Onderzoek onderwijsbehoeften hoogbegaafde kinderen Interviews oudervereniging Pharos Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden Janine Haenen ([email protected]) Inleiding Op zaterdag 2 april 2011 is door het Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education van de Pabo Hogeschool Leiden met 14 ouders/ouderparen een interview afgenomen over hun hoogbegaafde kinderen. Het doel van deze interviews was allereerst de ervaringen van deze ouders op het gebied van hoogbegaafdheid en onderwijs in kaart te brengen. Het tweede doel was om van hen te leren wat pabo’s aanstaande leerkrachten mee moeten geven om in de toekomst in te kunnen spelen op de onderwijsbehoeften van hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs. Alle interviews zijn op basis van open vragen afgenomen om zoveel mogelijk informatie over hoogbegaafdheid te verzamelen. De interviews zijn met een voicerecorder opgenomen en vervolgens, letterlijk, uitgewerkt. In dit verslag zijn alle uitkomsten, op basis van de uitgewerkte letterlijke verslagen van deze interviews, weergegeven. Eerst wordt kort toegelicht hoe de respondentengroep eruit zag: de achtergrondgegevens worden gegeven en daarnaast is een korte schets gemaakt van de hoogbegaafde kinderen van wie de ouders geïnterviewd werden. Ook de onderwijservaringen, inclusief ervaringen binnen het hoogbegaafdheidsonderwijs, en het welzijn en gevoel van deze kinderen op hun scholen wordt hierbij toegelicht. Vervolgens is de ouders gevraagd naar hun ervaringen met de communicatie tussen ouders en school. Ook is op een rijtje gezet wat volgens ouders leerkrachtvaardigheden zijn die leerkrachten moeten bezitten om hoogbegaafde leerlingen binnen het onderwijs te kunnen begeleiden en is expliciet beschreven wat niet mag ontbreken in het pabocurriculum om aanstaande leerkrachten voor te bereiden op onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Tenslotte wordt gekeken naar de toekomst: wat de vervolgstappen zullen zijn op basis van de uitkomsten van dit onderzoek. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 1 Respondentengroep Alle interviews zijn afgenomen tijdens het Pharoskamp, een kamp speciaal voor hoogbegaafde kinderen. Tijdens dit kamp zijn er in totaal 14 interviews afgenomen met ouder van aan het Pharoskamp deelnemende kinderen. Deze interviews gingen in totaal over 24 kinderen, van wie 15 kinderen op de basisschool en vier op de middelbare school zitten. Van vijf kinderen is hun leeftijd niet bekend. In totaal gaat het hier om 15 jongens en vier meisjes (van vijf kinderen is het geslacht niet bekend). In onderstaande tabel zijn de achtergrondgegevens van de kinderen in kaart gebracht. Tabel 1. Respondenten Interview Geslacht Leeftijd/groep 1. Jongen Groep 6 2. 2 jongens 6 en 10 jaar 3. Jongen 7 jaar 4. Jongen Groep 5 5. 2 jongens 1 kleuter, 1 schoolkind 6. 2 jongens Schoolkind en 11 jaar 7. Jongen ? 8. 1 jongen, 1 meisje 11 en 14 jaar 9. 2 meisjes ?, ? 10. Jongen 10 jaar 11. 2 jongens 5 en 9 jaar 12. 2 kinderen 4 en 7 jaar 13. 3 kinderen ?, ? en 12 jaar 14. 1 jongen, 1 meisje 12 en 15 jaar Een korte schets van de hoogbegaafde kinderen Hieronder is een korte schets gegeven van de hoogbegaafde kinderen uit alle interviews: wat is kenmerkend voor de hoogbegaafde leerling thuis en in het basisonderwijs? Depressie en onhandelbaar gedrag thuis (versus op school) De ouders van negen kinderen geven aan dat hun kind thuis boos of depressief gedrag vertoont (vaak in tegenstelling tot hun brave en rustige gedrag op school). Deze kinderen hebben thuis buikpijn en/of hoofdpijn en uiten hun frustratie met boosheid, agressie, niet willen eten of depressie (waarbij twee ouders rapporteren dat hun kind zelfs dood wilden). Onderduiken Vijf kinderen duiken onder op school: ze willen iedereen te vriend te houden en passen zich aan het niveau van het gemiddelde van de klas aan. Ze willen precies hetzelfde doen als de andere kinderen, waardoor ze vaak hun volledige capaciteit niet aanspreken. Ondertussen zitten deze kinderen niet goed in hun vel: ze hebben thuis onder andere buikpijn, nekpijn en/of hoofdpijn. Sociaal-­emotionele ontwikkeling Uit de interviews blijkt dat de sociaal-­‐emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen verschillend kan zijn. Zo blijkt dat vier kinderen veel vrienden hebben en sociaal sterk zijn. Daarnaast hebben zes andere kinderen juist weer moeite met het leggen van contact en hebben ze weinig aansluiting met leeftijdsgenoten (in de buurt). Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 2 Eén van hen wordt zelfs gepest en een is thuis liever (in zijn eentje) bezig met computerspelletjes en televisie. De ouders van deze kinderen noemen een aantal dingen die faciliterend of juist belemmerend kunnen zijn om contact te maken en te onderhouden. Zo maakt de fysieke (verre) afstand tussen (Leonardo)school en woonbuurt het moeilijk om contacten in de buurt te onderhouden. Daarnaast kunnen deze kinderen soms moeilijk hun gevoel tonen, hebben sommigen een laag zelfbeeld (bijvoorbeeld door het pesten) en zijn sommige (hyper)gevoeligheid en inlevend. Tevens zijn sommige kinderen sociaal-­‐ emotioneel verder dan leeftijdsgenootjes: ze hebben interesses die niet overeenkomen met interesses van leeftijdsgenoten (maar meer met volwassen) en spelen daarom graag met oudere kinderen. Structuur Vijf kinderen hebben een duidelijke structuur nodig: ze moeten weten waar ze aan toe zijn, hebben vaste patronen nodig, kunnen niet goed tegen veranderingen en hebben graag duidelijkheid. Leerhouding De leerhouding van de hoogbegaafde kinderen verschilt ook erg. Vijf kinderen zijn leergierig en hebben een goede werkhouding. Wanneer ze interesse hebben in een onderwerp, gaan ze graag zelfstandig aan de slag, stellen vragen en houden ervan om op onderzoekende wijze aan de slag te gaan. Drie kinderen vinden het juist moeilijk om te leren. Dit komt onder andere omdat ze plannen en zelfstandig werken niet expliciet hebben geleerd en omdat ze gewend zijn dat iets in een keer lukt en als dat niet gebeurt, dan is het lastig om door te zetten. Comorbiditeit, rechtvaardigheidsgevoel en faalangst Twee kinderen zijn hoogbegaafd, maar hebben daarnaast ook een leer-­‐ of gedragsprobleem (dyslexie en autisme). Hierdoor was het lastig om de hoogbegaafdheid aanvankelijk te signaleren. Daarnaast hebben drie kinderen een groot rechtvaardigheidsgevoel: als ze iets niet eerlijk vinden, dan kunnen ze daar heel erg mee zitten. Tenslotte is een jongen faalangstig. Ervaringen reguliere basisonderwijs Zoals uit de korte schets van hoogbegaafde leerlingen hierboven blijkt, hebben we met een leerling te maken die op bepaalde punten anders kan zijn dan een reguliere basisschoolleerling. De vraag komt dan op wat voor ervaringen (moeilijkheden of misschien juist makkelijkheden) deze hoogbegaafde leerlingen hebben gehad in het reguliere basisonderwijs. Moeilijke basisschoolperiode De ouders van zes kinderen geven expliciet aan dat hun kinderen een hele moeilijke basisschoolperiode hebben gehad. Er waren uiteenlopende redenen waarom deze kinderen een lastige basisschoolperiode hadden. Zo moesten sommige kinderen veel switchen van school; mochten ze in groep 2 niet met vriendjes/vriendinnetjes mee naar groep 3; werden de kinderen niet uitgedaagd op school; werden ze door hun leerkracht niet begeleid bij het maken van verdiepingsstof en uitdagende taken; liet de leerkracht geen vertrouwen zien in hun capaciteiten; voelden ze zich anders dan klasgenoten en hadden ze een slechte aansluiting met hen en werden sommigen zelfs gepest. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 3 Apart leerplan in reguliere school Negen kinderen zitten op een reguliere basisschool en doen mee met het reguliere programma, maar krijgen daarnaast extra materialen, opdrachten, compacte stof of verdiepingsstof. Voor sommige kinderen werkt dit goed, bijvoorbeeld wanneer ze in een gecombineerde klas zitten en mee mogen doen met de lessen van de oudere kinderen; wanneer de extra materialen op zijn genomen in de weektaak die alle kinderen hebben; wanneer ze in een methodeboekje alleen de belangrijkste dingen mogen doen en sneller door de methode mogen of wanneer ze (individuele) begeleiding krijgen bij het maken van de extra materialen en stof. Maar het werkt niet voor alle kinderen. Zo blijkt dat er niet altijd goede begeleiding wordt gegeven bij de extra stof en taken; is er geen plan voor als de extra materialen en stof op zijn; is een ochtend Plusklas te weinig om te prikkelen of wordt extra stof en materialen alleen als huiswerk meegegeven. Versnellen is ook een manier waarop sommige kinderen binnen het reguliere onderwijs kunnen blijven. Maar dit is alleen succesvol als er vertrouwen is van de leerkracht dat een kind de stof van de hogere klas aankan en het kind begeleidt wanneer stof aan bod komt waar het kind een deel van heeft gemist. Ervaringen hoogbegaafdheidsonderwijs Drie kinderen zaten eerst op een reguliere basisschool. Hier werd geprobeerd om ze extra verdieping, compacte stof, en versnelling te bieden. Voor deze drie kinderen was het, om redenen beschreven in het bovenstaande kopje, niet succesvol en ze stapten over naar een Leonardoschool. Wat hun ervaringen zijn, en wat ervaringen van kinderen met andere hoogbegaafdheidsvoorzieningen (Plusklas, Day a week school), is hieronder