Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitgeverij Convoy Uitwerkingen VPS 2 2015 - 2016 (ten behoeve van Associatie-examens tot en met augustus 2016) 1. Wat behoort tot het loon? Opgave 1.1 1. Loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Het tweede deel van deze definitie is toegevoegd wegens de werkkostenregeling. 2. Voorbeelden van loon in geld: Salaris, loon, wedde, vakantiebijslag, tantième, gratificatie, bonus, prestatietoeslag, eindejaarsuitkering, dertiende maand, winstuitkering, overwerkloon, gevarentoeslag, toeslag voor onaangenaam werk, presentiegeld OR-lid. 3. Een werkgeversbetaling: UWV betaalt de uitkering aan de werkgever, inclusief alle afdrachten. De werkgever betaalt de netto-uitkering samen met het nettoloon door aan de werknemer. Daarnaast maakt de werkgever alle afdrachten (dus van uitkering + loon) over aan de Belastingdienst. 4. Waarde van de inkoopfactuur incl. btw. Indien geen factuur aanwezig: winkelwaarde. 5. Het vrijgestelde forfait per km is € 0,19. Voor woon-werkverkeer is dus 20 x € 0,19 = € 3,80 vrijgesteld. Dit leidt tot een bijtelling van € 1,20 per dag. 6. Een aanspraak is het afdwingbaar recht van een werknemer op een toekomstige uitkering in geld of een verstrekking in natura. 7. De vier loongrondslagen: - loon voor de loonbelasting; - loon voor de volksverzekeringen; - loon voor de werknemersverzekeringen; - loon voor de Zorgverzekeringswet. 8. Belastbaar loon. 9. Over loon uit vroegere dienstbetrekking zijn alle loonheffingen verschuldigd, behalve de premies werknemersverzekeringen. 10. De betaling wordt geacht niet te zijn gedaan en de gegevens in de loonstaat moeten worden gecorrigeerd. Opgave 1.2 1. Een pensioenuitkering is loon uit vroegere dienstbetrekking. 2. Nettoloon moet worden gebruteerd, waarna dit berekende brutoloon weer verminderd wordt met de verplichte inhoudingen. 3. Een instantiebetaling: UWV betaalt de netto-uitkering aan de werkgever. Deze maakt deze netto-uitkering samen met het nettoloon over aan de werknemer. Zowel UWV als de werkgever zijn verantwoordelijk voor hun eigen afdrachten van loonheffingen aan de Belastingdienst. 4. Factuurwaarde incl. btw, dus € 121. 5. Per week te belasten 5 x € 3,20 = € 16. 6. Een aanspraak moet voldoen aan de volgende voorwaarden: - Het is een afdwingbaar recht. - Het geeft recht op toekomstige uitkeringen of verstrekkingen. - De werkgever kan dit recht eventueel onderbrengen bij een fonds of verzekeringsmaatschappij. 7. Met uniform loonbegrip wordt bedoeld dat de vier loongrondslagen (voor loonbelasting, premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en Zvw) aan elkaar gelijk zijn. Er zijn vrijwel geen verschillen meer tussen de vier loongrondslagen. 8. Over eindheffingsloon moet wel loonbelasting/premie volksverzekeringen worden afgedragen, maar geen premie werknemersverzekeringen en Zvw-bijdrage. 9. De bijtelling auto van de zaak van een directeur/AB-houder is onderdeel van zijn gebruikelijk loon. 10. Als de aangiftetermijn nog niet verstreken is, kan opnieuw loonaangifte worden gedaan. Als deze wel verstreken is, moet binnen acht weken een correctie worden gedaan. Opgave 1.3 1 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Over loon uit tegenwoordige dienstbetrekking moeten alle vier de soorten loonheffingen worden afgedragen. Over loon uit vroegere dienstbetrekking zijn geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd. Er zijn drie mogelijkheden voor de betaling van een UWV-uitkering, als de werknemer tevens een gedeeltelijk loon van zijn werkgever ontvangt: UWV en de werkgever betalen de bedragen beide apart aan de werknemer. UWV betaalt de uitkering vermeerderd met de werkgeverslasten aan de werkgever. Deze betaalt het nettoloon door aan de werknemer en is tevens verantwoordelijk voor alle afdrachten. UWV betaalt de netto-uitkering door aan de werkgever. Deze maakt het totale netto-bedrag over aan de werknemer. UWV en de werkgever zijn beide zelf verantwoordelijk voor hun eigen afdrachten aan de Belastingdienst. Loon in natura noemt men ook loon in de vorm van ‘verstrekkingen’. Voor branche-eigen producten die aan een werknemer worden verstrekt, moet de waarde als volgt worden bepaald: Het bedrag dat voor zo'n product bij een derde (klant) in rekening gebracht wordt, inclusief btw. Ingaande 2015 is hier sprake van een gerichte vrijstelling mag een werkgever hierop een korting van maximaal 20% geven met een maximum van € 500 per jaar. Het gaat hier niet om een verstrekking, maar om een vergoeding voor consumpties tijdens werktijd. Het bedrag van € 5 is daarom volledig belast, maar de werkgever mag de vergoeding ook als eindheffingsloon onderbrengen in de vrije ruimte. Volgens de hoofdregel wordt de aanspraak meteen op het moment van toekennen belast (en is de latere uitkering vrij van loonheffingen). Volgens de omkeerregel is de toegekende aanspraak vrij van loonheffingen en zijn de latere uitkeringen onderhevig aan loonheffingen. Volgens de regelgeving geldt voor verreweg de meeste aanspraken de omkeerregel (dus uitstel van heffing). Het uitgangspunt voor het uniform loonbegrip is het loon voor de loonbelasting. Het privégebruik van een auto van de zaak hoort tot alle vier de grondslagen. Vroeger was de bijtelling voor de auto van de zaak geen loon voor de werknemersverzekeringen. Negatief loon is door de werknemer aan de werkgever terug te betalen loon. Voorbeelden: ten onrechte te veel ontvangen loon; door de werknemer te betalen boete; door de werknemer te betalen schadevergoeding. Het bedrag is negatief loon in het tijdvak van terugbetaling. De eerdere aangifte wordt niet gecorrigeerd. Opgave 1.4 1. Onjuist. Er is geen verband met de dienstbetrekking. 2. Juist. 3. Onjuist. Er is een vrijgesteld forfait van € 0,19, ongeacht de vorm van vervoer. 4. Onjuist. Er zijn nog twee verschillen: loon uit vroegere dienstbetrekking en eindheffingsloon. Opgave 1.5 1. Juist. (Premies werknemersverzekeringen zijn niet verschuldigd). 2. Onjuist. De werkgever moet bij het berekenen van het loon voor de loonheffingen rekening houden met fooien voor zover hiermee rekening is gehouden bij het vaststellen van het loon van de werknemer. 3. Juist. 4. Onjuist. Een werkgeversbijdrage Zvw is een werkgeverslast en wordt via de loonaangifte afgedragen aan de Belastingdienst. Deze bijdrage niet als loon voor de loonheffing beschouwd. Opgave 1.6 1. Juist. 2. Juist. 3. Onjuist. Loon voor de loonheffing moet zijn: loon voor de loonbelasting. 4. Onjuist. Het is precies andersom. Opgave 1.7 1. Alle genoemde vergoedingen zijn onderhevig aan loonheffingen. Loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking (het ruime loonbegrip). De naam die aan het loonbestanddeel gegeven wordt, is niet van belang. 2 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. 3. 4. 5. De gegeven voorbeelden horen alle tot het loon in geld. Loon in geld is één van de drie vormen waarin loon kan worden verstrekt: loon in geld, loon in natura en loon in de vorm van aanspraken. Als bij het vaststellen van het loon rekening is gehouden met door de werknemer te ontvangen fooien, moet het loonbedrag voor de loonheffingen met eenzelfde bedrag worden vermeerderd. Loon voor de loonheffingen wordt dus € 2.100 + € 200 = € 2.300. Bij de loonaangifte door werkgever De Reiswereld is rekening gehouden met 12 x € 200 = € 2.400 aan fooien. Hierover zijn loonheffingen afgedragen. Nu het werkelijk door G. Rijbewijs ontvangen fooienbedrag slechts € 2.200 bedraagt, zijn er dus teveel loonheffingen afgedragen. Ook is op zijn salaris teveel loonbelasting en premie volksverzekeringen ingehouden. G. Rijbewijs moet in het nieuwe kalenderjaar aangifte inkomstenbelasting doen. Hierbij geeft hij het lagere fooienbedrag aan. Hij zal via de inkomstenbelasting een teruggaaf krijgen. De inhoudingsplichtige heeft hierin geen taak, afgezien van het verplicht verstrekken van een jaaropgaaf over het afgelopen jaar. Kennelijk is bij het vaststellen van het loon geen rekening gehouden met fooien. Daarom moet ‘t Fust gewoon uitgaan van het loon van € 2.000. Daarnaast moet Jan Wijn via de inkomstenbelasting na afloop van het jaar het werkelijk ontvangen fooienbedrag opgeven als inkomsten uit arbeid. Opgave 1.8 1. De vergoedingen vallen alle onder het begrip: loon in geld. 2. Deze verstrekkingen rekenen we tot het loon in natura. 3. Naast loon in geld en loon in natura kennen we loon in de vorm van aanspraken. 4. De hoofdregel: Factuurwaarde inclusief btw. Indien geen factuur aanwezig of indien de factuur van een verbonden vennootschap komt: waarde in het economisch verkeer (winkelwaarde). Sommige (werkplek)voorzieningen zijn op nihil gewaardeerd, voor andere verstrekkingen gelden normbedragen. 5. Woon-werkverkeer wordt gezien als zakelijk en mag vrij van loonheffingen worden vergoed tot € 0,19 per kilometer. Voor Ferdinand komt dat neer op 100 x € 0,19 = € 19 per dag of € 95 per week. Als Koloriet bv hem een hogere vergoeding geeft, is het meerdere loon in geld voor alle loonheffingen. Op de werkplek verstrekte consumpties zijn onbelast. Dit geldt ook buiten de werkuren. Maaltijden mogen alleen vrij verstrekt worden als deze een meer dan bijkomstig zakelijk belang hebben. Fileproblematiek behoort hier niet toe. Verstrekte maaltijden worden dan ook beschouwd als loon in natura en worden gewaardeerd op € 3,20 per maaltijd. Dit is loon voor alle heffingen. 6. Deze normen worden ook wel forfaitaire bedragen of forfaits genoemd. 7. De maximaal vrijgestelde vergoeding voor een zakelijke verhuizing is bepaald op een forfait van € 7.750. Daarnaast mogen de werkelijke kosten van de verhuizing zelf worden vergoed. Opgave 1.9 1. De waarde van de aanspraak is het bedrag dat de werkgever per loontijdvak stort bij een fonds of verzekeringsmaatschappij. (Als de werkgever de aanspraak in eigen beheer houdt, is de waarde van de aanspraak het geschatte bedrag dat bij een derde gestort zou moeten worden). 2. Het gaat hier om loon in de vorm van een aanspraak. Deze aanspraak volgt de hoofdregel. Maandelijks moet € 100 tot het loon worden gerekend. De opname van € 1.200 is vrij van loonheffingen. 3. Voor de meeste aanspraken geldt de zogenoemde omkeerregel. Deze houdt in dat de aanspraak zelf vrij van loonheffingen is, maar dat de toekomstige uitkering belast loon vormt. Een bekend voorbeeld vormen de pensioenen: De genoten premies hiervoor zijn vrij van loonheffingen, maar de uitkering vormt later belast loon. 4. De € 100 pensioenpremie werkgeversdeel is vrij van alle loonheffingen. Dit behoort dus niet tot de grondslag voor de loonheffing, voor de werknemersverzekeringen en voor de Zvw-bijdrage. Het bedrag van € 100 hoeft dus niet bij het loon te worden geteld. De reden is dat het hier om een aanspraak gaat waarop de omkeerregeling van toepassing is. 5. De € 100 pensioenpremie werknemersdeel is ook vrij van alle loonheffingen. Dit behoort dus niet tot de grondslag voor het uniform loon. Het bedrag van € 100 wordt in mindering gebracht op het brutoloon en verlaagt dus alle loongrondslagen. De reden is dat het hier om een aanspraak gaat waarop de omkeerregeling van toepassing is. 6. De maandelijkse pensioenuitkering ten bedrage van € 1.300 van Ruud is te zijner tijd belast. Dit wordt veroorzaakt door de omkeerregel die luidt: aanspraak is vrij, uitkering is belast. Er geldt echter nog een bijzonderheid. Pensioenen worden beschouwd als loon uit vroegere dienstbetrekking. Hierover hoeven geen premies werknemersverzekeringen te worden afgedragen. Over pensioenuitkeringen vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd is bovendien geen AOW-premie verschuldigd, omdat de verzekeringsplicht voor de AOW eindigt zodra iemand de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Samenvattend is over het pensioen verschuldigd: loonbelasting, 3 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 premie Anw en Wlz en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Voor de Zvw geldt dat het lage percentage moet worden ingehouden en afgedragen en dat er geen sprake is van een werkgeversheffing. Opgave 1.10 1. De loonheffingen kennen een ruim loonbegrip. Voorschotten dienen als loon te worden beschouwd. Het genietingsmoment is van belang. In de periode waarin het voorschot wordt verstrekt, moeten de loonheffingen hierover worden afgedragen. 2. Over het voorschot vakantiebijslag zijn in februari al loonheffingen afgedragen. Daarom is in mei alleen het brutoloon van € 2.500 belast. 3. Loon is alles wat uit dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. We kennen dus een ruim loonbegrip. Maar de vergoeding die Milan aan Frank betaalt speelt zich af in de privésfeer. Deze is dus niet van invloed op het belastbaar loon van Frank en ook niet op zijn belastbaar inkomen voor de inkomstenbelasting. 4. Marjan heeft geen echte dienstbetrekking, want de gezagsverhouding ontbreekt. De arbeidsverhouding kan ook niet als fictieve dienstbetrekking worden beschouwd. Er wordt namelijk niet aan de voorwaarden van de thuiswerkregeling voldaan. De arbeidsverhoudingen zijn namelijk steeds korter dan een maand en volgen elkaar ook niet binnen een maand op. 5. Nee. De afspraak is tussen moeder en dochter gemaakt en niet met Joba bv. Zelfs als de onderneming op de hoogte is, heeft dit geen invloed op de thuiswerkregeling. Er wordt immers niet aan de voorwaarde voldaan om van een fictieve dienstbetrekking te kunnen spreken. 6. Loon is alles wat uit dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Voor de loonheffingen bestaat een ruim loonbegrip. Er is echter geen sprake van een echte dienstbetrekking en ook niet van een fictieve dienstbetrekking. Daarom hoeven geen loonheffingen te worden afgedragen. Marjan moet haar inkomsten uit arbeid opgeven via een aangifte voor de inkomstenbelasting. Opgave 1.11 1. Loon is alles wat uit dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Wij kennen voor de loonheffingen een ruim loonbegrip. Er moet echter wel sprake zijn van een dienstbetrekking. Dat is bij Peter niet het geval. Daarom is afdracht van loonheffingen niet aan de orde. Peter moet de inkomsten via de inkomstenbelasting opgeven als inkomsten uit of in verband met arbeid. 2. In de situatie dat de bonus door Rice bv wordt betaald, nadat de dienstbetrekking een feit is geworden, is een onlosmakelijk verband met de dienstbetrekking, zodat het voordeel als daaruit genoten moet worden aangemerkt. Het bedrag van € 100 behoort tot het loon. De reis- en verblijfskosten kunnen, indien ze binnen de norm vallen, onbelast aan Sander worden vergoed. Als Sander de bedragen net als Peter op de dag van het sollicitatiegesprek ontvangt (voordat er sprake is van een dienstbetrekking), dient te worden gehandeld als bij Peter van de Wetering. 