkwijzer uit het
Studiehuis. In de tijd die begaafde leerlingen op deze wijze besparen, gaan
zij aan de slag met verrijkingstaken. Taken voor begaafde leerlingen moeten
in ieder geval drie zaken omvatten:



het moet gaan om nieuwe en moeilijke kennis
nieuwe vaardigheden
nieuw (origineel) eindproduct.
De inhoud mag niet vooruitlopen op stof van de hogere leerjaren. De taak
moet zo moeilijk zijn dat de leerlingen deze alleen met begeleiding en door
samenwerking met anderen (leerlingen en docent) tot een goed einde kunnen
brengen. Zo leren de begaafde leerlingen in de loop van de eerste drie jaar
in het vwo hun eigen leerprocessen op de juiste wijze reguleren: er is een
ontwikkeling van docentregulatie naar zelfregulatie. Ervaringen die in de
basisvorming worden opgedaan met de didactiek voor begaafde leerlingen
kunnen in het Studiehuis benut worden voor àlle leerlingen.
Curriculum Compacting to Challenge the Above-Average.
De C&V methode is gebaseerd op de aanpak van de Amerikanen Renzulli en Reis
(1992). Pieter Span en Marianne Pluymakers van de Psychologische
Adviespraktijk Begaafden Utrecht (PABU) hebben - onder de naam C&V - de
werkwijze van curriculum compacting and enrichment bewerkt voor de
Nederlandse schoolsituatie. In Nederland wordt C&V hoofdzakelijk uitgevoerd
in het voortgezet onderwijs, maar C&V kan ook worden toegepast in het
basisonderwijs.
Een van de uitgangspunten van de C&V methode is dat er curriculum-nabij
wordt verrijkt: een wiskundetaak in de wiskunde-uren. De docent blijft de
centrale figuur, verantwoordelijk voor het onderwijs aan alle leerlingen.
Het plezier dat hij beleeft aan zijn beste leerlingen, wordt hem niet
ontnomen. Wanneer de C&V methode wordt gebruikt daalt het niveau van het
onderwijs in de klas niet door het verdwijnen van de beste leerlingen. Een
ander voordeel is dat de begaafde leerlingen door hun klasgenoten niet als
buitenbeentjes worden beschouwd. Zij zijn immers - net als de klasgenoten tijdens de wiskundeles bezig met wiskunde.
Systematisering en flexibilisering zijn kernbegrippen van de PABU in de
begeleiding van vwo scholen. Flexibiliteit betekent dat er gewerkt wordt
binnen de mogelijkheden van de betrokken school. Scholen verschillen in
onderwijsfilosofie, in accommodatie (gebouw, leermiddelen), in
docentencorps (vooropleiding, nascholing, leeftijd, geslacht,
betrokkenheid), in jaartaakurenbeleid, in leerlingen en in
organisatiestructuur. Een analyse van de beginsituatie maakt duidelijk
hoeveel kans van slagen een structurele aanpak van het onderwijs aan
begaafde leerlingen heeft binnen een school. Systematisering wil zeggen dat
- bij alle flexibiliteit - het schoolbeleid er op gericht is structureel en niet slechts af en toe - aandacht te besteden aan begaafde leerlingen.
Scholen die zich op deze wijze profileren bieden in elk leerjaar van de
basisvorming in twee á drie vakken een aangepast curriculum aan. Begaafde
leerlingen worden op basis van duidelijke criteria geselecteerd om deel te
nemen aan C&V en werken bij voorkeur in twee - of drietallen. De docenten
van verschillende vakgebieden worden getraind in het uitvoeren van het
compacten en verrijken.
Emotionele begeleiding van hoogbegaafden
De emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen krijgt zeer weinig de
aandacht. Veel programma’s voor begaafden zijn vaak gericht op de
intellectuele ontwikkeling en niet op de emotionele ontwikkeling.
In onze samenleving gaat men er vanuit dat niets het leren in de weg mag
staan. Dus ook niet de emotionele ontwikkeling van een hoogbegaafde
leerling. Maar het is juist heel belangrijk om goed om te gaan met je
gevoelens. Het delen van gevoelens is het belangrijkste psychische houvast
voor iedereen en vooral voor kinderen. De aandacht die gericht is op de
hoogbegaafde kinderen, is meestal de aandacht voor de prestaties die de
kinderen leveren, terwijl het heel belangrijk is dat kinderen die
hoogbegaafd zijn, zich kunnen uiten. Doordat deze kinderen zich binnen een
vertrouwde omgeving kunnen uiten, ondersteun je daarmee de intellectuele