te lezen. Leonardo-­onderwijs Uit verschillende interviews komen een aantal succesfactoren van het Leonardo-­‐ onderwijs naar voren. Allereerst blijkt uit zeven interviews de eerste succesfactor: er wordt gedifferentieerd lesgegeven, de leerlingen mogen buiten de reguliere stof om en de stof wordt in compacte vorm aangeboden. Leerlingen mogen op hun eigen niveau werken en als ze ergens klaar mee zijn, hoeven ze niet te wachten, maar mogen ze door. Er wordt niet klassikaal lesgegeven en door de kleine klassen heeft de leerkracht tijd om de kinderen individueel te begeleiden. Ten tweede blijkt uit vier interviews dat een belangrijke succesfactor is dat hoogbegaafde leerlingen in de klas zitten met kinderen in wie ze zich herkennen. De meeste kinderen hebben een goed contact met de klas en voelen zich veilig. Wat hierbij ook faciliterend is, is dat de klassen klein zijn. Tevens is er veel aandacht voor de sociaal-­‐ emotionele ontwikkeling; aandacht voor elkaars meningen en omgaan met anderen die ook of juist niet hoogbegaafd zijn. Als derde wordt in drie interviews de verschillende vakken genoemd waar tijd voor is, omdat de reguliere stof gecompact wordt. Zo zijn de vakken Engels, Spaans, Filosofie en ICT uitdagend, mits de leerkrachten ook geleerd hebben hoe ze les moeten geven. De Leonardotijd mogen de kinderen invullen met iets wat ze interessant vinden en ze gaan veel weg: musea, ontdekkingstocht door een bos, vissen in de klas. Dit ligt weer in lijn met de succesfactor die uit twee andere interviews naar voren komt: het top down leren, het leren van het geheel naar de delen en de vele dingen die projectmatige worden aangepakt en waarin onderzoekend leren wordt gestimuleerd. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 4 Tenslotte wordt in een interview het tutorlezen genoemd, waarvan het doel is dat de hoogbegaafde leerlingen enerzijds leerlingen die niet zo goed kunnen lezen begeleiden en anderzijds leren hoe ze een ander kunnen helpen en hiermee hun sociale vaardigheden vergroten. En in een ander interview wordt genoemd dat het fijn is dat leerkrachten kennis hebben over hoogbegaafdheid, dat ze worden begeleid in het differentiëren en dat er een leerkracht is die de testresultaten en de adviezen van een psycholoog kan lezen. Uit de interviews blijken daarnaast ook belemmerende factoren van het Leonardo-­‐ onderwijs. Zo geven vier ouders aan dat het leren in de Leonardoklas soms moeilijk is, omdat de klas vol drukke en beschadigde kinderen met bagage zitten met wie het op hun vorige school niet goed ging. Leonardo-­‐onderwijs is goed, maar moet voor een kind vanaf de kleuters worden ingezet. Uit vier andere interviews blijkt ook dat de kosten belemmerend kunnen zijn: het Leonardo-­‐onderwijs is namelijk erg duur. Ook wordt in een interview de cognitieve insteek genoemd: voor hoogbegaafde leerlingen die op een andere manier leren (bijvoorbeeld in beelden) is het lastig om mee te komen binnen het Leonardo-­‐onderwijs. Tenslotte merkt een ouder op dat hun zoon eraan moet wennen dat hij nu even goed is als de rest en niet de beste. Plusklas Drie kinderen zitten een dagdeel per week in een plusklas. Dat vinden ze leuk: ze doen opdrachten die ze leuk vinden en het aanbod is er divers. Wel zouden ze dit graag de hele week doen: het kan demotiverend zijn voor een kind om een keer per week te zien hoe het ook kan en daarna weer terug te gaan naar de reguliere klas. De ouders uit twee andere interviews vinden dat Plusklassen geschikt zijn voor kinderen die hard en zelfstandig kunnen werken, maar dat is vaak moeilijk voor hoogbegaafde leerlingen. Day Week School In een interview doet de school mee met het project Day Week School, dat gericht is op excellente leerlingen. Een keer per week komt een klas met kinderen van verschillende scholen bij elkaar. Een kanttekening is dat alleen de enthousiaste, creatieve slimme kinderen door de selecte komen. Verder is het geen duurzame oplossing: het project gaat door totdat het geld op is en het is maar voor een dag per week, waardoor de jongen uit het interview de stof die op die dag op zijn basisschool wordt behandeld ergens anders die week moet inhalen. Welzijn school Naast de onderwijservaring van de kinderen is ook nog expliciet aan de ouder naar het welzijn en gevoel van hun kind op hun basisschool gevraagd. Hieronder worden de antwoorden hierop toegelicht. Reguliere basisschool Uit de interviews blijkt dat het welzijn van de kinderen op een reguliere basisschool twee kanten op kan gaan. Aan de ene kant zitten drie kinderen op een reguliere basisschool die het programma niet aanpast of een poging doet tot aanpassen, maar hier niet in slaagt. Deze kinderen