3. Hier is kennelijk geen sprake van een directe uitkering door UWV en evenmin van een instantie-uitkering. Het gaat om een werkgeversbetaling. Voor de heffing van loonbelasting en premie volksverzekeringen geldt dan: degene tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat wordt geacht de uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringswetten te verstrekken die door zijn tussenkomst worden uitbetaald. Voor de werknemersverzekeringen behoort een via de werkgever uitbetaalde WAO-uitkering tot het loon. Dit geldt ook voor de berekening van de werkgeversheffing voor de Zorgverzekeringswet. 4. In september 2014 is er sprake van een aanspraak op een ontslaguitkering, die door de werknemer kan worden afgedwongen. In principe behoort deze tot het loon. Maar voor deze aanspraak geldt de omkeerregel, die zegt dat de aanspraak onbelast is en de latere uitkering tot het loon behoort. Voor de belastbaarheid van het loon geldt het genietingsmoment. Dat is het moment waarop dit loon betaald of verrekend wordt, rentedragend wordt, dan wel vorderbaar en inbaar is. Rice bv heeft met de werknemer afgesproken dat uitbetaling in het nieuwe jaar zal plaatsvinden. Januari is dus het genietingsmoment. In die maand zijn de loonheffingen verschuldigd. In de meeste gevallen wordt een ontslaguitkering gezien als loon uit vroegere arbeid, zodat geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. Dit ligt anders als de uitkering (gedeeltelijk) betrekking heeft op prestaties die door de werknemer tijdens het dienstverband zijn geleverd. Opgave 1.12 1. Juist. (tenzij niet aan alle voorwaarden wordt voldaan van een fictieve dienstbetrekking als thuiswerker; in dat geval moet de uitbetaling wel aan de Belastingdienst worden gemeld). 4 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. 3. 4. Juist. (Loon is al hetgeen uit dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Het maakt niet uit of de werknemer er wel of geen recht op heeft. Ook maakt de vorm waarin het loon wordt genoten niet uit). Onjuist. Hier is sprake van dienstverlening aan huis. Er worden op doorgaans minder dan vier dagen per week werkzaamheden verricht in een privéhuishouding. Er worden wel werkzaamheden in de praktijkruimte verricht, maar ook dit leidt niet tot een dienstbetrekking. Hier wordt immers gewerkt voor iemand met een vrij beroep en de werkzaamheden zijn minder dan 40% van de totale werktijd. Onjuist. Hoofdregel is, dat de werkgever in principe verplicht is over het loon van de werknemer een werkgeversheffing Zvw moet afdragen. Een van de uitzonderingen op de hoofdregel geldt voor de opting-inregeling. In deze situatie moet de (lage) werknemersheffing Zvw op het loon worden ingehouden en vervolgens worden afgedragen. Opgave 1.13 1. Art. 10 Wet LB 1964 noemt het ruime loonbegrip, dat ook terug te vinden is bij de sociale verzekeringen en de Zvw. Op grond hiervan behoort een vergoeding van de kosten van kinderopvang die de werkgever verstrekt, tot het loon voor alle loonheffingen. 2. De waarde van het privégebruik van een auto van de zaak behoort tot het loon voor alle heffingen. In art. 13bis Wet LB 1964 wordt de bijtelling voor de loonbelasting geregeld. Art. 8 lid 2 WFSV geeft aan dat het heffingsloon voor de volksverzekeringen gelijkgesteld wordt aan het belastbaar loon voor de loonbelasting (met uitzondering van de eindheffing LB). Art. 42 lid 1 Zvw regelt dat ook het bijdrageloon voor de Zvw vrijwel gelijk is aan het loon voor de loonbelasting. Het privégebruik van de dienstauto behoort tegenwoordig niet meer tot de uitzonderingen voor de werknemersverzekeringen vanwege het gestelde in art. 16 lid 2 WFSV. Dus een bijtelling voor het privégebruik van een dienstauto is loon voor alle loonheffingen. Het gebruik van een dienstauto is loon in natura. In dit geval heeft de wetgever gekozen voor een forfaitair percentage van de cataloguswaarde, te vinden in art. 13bis Wet LB 1964. Gesteld dat de auto een cataloguswaarde van € 30.000 heeft en onder de categorie 20% bijtelling valt, moet € 6.000 per jaar ofwel € 500 per maand bij de grondslag voor alle loonheffingen worden geteld. 3. De betaalde pensioenpremie geeft het onvervreemdbaar recht op een pensioenuitkering in de toekomst. Dit recht is te beschouwen als een aanspraak in de zin van art. 10 lid 2 Wet LB 1964. Volgens de hoofdregel van art. 9 Wet LB 1964 zou deze aanspraak belast moeten worden, evenals de toekomstige uitkering. We kennen immers een ruim loonbegrip, zie art. 10 lid 1 Wet LB 1964. Maar de aanspraak op pensioen wordt uitgezonderd van het loon in art. 11 lid 1 letter c Wet LB 1964, zodat alleen de toekomstige uitkering belast is. We noemen dit de ‘omkeerregel’. Samengevat: - Het werkgeversdeel pensioenpremie van € 150 hoeft niet bij het loon te worden geteld. - Het werknemersdeel pensioenpremie van € 150 mag van het loon worden afgetrokken voordat de loonheffingen worden berekend. - De pensioenuitkering van € 1.500 is belast. Hierbij is afdracht van premies werknemersverzekeringen echter niet aan de orde op grond van art. 16 lid 2 letter a WFSV (loon uit vroegere dienstbetrekking). Pensioen dat na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt uitgekeerd, is evenmin onderhevig aan AOW-premie. Voor de AOW bestaat dan immers geen verzekeringsplicht meer, gelet op art. 6 lid 1 AOW. 4. De werking van de omkeerregel is al beschreven bij antwoord 3. Deze houdt het volgende in. In de praktijk zijn de meeste aanspraken vrij van loonheffingen en is de latere uitkering of verstrekking belast. Voordelen van deze regel: - Doordat de loonheffing later mag worden betaald, heeft de werknemer een rentevoordeel. - Vaak wordt de uitkering tegen een lager tarief belast, omdat het inkomen van de werknemer zich inmiddels op een lager niveau bevindt. - In vele gevallen vormt de latere uitkering loon uit vroegere dienstbetrekking, waarover de inhoudingsplichtige geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd is. - Als de werknemer bij uitkering AOW-gerechtigd is, wordt ook geen AOW-premie meer ingehouden. Opgave 1.14 1. In art. 9 Wet LB 1964 wordt aangegeven dat belasting wordt geheven over het belastbare loon. Art. 13a Wet LB 1964 geeft vervolgens een definitie van het genietingstijdstip: loon wordt beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het: a. betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt; dan wel b. vorderbaar en tevens inbaar wordt. 5 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. 3. 4. 5. Letter a is in deze situatie niet van toepassing. Dan kijken we naar letter b. In principe is de eindejaarsuitkering wel vorderbaar maar niet inbaar. Martinic bv heeft immers geen mogelijkheden om deze uitkering uit te betalen. Conclusie is dan ook dat er nog geen sprake is van een genietingstijdstip zoals omschreven in art. 13a Wet LB 1964. Daarmee is ook nog geen sprake van belastbaar loon. Loonheffingen zijn in december 2014 (nog) niet verschuldigd. Evenals in vraag 1 was het te vorderen bedrag nog niet inbaar. Het genietingsmoment verschuift dus naar 2016. Dit houdt in dat de tarieven van 2016 van toepassing zijn, die hoger of lager kunnen zijn dan in 2015. Maar in 2016 werkt Peter niet meer bij Martinic. Dit houdt in dat er in 2016 geen premiedagen zijn, zodat volgens de VCR-methode geen premies kunnen worden berekend en afgedragen. De WW-uitkering die Peter ontvangt, is inderdaad loon uit vroegere dienstbetrekking. Normaal gesproken behoort loon uit vroegere dienstbetrekking niet tot de grondslag voor de premies werknemersverzekeringen. In dit geval echter wel. Over een WW-uitkering moeten alle soorten loonheffingen worden afgedragen. In de wet is dat vastgelegd in art. 16 lid 2 letter a WFSV en art. 6 lid 5 WW. Hier staan de afwijkingen van de grondslag werknemersverzekeringen ten opzichte van de grondslag loonbelasting. Loon uit vroegere dienstbetrekking is inderdaad uitgezonderd, maar uitkeringen op grond van de WW niet. Derhalve zijn alle loonheffingen van toepassing. Peter betaalt € 2.000 voor aandelen die inmiddels een waarde hebben van € 3.750. Zijn financieel voordeel (uit dienstbetrekking) bedraagt dus € 1.750. Volgens art. 10a lid 1 Wet LB 1964 behoort niet de waarde van het recht tot het loon, maar hetgeen door de werknemer ter zake van de uitoefening van dat recht wordt genoten. Het genietingsmoment is dus het moment van uitoefening in het jaar 2018. Op dat moment wordt € 1.750 tot zijn loon gerekend (de waardestijging van de aandelen in het economisch verkeer als loon in natura). Opgave 1.15 1. De Den bv dient alleen loonheffing in te houden indien sprake is van een echte of van een fictieve dienstbetrekking. Er is sprake van een echte dienstbetrekking indien deze voldoet aan de privaatrechtelijke omschrijving van art. 7: 610 BW, waarin de volgende elementen essentieel zijn: - de opdrachtnemer is verplicht de arbeid persoonlijk te verrichten; - de opdrachtgever is verplicht tot betaling van loon; - de opdrachtnemer staat in een gezagsverhouding tot de opdrachtgever. Ontbreekt een van deze elementen, dan is er geen sprake van een echte dienstbetrekking. In de voorgelegde situatie ontbreekt zowel het element loon als het element gezagsverhouding. Evenmin is sprake van een fictieve dienstbetrekking. Een fictieve dienstbetrekking is bijvoorbeeld aan de orde bij arbeid die wordt verricht door thuiswerkers (en hun hulpen) en door personen die doorgaans op ten minste twee dagen per week werken tegen een beloning die per week doorgaans ten minste 40% van het minimumloon bedraagt. Aan deze omschrijving wordt evenmin voldaan. Zie art. 4 letter e Wet LB 1964, art. 2c en art. 2e lid 2 Uitv.besluit LB. Nu er geen sprake is van een echte en ook niet van een fictieve dienstbetrekking, is er geen ruimte voor inhouding van loonheffing. 2. Het volledige bedrag van € 60.000 wordt beschouwd als loon. Op grond van art. 13a lid 2 Wet LB 1964 is het niet mogelijk het loon op een ongebruikelijk (dus later) tijdstip uit te betalen. Indien dit wel is overeengekomen tussen werkgever en werknemer, dan wordt deze afspraak genegeerd. Op het eerdere genietingsmoment dient loonbelasting te worden ingehouden en afgedragen over een bedrag van € 60.000. Wel bestaat hierop een uitzondering, namelijk indien het uitgestelde salaris niet meer bedraagt dan 10% (bijkomstig gedeelte) van het bedongen salaris. Dit laatste is niet het geval. 3. Loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten. De loonheffingen kennen een ruim loonbegrip ingevolge art. 10 lid 1 Wet LB 1964. Nu Peter een studietoelage ontvangt in verband met de dienstbetrekking van zijn vader, wordt Peter zelf als werknemer beschouwd. Art. 2 Wet LB 1964 zegt namelijk: Werknemer is de natuurlijke persoon die ….. loon geniet uit een … bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van een ander. De Den bv dient loonheffing in te houden omdat de studietoelage rechtstreeks aan Peter wordt uitbetaald. Zie ook art. 6 lid 1 letter a Wet LB 1964. Voor Peters vader heeft dit verder geen gevolgen. 4. Als het om arbovoorzieningen gaat die de werkgever voor deze werkplek ter beschikking stelt, kan dat onbelast, maar bij het verstrekken of vergoeden aan de werknemer moet dit worden belast. Ook niet-arbovoorzieningen kunnen vrij van loonheffingen ter beschikking worden gesteld, als ze gebruikt worden op de werkplek in de zin van de Wet LB 1964. Van belang is of de ruimte in de woning van werknemer Jansen als werkplek in de zin van de Wet LB 1964 wordt beschouwd. Dat is het geval als aan drie voorwaarden wordt voldaan: 6 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 5. 6. - het is een zelfstandig deel van de woning; - deze ruimte is alleen beschikbaar voor de werkgever; - de werknemer werkt in deze ruimte. Ook hiervoor geldt dat bij verstrekken of vergoeden loonheffingen verschuldigd zijn. In de casus wordt gesproken over een vergoeding aan de werknemer. Loonheffingen zijn dus verschuldigd. Dan komen we ook niet toe aan de gebruikelijkheidstoets, opgenomen in art. 31 lid 1 letter f Wet LB 1964. Deze toets geeft aan dat een terbeschikkingstelling als eindheffing mag worden aangewezen als de voorziening niet meer dan 30% afwijkt van wat gebruikelijk is. Als het in deze casus om terbeschikkingstellen zou gaan, is de kans groot dat niet voldaan wordt aan de gebruikelijkheidstoets. Conclusie moet zijn dat De Den bv niet juist heeft gehandeld. Er is geen sprake van aanneming van werk zoals omschreven in art. 3 lid 1 letter a Wet LB 1964. Immers, de werkzaamheden vinden plaats in de persoonlijke sfeer van Jansen en zijn daarom uitgezonderd van de fictieve dienstbetrekking op basis van art. 3 lid 2 Wet LB 1964. Jansen moet op de betaalde vergoeding aan de klusjesmannen geen loonheffing inhouden. Zij dienen de inkomsten via de inkomstenbelasting op te geven als inkomsten uit arbeid. Art. 13a Wet LB 1964 zegt: Loon wordt beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het - betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel - vorderbaar en tevens inbaar wordt. Het overwerk van de drie werknemers zou eind september 2015 uitbetaald moeten worden en zou dan vorderbaar en inbaar moeten zijn. Met A. en B. komt De Den bv echter overeen dat de betaling wordt uitgesteld tot december 2015. Hun overwerkloon is dus eind september niet vorderbaar (overeenkomst) en ook niet inbaar (geen liquide middelen). Pas in december 2015 is het loon invorderbaar en, naar verwachting, ook inbaar en dient op dat moment in de heffing te worden betrokken. Met C. is De Den bv niets overeengekomen. Eind september is C’s vordering vorderbaar, maar niet inbaar. Zodra De Den bv over financiële middelen beschikt is C’s vordering ook inbaar en dient het overwerkloon op dat moment in de heffing te worden betrokken. Opgave 1.16 1. Art. 10 Wet LB 1964 kent een ruim loonbegrip. De airmiles welke de buitendienstmedewerker laat bijschrijven op zijn eigen saldo dienen dan ook te worden aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (loon in natura). De airmiles dienen volgens art. 13 lid 1 Wet LB 1964 te worden gewaardeerd tegen de waarde in het economische verkeer. In de praktijk zal dit neerkomen op de waarde welke aan deze punten kan worden toegekend bij aanschaf van goederen. 2. Aanspraken zijn door de werknemer afdwingbare rechten op een toekomstige uitkering (in geld) of verstrekking (in natura). In art. 10 lid 2 Wet LB 1964 zijn aanspraken onder het ruime loonbegrip gebracht: Tot het loon behoren aanspraken om na verloop van tijd of onder een andere voorwaarde een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen. Art. 10 lid 3 Wet LB 1964 breidt het begrip aanspraken uit met het recht op betaald verlof. Deze hoofdregel geeft aan dat de aanspraak tot het loon behoort (en dus belast is). 3. De omkeerregel (die in de praktijk veel vaker voorkomt dan de hoofdregel) houdt in dat de aanspraak niet belast is, maar de latere uitkering of verstrekking. Zie art. 11 lid 1 Wet LB 1964. Zie ook art. 3.2 Uitv.reg. LB 2011, welk artikel gebaseerd is op art. 11 lid 2 Wet LB 1964. 