ontwikkeling.
Vaak worden deze kinderen beoordeeld op het feit dat ze hoogbegaafd zijn.
Ze worden snel gezien als ‘wijsneuzen’ of ‘betweters’ en dit is niet goed
voor hun zelf vertrouwen. De oplossing hiervoor is een vertrouwenspersoon.
Vertrouwenspersoon
Het is van groot belang dat een kind zijn gevoelens kan uiten tegenover
iemand die hem goed begrijpt. Dit kan iedereen zijn, een vriend, een
leraar, ouder, enz. Het is dus belangrijk om binnen de school een aantal
leerkrachten aan te stellen als vertrouwenspersoon voor de hoogbegaafde
kinderen. Zij moeten hun frustraties kwijt kunnen. Er moet dus de
mogelijkheid zijn tot vrije communicatie. De hoogbegaafde moet zich op zijn
gemak voelen bij deze persoon en deze persoon moet het kind waarderen en
begrijpen.
Communicatie
Het is belangrijk dat je tegen hoogbegaafde kinderen op de juiste wijze
communiceert. Vaak worden hoogbegaafden afgestraft op het feit dat ze
hoogbegaafd zijn. Vaak gebeurt dit door ‘dodelijke uitspraken’.
‘Dodelijke uitspraken’ (dit soort opmerkingen remt gegarandeerd
communicatie en motivatie)
 Hou toch op met te leven in een ivoren toren! Doe eens als de rest
van de wereld!
 We hebben daar geen tijd voor! Val me niet lastig!
 Dat is een stom idee; je weet dat het onmogelijk is!
 Voor iemand zo slim als jij, doe je ontzettend stom!
 Het interesseert mij niet wat je denkt, doe het zoals ik het zeg!
 Waarom denk je dat je zo bijzonder bent? Iedereen heeft wel eens
problemen! Wil je wat problemen horen? Ik zal je er wel eens een paar
vertellen!
 Je doet het omdat ik het zeg.
Wat nu te doen?
Nu duidelijk is welke uitspraken er vermijd moeten worden is het tijd om
aan positieve communicatie te gaan werken.
Er volgen nu tips om de communicatie tussen het kind en u te bevorderen
en/of te verbeteren.
1. U kunt geen communicatie met iemand afdwingen
Het is belangrijk dat het gesprek dat je met het kind wilt gaan voeren,
niet wordt geforceerd. Het is belangrijk dat het kind zich op zijn gemak
voelt en dus ook daadwerkelijk zijn gevoelens met je wilt delen.
2. Het is belangrijk dat u uw eigen gevoelens herkent en kunt uiten
Het is van belang dat er een dusdanige sfeer tussen u en het kind
ontstaat dat u over en weer uw gevoelens kunt delen. U moet er wel op
letten dat het bespreken van de gevoelens van het kind voorop staan en
niet uw gevoelens.
3. Iedere communicatie heeft een emotioneel aspect
Een gesprek kan op verschillende manier gebracht worden, heel blij of
juist heel somber. Dit kan door de klanken, houding, gebaren, enz. Let
dus goed op hoe het gesprek verloopt en hoe uzelf reageert op de
verhalen van het kind, want dit kan veel in het gesprek beïnvloeden.
4. Wees uzelf bewust van de gevoelens die u non-verbaal overdraagt naar
anderen
Let goed op wat u lichaamstaal is tijdens het gesprek of uw zithouding.
5. Probeer de kinderen geen boodschappen te geven die zichzelf
tegenspreken
Wanneer de emotionele boodschap hetgeen wat gezegd wordt tegenspreekt
kan dit tot verwarring zorgen bij het kind. Als u echt ergens in
geïnteresseerd bent, vraag dit dan ook op die wijze en niet om dat het
moet.
6. Geef gevoelens een naam
Het is belangrijk dat hoogbegaafde kinderen op jonge leeftijd gevoelens
kunnen benoemen, zodat zij juist met de gevoelens kunnen omgaan.
Luisteren
Het is zeer belangrijk voor zowel ouder als begeleider om goed te luisteren
naar wat het kind te vertellen heeft. Luisteren met het ‘derde oor’.
Een kind kan u een vraag stellen, bijv. ‘Wanneer gaan mensen dood?’ Dit kan
ook een manier zijn om te zeggen dat hij bang is om dood te gaan, alleen
zegt het kind dit niet direct.
Verder kan het ook zo zijn dat een kind alleen maar een luisterend oor
nodig heeft. Doordat u naar het kind luistert, maakt u tijd vrij voor het
kind en daarmee versterkt u de vertrouwensband met het kind.
Tips tot bevordering van de communicatie
 Wanneer u een gesprek met een kind voert, probeer er dan achter te
komen wat de achterliggende bedoeling is van hetgeen uw kind zegt.