vervelen zich, voelen zich niet begrepen en willen niet naar school (tot depressie aan toe). Aan de andere kant zitten vijf kinderen op een reguliere basisschool met een aangepast programma dat niet opvalt in de weektaak (bijvoorbeeld Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 5 Jenaplan), met individuele begeleiding en met acceptatie vanuit de klas. Hier voelen ze zich prettig en willen er blijven. Leonardoschool Unaniem voelen alle kinderen die op een Leonardoschool zitten zich gelukkig. De ouders van vijf kinderen rapporteren dit. Ze hebben aansluiting, contact en vriendjes in de klas. Ze voelen zich niet meer zo anders en worden door de leerkracht aangesproken op hun vermogens. Hierdoor kunnen ze zichzelf zijn en voelen ze dat ze er mogen zijn. Verder spreken de extra vakken (Spaans, Engels, Filosofie) ook aan. Communicatie tussen school en ouders De ervaringen die ouders hebben met de communicatie tussen hen en de basisschool is erg wisselend. Positieve ervaringen hebben vooral te maken met een luisterend oor, begrip en verstand van hoogbegaafdheid. Twee ouders geven aan dat ze een goed contact hebben met de school en dat er geluisterd wordt naar hen. Er zijn afspraken gemaakt en als er iets is, wordt er naar de ouders gecommuniceerd. Een ouder vertelt dat de communicatie goed loopt sinds er een nieuwe Intern Begeleider op de school aanwezig is die verstand heeft van hoogbegaafdheid. Ze neemt de ouders serieus en weet waar ze het over heeft. Verder geeft een ouder aan dat de gesprekken die er zijn erg prettig zijn, maar dat het er zo weinig zijn, waardoor het voor hen moeilijk is om bij te houden wat er allemaal speelt op school. Een ouder vertelt dat er op de Leonardoschool veel communicatie is naar de ouders. Wel is dit via de mail (want er is geen tijd voor elke dag face-­‐to-­‐face contact) en via een boekje waar de leerkracht iets over het kind in schrijft. Omgekeerd hebben de negatieve ervaringen te maken met onbegrip en weinig kennis over hoogbegaafdheid op school. Een ouder heeft het gevoel dat de communicatie vooral vanuit hen moet komen en dat zij er erg aan moeten trekken en zes ouders hebben de ervaring dat ze steeds moesten bewijzen dat hun kind hoogbegaafd is. Een van deze ouders merkte wel dat toen het eenmaal bewezen was, de leerkracht het geloofde en het kind extra materiaal en begeleiding ging bieden. Dezelfde leerkracht vroeg ook of het kind vanaf groep 7 zelf aanwezig wilde zijn tijdens tienminutengesprekjes waardoor er echt naar het kind zelf geluisterd werd. Toch blijft het voor ouders lastig om het verschil tussen thuis (onhandelbaar) en op school (braaf) aan te geven, vinden sommige leerkrachten dat de ouders het kind teveel pushen, en hebben sommige ouders het gevoel dat de leerkracht hen opscheppers vindt. Wat dat betreft is het dus erg afhankelijk van een leerkracht of hij of zij begrip en kennis heeft en snapt wat er aan de hand is. En aangezien kinderen elk jaar een nieuwe leerkracht krijgen, is het elk jaar spannend wat voor leerkracht je hierin treft. Vier ouders geven daarbij aan dat het ook lastig is voor leerkrachten, omdat je als ouder erachteraan wil zitten, maar daardoor ook soms zeurderig over kan komen. Zo zijn scholen vaak wel bereid iets te doen, maar gaat er veel tijd overeen voordat er wat gebeurt (door vakanties, onderzoeken en besprekingen) en/of het levert niets op omdat de school de middelen niet heeft om adequaat te handelen. Als ouder blijf je er dan achteraan zitten (je wilt immers het beste voor je kind) en dit kan voor een leerkracht moeilijk zijn. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 6 Leerkrachtvaardigheden Hieronder is op een rijtje gezet wat volgens de ouders uit de interviews belangrijke leerkrachtvaardigheden zijn om in het (reguliere) basisonderwijs aan te sluiten bij de onderwijsbehoeften van hoogbegaafde leerlingen. Kennis hebben over hoogbegaafdheid (herkennen) Unaniem noemen de ouders uit alle veertien interviews dat het goed is als leerkrachten kennis en verstand hebben van hoogbegaafdheid en up-­‐to-­‐date blijven. Op deze manier kan hoogbegaafdheid (snel) herkent worden en kunnen leerkrachten hun onderwijs aanpassen aan hoogbegaafde leerlingen. Dingen die ouders noemen en die belangrijk zijn om te weten zijn: -­‐ Comorbiditeit: hoogbegaafdheid gaat vaak samen met dyslexie of autisme. Hierdoor komt de hoogbegaafdheid niet altijd expliciet tot uiting. -­‐ Kennis over onderpresteren: weten dat kinderen geleerd hebben om zich aan te passen aan de norm om niet op te vallen en dat het heel eng kan zijn in het begin om gewoon jezelf te worden. -­‐ Het beeld niet hebben dat hoogbegaafde kinderen zich altijd