4. John heeft weliswaar recht op een maaltijd, maar hij maakt er geen gebruik van. Er is dus geen genietingsmoment van dit loon (in natura). Op het moment dat John hiervan in de toekomst wel gebruik zou gaan maken, ontstaat er belast loon. Overigens kan het bedoelde recht op een dagelijkse maaltijd moeilijk onder de definitie van een aanspraak worden gebracht. Het element ‘toekomst’ (na verloop van tijd of onder een andere voorwaarde) ontbreekt hier namelijk. 5. Indien de CAO een geldelijke compensatie voor een niet genoten maaltijd uitsluit, betekent dat dat de maaltijden niet vorderbaar zijn. De maaltijd wordt pas vorderbaar wanneer en nadat de werknemer (John) daarom verzoekt. In casu wordt daaraan niet voldaan, integendeel, John heeft juist te kennen gegeven géén prijs te stellen op de maaltijd. In casu kan daarom geen loon (in natura) geacht te zijn genoten. De CAO-bepaling beïnvloedt het antwoord op vraag 4 niet. 6. Om te toetsen of een arbeidsrelatie als een dienstbetrekking moet worden gekwalificeerd, dient (cumulatief) te zijn voldaan aan de drie elementen van dienstbetrekking, arbeid, loon en gezag. Omstandigheden die pleiten vóór een dienstbetrekking: - Er wordt arbeid verricht. - Er wordt een beloning uitbetaald. 7 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 - - Er worden weliswaar geen aanwijzingen gegeven, maar uit het feit dat De Tongstreler, in de persoon van de eigenaar, aanwijzingen kan geven, mag worden aangenomen dat er een gezagsverhouding bestaat. Omstandigheden die een dienstbetrekking onaannemelijk maken: Arbeid en Beloning zijn zonder meer aanwezig. Het komt aan op de gezagsverhouding. Er kan worden gesteld dat Jurgen werkt wanneer het hem uitkomt. Hij is dus niet gebonden aan vaste werktijden. Dat er aanwijzingen zullen worden gegeven is hoogst onwaarschijnlijk omdat de klussen geheel zelfstandig kunnen worden gedaan; Jurgen een heel goede vriend van de eigenaar is die Jurgen niet zou hebben benaderd wanneer deze niet zelfstandig zou kunnen werken. Indien juist gemotiveerd, kunnen beide antwoorden correct zijn. 8 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. Vergoedingen en verstrekkingen Opgave 2.1 1. De loonwaarde voor een aan de werknemer ter beschikking gestelde woning bedraagt de economische huurwaarde van die woning. Dat is de huurprijs als de woning zou worden verhuurd. De loonwaarde kan aan de vrije ruimte worden toegewezen. 2. Als de woning verbonden is aan de uitoefening van de dienstbetrekking dan kan sprake zijn van een zogeheten ‘dienstwoning’. In dat geval dient 18% van het loon van de werknemer als huurwaarde te worden bijgeteld. Voor zover de werkelijke economische huurwaarde hoger is, leidt dit verder niet tot belast loon. Deze loonwaarde moet altijd bij het loon van de werknemer in aanmerking worden genomen en kan niet aan de vrije ruimte worden toegewezen. 3. In beginsel is dit onder de werkkostenregeling belast loon. Mits aan de voorwaarden is voldaan, betreft het een gerichte vrijstelling. Een verhuiskostenvergoeding kan kwalificeren indien de werknemer verhuist in verband met de dienstbetrekking. Dit verband moet in beginsel door de werknemer en werkgever aannemelijk gemaakt kunnen worden. In een enkele situatie wordt dit verband door de belastingdienst aanwezig geacht: indien de werknemer verhuist vanaf een afstand van meer dan 25 kilometer, waardoor de afstand ten minste 60% minder wordt én deze verhuizing binnen twee jaar plaatsvindt. 4. Het gaat om het vergoeden of verstrekken van de integrale kosten van overbrenging van de inboedel. Daarnaast de kosten van (her)inrichting tot maximaal € 7.750. 5. Dit kan onder de WKR niet (meer). Het is loon maar kan wel aan de vrije ruimte worden toegewezen. Arbovoorzieningen in de werkruimte in de eigen woning zijn wel onbelast als ze voortvloeien uit het Arbeidsomstandighedenbesluit. 6. Onbelast kan niet. Maar als de maaltijden een ‘meer dan bijkomstig’ zakelijk karakter hebben, is er sprake van een gerichte vrijstelling. In omvang gezien moet hierbij gedacht worden aan 10% of meer. 7. Voorheen kon de werkgever een onbelaste vergoeding verstrekken van maximaal € 0,55 per dag (of € 2,75 per week). Onder de WKR is dit loon, welk aan de vrije ruimte kan worden toegewezen. 8. Er moet sprake zijn van werkkleding. Hiervan is sprake indien de kleding uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om gedragen te worden tijdens het werk. Kledingstukken met een beeldmerk/bedrijfslogo van ten minste 70 cm2 worden geacht werkkleding te zijn. Alleen ter beschikking gestelde werkkleding is op nihil te waarderen (dus de werkgever moet eigenaar blijven). Overige situaties, dus vergoeden of verstrekken van (werkkleding): Is loon kan aan de vrije ruimte worden toegewezen. 9. Voorheen gold dat computerapparatuur onbelast in bruikleen verstrekt kon worden als deze voor ten minste 90% zakelijk werd gebruikt. Vanaf 1 januari 2015 geldt dat computerapparatuur als gerichte vrijstelling onbelast kan worden verstrekt of vergoed aan de werknemer, mits deze naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk is voor uitoefening van de dienstbetrekking. Bij niet langer gebruik voor de dienstbetrekking moet de verstrekking worden teruggegeven of er moet een vergoeding voor de restwaarde worden betaald. Opgave 2.2 1. Alle zakelijke kilometers kunnen als gerichte vrijstelling onbelast worden vergoed tot maximaal € 0,19 per kilometer. Onder zakelijke kilometers worden ook verstaan de woon-werkkilometers. Een vergoeding boven € 0,19 per km komt, mits als eindheffingsloon aangewezen, ten laste van de vrije ruimte. 2. Voor reiskilometers met eigen vervoersmiddelen zijn geen andere vergoedingen mogelijk. In de € 0,19 per kilometer worden alle kosten geacht te zijn inbegrepen. 3. De vaste kostenvergoeding wordt afzonderlijk van het loon vastgesteld en gespecificeerd naar aard en vermoedelijke omvang. Er wordt uitgegaan van een gemiddeld aantal reiskilometers per maand, gebaseerd op de reisafstand tussen werk en woning en het vermoedelijke reispatroon. Aan het einde van het jaar moet een afrekening worden gemaakt op basis van de werkelijk gereisde kilometers, waarbij de werknemer eventueel nog een extra vergoeding krijgt of een deel van de al ontvangen bedragen moet terugbetalen. 4. Voor situaties waarin de werknemer naar een vaste arbeidsplaats reist, heeft de wetgever een praktische regeling vastgesteld voor het bepalen van een vaste reiskostenvergoeding. Deze wordt ook wel ‘methode 1’ genoemd. De vaste reiskostenvergoeding bedraagt hierbij: (aantal reguliere werkdagen -/- gemiddeld aantal dagen i.v.m. afwezigheid) x totale reisafstand per dag x € 0,19 per kilometer. Het aantal werkdagen wordt hierbij op fulltimebasis gesteld op 260 dagen en het aantal afwezige dagen op 46. 5. Voorwaarde: het zakelijke gebruik bedraagt meer dan 10%. Het gaat er om dat er sprake is van ter beschikking stellen (bruikleen) en 10% zakelijk gebruikt. Mits aangewezen als eindheffingsloon, is er sprake van een 9 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 6. 7. 8. nihilwaardering. Zo niet, of als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, dan bijtelling bij het loon of ten laste brengen van de vrije ruimte. Onder de WKR is een personeelsreis of personeelsfeest altijd loon. Wel kan de loonwaarde aan de vrije ruimte worden toegewezen. Uitzondering hierop is mogelijk als een feestelijke happening voor werknemers gekoppeld is aan een zakelijk aspect waarbij deze laatste overheersend is. Als het personeelsfeest op de werkplek (of bij een concernonderdeel) wordt gehouden, kan er echter sprake zijn van een nihilwaardering. Dat is het geval als zo'n personeelsfeest gebruikelijk is. Rentevoordeel te bepalen t.o.v. rente op vergelijkbare lening bij banken. Indien geen vergelijkbare lening, dan vergelijken met de belastingrente. Dit rentevoordeel is loon; kan aan de vrije ruimte worden toegewezen. Als de lening wordt gebruikt voor aanschaf eigen woning, (elektrische) fiets of scooter, is er sprake van een nihilwaardering. Alleen bedrijfsfitness op de werkplek is onbelast, dat wil zeggen kan op nihil worden gewaardeerd. Buiten de werkplek dus loon, kan aan de vrije ruimte worden toegewezen. Opgave 2.3 1. Aan de werkgever moeten de originele vervoersbewijzen worden verstrekt zodra er niet meer mee gereisd wordt of kan worden. De werkgever moet deze vervoersbewijzen bewaren bij de administratie, maar niet per se bij de loonadministratie. Voorts moet in de administratie een verband kunnen worden gelegd tussen vervoersbewijzen en vergoeding. 2. Voor eenieder beschikbaar vervoer waarbij gereisd wordt volgens een dienstregeling (tram, bus, metro, trein e.a., niet per taxi, boot of vliegtuig). 3. Als voor het gereisde woon-werktraject ook met andere vervoersmiddelen wordt gereisd, zoals met eigen vervoer naar het opstappunt van het openbaar vervoer. Dit andere vervoer kan dan worden vergoed tegen maximaal € 0,19 per kilometer. Tot dat bedrag is er sprake van een gerichte vrijstelling. Daarboven moet de vergoeding als loon worden aangemerkt, maar kan ten laste van de vrije ruimte worden gebracht. 4. De enige voorwaarde is feitelijk dat de vervoerskaart ook gebruikt wordt voor zakelijke reizen. Voor de trajectkaart is voldoende dat de kaart mede betrekking heeft op woon-werkverkeer. Er is sprake van een nihilwaardering. 5. Voor producten uit het eigen bedrijf die met korting door de werknemer worden aangeschaft, geldt een gerichte vrijstelling van maximaal 20% per product en tevens een maximumkorting van € 500 per kalenderjaar. Het meerdere is loon, kan aan de vrije ruimte worden toegewezen. 6. Het voordeel is loon, kan aan de vrije ruimte worden toegewezen. 7. Hier kan een eindheffing toepassing vinden, mits de verstrekking gelijktijdig met die aan werknemers plaatsvindt. Als de waarde van het geschenk niet hoger is dan € 136, moet het tarief van 45% worden toegepast. Als de waarde hoger is, geldt het 75%-tarief. In totaal mag aan een relatie niet meer verstrekt worden dan € 272 per kalenderjaar. Bij achterwege laten van de eindheffing kan de Belastingdienst de verschuldigde belasting via de inkomstenbelasting heffen bij de ontvanger van het geschenk. 8. Tot een waarde van € 27 wordt de aanspraak op nihil gewaardeerd. Een hogere aanspraak vorm loon, kan aan de vrije ruimte worden toegewezen. 9. Ter beschikking gestelde apparatuur en gereedschappen voor gebruik op de werkplek kennen een nihilwaardering. Vanaf 1 januari 2015 is er een extra gerichte vrijstelling voor verstrekking van of vergoeding voor computers, apparatuur en gereedschappen onder de voorwaarde dat deze naar de mening van de werkgever noodzakelijk is voor de uitoefening van de dienstbetrekking (het noodzakelijkheidscriterium). Opgave 2.4 1. Onjuist. Ook bij een langere periode kan op basis van een gerichte vrijstelling een onbelaste verhuiskostenvergoeding verstrekt worden mits aannemelijk gemaakt kan worden dat de verhuizing plaatsvindt vanwege de dienstbetrekking. Bij een verhuizing binnen twee jaar wordt dit verband geacht aanwezig te zijn, indien de werknemer op meer dan 25 km woonde en na de verhuizing ten minste 60% dichterbij woont. 2. Onjuist. Op grond van een tweetal methodes kan een vaste reiskostenvergoeding bepaald worden zonder dat een afrekening op nacalculatiebasis moet worden gemaakt. 3. Juist. (Voor auto's van 15 jaar en ouder geldt de waarde in het economisch verkeer). 4. Onjuist. De eindheffing kan alleen toepassing vinden bij bestelauto’s die voortdurend wisselend gebruikt wordt door twee of meer werknemers. 5. Juist. 10 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 6. 7. 8. 9. Juist. Voor consumpties die geen deel uitmaken van een maaltijd geldt, mits verstrekt op de werkplek, een nihilwaardering. Onjuist. Een donker pak wordt niet direct geassocieerd met het vak van uitvaartmedewerker en zal niet kwalificeren als werkkleding. Onjuist. Er is een gerichte vrijstelling van toepassing als de telefoon noodzakelijk is voor de uitoefening van de dienstbetrekking. Juist. Er is sprake van een gerichte vrijstelling als de computer noodzakelijk is voor de uitoefening van de dienstbetrekking. Omdat de computer zakelijk wordt gebruikt zal deze normaliter naar de mening van de werkgever ook noodzakelijk worden geacht. Opgave 2.5 1. Onjuist. De vervoerbewijzen (of de transacties met de ov-chipkaart) moeten bij de administratie worden bewaard. 2. Onjuist. Het verbod moet ook aantoonbaar gecontroleerd worden en op overtreding moet een reële sanctie staan. 3. Juist. 4. Onjuist. De boete mag op de werknemer worden verhaald (uit zijn nettoloon) of worden aangewezen als eindheffingsloon. (Als de auto op naam van de werknemer staat en de verkeersboete aan de werknemer is opgelegd, vormt een vergoeding door de werkgever echter verplicht loon voor de werknemer). 5. Onjuist. Voor ‘gewone’ leningen kan ook een andere rente worden toegepast, zij het met gevolgen voor de loonheffingen. Daarnaast kunnen laagrentende of renteloze leningen worden verstrekt ingeval de lening wordt aangewend voor de eigen woning of voor (elektrische) fiets of elektrische brommer/scooter. Voor deze doeleinden geldt een nihilwaardering. 6. Juist. Mits niet eerder bij het bereiken van het 25-jarig jubileum onbelast een maandloon is verstrekt. 7. Onjuist. De gerichte vrijstelling geldt ook voor werknemers van een verbonden vennootschap (met een belang van ten minste een derde deel). Opgave 2.6 1. Onjuist. Alleen vrijstelling voor zover de waarde in het economische verkeer meer bedraagt dan 18% van het loon. Het voordeel is loon voor de werknemer. Toewijzing aan de vrije ruimte is niet toegestaan. 2. Juist. 3. Onjuist. Wel geldt dat, mits aan de voorwaarden is voldaan, alle tijdens de wachtdienst gereden kilometers als zakelijke kilometers worden aangemerkt. 4. Juist. (Als de werkgever de totale kosten van de eigen auto van de werkgever vergoedt). 5. Onjuist. Er zijn uitzonderingen. Een geschenk met een waarde van maximaal € 25 vomt geen loon als het een persoonlijke attentie voor de werknemer is, die ook door anderen zou worden gegeven (bijvoorbeeld bij de geboorte van een kind). Bij een waarde boven € 25 moet naar de gebruikelijkheidstoets worden gekeken. Pas boven 130% van wat gebruikelijk is, is er sprake van loon. 6. Juist. Het onbelast vergoeden van een door de werknemer terugbetaalde studieschuld kan alleen als dat binnen het kalenderjaar gebeurt. Als de nieuwe werkgever direct aan de oude werkgever betaalt, staat de werknemer hier in beginsel buiten. 7. Juist. 8. Onjuist. Van belang is dat de studie of opleiding is gericht op het vervullen van een beroep of het op peil houden van (vak)kennis. Het beogen van het verkrijgen van inkomsten is dus relevant, niet of het inkomen ook daadwerkelijk verkregen wordt. Opgave 2.7 1. Waarschijnlijk valt de ter beschikking gestelde woning aan te merken als dienstwoning. Als loonwaarde moet in aanmerking worden genomen de waarde in het economische verkeer, maar maximaal 18% van het jaarloon van Klaas Bischops. Er is sprake van verplicht werknemersloon. Toewijzing aan de vrije ruimte is niet toegestaan. Een eventuele eigen huurbijdrage van Bischops wordt uiteraard in mindering gebracht op het belaste bedrag. 