 Zorg voor geen enkel obstakel bij het houden van een gesprek. TV aan,
een telefoongesprek, enz.
 Maak tijd vrij voor een gesprek. Let op dat het gesprek niet wordt
verstoord door anderen of een foute planning met de afspraken.
 Een vaste plek. Probeer de gesprekken steeds op dezelfde plek te
houden, zorg voor een vertrouwelijke omgeving. Dit kan het gesprek
bevorderen.
Een leidraad voor docent, begeleider en ouder.
Belangrijke emotionele vaardigheden in de omgang met anderen
1. Leren zien en interpreteren van aanwijzingen in gedrag om het
achterliggend gevoel te begrijpen.
2. Leren begrijpen van het perspectief van anderen.
3. Leren begrijpen van gedragsnormen, wat wel en niet acceptabel gedrag
is.
4. Een positieve kijk op het leven, waarin anderen een belangrijke rol
spelen.
5. Zelfkennis: zicht op hoe anderen je ervaren en weten hoe je situaties
kunt beïnvloeden.
Belangrijke vaardigheden voor de communicatie van emoties:
1. Non-verbaal: leren communiceren met oogcontact, gezichtsuitdrukking,
toon van de stem, gebaren, enzovoort.
2. Verbaal: duidelijk vragen en verzoeken leren formuleren, effectief
reageren op kritiek, weerstaan van negatieve invloeden, luisteren
naar anderen, anderen helpen, deelnemen aan positief gerichte
vriendengroepen.
Vrienden en leeftijdsgenoten
Er zijn hoogbegaafden die veel vrienden hebben en zich goed voelen binnen
hun vriendengroep en leeftijdsgenoten, maar er zijn ook genoeg hoogbegaafde
leerlingen die moeite hebben met het aanpassen aan hun leeftijdgenoten.
Simpelweg omdat zij geestelijk al verder zijn ontwikkeld. Het is moeilijk
om een hoogbegaafd kind van 10 te vergelijken met een kind van 10 met een
gemiddeld IQ. De kinderen zijn wel van een zelfde kalenderjaar maar
geestelijk verschillen ze nogal. Dit is vaak de reden waarom bij sommige
hoogbegaafde de relatie met leeftijdsgenoten niet lukt. Een hoogbegaafd
kind denkt over hele andere dingen na dan een kind met een gemiddeld IQ.
Hoogbegaafde kinderen moeten zich constant aanpassen aan de rest van de
klas en kan daarbij niet zichzelf zijn.
Aangezien wij op een opleiding zitten waarbij we te maken krijgen met
Kinderen/jongeren van twaalf tot en met ± achttien jaar, zullen we nu
verder gaan met de omschrijving van deze doelgroep.
In deze periode van het leven van de jongeren gebeuren er vele
verschillende dingen. Het analytische denkvermogen bereikt zijn maximale
sterkte, volgens onze samenleving is het nu de bedoeling dat de jongeren
gaan presteren op school, hun toekomst gaan plannen, enz.
Maar er zijn nog veel meer dingen aan de hand, het veranderen lichaam, de
nog niet ontdekte buitenwereld.
Dit is de tijd dat je als tiener van alles gaat beleven en moet beleven.
Het opdoen van nieuwe sociale contacten en indrukken en ga zo maar door.
De sociale leerprocessen tussen het twaalfde en twintigste jaar zijn
uiteindelijk bepalend voor de kracht en de diepgang van de persoonlijke
identiteit.
Tot je twaalfde is je wereldje nog zeer egocentrisch en zeer beperkt, na je
twintigste volg je weer meer je eigen weg. Maar in die tussentijd moet je
experimenteren op het sociale vlak.
De intelligente jongere kan het nu moeilijk hebben, en zeer zeker de
gesloten hoogbegaafde. Deze kan hierdoor een mikpunt zijn in de sociale
jungle. Je ziet ook vaak dat ( kwetsbare) hoogbegaafde jongeren pas na de
middelbare school helemaal opbloeien, omdat zij dan hun eigen weg kunnen
gaan en niet meer zijn onderworpen aan de oordelen van klasgenootjes, zoals
studiebol of saaipiet.
Waarom ondervindt de hoogbegaafde jongere vaak remmingen en blokkades in
zijn sociale functioneren?
1. Hij heeft de natuurlijke neiging zijn sterkste talent, zijn verstand,
ook in te zetten bij alle niet-intellectuele activiteiten en
gebeurtenissen. Bij sociale gebeurtenissen reageert hij vaak te
wetenschappelijk. De hoogbegaafde jongeren is sociaal wel vaardig,
maar dan op het intellectuele sociale gedrag, wanneer het op emoties
aankomt voelt hij zich onzeker.
2. De hoogbegaafde jongere heeft een scherp waarnemingsvermogen, maar
dit gaat vaak ten koste van zijn eigen spontaniteit.