wel redden binnen het onderwijs. -­‐ Kennis hebben over het leren van hoogbegaafde leerlingen (van het grote geheel naar de aparte delen, Top Down) en hoe zij redeneren en problemen oplossen. -­‐ kennis hebben van IQ en hoe het basisonderwijs gericht is op een IQ van 100-­‐110, dat speciaal basisonderwijs vaak gericht is op een IQ vanaf 70 en dat er nog weinig onderwijs bestaat voor kinderen met een IQ boven de 130. -­‐ Weten wat hoogbegaafde kinderen goed kunnen en hierop inspelen. -­‐ Weten dat hoogbegaafde kinderen vaak moeite hebben met veranderingen en duidelijkheid en structuur nodig hebben. -­‐ Weten dat deze kinderen een groot rechtvaardigheidsgevoel hebben en op basis hiervan consequent handelen. -­‐ Weten dat hoogbegaafde kinderen iets niet altijd meteen goed doen, bijvoorbeeld omdat ze te snel willen zijn of te slim zijn. -­‐ Weten dat gedrag van hoogbegaafd kinderen niet erop gericht is om dwars te zijn en weten wat er achter dit gedrag kan zitten. -­‐ Goed op de hoogte zijn van ontwikkelingspsychologie en de stappen die kinderen in hun ontwikkeling maken. Tips voor boeken en cursussen: de cursus van Novilo (novilo.nl) van Tijl Koenderink, het boek “Hoogbegaafd, nou en”, cursus van Jet Barendrecht, die een eigen adviesbureau heeft. Erkennen Uit het feit dat leerkrachten meer kennis hebben over hoogbegaafdheid, komt ook een ander aspect naar voren: bijna de helft (zes) van de ouders geeft aan dat het erkennen van hoogbegaafdheid een belangrijke leerkrachtvaardigheid is. Dit houdt in: zorgen dat een kind zich gehoord en gezien voelt. Maar ook zorgen dat kinderen elkaar in de klas begrijpen. Erkenning wordt bereikt door het geven van verantwoordelijkheden aan een kind. Ook is het belangrijk om ze niet te onderschatten: te vertrouwen dat ze meer en verdiepende stof aan kunnen of een klas over kunnen slaan. Ook wordt erkenning bereikt door te letten op onderduiken en door te weten dat dit vaak voorkomt. Belangrijk hierbij is dat je als leerkracht achter het ‘waarom’ komt van gedrag dat een kind laat zien. Dat bereik je door gericht te zijn op het kind, naar het kind te kijken en te bevragen. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 7 Leerstof en instructie In meer dan de helft van de interviews (acht) wordt aangegeven dat een belangrijke leerkrachtvaardigheid te maken heeft met het aanbieden van adequate leer-­‐ en verdiepingsstof en instructie. Leerkrachten kunnen de kinderen prikkelen door verdiepende vragen te stellen en extra verdiepingsstof te geven. Ook kan stof gecompact worden, door bijvoorbeeld alleen de hoogtepunten eruit te pakken en te zorgen dat stof niet herhaalt wordt. Ook is het belangrijk dat de stof niet langzaam wordt opgebouwd, maar juist vanuit het geheel naar de kleine delen wordt aangeboden en dat het ‘waarom’ achter en het doel van de stof duidelijk gemaakt wordt. Verder blijkt uit meer dan de helft van de interviews dat hoogbegaafde leerlingen gebaad zijn bij het leren op projectbasis. De bovenstaande voorwaarden (van geheel naar delen, het waarom en het doel) kunnen makkelijk een plek krijgen binnen een project. Het is belangrijk dat je als leerkracht de opdracht of methode niet voorkauwt: een hoogbegaafd kind wil het graag zelf oplossen en leren. Sterker nog: een voorgestructureerde manier om iets op te lossen snappen ze soms niet eens, omdat ze voor zichzelf een andere manier om het op te lossen hebben bedacht. En als je als leerkracht instructie wilt geven, zorg dat die voor de hoogbegaafde leerlingen niet te lang is, want dan zijn ze snel gedemotiveerd en afgeleid. Afwijken van de methode Wat met de leerstof en instructie samenhang, maar door tien ouders expliciet wordt genoemd, is het durven afwijken van de methode en de kaders van het reguliere onderwijs. Omdat alle kinderen op hun eigen manier leren is het goed als leerkrachten meerdere lesmethodes naast elkaar kan leggen en combineren. Deze vaardigheid is ook belangrijk, omdat een hoogbegaafd kind soms heel goed kan zijn in het ene vak en heel veel moeite kan hebben met het andere vak. Dan is het flexibel om kunnen gaan met methodes een must. Een leerkracht moet dus alert zijn of het materiaal het leerproces van een kind wel of niet ondersteunt. Om dit alles te kunnen, moet een leerkracht boven de stof en de methode staan. Houding leerkracht Zeven ouders geven de tip dat leerkrachten zichzelf open moeten durven opstellen: het is niet erg als je als leerkracht niet alle antwoorden paraat hebt: je kunt hier eerlijk in zijn. Het is belangrijk dat je als leerkracht zelfvertrouwen hebt en het niet erg vindt dat ze slimmer zijn dan jij. En dat de leerkracht waardering laat zien aan het kind, zoals hij