2. Als de werknemer redelijkerwijs gebruik moet maken van de huisvesting wordt niets tot het loon gerekend. Waarschijnlijk is dit hier niet aan de orde. Dan moet een normbedrag van € 5,40 (2015) per dag tot het loon van de heer Van Leersum worden gerekend (inclusief energie, water en bewassing); mag ten laste van de vrije ruimte. 3. Bij verhuizing binnen twee jaar naar een woning vlak bij de werkplek wordt het verband tussen verhuizing en dienstbetrekking aanwezig geacht, omdat de oude afstand meer was dan 25 km en de afstand met minstens 60% wordt verminderd. Er kan aan de heer Van Leersum een onbelaste reiskostenvergoeding worden gegeven van de 11 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 4. integrale kosten van overbrenging van de inboedel en daarnaast de kosten van (her)inrichting tot maximaal € 7.750. Na het verstrijken van een periode van twee jaar vervalt de fictie dat een verband is tussen indiensttreding en verhuizen. In deze gevallen zullen werkgever en werknemer de aanwezigheid van dit verband aannemelijk moeten kunnen maken. Opgave 2.8 1. De tijdens hun dienstreizen genuttigde maaltijden zijn zeer waarschijnlijk aan te merken als maaltijden met een ‘meer dan bijkomstig’ zakelijk karakter. Vanwege hun werk op de weg zijn zij niet in staat om thuis te eten. De maaltijden hebben een meer dan bijkomstig zakelijk karakter. Zij kunnen onbelast worden vergoed. 2. Er is sprake van een bedrijfskantine waarin door de werkgever maaltijden worden verstrekt. Voor deze maaltijden geldt dat deze kunnen worden gewaardeerd op een forfaitaire waarde. Alle maaltijden (ontbijt, lunch, warme maaltijd) worden gewaardeerd op € 3,20. 3. De overalls worden vanwege hun functie aangemerkt als werkkleding, zij zijn niet geschikt om buiten het werk gedragen te worden, en kunnen onbelast worden verstrekt. De truien worden ook als werkkleding aangemerkt (en de verstrekking onbelast) mits het bedrijfslogo een oppervlakte heeft van ten minste 70 cm2. 4. Het is zeer aannemelijk dat de telefoons noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de dienstbetrekking. Als aan deze voorwaarde is voldaan dan is de verstrekking hiervan als gerichte vrijstelling onbelast. 5. De waarde in het economisch verkeer is belast. Het rentevoordeel is te bepalen ten opzichte van vergelijkbare leningen bij banken. Als er geen vergelijkbare lening is dan beoordelen ten opzichte van de belastingrente; mag ten laste van de vrije ruimte worden gebracht. 6. Rentevoordeel belasten c.q. toewijzen aan de vrije ruimte.. 7. De werknemer moet een schriftelijke verklaring aan de werkgever overleggen waarin hij verklaart de lening aan te wenden voor de aanschaf van de eigen woning en overlegt daarbij afschriften van aankoopbewijs, kostennota’s en dergelijke. Voorts verklaart de werknemer welk deel van de lening voor de inkomstenbelasting wordt beschouwd als lening waarvoor de rente en kosten aftrekbaar zouden zijn indien de lening bij een bank had moeten sluiten. De werkgever moet deze verklaringen en afschriften bij de loonadministratie bewaren en vermeldt de vrijstelling bij de aangifte loonheffingen. Opgave 2.9 1. Onbelast te verstrekken: 30 km x 2 x € 0,19 x 4 dagen = € 45,60 2. Methode 1 is de aangewezen methode, er wordt naar één vaste arbeidsplaats gereisd. Voorwaarde is dat gereisd wordt in minstens 36 weken naar een vaste arbeidsplaats. Dan kan een vaste reiskostenvergoeding worden verstrekt waarbij geen nacalculatie hoeft plaats te vinden (reisafstand is minder dan 150 kilometer). Op fulltime basis mag worden uitgegaan van 260 werkdagen - 46 dagen verlof e.d. = 214 dagen waarover de vaste vergoeding mag worden berekend. Uitwerking van methode 1: 214 dagen x 30 km x 2 x € 0,19 x 4/5 = € 1.951,68 per jaar, zijnde € 162,64 per maand. 3. Het reizen van woning naar station met de fiets kan vergoed worden tegen maximaal € 0,19 x 7 kilometer x 2 = € 2,66 per dag en € 13,30 per week. Het reizen met de trein kan vergoed worden tegen € 0,19 per kilometer, maar ook kunnen de werkelijke kosten van de OV-trajectkaart worden vergoed. In de werkplaats kunnen nog de met de bus gereisde kilometers worden vergoed: maximaal € 0,19 x 5 kilometer x 2 = € 1,90 per dag en € 9,50 per week. Dus in totaal: € 22,80 plus de werkelijke kosten van de OV-trajectkaart. Opgave 2.10 1. Voor zakelijke reizen en voor woon-werkverkeer is € 0,19 per km vrijgesteld. Jan ontvangt € 0,22 per km. Dit komt neer op een bovenmatige kostenvergoeding van € 0,03 per km. De vergoeding van € 0,14 per km die Gert ontvangt, blijft beneden het forfaitair vrijgestelde bedrag. Voor Jan is belast: 19 x 24 km + 36 x 36 km + 26 x 20 km = 2.272 km x € 0,03 = € 68,16. De bovenmatige vergoeding is loon; mag ten laste van de vrije ruimte. 2. Tussen Jan en Gert bestaat geen arbeidsovereenkomst. De vergoeding wordt in de privésfeer betaald. Daarom zijn er geen gevolgen voor de loonheffing. 3. De waarde van een dienstwoning moet worden gesteld op maximaal 18% van het loon. Hierbij moet de werkweek worden herleid naar een 36-urige werkweek. Tot het loon moet maximaal worden gerekend: 36/32 x € 2.700 x 1,08 x 18% = € 590,49 per maand. Dit loonvoordeel is verplicht werknemersloon en mag niet als eindheffingsloon worden aangewezen en dan ten laste van de vrije ruimte worden gebracht 12 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 4. 5. John reist doorgaans op 4 dagen per week naar zijn vaste arbeidsplaats. Tevens is de enkele reisafstand niet meer dan 75 km. Volgens methode 1 is een vaste vrije reiskostenvergoeding mogelijk, die als volgt wordt berekend: 4/5 x 214 dagen x 28 km x € 0,19 = € 910,78 per jaar. Op maandbasis is het vrijgestelde bedrag € 75,90. Tegenwoordig wordt het privégebruik van de lease-auto ook tot het loon voor de werknemersverzekeringen gerekend, zodat premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. Ook is een werkgeversbijdrage Zvw verschuldigd. Het loon in geld van John bedraagt op jaarbasis 12 x € 2.700 x 1,08 = € 34.992. Hiermee is het maximumpremieloon werknemersverzekeringen en het bijdrageloon Zvw niet overschreden. Dit bedraagt € 51.976 (2015). Beide heffingen zijn voor rekening van Lowmax bv. Opgave 2.11 1. Het rentevoordeel dat door Paul wordt genoten wegens het verstrekken van een renteloze lening door Wagro bv is in principe aan te merken als een voordeel uit dienstbetrekking. Dit rentevoordeel is te bepalen ten opzichte van vergelijkbare leningen bij banken en de hierbij horende marktconforme rente. 2. Het is niet verplicht het rentevoordeel per maand tot het loon te rekenen, dit mag ook eenmaal per jaar in de maand december of in de maand waarin de dienstbetrekking eindigt. De kwijtschelding van de aflossing dient op het moment van kwijtschelding tot het loon te worden gerekend, dus in december . 3. De receptie dient, gezien de aanleiding en de gewoonte, als zakelijk gekenmerkt te worden. Een dergelijke verstrekking wordt maatschappelijk gezien niet als beloningsvoordeel ervaren. Als het zakelijke belang overheerst, zal sprake zijn van externe representatie en de kosten aan te merken zijn als intermediaire kosten. 4. Bij een jubileum van 25 jaar mag de werkgever een geschenk tot maximaal de hoogte van het loon over één maand verstrekken. Dat is hier € 3.500 x 1,08 = € 3.780. Belast is dus € 4.720. Dit voordeel mag ook ten laste van de vrije ruimte worden gebracht. 5. Ook voor de afdracht premies werknemersverzekeringen geldt bij een 25-jarig dienstjubileum een vrijstelling van eenmaal het loon over een maand. Het bedrag van € 4.720 is dus onderhevig aan premieheffing werknemersverzekeringen tot aan de maximale premiegrondslag. Het loonvoordeel mag als eindheffingsloon worden aangewezen en ten laste van de vrije ruimte worden gebracht. Dan zijn geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd. 6. Het geschenk van de collega’s staat in een te ver verwijderd verband met de dienstbetrekking en is daarom vrij. Opgave 2.12 1. Er is sprake van loon. Een vergoeding voor (premie) ziektekosten is belast loon. Slechts een vergoeding voor ziektekosten die berust op een belaste aanspraak, is vrijgesteld. Het volledige bedrag van € 25 is belast voor alle loonheffingen, maar mag ten laste van de vrije ruimte worden gebracht. 2. Vergoeding van kosten voor het volgen van een opleiding met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning is vrij met uitzondering van kosten verband houdend met een werk- of studeerruimte. De werkgever mag daarom € 2.340 -/- € 200 = € 2.140 vrij vergoeden als gerichte vrijstelling, indien en voor zover de vergoeding plaatsvindt in hetzelfde jaar dat de uitgave door Jan gedaan is. Het bedrag van € 200 is als het in één bedrag verstrekt wordt, belast volgens de tabel bijzondere beloningen. Aanwijzing als eindheffingsloon is echter ook mogelijk. 3. Er geldt geen vrijstelling, omdat de fitness niet op de werkplek wordt aangeboden. Het is loon voor de werknemer, maar mag ten laste van de vrije ruimte worden gebracht. 4. Als de verhoging niet leidt tot een te hoge vergoeding, kan de werkgever een aanpassing zonder voorafgaande toestemming uitvoeren. Of hiervan sprake is hangt samen met de onderbouwing van de kostenvergoeding of het toepassen van het reisbesluit binnenland. 5. Een werkgever kan onder voorwaarden aan het personeel een verstrekking doen zonder inhouding van loonheffingen, indien de kosten van de verstrekking zijn gedaan voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Het zakelijke karakter van de verstrekking moet dan van meer dan bijkomstig belang zijn. De maaltijdverstrekking aan Carla heeft geen zakelijk karakter en is belast. De maaltijden die verstrekt worden aan Monique hebben een meer dan bijkomstig zakelijk karakter omdat de mogelijkheid om thuis de maaltijd te gebruiken tussen 17.00 en 20.00 uur ontbreekt. De maaltijd van Carla is belast tegen het forfait van € 3,20, mag ten laste van de vrije ruimte. De maaltijd van Monique heeft een meer dan bijkomstig zakelijk karakter en vormt hiermee een gerichte vrijstelling. Opgave 2.13 1. Het verstrekken of vergoeden van kosten van dubbele huisvesting buiten de woonplaats van de werknemer is niet mogelijk. Huisvesting buiten de woonplaats door permanente werkzaamheden elders kan als 13 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. 3. eindheffingsloon worden aangewezen en komt ten laste van de vrije ruimte. Ingeval van tijdelijke werkzaamheden zijn de verblijfskosten gericht vrijgesteld. Als de heer Verkerk alsnog naar Hilversum verhuist, kan hiervoor een onbelaste vergoeding verstrekt worden mits de verhuizing plaatsvindt in verband met de dienstbetrekking. Indien de verhuizing plaatsvindt binnen 2 jaar na indiensttreding dan wordt dit verband met de dienstbetrekking aanwezig geacht omdat de verhuizing plaatsvindt van een afstand van meer dan 25 kilometer naar een woon-werkafstand die ten minste 60% minder wordt. Als aan de voorwaarde is voldaan dat de verhuizing geschiedt in verband met het werk, kunnen de kosten van overbrenging van de inboedel integraal worden vergoed en daarnaast de herinrichtingskosten tot maximaal € 7.750. Zie art. 31a lid 2 letter f Wet LB 1964. Omdat de verhuizing niet plaatsvindt binnen 24 maanden na indiensttreding wordt het verband tussen dienstbetrekking en de verhuizing niet langer aanwezig verondersteld. Dit betekent dat de heer Verkerk en Bestnet bv aannemelijk zullen moeten maken dat de verhuizing toch plaatsvindt vanwege (het aanvaarden van) de dienstbetrekking bij Bestnet bv. De werkruimte in de woning van de werknemer is geen werkplek in de zin van de werkkostenregeling. Dit houdt in dat de vergoedingen en verstrekkingen ten laste komen van de vrije ruimte (mits als eindheffingsloon aangewezen). Uitgezonderd zijn de zogeheten arbovoorzieningen, deze kunnen voor het beslag op de vrije ruimte als gerichte vrijstelling onbelast worden meegenomen. Als aan alle drie onderstaande voorwaarden wordt voldaan, kan de werkruimte thuis echter wél onder het begrip 'werkplek' vallen, zodat er een gerichte vrijstelling ontstaat voor de vergoeding van kosten: - Het is een zelfstandig deel van de woning (eigen opgang, eigen sanitair). - Bestnet bv en Verkerk sluiten een zakelijke huurovereenkomst, waardoor de ruimte exclusief ter beschikking van de werkgever komt. - De heer Verkerk werkt in deze werkruimte. Opgave 2.14 1. Op grond van art. 11 lid 1 letter h Wet LB behoort de aanspraak op een uitkering wegens overlijden of invaliditeit door een ongeval niet tot het loon. Hierbij speelt geen rol of de verzekering betrekking heeft op ongevallen tijdens of buiten de dienstbetrekking. 2. Art. 11 lid 1 letter m Wet LB geeft aan dat in deze situatie drie maandsalarissen zijn vrijgesteld. De definitie van een maandsalaris staat in art. 3.1 Uitv.reg. LB 2011. 3. Geschenken in natura komen, mits als eindheffingsloon aangewezen, ten laste van de vrije ruimte. Afhankelijk van de hoogte van het loon van de werknemer, kan het al dan niet voordeliger zijn om het niet als eindheffingsloon aan te wijzen als dit tot overschrijding van de vrije ruimte leidt. 4. Volgens art. 11 lid 1 letter k Wet LB horen de genoemde schadevergoedingen niet tot het loon. Dit houdt in dat geen heffing bij de werknemer plaatsvindt, maar dat ook geen eindheffing aan de orde is. 5. Eindheffing met een bestemmingskarakter is vervallen. Er is dus sprake van loon. Mits aangewezen als eindheffingsloon komt de vergoeding ten laste van de vrije ruimte (indien toereikend). 6. Kennelijk is er geen sprake van een echte, maar van een fictieve dienstbetrekking. De heffing vindt plaats met inachtneming van art. 27 lid 6 Wet LB. Voor de waarde van de verstrekkingen moet in principe worden uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer, zo mogelijk de factuurwaarde inclusief omzetbelasting. Er hoeft voor de verstrekkingen niet meer in aanmerking te worden genomen dan 70% van wat gebruikelijk is. Gemakshalve mag voor sommige verstrekkingen worden uitgegaan van normbedragen: Inwoning ten hoogste € 5,40 per dag, per maaltijd maximaal € 3,20. Voor kleding is ingaande 2015 geen normbedrag meer. Aanwijzing als eindheffingsloon is mogelijk. Zie hoofdstuk 46 in de Loonalmanak. Voor de werknemersverzekeringen worden geen premies afgedragen, omdat er geen sprake is van verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. Opgave 2.15 1. Voor woonwerkverkeer geldt een gerichte vrijstelling, zodat het bedrag buiten de vrije ruimte valt. Hoewel administratie per werknemer formeel niet noodzakelijk is, moet wel het aantal gereisde kilometers geadministreerd worden zodat duidelijk is dat het juiste bedrag buiten de vrije ruimte blijft. 