3. Intelligente kinderen zijn zeer gevoelig. Ruzies, confrontaties,
emotionele uitbarstingen worden als falen beschouwt.
4. Hij hoeft ook niet zo nodig, hij kan zichzelf prima vermaken. Een
einzelganger.
5. Hij kan op een geraffineerde wijze de strijd met de buitenwereld
vermijden.
6. De hoogbegaafde kan kiezen voor de hurkzit-oplossing, Hij past zich
aan naar beneden. Aan het niveau dat binnen de groep heerst. Hierdoor
loopt hij wel het risico tot vervreemding van zichzelf, van de eigen
wensen en behoeften.
Aanpakken sociale remmingen
1. Door het aanleren van meer geschikte sociale technieken
Een combinatie van praktijkoefening en inzichtbevordering.
Als praktijkoefening: het nastreven van zichtbaren en concrete doelen:
sociaal gedrag dat bij de leeftijd hoort
Als inzichtbevordering: sociale problemen en geschikte sociale technieken
kunnen uitgelegd en besproken worden.
2. professionele hulp m.b.v. trainingen
Jongeren die last hebben van sociale angst kunnen individueel of in
groepsverband trainingen volgen. Deze kunnen gehouden worden door de school
begeleiders/vertrouwenspersonen of psychotherapeuten
De trainingen zullen vooral gericht zijn op motorische vaardigheden.
 Lichaamstaal
 Gezichtsexpressie
 Stemgebruik
Voordelen individuele training;
Hierdoor confronteer je de persoon veel sneller en gemakkelijker met zijn
eigen zwakke punten.
Tip:
Ondanks de bovengenoemde items, is het belangrijk als docent binnen een
school open te staan voor gesprekken met de kinderen. Er moet binnen de
school genoeg personen zijn met wie een leerling zijn problemen kan
bespreken, welke dan ook.
Verder is het zeer zinvol om hoogbegaafde kinderen in contact te brengen
met andere hoogbegaafde kinderen, maar distantieer ze niet geheel van de
kinderen met een minder hoog IQ. Want dat kan vervreemding veroorzaken.
Houd je ogen open voor kinderen die hoogbegaafd zijn en sociale problemen
hierdoor krijgen en grijp in, direct of indirect.
Nawoord
We hebben in dit dossier verschillende kanten van hoogbegaafdheid
belicht, maar met name de emotionele ( EQ). Het is belangrijk dat
hoogbegaafde kinderen een goede begeleiding binnen een school krijgen,
want hoogbegaafdheid kan een gave zijn, maar ook een handicap. Wij
denken dat het belangrijk is dat hoogbegaafde leerlingen deel blijven
nemen aan het reguliere onderwijs. In Nederland zijn er enkele scholen
die speciaal zijn ingericht voor het hoogbegaafde kind, maar is dit wel
zo verstandig. Naar onze mening waarschijnlijk alleen als laatste
hulpmiddel. Wanneer een hoogbegaafd kind op een school komt met alleen
hoogbegaafde kinderen, bestaat er de kans dat het kind zich vervreemdt
van kinderen met een gemiddeld IQ. De gevaren hierbij kunnen zijn dat
het kind later in de maatschappij en op de werkvloer geen goede
contacten kan leggen met mensen met een gemiddeld IQ. Zeker omdat vele
hoogbegasafde kinderen een leidinggevende functie in het bedrijfsleven
krijgen en dan de sociale vaardigheden mist. Als je het van e andere
kant bekijkt, kan het een verademing zijn voor de hoogbegaafde kinderen
om deel te nemen aan een school speciaal voor hoogbegaafden. Iedereen is
daar vrij in om te keizen.
Literatuurlijst

Hoera, ik ben hoogbegaafd
Marga Schouten, met medewerking van de stichting Mensa
Alpha 1996

Hoogbegaafde kinderen thuis en op school
Franz Mönks en Irene Ijpenburg
Dekker & Vegt 1993

Rondom het kind: hoogbegaafde kinderen
Jenny van Zanten
Uitgeverij Boom 1997

Hoogbegaafdheid: daar moet aan gewerkt worden!
Mirjan de Werd
Afstudeerscriptie voor het vak Nederlands 2de graad aan het
Mollerinstituut te Tilburg
1994

De begeleiding van hoogbegaafde kinderen
James T Webb, Elizabeth A. Meckstroth en Stephanie S. Tolan
Van Gorcum 2000

Intelligente kinderen
Hans de vries
Uitgeverij Westland, Schoten 1996

Begaafde kinderen op de basisschool, suggesties voor didactisch handelen
Jo Nelissen, Pieter Span
Bekadidact Baarn 1999
Internetadressen



www.mensa.nl
www.plato.caiw.nl
www.cbo.nl

http://pabu.hypermart.net/pabu-interactive.htm
Download