of zij is en niet oordeelt naar uiterlijk of leeftijd. Tenslotte is het van belang om goed te letten op je verwachtingen van het kind: als je veel verwacht, maar het slaat niet aan bij het kind, zeg dan niet dat het kind het niet wil of dwars ligt. Het is niet zo dat een hoogbegaafd kind alles kan. Talenten benadrukken In de helft van de interviews (zeven) geven de ouders aan dat het valt of staat met de manier waarop de leerkracht het kind benadert in zijn/haar kunnen. Hierin is het belangrijk dat de leerkracht benadrukt dat ieder kind een talent heeft en dat het talent van hoogbegaafde kinderen is dat ze heel slim zijn. In lijn hiervan is het goed als een leerkracht er aandacht aan besteedt als iets goed gaat en er ook achter komt wat een kind leuk vindt of goed kan. Als je hier de nadruk op legt, dan krijg je een kind vaak ook mee in iets wat hij of zij minder leuk vindt. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 8 Ouders Uit zeven interviews komt naar voren dat het een belangrijke leerkrachtvaardigheid is om gesprek aan te durven gaan met de ouders; luisteren en open staan voor advies. Het is belangrijk dat ouders kunnen vertellen hoe het kind zich thuis gedraagt of van hen te horen wat ze thuis doen en waar hun kind geïnspireerd of gelukkig van wordt. Deze kennis kan een leerkracht weer gebruiken in het onderwijs. Leren leren Bijna de helft van ouders (zes) vinden het van belang dat hoogbegaafde kinderen leren om te leren. Kinderen hebben vaak niet geleerd hoe ze iets moeten leren, omdat het vaak gewoon vanzelf ging. Hierdoor slaan ze in het leerproces onbewust stappen over. Je kunt dit leren door met kinderen te leren door een spel of door te lezen en met kleuren begrippen aan te strepen of door een samenvatting te maken. En dat je ze leert dat sommige dingen echt onthouden moeten worden (bijvoorbeeld topografie of woordjes) en hoe dat moet. Ook moeten ze leren hoe ze thuis huiswerk moeten maken (zonder het steeds maar uit te stellen) en hoe ze iets moeten zoeken op het internet zonder verstrikt te raken in de hoeveelheid informatie. Tenslotte is het belangrijk om deze kinderen te leren plannen. Structuur In vijf interviews wordt aangegeven dat een leerkracht helder, duidelijk en consequent moet zijn in het lesgeven en in de regels binnen de klas. Hierbij is het ook belangrijk dat eisen gesteld wordt aan het werk van de kinderen: het mag niet vrijblijvend zijn. Hierbij is het ook dat belangrijk dat kinderen het ‘waarom’ achter de afspraken die je met hen maakt, snappen. Je kan namelijk heel goed afspraken met ze maken, maar ze moeten het wel van te voren weten en het moet helder zijn. Samenwerken In vijf interviews wordt genoemd dat het belangrijk is dat er door de leerkracht aandacht wordt besteed aan het leren samenwerken. Als je als leerkracht expliciete samenwerkingsopdrachten geeft en dat begeleidt, leren ze elkaars vaardigheden te respecteren. Dit kun je doen door kinderen te begeleiden in hoe ze op elkaar reageren, te leren hoe je met elkaar omgaat en waarom dingen wel of niet fijn of aardig kunnen zijn. Ook kan binnen lessen expliciet aandacht worden besteed aan sociale vaardigheden en kunnen dingen die spelen klassikaal worden besproken. Binnen reguliere klassen kan het gevaar zijn dat een hoogbegaafde leerling, door een gebrek aan sociale vaardigheden, gepest wordt. Een leerkracht moet hier alert op zijn. Doorzetten Vier ouders geven aan dat het voor hun kind erg belangrijk is dat het doorzet wanneer het moeilijk wordt. Hoogbegaafde kinderen zijn gewend dat ze iets snel kunnen en kennen en als het dan wat moeite kost, haken ze snel af. Vaak liggen de grenzen van het kunnen erg hoog, waardoor kinderen ook als ze afhaken al voldoende presteren. Maar op die manier presteren ze nooit op hun maximale kunnen. Leerkrachten kunnen kinderen hierin begeleiden door ze te stimuleren fouten te maken en aan te geven dat het niet erg is om fouten te maken. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 9 Differentiëren Vier ouders noemen expliciet dat een belangrijke leerkrachtvaardigheid is om gedifferentieerd les te geven. Als leerkracht is het belangrijk om goed te kijken wat elk individueel kind nodig heeft. Op deze manier creëer je een eigen leerplan voor elk kind. Individuele begeleiding Een aantal ouders (drie) legt de nadruk op het maken van extra tijd voor individuele begeleiding. In het reguliere onderwijs kunnen veel hoogbegaafde leerlingen meekomen met wat extra, individuele, begeleiding. Geen aparte behandeling Uit twee interviews komt naar voren dat deze kinderen niet apart behandeld willen worden. Het is belangrijk dat de leerkracht er geen nadruk op legt en ze