2. Onder de salderingsmethode wordt verstaan dat in de reiskostenvergoedingsregeling wordt vastgelegd dat voor zover bepaalde vergoedingen in een kalenderjaar of loontijdvak bovenmatig zijn deze mede strekken tot vergoeding van reiskosten die nog wel aanvullend belastingvrij zijn, te vergoeden. Met andere woorden, saldering van een vergoeding voor overige zakelijke kilometers die hoger is dan € 0,19 is mogelijk met een vergoeding voor woon-werkverkeer die lager is dan € 0,19. Zie art. 31a lid 5Wet LB. 3. (Het bepaalde in art. 10f Uitv.Besl. LB is thans opgenomen in art. 31a lid 5 Wet LB.) 14 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 4. 5. 6. Voor het berekenen van een vaste vrijgestelde reiskostenvergoeding dient te worden uitgegaan van de volgende gegevens: het aantal reguliere werkdagen wordt gesteld op 260; gemiddeld aantal dagen wegens kortstondige afwezigheid (vakantie, verlof, ziekte) wordt gesteld op 46; de totale reisafstand (heen en terug) bedraagt maximaal 150 km per dag; de werknemer reist op jaarbasis vermoedelijk ‘doorgaans’ naar de vaste arbeidsplaats. ‘Doorgaans’ is 70% van 52 weken is 36 weken. Jan van Ham kan een vaste reiskostenvergoeding ontvangen van 214 x 24 x € 0,12 = € 616,32 op jaarbasis. Zie de Praktische regeling in het Besluit reiskostenvergoedingen en privégebruik auto. Indien werknemer Dorsten op 5 dagen per week zou reizen, zou de vrije vergoeding 214 x 50 x € 0,12 = € 1284 op jaarbasis bedragen. Week 1: 4 dagen Saldo bv, 1 dag thuis Week 2: 4 dagen Saldo bv, 1 dag thuis Week 3: 4 dagen Saldo bv, 1 dag thuis Week 4: 3 dagen Saldo bv, 1 dag thuis en 1 dag Sandar bv. Hij reist op ¾ van de weken op 4 dagen naar Saldo en op ¼ van de weken op 3 dagen naar Saldo bv. Werknemer Dorsten ontvangt dus: (3/4 x 4/5 x € 1.284) + (1/4 x 3/5 x € 1.284) = € 770,40 + € 192,60 = € 963. Ingevolge het in antwoord 3 genoemde besluit moet op minimaal 1 dag per week naar de vaste arbeidsplaats worden gereisd. Nu op slechts 1 dag per 4 weken naar Sandar wordt gereisd, kan hiervoor de vaste reiskostenvergoeding (‘methode 1’) niet worden toegepast. Uiteraard worden de minimale 128 dagen van ‘methode 2’ ook niet bereikt. Vergoeding op basis van werkelijke kilometers (nacalculatie) is hier aan de orde. Op 10 februari is sprake van kortstondige afwezigheid. Van een kortstondige afwezigheid is sprake als een afwezigheid van maximaal zes aaneengesloten weken is te verwachten. Dit heeft geen gevolgen voor de vaste vergoeding. Op het moment van de beenbreuk is een langdurige afwezigheid in redelijkheid te voorzien. Bij een dergelijke afwezigheid mag de vaste vergoeding gedurende de lopende en eerstvolgende kalendermaand nog onbelast worden uitbetaald. De vaste vergoeding kan weer worden verleend per de eerste van de maand volgende op de maand van herstel. Dus per 1 september. (Het bepaalde in art. 10f Uitv.Besl. LB is thans opgenomen in art. 31a lid 5 Wet LB.) Hans van Alten heeft de 25.000 overige zakelijke kilometers als volgt gedeclareerd: 10.000 kmx € 0,33 = € 3.300 5.000 km x € 0,20 = € 1.000 10.000 km x € 0,12 = € 1.200 25.000 km € 5.500 Gemiddeld € 0,22 per km. Bovenmatig: 25.000 km x € 0,03 = € 750. Voor woon-werkverkeer is gedeclareerd: 10 maanden x 400 km = 4.000 km x € 0,12 = € 480 Fiscaal zou gedeclareerd mogen worden 4.000 km x € 0,19 = € 760 Gecompenseerd kan worden € 760 min € 480 = € 280 De bovenmatigheid wordt dan € 750 min € 280 = € 470 Dit bedrag dient in de maand januari van het nieuwe jaar tot het loon van Hans te worden gerekend. Opgave 2.16 1. Voor de vergoeding van studiekosten voor het verwerven van (meer) inkomen geldt een gerichte vrijstelling. Dit houdt tevens in dat de aanspraak op deze vergoeding niet tot het loon behoort. 2. Het gaat om op de werknemer drukkende uitgaven voor het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Deze kosten vallen onder de gerichte vrijstellingen. Zie art. 31 lid 1 onderdeel f en art. 31a lid 2 letter c Wet LB. 3. De terugbetaling door John van € 3.500 aan Van den Inden bv is geen negatief loon. Immers, hij had de studiekostenvergoeding destijds onbelast gekregen. Hierdoor ontstaat voor John een uitgavenpost aan studiekosten, die in principe voor hem een aftrekpost vormt voor de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen. Nu zijn nieuwe werkgever de studiekosten vergoedt (dan wel het terug te betalen bedrag rechtstreeks overmaakt aan de oude werkgever), is ook deze vergoeding gericht vrijgesteld. Voorwaarde is dat de vergoeding nog in hetzelfde kalenderjaar wordt verstrekt. Mocht dit niet mogelijk zijn, bijvoorbeeld om tijdsredenen, dan is er slechts sprake van een vrijgestelde vergoeding als door Hoc-ict bv: 15 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 4. 5. 6. de vergoeding is toegezegd in het jaar waarin John aan Van den Inden heeft terugbetaald; of de overname van de terugbetaling aan Van den Inden is toegezegd in het kalenderjaar waarin John moet terugbetalen. Het fonds voldoet aan de fondsenvrijstelling als bedoeld in art. 11 lid 1 letter n Wet LB. Hoc-ict bv heeft gedurende de laatste vijf kalenderjaren minder aan het fonds bijgedragen dan de betrokken werknemers (80%). Het bedrag van € 90 is vrijgesteld. De hoofdregel is dat loon in natura zoals een kerstpakket belast is tegen de waarde in het economisch verkeer. Omdat het een eenmalige beloning is, geldt de tabel voor bijzondere beloningen.. Van den Inden bv zal niet kiezen voor inhouding van loonheffing. De waarde van het kerstpakket zal als eindheffingloon beschouwd worden en zo mogelijk worden toegevoegd aan de vrije ruimte. Zie art. 31 lid f Wet LB en art. 31a lid 2 Wet LB. Een alternatief is bruteren met het toepasselijk tarief. Dit kan voordeliger zijn indien aanwijzing als eindheffingsloon tot 80% eindheffing leidt. 16 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 3. De werkkostenregeling Opgave 3.1 1. De grondslag voor de bepaling van de vrije ruimte is het fiscale loon. Dit is het loon voor de loonheffing zoals vermeld wordt in kolom 14 van de loonstaat. Onderdeel hiervan is de bijtelling voor de auto van de zaak. 2. Bepaalde verstrekte voordelen kunnen niet worden toegewezen aan de vrije ruimte. Voorbeeld hiervan de bijtelling voor de auto van de zaak, die dus wel deel uitmaakt van de grondslag voor de vrije ruimte maar zelf buiten de werkkostenregeling om loopt en altijd bij de werknemer belast loon is. Andere loonbestanddelen die niet kunnen worden aangewezen zijn: a. de dienstwoning b. boetes (behalve niet verhaalde verkeersboetes die de werkgever zelf krijgt) c. vergoedingen/verstrekkingen voor criminele activiteiten d. wapens en munitie (tenzij er een ontheffing is) e. niet toegestane agressieve dieren f. overschrijding van de 30% gebruikelijkheidstoets 3. De eindheffing bij overschrijding van de vrije ruimte bedraagt 80%. Dit komt overeen met een brutering tegen een tarief van ongeveer 45%. Ingeval een werknemer dus valt in het hoogste tarief van 52% en de werkgever wil hem een netto beloning geven, dan is het voor de werkgever voordeliger om de vergoeding toe te wijzen als eindheffingsloon aangezien het eindheffingstarief van 80% voordeliger is dan brutering tegen 52%. 4. Vergoedingen en verstrekkingen aan ex-werknemers (de zogeheten ‘postactieven’) leiden in beginsel tot eindheffing. Alleen voor producten uit het eigen bedrijf en verstrekkingen die ook aan de gewone werknemers worden gedaan geldt dat deze onder de vrije ruimte kunnen vallen. 5. Het benutten van de vrije ruimte wordt begrensd door de zogeheten ‘gebruikelijkheidstoets’. Dit houdt in dat de door de werkgever gedane vergoedingen en/of verstrekkingen niet meer dan 30% mogen afwijken van hetgeen gebruikelijk is. De bewijslast hiervan rust op de Belastingdienst. Opgave 3.2 1. Onder de werkkostenregeling kunnen vaste kostenvergoedingen alleen betrekking hebben op gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten. 2. In alle gevallen moet een daadwerkelijk verricht kostenonderzoek ten grondslag liggen aan de vaste kostenvergoeding. Dit mag ook een kostenonderzoek zijn van vóór het regime van de werkkostenregeling (dus ook vóór 2011). Het moet wel een representatief onderzoek zijn en mag niet te ver in het verleden liggen. 3. Dit zijn kosten die feitelijk kosten van de werkgever betreffen, en voor diens rekening komen en in wiens opdracht de kosten gemaakt worden, maar die door de werknemer worden betaald/voorgeschoten. Het gaat om uitgaven voor verwerving van zaken die tot het vermogen van de werkgever gaan behoren, dan wel gemaakt worden ten behoeve van zaken die tot het vermogen van de werkgever behoren. Of het betreft kosten die samenhangen met de bedrijfsuitoefening door de werkgever en niet met het functioneren van de werkgever. 4. Als werkplek wordt aangemerkt die plaats waar de werkgever verantwoordelijk voor is in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.. Uitgezonderd is vrijwel altijd de werkruimte gelegen in de woning van de werknemer. 5. Vanaf 1 januari 2015 is het mogelijk om de vrije ruimte op concernniveau toe te passen. Voorwaarde hiervoor is dat de ene werkgever een aandelenbelang heeft in de andere werkgever van ten minste 95%. Omdat in dit geval sprake is van volledige dochters kan de concernregeling worden toegepast. Hierbij wordt een verschuldigde eindheffing betaald door het concernonderdeel met de hoogste fiscale loonsom, dus dat kan ieder der vennootschappen zijn. Opgave 3.3 1. Per loontijdvak kunnen de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen worden bepaald en vergeleken worden met de fiscale loonsom over dat loontijdvak. Het kan ook anders. De verschuldigde eindheffing kan ook worden bepaald aan het einde van het kalenderjaar, nadat fiscale loonsom en eindheffingsloon bekend zijn. De eindheffing wordt dan betaald bij de aangifte over het eerste loontijdvak van het volgende kalenderjaar. 2. De financiële administratie moet dusdanig zijn ingericht dat de omvang van de vergoedingen en verstrekkingen (per loontijdvak, doch in ieder geval per jaar) moet kunnen worden herleid en het cumulatieve bedrag (inclusief btw) vergeleken kan worden met de vrije ruimte op basis van de fiscale loonsom. 3. Wat betreft werkkleding geldt dat die aan de werknemer ter beschikking wordt gesteld, dus in bruikleen ( en dus eigendom blijft van de werkgever). Voor werkkleding geldt uiteraard dat deze als zodanig kwalificeert. 17 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Voor de telefoon en computerapparatuur geldt dat deze onbelast kunnen worden verstrekt of vergoed als deze noodzakelijk zijn voor uitoefening van de dienstbetrekking. Bij einde van gebruik voor de dienstbetrekking moet de voorziening worden teruggegeven aan de werkgever of vergoeding plaatsvinden van de restwaarde. 4. Ingaande 2015 kan een iPad onbelst worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld. De regeling voor computers geldt ook voor de iPad. Er is sprake van een gerichte vrijstelling als aan het noodzakelijkheidscriterium wordt voldaan. Als de iPad niet noodzakelijk is voor de dienstbetrekking,is er sprake van loon voor de werknemer of aanwijzen als einheffingsloon. Opgave 3.4 1. Onjuist. Het betreft een onbelaste aanspraak en speelt zich af buiten de sfeer van de vergoedingen en verstrekkingen waarop de werkkostenregeling betrekking heeft. 2. Juist. Bijtelling behoort tot het fiscale loon en is overeenkomstig onderdeel van de grondslag. (Maar let op: de bijtelling zelf is verplicht werknemersloon; aanwijzen als eindheffingsloon is niet toegestaan). 3. Onjuist. De eindheffing betreft alleen loonbelasting. 4. Juist. Het betreft verstrekkingen/vergoedingen aan niet-werknemers, maar aangezien alle bedragen van aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet meer per werknemer behoeven te worden geadministreerd, kan het wel. Opgave 3.5 1. Onjuist. Het verstrekken van een telefoon kan vanaf 1 januari 2015 als gerichte vrijstelling kwalificeren. Voorwaarde hiervoor is dat de telefoon naar de mening van de werkgever noodzakelijk is voor de uitoefening van de dienstbetrekking. Daarnaast geldt dat de telefoon bij einde van het gebruik voor de dienstbetrekking aan de werkgever moet worden teruggegeven of de werknemer moet de dan geldende restwaarde aan de werkgever vergoeden. 2. Juist. 3. Onjuist. De werkruimte in de woning van de werknemer wordt niet aangemerkt als werkplek in de zin van de werkkostenregeling. Van een werkruimte is echter wel sprake als het gaat om een zelfstandige ruimte (eigen opgang en sanitair), waarvoor de werkgever een reële huurovereenkomst met de werknemer heeft afgesloten, waardoor de ruimte alleen aan de werkgever beschikbaar staat en de werknemer hierin werkt. Wel kunnen arbovoorzieningen als gerichte vrijstellingen onbelast worden verstrekt of vergoed. 4. Juist. (Deze zijn per definitie onbelast te vergoeden aangezien het kosten van de werkgever zijn.) Opgave 3.6 1. Onjuist. De vrije ruimte kan ‘vrij’ ingevuld worden door de werkgever met vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. Voor het geven van vergoedingen (in geld) is het niet noodzakelijk dat tegenover het geven van de vergoeding in geld (is loon) daadwerkelijke uitgaven worden gedaan door de werknemer. Het is echter raadzaam om normaal loon in geld niet als zodanig aan de vrije ruimte toe te wijzen, maar als (bovenmatige) vergoeding voor bepaalde posten, zoals representatie- of reiskosten. 2. Juist. Een meer correcte beantwoording is dat de iPad in deze situatie als gerichte vrijstelling te beschikking kan worden gesteld. 3. Onjuist. Gedoeld wordt op de concernregeling zoals deze geldt per 1 januari 2015. Dochtervennootschappen tellen hiervoor mee onder de voorwaarde dat de holding het gehele jaar een belang heeft van ten minste 95%. 4. Onjuist. Het gaat om de waarde van verstrekkingen die de werknemers in het economisch verkeer genieten, dit is de waarde inclusief omzetbelasting. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoedingen en verstrekkingen moet in de financiële administratie de waarde inclusief omzetbelasting kunnen worden herleid. 5. Onjuist. Als de verstrekte korting per werknemer wordt geadministreerd, is de korting binnen de hiervoor gestelde grenzen (20% korting per aanschaf en € 500 per jaar) gericht vrijgesteld. Opgave 3.7 1. De fiscale loonsom is € 1,5 mio en de vrije ruimte (1,2%) dus maximaal € 18.000. De vraag is dus in hoeverre de vergoedingen en verstrekking, als ze zouden worden toegewezen, ten laste komen van de vrije ruimte. De werkkleding kan op nihil worden gewaardeerd. De reiskosten voor woonwerkverkeer zijn gericht vrijgesteld. De kerstpakketten (40 x € 70 = € 2.800) en de personeelsreis (€ 9.500) komen wel ten laste van de vrije ruimte. Het totale beslag op de vrije ruimte is dus €12.300. 18 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. Uitgaande van het normale niveau van de vergoedingen en verstrekkingen wordt de vrije ruimte niet overschreden. Het ligt dan ook niet voor de hand om de arbeidsvoorwaarden aan te passen (om eindheffing te voorkomen). Opgave 3.8 1. 2. 3. 4. 5. 6. De kosten van de maaltijden die door de relaties worden genoten, zijn intermediaire kosten van Piet Smolders Kantoormeubelen. De kosten van de maaltijden van de verkoopmedewerkers en het management zijn verblijfskosten en vallen onder de gerichte vrijstellingen. De volledige vergoeding van de facturen van deze maaltijden nemen geen vrije ruimte in beslag. De kosten van de maaltijden tijdens de dienstreizen van de verkoopmedewerkers zijn gericht vrijgesteld. De aan de werknemers ter beschikking gestelde werkkleding kan op nihil worden gewaardeerd. De vergoeding voor de waskosten thuis valt dan onder de intermediaire kosten. Hier is sprake van een werkplek aangezien de ontwerpers hier meer dan 20 dagen werkzaam zijn. De maaltijden in de bedrijfskantine worden gewaardeerd op € 3,20 per maaltijd. Het rentevoordeel komt ten laste van de vrije ruimte gelet op het bestedingsdoel (studie van het kind). De waarde van dit rentevoordeel is het verschil met de normale rente op een vergelijkbare lening (zoals af te sluiten bij een bank). Ingeval er geen vergelijkbare lening zou zijn, dan moet het rentevoordeel bepaald worden ten opzichte van de heffingsrente. De regeling voor producten uit het eigen bedrijf kan worden toegepast, zodat de werknemer 20% korting krijgt op de verkoopprijs van een aangekocht product, met een maximum van € 500 korting per werknemer per jaar. Om de werknemer nog verder tegemoet te komen, kan een hogere verstrekte korting als eindheffingsloon worden aangewezen. Opgave 3.9 1. 2. Op basis van de fiscale loonsom van het voorgaande jaar (€ 3.600.000) is de vrije ruimte waarmee gerekend kan worden op jaarbasis € 43.200. Per loontijdvak (maand) is deze vrije ruimte op basis van het voorgaande jaar dus € 3.600. In de maanden januari tot en met april is het bedrag van de vergoedingen en verstrekkingen (€ 3.500) lager dan de vrije ruimte op grond van het voorgaande jaar. In de maand mei zijn de kosten € 7.500 , dat is hoger dan de maandelijkse vrije ruimte op basis van voorgaande jaar. Er hoeft geen 80% eindheffing berekend te worden, maar dit vormt wel een indicatie dat een overschrijding van de vrije ruimte mogelijk is. In de maanden juni tot en met november is,net als in de eerste vier maanden, de vrije ruimte op basis van het voorgaande jaar hoger dan de kosten. In december zijn de totale kosten € 6.000 en dus weer hoger dan de vrije ruimte op basis van het voorgaande jaar.. In januari van het volgende jaar wordt een eindafrekening gemaakt en blijkt de vrije ruimte op basis van de werkelijke fiscale loonsom € 45.600 (€ 3.800.0000 x 1,2%) te bedragen. De totale kosten zijn (10 x € 3.500) + € 7.500 + € 6.000 = € 48.500. De te betalen eindheffing bedraagt dus 80% x ( € 48.500 -/- € 45.600) = 80% x € 2.900 = € 2.320. De overschrijding van de vrije ruimte is in dat geval € 6.000 hoger en leidt derhalve tot een extra eindheffing van 80% hierover ad € 4.800, dus in totaal € 7.120. Opgave 3.10 Hier wreekt zich de definitie van het begrip ‘werkplek’. Niet als werkplek wordt aangewezen de werkruimte in de woning van de werknemer. Dit betekent dat de voorzieningen op de thuiswerkplaats niet onder de gerichte vrijstellingen vallen en dus vrije ruimte in beslag nemen. Alleen voor ARBO-voorzieningen geldt ook buiten de werkplek een gerichte vrijstelling. De vraag is in hoeverre HR-flex in het desbetreffende jaar deze voorzieningen op de thuiswerkplekken verstrekt. Als dit eenmalig in het lopende jaar zou plaatsvinden, kan de werkkostenregeling tot eindheffing leiden, maar kan er in een later jaar wel vrije ruimte over zijn. Eventueel kan wel een werkruimte in de zin van de WKR gecreëerd worden. Er zal dan sprake moeten zijn van: 1. Een zelfstandige ruimte. Er zal dan bijv. sprake moeten zijn van een eigen opgang en sanitair. In essentie moet het gaan om ruimte die in het economisch verkeer ook zelfstandig is te verhuren. 19 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. 3. Als werkgever sluit de onderneming een reële huurovereenkomst met de werknemer waardoor de werkgever de exclusieve beschikking over de ruimte heeft. De werknemer verricht daadwerkelijk zijn werkzaamheden in de gehuurde ruimte. Opgave 3.11 1. Onjuist. Alle vormen loon, maar mits aangewezen komen gerichte vrijstellingen ennihilwaarderingen niet ten laste van de vrije ruimte van 1,2% van de fiscale loonsom. 2. Onjuist. Meestal geldt de factuurwaarde inclusief btw. Als er geen factuur is of een factuur van een verbonden vennootschap, geldt de waarde in het economisch verkeer (ofwel de gebruikelijke verkoopwaarde). Soms is er sprake van forfaitaire waarderingen, zoals bij een maaltijd die in het bedrijfsrestaurant wordt genuttigd. 3. Onjuist. Als aanvullende voorwaarde geldt dat de betreffende laptop na gebruik voor de dienstbetrekking teruggegeven moet worden aan de werkgever of dat de werknemer een vergoeding moet betalen ter grootte van de restwaarde van de laptop. 4. Onjuist. De aangewezen kosten die onder de gerichte vrijstelling vallen hebben geen invloed op de vrije ruimte. 5. Onjuist, althans niet helemaal volledig.Bestaat kolom 14 van de loonstaat voor meer dan 10% uit loon uit vroegere dienstbetrekking, dan dient voor het bepalen van de loonsom met de bedragen boven de 10% van het loon uit vroegere dienstbetrekking geen rekening te worden gehouden. Ook goed: Juist, indien het totale loon van kolom 14 van de loonstaat alleen wordt gevormd door loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. 6. Onderhavige vergoeding is een vergoeding voor intermediaire kosten (kosten van de werkgever, die betaald zijn door de werknemer). Deze hebben niets met de loonheffingen te maken , bijgevolg ook niet met de werkkostenregeling. 7. Verstrekkingen zijn in beginsel belast. Het verstrekken van de fruitmand vindt niet plaats op basis van de relatie werkgever/werknemer maar gebeurt op basis van een persoonlijke relatie. De vraag is of diezelfde persoonlijke relatie (wellevendheid) ook aan de orde is bij het verstrekken van de boekenbon. De staatssecretaris heeft bij het tot stand komen van de werkkostenregeling alleen aangegeven dat de fruitmand en de rouwkrans geen loon vormen. Bij het verstrekken van een boekenbon heeft men meer het idee dat een cadeau wordt verstrekt. De boekenbon vormt geen vrijgesteld loon en valt evenmin onder de gerichte vrijstellingen. Indien de vrije ruimte niet wordt overschreden is het bedrag van € 50 vrij van loonheffing. Is de vrije ruimte overschreden dan is Kamp bv 80% van € 50 aan eindheffing verschuldigd. (€ 25-regeling. De Belastingdienst neemt in elk geval aan dat geen sprake is van loon als de werkgever diens werknemer een persoonlijke attentie geeft in situaties waarin ook anderen dan de werkgever een dergelijke attentie plegen te geven bij de desbetreffende gelegenheid, mits het geen geld of waardebonnen betreft en de attentie niet een factuurwaarde (incl. btw) heeft die hoger is dan € 25). 8. Vergoedingen zijn in beginsel belast. Een kilometervergoeding valt voor € 0,19 onder de gerichte vrijstellingen, zodat van deze vergoeding € 0,21 ondergebracht wordt in (ten laste komt van) de vrije (of forfaitaire) ruimte. Als de vrije ruimte door deze kilometervergoeding niet wordt overschreden wordt niets belast. Wordt de vrije ruimte (1,2% van de loonsom) wel overschreden dan dient Kamp bv 80% eindheffing over het aantal kilometers maal € 0,21 af te dragen. Opgave 3.12 1. De reiskostenvergoeding valt voor een bedrag van € 0,19 onder de gerichte vrijstelling. Uit de vergoeding blijkt dat Hans 30.000 kilometer per jaar rijdt. Een bedrag van € 5.700 is in ieder geval onbelast. De vergoeding bedraagt € 8.700, zodat een bedrag van € 3.000 niet gericht vrijgesteld is. Indien de vrije ruimte gelijk is aan of meer dan € 3.000, dan heeft dit tot gevolg dat ook dat bedrag onbelast kan worden verstrekt. De gehele vergoeding valt dan dus buiten de heffing. 2. Oron bv heeft de mogelijkheid het te vergoeden bedrag te splitsen in een deel dat valt onder de gerichte vrijstelling, een deel onder te brengen in de vrije ruimte en een deel als belast loon aan te merken. 20 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 3. Als de gereedschapkoffer door Oron noodzakelijk wordt geacht voor de dienstbetrekking, dan is deze als gerichte vrijstelling onbelast. Dat de gereedschappen ook buiten de dienstbetrekking worden gebruikt, en de mate waarin het wel voor de dienstbetrekking wordt gebruikt, is verder niet relevant. 4. De maaltijden dienen te worden gewaardeerd op € 3,20. Hierop komt in mindering de bijdrage van de werknemers ad € 1,50, zodat die tot de vrije ruimte kan worden gerekend, mits deze toereikend is, een bedrag van € 1,70 per maaltijd en dat is totaal € 4.420. Aantal maaltijden: 2.600 (3.900/1,50). 5. 80% van € 4.420 = € 3.536. Opgave 3.13 1. De volgende vergoedingen en verstrekkingen kunnen worden herleid: - maandelijkse vaste kostenvergoeding (accountmanagers en directie), bevat externe representatiekosten - literatuur - telefoons - laptops - kerstpakketten - personeelsreis De vaste kostenvergoeding bevat vermoedelijk voor een groot deel externe representatiekosten. Dit deel heeft dus betrekking op intermediaire kosten en kan onder de werkkostenregeling middels een vaste kostenvergoeding betaald worden. Voor de verstrekking van literatuur geldt dat nagegaan moet worden in hoeverre het vakliteratuur betreft voor de medewerkers van Olivers Travels. Mocht dat het geval zijn, dan vallen deze verstrekkingen/vergoedingen onder de gerichte vrijstellingen. Telefoons en laptops kunnen onbelast onder de vrije ruimtein aanmerking komen mits zij noodzakelijk zijn voor uitoefening van de dienstbetrekking. Kerstpakketten en personeelsreizen en -feesten komen onder de werkkostenregeling ten laste van de vrije ruimte. Het is dus afhankelijk van de mate waarin aan voormelde voorwaarden is voldaan. Als dat het geval is, hoeft in eerste instantie alleen gekeken te worden naar de omvang van de erstpakketten en personeelsreizen. Het kan zijn dat de vergoedingen en verstrekkingen uitkomen boven de vrije ruimte. Over de overschrijding is dan een eindheffing van 80% verschuldigd (art. 31a lid 1 en lid 2 Wet LB 1964). Voor de werknemers met de hoogste lonen geldt dat het binnen de werkkostenregeling voordeliger is om deze eindheffing van 80% te betalen. In geval loon gebruteerd zou worden volgens het normale tarief, zou de eindheffing hoger zijn. Voor werknemers met een (lager) loon die niet in de hoogste tariefschijf vallen, geldt dat het bruteren met het normale tarief juist voordeliger uitpakt dan de 80% eindheffing. 2. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren met vergoedingen voor woonwerkverkeer als hiervoor een vergoeding wordt betaald van meer dan € 0,19 per kilometer. Als deze vergoeding is toegewezen als eindheffingsloon, is het bovenmatige deel niet gericht vrijgesteld en komt dus ten laste van de vrije ruimte. Als de bovenmatigheid van de vergoeding tot (verdere) overschrijding leidt van de vrije ruimte, is vervolgens de eindheffing van 80% verschuldigd. Als de fiscale claim van de bovenmatigheid nog niet bij de werknemers wordt neergelegd, zou in dit geval geadviseerd kunnen worden om de reiskostenvergoeding partieel toe te wijzen aan de vrije ruimte, dat wil zeggen € 0,19 aan de vrije ruimte. Het bovenmatige deel wordt als normaal belast loon bij de werknemer aangemerkt en (indien nog verhaald wordt op de werknemer) gebruteerd tegen het voor hem toepasselijke tarief (maar met een eindheffing lager dan 80%). 3. Voor zover deze vergoeding bestaat uit gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten, kan de vaste vergoeding in stand blijven. Wel is onder de werkkostenregeling noodzakelijk dat aan de vaste kostenvergoeding een recent (niet langer dan 5 jaar geleden) daadwerkelijk kostenonderzoek ten grondslag ligt. Opgave 3.14 1. Mits binnen de gestelde grenzen (korting 20% en per werknemer niet meer dan € 500 per jaar), is de verkregen korting op de eigen producten als gerichte vrijstelling onbelast.. 2. Cafetariaregelingen zijn ook onder de werkkostenregeling mogelijk. De werknemer zal dan schriftelijk vooraf moeten afzien van een deel van het loon, waartegenover hij een vergoeding of verstrekking krijgt van de werkgever. Vervolgens zal de vergoeding of verstrekking beoordeeld moeten worden naar het kader van de werkkostenregeling. Dat betekent dus: een gerichte vrijstelling, nihilwaardering of eindheffingsloon ten laste van de vrije ruimte. Wel zal uiteraard rekening moeten worden gehouden met de gebruikelijkheidstoets en met het noodzakelijkheidscriterium. Als bijvoorbeeld een iPad noodzakelijk wordt geacht voor de dienstbetrekking, ligt het niet voor de hand dat deze wordt verkregen tegen inlevering van brutoloon. 21 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 3. De vrije ruimte kan worden ‘opgevuld’ met het betalen van een vergoeding/loon in geld. Dit kan dus ook gewoon zijn een extraatje in geld. Wel geldt ook hier dat rekening moet worden gehouden met de gebruikelijkheidstoets. Opgave 3.15 1. De heffing over de inkomsten uit dienstbetrekking van Frank Hermans is toegewezen aan Nederland. De werkgever Ramonzo is echter niet in Nederland gevestigd en is dan ook in beginsel niet inhoudingsplichtig. De belastingheffing over het loon zal door Frank Hermans moeten worden betaald via zijn aangifte inkomstenbelasting. De vrije ruimte van werkkostenregeling kan dan niet in de loonbelasting geëffectueerd worden. Het is mogelijk dat Frank Hermans in zijn aangifte inkomstenbelasting de gerichte vrijstellingen en vrije ruimte (ter grootte van 1,2% van zijn fiscale loonsom) op zijn inkomen in mindering brengt. Hiervoor dient Frank Hermans wel te beschikken over een nauwkeurige onderbouwing van deze vergoedingen en verstrekkingen, hetgeen Ramonzo aan hem zal moeten verstrekken. 2. Voor de dagen dat Frank Hermans bij de productielijn in België is, gebruikt hij waarschijnlijk de lunch en de bedrijfskantine waarbij de lunch voor rekening van Ramonzo blijft. In beginsel betreft het hier kosten van zakelijke maaltijden tijdens dienstreizen, welke gericht zijn vrijgesteld en dus niet ten koste gaan van de vrije ruimte. Er ontstaat een andere situatie als Frank Hermans ten minste op 1 dag per week naar de productielijn in België aanwezig is en dat gedurende meer dan 20 dagen doet. In dat geval is hij geen ambulante werknemer meer en wordt de productielijn in België aangemerkt als werkplek in de zin van de werkkostenregeling. De maaltijden in de bedrijfskantine worden dan feitelijk genoten op de werkplek en vallen onder de forfaitaire waardering van € 3,20 per maaltijd. Dat wil zeggen dat de maaltijden voor dat bedrag ten laste van de vrije ruimte komen. 