geen uitzonderingspositie geeft in de klas. Als dit wel gebeurt, is er kans op onderduiken. Ideaal onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen De leerkracht speelt een erg belangrijke rol bij het begeleiden van hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs. Maar hierbij moet de vorm van onderwijs niet vergeten worden: alle ouders is daarom gevraagd wat zij een ideale onderwijsvorm vinden voor hun hoogbegaafde kind. Regulier onderwijs Unaniem geven alle ouders aan dat een reguliere basisschool met mogelijkheden voor gedifferentieerd onderwijs het meest ideale onderwijs is. Vijf ouders geven hierbij aan dat zij het vooral belangrijk vinden dat hun kinderen op een reguliere basisschool in de buurt zitten, zodat zij hun sociale contacten in de buurt kunnen behouden. Daarnaast worden verschillende onderwijsvormen, binnen het reguliere basisonderwijs, genoemd waarin hoogbegaafde leerlingen mee zouden kunnen komen: -­‐ In een eigen klas met andere hoogbegaafde leerlingen en waar het kan, wordt de integratie gezocht met de reguliere kinderen. In deze onderwijsvorm is het belangrijk dat hoogbegaafd leerlingen eerst met elkaar contact hebben en vanuit de basis van dat contact, contact krijgen met reguliere kinderen. -­‐Als uitwerking van het eerste voorbeeld: in de ochtend onderwijs in een eigen groep met hoogbegaafde kinderen en in de middag atelieronderwijs samen met reguliere kinderen. Of startend vanuit een algemene groep waar algemene lessen in worden gegeven en daarna uiteen in eigen niveaugroepen: je krijgt dan per vak les op je eigen niveau. -­‐ Net als op een Montessorischool, Jenaplanschool of Daltonschool zet je kinderen van verschillende leeftijden en niveaus bij elkaar in de klas. Wanneer je dan hoogbegaafd bent, kun je meedoen met de niveaus van de hogere leeftijdsgroepen. Maar je zit dan wel met kinderen van je eigen leeftijdsgroep in de klas. Ook de weekplanning binnen deze onderwijsconcepten werkt goed voor hoogbegaafde leerlingen: dit geeft hen duidelijkheid en structuur. Meestal heeft een weekplanning ook een individueel deel, waarin voor een hoogbegaafde leerlingen bijvoorbeeld plusmateriaal gedaan kan worden zonder dat het kind zich anders voelt. -­‐ Ontwikkelingsgestuurd onderwijs, waarbij gekeken wordt naar het individuele kind: hoe leert dit kind, wat kan hij of zij. Leerlingen hun eigen leerplan, vanuit hun eigen verwachtingen, op laten stellen: leerlinggestuurd onderwijs. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 10 -­‐ Tenslotte wordt de optie genoemd dat een reguliere basisschool in een regio zich specialiseert in hoogbegaafdheid. Alle leerlingen binnen de regio kunnen dan naar die bepaalde basisschool, waar alle leerkrachten dan verstand hebben van en geschoold zijn in hoogbegaafdheid. Nieuwe en extra onderwijsonderdelen Vier ouders geven aan dat hun kind gebaad is bij nieuwe en uitdagende onderwijsonderdelen: plusklassen, creatieve middagen, schooltuinen en alle onderwijsonderdelen die je ook terugziet in het Leonardo-­‐onderwijs (Science, Spaans, ICT en Filosofie). Op deze manier kan de leerhonger worden gestild. Vooral de projecten en het werken van groter geheel naar delen wordt vaak genoemd (acht keer). Kinderen moeten dan binnen een bepaalde structuur en een beperkte tijd met behulp van coaching en uitdagende vragen door over dingen na te denken en uit te zoeken een project draaien. Leonardo-­onderwijs Drie ouders geven aan dat zij het Leonardo-­‐onderwijs ideaal vinden, omdat het rekening houdt met hoogbegaafdheid, er kennis is over hoogbegaafdheid en er goed gekeken wordt naar waar de behoeftes van de kinderen liggen. Er wordt ook aandacht besteed aan waar de hiaten zitten en dat wordt gevolgd en bijgespijkerd. Tevens is het belangrijk om kinderen van gelijk niveau bij elkaar te zetten. Het is fijn voor hoogbegaafde leerlingen om in een klas met gelijkgestemden te zitten (drie ouders). Tenslotte zijn de kleine klassen in het Leonardo-­‐onderwijs ideaal (twee ouders). Wat niet mag missen in het pabocurriculum over hoogbegaafdheid Eerder werd op een rijtje gezet wat volgens ouders de vaardigheden zijn die leerkrachten moeten bezitten om aan te kunnen sluiten bij de onderwijsbehoeften van hoogbegaafde leerlingen. Hier werden veel dingen genoemd die ook van belang kunnen zijn om in het pabocurriculum op te nemen. Toch is ook de vraag nog expliciet aan ouders voorgelegd wat er volgens hen absoluut niet moet missen over hoogbegaafdheid in het pabocurriculum. Hieronder zijn de antwoorden van de ouders op een rijtje gezet. Voor een deel komt dit overeen met de leerkrachtvaardigheden, maar voor een deel wordt komt uit deze vraag weer nieuwe en zeer