3. De kantoorruimte thuis is geen werkplek in de zin van de werkkkostenregeling. Dat betekent dat de door Ramonzo verstrekte voorzieningen (zoals bureau, verlichting, boekenkasten e.d.) in principe ten laste komen van de vrije ruimte. De nihilwaardering voor voorzieningen op de werkplek is dus niet van toepassing. Onder voorwaarden wordt de thuiswerkplek toch beschouwd als officiële werkplek: 1) Er moet sprake zijn van een zelfstandige ruimte (eigen opgang en eigen sanitair); 2) de werkgever heeft een reële huurovereenkomst met de werknemer afgesloten, waardoor de ruimte alleen aan de werkgever ter beschikking staat; 3) de werknemer werkt in de desbetreffende ruimte. Een ander mogelijkheid is de aanwijzing als ‘arbovoorzieningen’, waarvoor geldt dat de voorzieningen vallen onder de Arbeidsomstandighedenwet en verstrekt worden in het kader van een arboplan bij Ramonzo. 4. Frank Hermans werkt dan in meer landen, waaronder Nederland als zijn woonstaat. De situatie ontstaat dan dat (de belastingheffing over) een deel van de inkomsten is toegewezen aan Engeland (en overigens ook België). Voor de werkkostenregeling worden echter in eerste instantie het gehele loon en alle vergoedingen/ verstrekkingen meegenomen. Mocht de vrije ruimte overschreden worden, dan wordt vervolgens een vermindering op de eindheffing gegeven in verband met het feit dat de heffing over een deel van het loon is toegewezen aan Engeland en België. Deze vermindering wordt berekend door de eerder bepaalde eindheffing te vermenigvuldigen met de breuk: buitenlands fiscale loon/totale fiscale loon. Opgave 3.16 1. De volledige loonsom van € 4.350.000 mag worden gehanteerd omdat het bedrag dat hierin begrepen is als loon uit vroegere dienstbetrekking beneden de 10% van de loonsom blijft. 2. De vrije ruimte bedraagt 1,2% van € 4.350.000 is € 52.200. 3. Vrijgesteld loon € -. In de gegeven bedragen is geen vrijgesteld loon aanwezig. Intermediaire kosten (onbelast): declaraties werknemers – voorgeschoten bedragen € 1.400 Nihilwaardering: voorzieningen op de werkplek € 4.600 consumpties tijdens de werktijd € 3.000 Gerichte vrijstelling: vakliteratuur werk en thuis € 4.000 vergoeding tijdelijke verblijfskosten op projecten € 5.000 maaltijden bij overwerk € 4.000 studie- en opleidingskosten personeel € 6.000 vergoeding zakelijke kilometers voor 40.000 km x € 0,19 = € 7.600 22 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Totaal buiten de vrije ruimte onbelaste vergoedingen en verstrekkingen € 35.600 4. Door de werkgever aangewezen vergoedingen en verstrekkingen als eindheffing € 108.000 Af: Onbelaste vergoedingen en verstrekkingen, letters a t/m d € 35.600 Resteert, inclusief de bovenmatige reiskosten en verstrekking fietsen € 72.400 Af: de vrije ruimte € 52.200, Af te rekenen eindheffing tegen 80% over een bedrag van € 20.200 = € 16.160. 23 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 4. De volksverzekeringen Opgave 4.1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. - De sociale verzekeringen worden ingedeeld in volksverzekeringen en werknemersverzekeringen. Werknemersverzekeringen: WW, ZW, WAO en WIA. Het betreft de volgende premies: WW-Awf (Algemeen werkloosheidsfonds) Sectorfonds (Overheidswerkgevers dragen in plaats van Ww-Awf en Sectorfond de Ufo-premie af = Premie Uitvoeringsfonds voor de overheid). Basispremie WAO/IVA/WGA (inclusief opslag als bijdrage kosten kinderopvang) Gedifferentieerde premie Whk, bestaande uit de premies WGA-vast, WGA-flex en ZW-flex Aan de Belastingdienst. Hierop is een uitzondering: Als iemand vrijwillig voor de volksverzekeringen verzekerd is, vindt afdracht plaats aan de SVB. Uitgezonderd van de AOW-verzekering zijn: AOW-gerechtigden (2015: vanaf 65 jaar en drie maanden). Nederlanders die in het buitenland wonen en een uitkering hebben (WIA, WAO, WAZ, Wajong, AOW, Anw, Wamil of invaliditeitspensioen van de overheid). Nederlanders die in Nederland wonen maar ten minste 3 maanden in het buitenland werken (Vaak blijft men toch verzekerd als de werkgever in Nederland gevestigd is). Nederlanders die in Nederland wonen maar hier werken voor een volkenrechtelijke organisatie en viadie organisatie voldoende verzekerd zijn. Op de dag waarop iemand 65 jaar en drie maanden wordt (2015). Deze ontvangt voor zichzelf 50% van het netto minimumloon en daarnaast een toeslag van eveneens 50% van het netto minimumloon. Hierop worden eventuele inkomsten uit uitkering van de partner volledig gekort en inkomsten uit arbeid van de partner gedeeltelijk. Bij een hoger gezinsinkomen vindt korting van 10% plaats op de partnertoeslag. Vanaf 1 april 2015 vervalt deze 50% toeslag echter voor nieuwe AOW-ers met een jongere partner. Loonbelasting, premie Wlz, premie Anw en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. De overledene moet verzekerd geweest zijn voor de Anw. De nabestaande moet zwanger zijn of een kind onder de 18 jaar hebben of voor ten minste 45% arbeidsongeschikt zijn. Als beide ouders overleden zijn. De uitkering is gebaseerd op de leeftijd van het kind. Er zijn drie leeftijdsgroepen: 0-9 jaar; 10-15 jaar; 16-20 jaar. Voor de volgende drie groepen kinderen van 16 of 17 jaar bestaat recht op AKW: kinderen die ten minste 213 uren onderwijs per kwartaal volgen; kinderen die werkloos zijn en in het bezit van een startkwalificatie; kinderen die arbeidsongeschikt zijn. Opgave 4.2 1. 2. 3. 4. 5. 6. Het doel van de volksverzekeringen is het verzekeren van alle ingezetenen (het hele volk). Voor werknemers wordt de premieheffing volksverzekeringen gecombineerd met de heffing van loonbelasting. Voor andere personen wordt de premieheffing volksverzekeringen gecombineerd met de heffing van inkomstenbelasting. De premies volksverzekeringen komen voor rekening van de verzekerde zelf. Bij werknemers wordt de premie ingehouden op het loon en afgedragen via de periodieke loonaangifte, bij andere personen vindt betaling plaats samen met de inkomstenbelasting. Premies werknemersverzekeringen worden afgedragen totdat de werknemer de AOW-leeftijd bereikt. Hiermee bereikt hij dat er later geen korting op zijn AOW-uitkering wordt toegepast in verband met nietverzekerde jaren. Een alleenstaande ongehuwde ontvangt een AOW-uitkering ter hoogte van 70% van het netto minimumloon. 24 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 7. 8. 9. 10. 11. Dat geldt voor degene die op of na 1 april 2015 de AOW-leeftijd bereikt (en dus is geboren na 31 december 1949). Op een AOW-uitkering wordt de lage inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage ingehouden, omdat deze bijdrage voor rekening komt van de AOW-er zelf. In de volgende situaties bestaat er geen recht op een Anw-uitkering, hoewel aan alle voorwaarden daarvoor wordt voldaan: Als de Anw-verzekerde overleden is binnen 1 jaar na het huwelijk of de datum van aanvang van het samenwonen. Als de Anw-verzekerde overleden is binnen 1 jaar na aanvang van de verzekering én het overlijden redelijkerwijs te verwachten was. Met aanvang verzekering wordt bedoeld: in Nederland komen wonen of werken. Een Anw-uitkering wordt beëindigd: als betrokkene niet meer tot de doelgroep behoort; bij het bereiken van de leeftijd van de AOW-gerechtigde leeftijd; vanaf de maand nadat de nabestaande hertrouwt of gaat samenwonen; vanaf de dag dat de nabestaande niet meer in Nederland, de Europese Unie of een verdragsland woont. Het doel van de AKW is het geven van een financiële tegemoetkoming aan ouders en verzorgers van kinderen. Opgave 4.3 1. Het doel van de werknemersverzekeringen is het verzekeren van werknemers (degenen die in dienstbetrekking werkzaam zijn). 2. Loonheffing is de gecombineerde heffing van loonbelasting en premie volksverzekeringen. 3. Aan de Belastingdienst. Hierop is een uitzondering: Als iemand vrijwillig voor de werknemersverzekeringen verzekerd is, vindt afdracht plaats aan UWV. 4. Het doel van de AOW is de hele bevolking van Nederland te verzekeren tegen de financiële gevolgen van ouderdom. 5. Als iemand vanuit het buitenland in Nederland komt en nog nooit verzekerd was voor de AOW, kunnen de ontbrekende verzekeringsjaren worden ingekocht. Aanmelding moet binnen 5 jaar plaatsvinden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). 6. Een ongehuwde met een kind jonger dan 18 jaar ontvangt een AOW-uitkering van 90% van het netto minimumloon. 7. Voor elk niet-verzekerd jaar wordt 2% korting toegepast op de AOW-uitkering. In dit voorbeeld is dus niet 50 x 2% = 100% AOW opgebouwd, maar 45 x 2% = 90%. De korting op de AOW-uitkering bedraagt 5 x 2% = 10%. 8. De nabestaanden ontvangen direct na het overlijden van een AOW-gerechtigde belasting- en premievrij een AOW-uitkering van een maand. 9. Een Anw-nabestaandenuitkering bedraagt 70% van het netto minimumloon. Zolang er een kind onder de 18 jaar tot het huishouden behoort, is de Anw-nabestaandenuitkering 90%. Hierop worden eventuele uitkeringen volledig in mindering gebracht. Inkomsten uit arbeid worden gedeeltelijk in mindering gebracht. 10. De AKW onderscheidt tot 15 jaar: - kinderen die tot het huishouden behoren; - kinderen die niet tot het huishouden behoren en voor wie de verzekerde voldoet aan de zogenoemde ‘onderhoudseis’. 11. Enkelvoudige kinderbijslag is de meest voorkomende situatie. Deze wordt door de ouders ontvangen als een kind ‘in belangrijke’ mate wordt onderhouden. Voor het recht op tweevoudige kinderbijslag gelden twee voorwaarden: - het kind moet uitwonend zijn; - het kind moet grotendeels worden onderhouden. Opgave 4.4 1. Onjuist. Voor AOW, Anw en Wlz wel. Niet voor de AKW. 2. Onjuist. Voor een volledige AOW-uitkering moet men 50 jaar verzekerd zijn geweest. 3. Juist. 4. Onjuist. Bij de AOW eindigt de verzekeringsplicht op 65 jaar en drie maanden (2015), bij de AKW blijven ouderen ook verzekerd. Opgave 4.5 1. Onjuist. Deze heffing noemen we Loonheffing. 25 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. 3. 4. Juist. (De uitkering bedraagt 90% van het minimumloon voor een alleenstaande AOW-er met een kind onder de 18 jaar). Onjuist. Zij hebben recht op een extra maand AOW zonder dat er sprake is van inhoudingen. Onjuist. De ingangsdatum van het recht op AKW is 1 januari. Opgave 4.6 1. Onjuist. Dit geldt alleen voor inkomsten uit of in verband met dienstbetrekking. Voor overige inkomsten uit arbeid is de heffing van premie volksverzekeringen gecombineerd met de heffing van inkomstenbelasting. 2. Juist. (De SVB declareert dit bedrag bij de gemeente). 3. Onjuist. Eventuele andere uitkeringen worden wel volledig in mindering gebracht, maar inkomsten uit arbeid worden slechts gedeeltelijk gekort op de Anw-uitkering. 4. Onjuist. Dat is alleen het geval als het kind grotendeels door de ouders wordt onderhouden. Opgave 4.7 1. Een gehuwde of samenwonende AOW-er heeft recht op 50% van het netto minimumloon aan AOW. 2. Een alleenstaande AOW-er heeft recht op een AOW-uitkering van 70% van het netto minimumloon. 3. Een ongehuwde AOW-er met een kind jonger dan 18 jaar heeft recht op een AOW-uitkering van 90% van het netto minimumloon. 4. Mirjam Coenraads heeft geen recht op een Anw-uitkering omdat zij recht heeft op een AOW-uitkering. 5. Voor de kinderen van Peter van Driel bestaat geen recht op een wezenuitkering ingevolge de Anw. Zij zijn geen wees, maar halfwees. Eric is ouder dan 18 jaar. Chantal is jonger dan 18 jaar, maar haar vader Peter ontvangt een eenouder-pensioen op grond van de AOW. Dit eenouderpensioen is 90% van het netto minimumloon. Voordat Peter AOW ontving, had hij een Anw-uitkering van 90% i.v.m. het kind onder de 18 jaar, tot zijn huishouden behorend. Opgave 4.8 1. Gerrit heeft recht op een AOW-uitkering ter hoogte van 50% van het netto minimumloon. 2. Voor zijn jongere partner heeft Gerrit recht op een AOW-toeslag van 50% van het minimumloon. 3. De uitkering die Karin ontvangt, komt volledig in mindering op de AOW-toeslag. Vanwege de hoogte van de WAO-uitkering (€ 1.000) wordt de toeslag op de AOW-uitkering in het geheel niet uitbetaald. 4. Bij Debby gaat het niet om een uitkering, maar om inkomsten uit arbeid. Hiervan is 15% van het bruto minimumloon vrijgesteld en nog 1/3 van de inkomsten die daar boven uit stijgen. 15% van het bruto minimumloon betekent een vrijstelling van ongeveer € 200. Van de hogere inkomsten (circa € 50) is nog 1/3 deel vrijgesteld. Dit betekent dat op de AOW-toeslag maandelijks ongeveer € 35 in mindering wordt gebracht. 5. In verband met het overlijden op 1 december eindigt ingaande 2 december de AOW-uitkering van Gerrit en ook de toeslag die hij voor Debby genoot. 6. Debby heeft over de periode 2 december tot en met 1 januari recht op een maand uitkering, waarop geen heffingen van toepassing zijn. Zij ontvangt de bruto-uitkering. 7. Debby heeft geen recht op een Anw-uitkering, omdat ze niet aan de voorwaarden voldoet. Opgave 4.9 1. Recht op een Anw-nabestaandenuitkering bestaat als de nabestaande: zwanger is; of een kind onder de 18 jaar heeft; of voor ten minste 45% arbeidsongeschikt is. 2. Janny heeft twee kinderen onder de 18 jaar en heeft dus recht op Anw. Haar nabestaandenuitkering bedraagt 90% van het netto minimumloon. 3. Een wezenuitkering ingevolge de Anw is bedoeld voor kinderen van wie beide ouders overleden zijn. Dat is hier niet aan de orde. 4. Als Esther, het jongste kind, 18 jaar geworden is, zijn er geen kinderen meer onder de 18 jaar en vervalt het recht op een nabestaandenuitkering. Janny voldoet ook niet aan een van de overige voorwaarden. 5. Zowel voor Sander als voor Esther is er recht op kinderbijslag. 6. Sander is 14 jaar: kwartaalbedrag AKW is € 273,78. Esther is 10 jaar: kwartaalbedrag AKW is € 232,71. 7. Tot de leeftijd van 16 jaar mag een kind onbeperkt bijverdienen. Het recht op AKW komt tot deze leeftijd niet ingevaar door bijverdiensten. 26 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Opgave 4.10 1. Over het loon van Piet Fransen zijn premies werknemersverzekeringen verschuldigd tot de eerste dag van de maand waarin Piet AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Dus premies zijn verschuldigd tot en met februari 2015. 2. Nee. De aanvraag voor een AOW-uitkering moet bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) worden gedaan. 3. Recht op een AOW-uitkering bestaat met ingang van de dag waarop Piet 65 jaar en drie maanden wordt. De ingangsdatum is dus 25 maart 2014. 4. Op 1 juli 2015 is Piet niet meer verzekerd voor de werknemersverzekeringen. De verzekeringsplicht hiervoor is geëindigd op 1 maart 2015 (eerste dag van de maand waarin hij AOW-gerechtigd werd). 5. Een IOAW-uitkering is niet bestemd voor personen in de AOW-gerechtigde leeftijd. Indien men door niet verzekerde jaren een dusdanig lage AOW-uitkering ontvangt dat het inkomen beneden het bestaansminimum komt, bestaat er mogelijk recht op een uitkering ingevolge de WWB. Deze uitkering wordt verstrekt door de Gemeentelijke Sociale Dienst, maar uitgekeerd door tussenkomst van de SVB. Opgave 4.11 1. De AOW-uitkering wordt toegekend door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). 