relevante informatie naar voren voor het pabocurriculum. Kennis Bijna alle ouders (twaalf) geven aan dat standaard in het pabocurriculum kennis over hoogbegaafd moet zitten. Alle dingen die eerder ook genoemd zijn (bij de leerkrachtvaardigheden) over kennis die leerkrachten moeten hebben, worden hier weer genoemd. Een nieuw idee is nog om aankomend leerkrachten voorlichting te geven door een ouder of iemand die zelf hoogbegaafd is. Vijf ouders noemen hierbij expliciet nog de kennis om vroege signalering van hoogbegaafdheid te bewerkstelligen. Begeleiding Volgens vijf ouders moet het pabocurriculum aandacht besteden aan de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen: dat je niet zomaar genoegen moet nemen wanneer een kind iets niet kan, maar dan juist de grens opzoeken en uitdagen. Dus eigenlijk de frustratietolerantie proberen op te rekken en hierbij voorbereid zijn op duikings-­‐ en Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 11 ontwijkstrategieën. Verder kinderen leren leren, handvatten geven om te leren. Voor dit alles moet je echt geduld hebben, want het is een geleidelijk proces. Ouders Drie ouders geven aan dat het belangrijk is om de ouder in het pabocurriculum niet te vergeten. Het is belangrijk dat aankomende leerkrachten leren om ouders serieus te nemen in hun verhalen over hun kinderen. Of leren om bijvoorbeeld een uitgebreid intakegesprek te hebben om erachter te komen wat voor kind je op school krijgt. Ook een dagrapportje is een goed idee en meer uitnodigingen voor ouderavonden en avonden met alle ouders uit de klas. Als er echt iets is met een kind moet er genoeg ruimte zijn om dit te bespreken. Tevens ook leren dat ouders ook begeleiding nodig hebben: zij willen het beste voor hun kind en hun kind is niet altijd gelukkig. Voor ouders is het ook moeilijk om een hoogbegaafd kind te hebben. Methodes combineren Drie ouders vinden het belangrijk dat aankomend leerkrachten leren om verschillende methodes naast elkaar te leggen en combineren. En om kinderen de kans te geven verder te kunnen dan in het leerdoel van hun jaargroep staat. Erkennen Uit drie interviews komt naar voren dat studenten moeten leren om in de gevoels-­‐ en belevingswereld te duiken van deze groep kinderen. Er wordt vaak gezegd dat deze kinderen sociaal-­‐emotioneel achterlopen maar ook dit traject verloopt anders. Soms zijn ze eerder en een andere keer lopen ze juist achter. Op sociaal-­‐emotioneel vlak hebben ze vaak problemen omdat ze allerlei vaardigheden niet hebben kunnen oefenen in een voor hun veilige omgeving en ze hebben door de omstandigheden vaak schade opgelopen omdat ze miskent zijn. Als leerkracht kun je hierop inspelen door kinderen te observeren en door in lessen meer aandacht aan sociaal-­‐emotionele ontwikkeling te besteden. Houding Twee ouders willen graag dat aankomend leerkrachten leren om altijd een open houding aan te nemen en vragen te stellen en niet meteen tevreden te zijn met het eerste antwoord, maar doorvragen. Open kijken naar kinderen zonder verwachtingen. Deze kinderen kunnen gewild of ongewild (overlevingsstrategie) een volwassene manipuleren. Ervaringen opdoen met hoogbegaafde leerlingen Drie ouders geven aan dat het opdoen van ervaringen met hoogbegaafde leerlingen, door stage te lopen op een Leonardoschool of mee te gaan als leiding op een Pharoskamp, zorgt dat je meer te weten komen over deze groep kinderen. Voorbereiden op het werkveld Het is volgens twee ouders belangrijk dat studenten in hun vaardigheden goed worden voorbereid op het werkveld: dat ze leren hoe ze hun goede ideeën binnen een bestaande basisschool aan de man kunnen krijgen en weten dat als ze gaan werken, ze ook heel veel weerstand kunnen gaan krijgen om hun goede ideeën uit te werken. Ze moeten zeker van hun zaak zijn en steun zoeken. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 12 Toekomst Alle uitkomsten van dit onderzoek krijgen een plek in het onderwijsprogramma van de Pabo Hogeschool Leiden: om de aankomende leerkrachten goed voor te kunnen bereiden op onderwijs aan hoogbegaafde kinderen. Tevens wordt op basis van de uitkomsten van dit onderzoek een gesloten vragenlijst opgesteld die in 2012 uitgezet zal worden onder basisscholen en ouderverenigingen in de Leidse regio. Middels deze vragenlijst wordt bij een grotere groep ouders en leraren onderzocht in hoeverre de eerdere resultaten bevestigd worden en welke onderdelen belangrijk zijn. De uitkomsten van dit onderzoek zullen op de website van het Lectoraat Educatie (http://www.hsleiden.nl/lectoraten/passend-­‐onderwijs/) worden gepubliceerd. Lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education Pabo Hogeschool Leiden 13