2. De AOW-uitkering gaat in op de dag waarop de leeftijd van 65 jaar en drie maanden wordt bereikt, dus op 15 augustus 2015. 3. De premieplicht voor de werknemersverzekeringen eindigt op 1 augustus 2015, de eerste dag van de maand waarin het recht op AOW ontstaat. 4. Per verzekerd jaar (50 jaar lang) wordt 2% AOW-uitkering opgebouwd. Hiervoor moet men ingezetene van Nederland zijn of ter zake van zijn dienstbetrekking aan de Nederlandse loonheffing onderworpen zijn. Betrokkene heeft 10 jaar in het buitenland gewoond en is niet aan de loonheffing onderworpen geweest. Hij krijgt op grond hiervan een korting van 10 x 2% = 20% op zijn AOW-uitkering. Opgave 4.12 Uitkering Ja Nee Ziektewet X WIA X Anw X AOW X Opgave 4.13 1. De verplichting om AOW-premie af te dragen, eindigt op de eerste dag van de maand waarin de AOWgerechtigde leeftijd wordt bereikt, dus op 1 april 2015. Johan betaalt AOW-premie tot en met 31 maart 2015. Zie art. 10 lid 2 WFSV. 2. Het recht op een AOW-uitkering gaat in op de dag waarop hij de leeftijd van 65 jaar en drie maanden bereikt, dus op 10 april 2015. Zie art. 7 AOW en art. 16 lid 1 AOW. Johan moet hiervoor een aanvraag indienen bij de SVB. 3. Johan heeft 10 jaar geen AOW-rechten opgebouwd wegens verblijf elders. In totaal resteren 40 verzekerde jaren. 4. Johan is gedurende 10 jaren niet verzekerd geweest en mist dus een opbouw van 10 x 2% = 20%. Op basis van zijn 40 verzekerde jaren heeft Johan recht op een AOW-uitkering van 80% van wat gebruikelijk is. Zie art. 13 lid 2 AOW. 5. Johan had zich binnen een jaar na het einde van de verplichte verzekering bij de SVB moeten melden voor een vrijwillige verzekering. Dit had dus voor 1 januari 2000 moeten gebeuren. Zie artt. 35 en 36 AOW. 6. Deze mogelijkheid is er voor Johan niet, omdat hij vóór 1999 verplicht verzekerd was voor de AOW. Alleen degene die eerder niet verplicht verzekerd was, kan ontbrekende jaren inkopen. Zie art. 38 AOW. Opgave 4.14 1. Aan alle voorwaarden van art. 4 Anw wordt voldaan: - Het huwelijk tussen Elly en Freek is anders dan door de dood ontbonden (lid 1 letter a); - Freek was voor zijn overlijden verplicht aan Elly levensonderhoud te verschaffen (lid 1 letter b); 27 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 - 2. 3. 4. 5. 6. 7. Als Freek op 1 januari 2009 zou zijn overleden zou Elly ook recht gehad hebben op Anw, omdat ze aan de voorwaarden voldeed (lid 1 letter c). Ze is voor ten minste 45-55% arbeidsongeschikt (art. 14 lid 1 letter b Anw). Een andere voorwaarde voor het recht op Anw is dat de overledene (dus niet de nabestaande) verzekerd was. Freek was verzekerd op grond van art. 13 lid 1 letter a Anw. De conclusie kan dan ook zijn dat Elly met ingang van 1 juli 2013 recht heeft op een overlijdensuitkering in verband met het overlijden van haar ex-echtgenoot. Zie art. 14 lid 2 Anw. Op grond van art. 1 letter d Anw en art. 3 lid 1 letter a wordt een geregistreerd partner gelijkgesteld met een echtgenoot, zodat ook Martha als nabestaande te beschouwen is. Omdat Freek verzekerd was voor de Anw en Martha voor 1 januari 1950 geboren is, bestaat voor haar op grond van art. 14 lid 1 en 2 Anw eveneens vanaf 1 juli 2012 recht een Anw-uitkering. Netto ontvangen zij elk 70% van het netto-minimumloon. Hoe dit bedrag tot stand komt, is geregeld in art. 17 Anw. Een definitie van het bruto-minimumloon en het netto-minimumloon is bovendien te vinden in art. 2 Anw. Daarnaast ontvangen ze een netto vakantie-uitkering die overeenkomt met 70% van de netto-minimumvakantiebijslag per maand. Zie art. 30 en 31 lid 1 Anw. Het over de laatste 12 maanden opgebouwde bedrag aan vakantiebijslag wordt in mei uitbetaald. Zie art. 50 Anw. Een nabestaande wier partner is overleden binnen een jaar na aanvang van het geregistreerd partnerschap, terwijl de gezondheidstoestand bij aanvang van de samenleving het overlijden al moest doen verwachten, heeft geen recht op een nabestaandenuitkering. Dus als Martha pas op 1 augustus met Freek was gaan samenwonen, zou er voor haar geen recht zijn op Anw. Zie art. 15 lid 1 letter a Anw. Op grond van art. 16 lid 1 letter b Anw eindigt de Anw-uitkering van Elly op 1 februari. Omdat de samenleving tussen Elly en Theo binnen zes maanden na 1 februari wordt beëindigt, krijgt zij opnieuw recht op de Anw-nabestaandenuitkering. Zie art. 16 lid 3 Anw. Volgens art. 18 lid 1 Anw wordt het inkomen van Martha in mindering gebracht op haar Anw-uitkering. Maar in lid 2 van hetzelfde artikel wordt een nuancering aangebracht voor inkomsten uit arbeid. 50% van het brutominimumloon is vrijgesteld. Als Martha meer verdient dan dit bedrag, wordt van het meerdere nog 1/3 deel vrijgesteld. Het bruto-minimumloon bedraagt ongeveer € 1400 per maand. Daarvan is 50% ofwel € 700 vrijgesteld. Omdat Martha minder verdient dan deze € 700, is haar hele inkomen uit arbeid vrijgesteld. Zij behoudt haar volledige Anw-uitkering. Opgave 4.15 1. Met ingang van de dag waarop de werknemer 65 jaar en drie maanden wordt, dus op 15 mei 2015. Zie art. 7 letter a AOW en art. 16 lid 1 AOW. 2. Premies sociale werknemersverzekeringen worden afgedragen over het loon dat betrekking heeft op de periode tot 1 mei 2015. Zie art. 21 WFSV. Opgave 4.16 1. Wel of geen pensioengevend loon Omschrijving behoort wel tot het pensioengevend loon X behoort niet tot het pensioengevend loon Niet regelmatig genoten loon Privé gebruik auto X Ingehouden pensioenpremie X Verstrekte computer (> 90% zakelijk) X Ingehouden spaarloon X Maandelijkse inhouding ivm cafetariastelsel X 2. Artikel 18g, lid 2, letter a Wet LB j⁰ art. 10b UB LB. (Besluit van 9 september 2010, nr GB2010/2733M). 3. Bij het vaststellen van het pensioengevend loon mag een loonsverlaging als gevolg van het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie buiten beschouwing blijven, als deze plaatsvindt in de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum. Het loon dat de werknemer genoot voor aanvang van de demotieperiode en dat uitgangspunt voor het pensioengevend loon blijft, mag worden geïndexeerd met de loonindex in de bedrijfstak tijdens de demotieperiode. Art. 10b, lid 3 UB LB. 4. Als men samenwoont met een broer of zus, dan wordt dit beschouwd als “ongehuwd samenwonen”. Artikel 1, lid 3, onderdeel a, AOW. Als Stanley per maand een bedrag van € 1.000,- verdient, telt de eerste € 220,41 (bedrag 2015) niet mee. Ook is een derde deel van (€ 1.000,- –/- 220,41) = 779,59 vrijgesteld, wat uitkomt op een bedrag van € 259,86. In totaal is dan € 480,27 (€ 220,41 + € 259,86) vrijgesteld. Van de partnertoeslag wordt dus € 1.000,- -/- € 28 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 480,27 = € 519,73 ingehouden.Hij ontvangt een partnertoeslag van € 740,60 (bedrag 2015 volledige partnertoeslag) -/- € 519,73 = € 220,87. 5. Harold heeft geen recht op partnertoeslagregeling, omdat de uitkering volledig wordt gekort op de partnertoeslag (€ 740,60 (bedrag 2015) -/- € 1.000,- = nihil). WW-uitkering is geen inkomen uit arbeid, daarom volledige korting. Artikel 8 AOW in samenhang met artikel 10 en artikel 12a AOW. (De WW-uitkering wordt op grond van artikel 2.4 Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen aangemerkt als overig inkomen en als zodanig volledig gekort op de toeslag. De AOW-uitkering wordt ingevolge 2.7 van het besluit niet als overig inkomen aangemerkt). 6. Harold kan met behoud van zijn AOW-uitkering in het buitenland gaan wonen. De partnertoeslagregeling blijft ook behouden. De AOW en de partnertoeslagregeling blijven behouden indien zij gaan wonen in: - een land van de EU of EER; - Aruba of de Nederlandse Antillen; - een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten. - Artikel 8a AOW 7. Door de emigratie is Stanley niet meer verzekerd voor de AOW. Als Stanley de AOW-leeftijd bereikt, wordt per onverzekerd jaar een korting van 2% toegepast op zijn AOW-uitkering. Stanley heeft ook de mogelijkheid een vrijwillige verzekering voor de AOW af te sluiten met de SVB. De voorwaarden zijn: - Stanley moet 15 jaar of ouder zijn; - voorafgaand aan de vrijwillige verzekering moet Stanley minstens één jaar onafgebroken verplicht verzekerd zijn geweest voor de AOW; - Stanley moet zich uiterlijk binnen twaalf maanden na het einde van de verplichte verzekering aanmelden bij de SVB. - Artikel 35 en 36 AOW 29 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 5. Pensioen, sparen en inkomstenbelasting Opgave 5.1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Aanspraken behoren in beginsel tot het belast loon van de werknemer. Voor bijvoorbeeld pensioenaanspraken geldt echter dat deze niet tot het belast loon behoren maar juist de uitkeringen uit deze aanspraken. Deze zijn dus ‘omgekeerd’. Aan de werknemer wordt een pensioenaanspraak toegekend op basis van zijn laatstgenoten salaris. De opbouw bedraagt per jaar maximaal 1,657% van het laatstgenoten pensioengevend loon. Als een werknemer een hoger salaris krijgt, dan moet de aanspraak ook voor het verleden worden afgedekt op grond van het hogere loon. Aan de werknemer wordt per jaar een pensioenaanspraak toegekend op basis van het pensioengevend loon van dat desbetreffende jaar. Deze pensioenopbouw bedraagt maximaal 1,875%. Als een werknemer een hoger salaris krijgt, heeft dat alleen gevolgen voor de periode vanaf de loonstijging. Bij de aftrekmethode worden eerst apart de pensioenopbouw en de opbouw van de AOW berekend. De laatste wordt dan van de eerste afgetrokken om te komen tot de werkelijke pensioenopbouw. Bij de franchisemethode wordt eerst de AOW-franchise in mindering gebracht op het pensioengevend salaris. Op dit bedrag wordt vervolgens de pensioenopbouw berekend. De loonbelasting is een voorheffing van de inkomstenbelasting. Als er over loon te weinig of teveel loonbelasting is ingehouden, dan wordt dit alsnog geheven of terugbetaald/verrekend bij de aangifte inkomstenbelasting. In de inkomstenbelasting wordt geheven over de heffingsgrondslagen in 3 boxen. Dit zijn: - Box 1: inkomen uit werk en woning, geheven wordt tegen een progressief tarief; - Box 2: inkomen uit een aanmerkelijk belang, een vast tarief van 25%; en - Box 3: vermogensrendementheffing, bestaande uit een heffing van 30% over een forfaitair rendement van 4%. Loon uit dienstbetrekking wordt tezamen met winst uit onderneming, resultaat uit overige werkzaamheden, inkomen uit eigen woning en belastbare periodieke uitkeringen/verstrekkingen belast in box 1. Dit hangt af over welke voordelen we het hebben. Het loon dat de DGA ontvangt uit zijn eigen vennootschap is zoals ook bij gewone werknemers belast in box 1. Alle andere voordelen die de DGA behaalt uit het aandelenbezit (zijnde een aanmerkelijk belang) zijn verder belast in box 2. Daarnaast kan de DGA nog voordeel uit ander vermogen hebben, dat in box 3 wordt belast. Opgave 5.2 1. Pensioenkapitaal kan bij wisseling van dienstverband worden overgedragen naar de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Hiermee wordt dan diensttijd ingekocht naar de regels van de nieuwe pensioenregeling. In de nieuwe pensioenregeling wordt dan verder pensioen opgebouwd met inachtneming van de ingekochte fictieve dienstjaren. 2. Door vanuit het bruto loon geld te sparen kan de werknemer een geldbedrag opzij zetten ten einde (een deel van) dit bedrag op te nemen ten behoeve van het opnemen van (onbetaald) verlof. 3. De levensloopregeling is in principe niet meer van toepassing, en staat niet meer open voor nieuwe deelnemers. Alleen voor werknemers die per 31 december 2011 een tegoed hadden gespaard van ten minste € 3.000, kunnen nog de levensloopregeling toepassen. Hierbij gelden de regels van vóór 2012, dus maximaal 12% per jaar inleggen en een maximaal spaarsaldo van 210%. Deze werknemers kunnen er voor kiezen, in 2015 het hele levenslooptegoed op te nemen waarbij het saldo ultimo 2013 dan voor 80% in de heffing wordt betrokken. 4. Per jaar geldt een maximum spaarbedrag van 12% van het bruto jaarloon.Voor oudere werknemers die onder de overgangsregeling vallen (vóór 1 januari 2005 50 jaar of ouder) geldt dat zij niet gebonden zijn aan het jaarmaximum van 12% (wel aan het maximale spaarsaldo van 210%). 5. De omkeerregeling is van toepassing, zodat er geen loonheffingen verschuldigd zijn. (Tot en met 2012 waren wel premies werknemersverzekeringen verschuldigd). 6. Opdrachtgevers die zakendoen met personen die niet bij hen in dienst zijn, kunnen toch inhoudingsplichtig zijn omdat de belastingdienst een privaatrechtelijke of fictieve dienstbetrekking vaststelt. Met een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) die door de Belastingdienst wordt afgegeven, kan de opdrachtgever wel zekerheid krijgen met betrekking tot de fiscale kwalificatie van de desbetreffende arbeidsrelatie. 7. Soorten: a. VAR-loon uit dienstbetrekking (VAR-loon); b. VAR-winst uit onderneming (VAR-WUO); c. VAR-inkomen voor rekening en risico eigen vennootschap (VAR-DGA); 30 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 d. VAR-resultaat uit overige werkzaamheden (VAR-ROW). 8. Voor zover de opdrachtgever zekerheid wil hebben dat hij geen loonheffingen hoeft in te houden en af te dragen, kan hij deze alleen ontlenen aan een VAR-WUO en een VAR-DGA. Mits aan de voorwaarden is voldaan, is de opdrachtgever gevrijwaard voor inhouding van loonheffingen. Dit is alleen anders indien de opdrachtgever te kwader trourw is en moest weten dat de verklaring onjuist was. Bij een VAR-loon of een VAR-row ontbreekt een dergelijke vrijwaring. 9. Een verklaring arbeidsrelatie wordt afgegeven voor de werkzaamheden waarvoor de verklaring is aangevraagd. Dit kunnen heel specifiek omschreven werkzaamheden betreffen maar ook wat minder nauwkeurig omschreven. Het is van belang om te beseffen dat als de feitelijke werkzaamheden afwijken van hetgeen is omschreven in de verklaring arbeidsrelatie, aan de verklaring geen vertrouwen worden ontleend Opgave 5.3 1. Een deelnemer aan de levensloopregeling kan op grond van de overgangsregeling kiezen: a.Volledig opnemen in 2015, waarbij het saldo ultimo 2013 slechts voor 80% wordt belast en het meerdere voor 100%. Doorsparen is dan niet meer mogelijk. b. Doorsparen. Het levensloopsaldo dat op 31 december 2021 aanwezig is, valt in 2022 verplicht (belast) vrij. 2. Jan mag desgewenst doorsparen in de levensloopregeling. Hij voldoet aan de voorwaarde dat er op 31 december 2011 tenminste een levensloopsaldo van € 3.000 op zijn rekening staan, omdat de rente over 2011 ook meetelt. 3. In tegenstelling tot voorafgaande jaren heeft Jan vanaf 2012 geen recht meer op opbouw van levensloopverlofkorting. 4. Een voorlopige aanslag wordt opgelegd indien de Belastingdienst verwacht, op basis van de ingeleverde aangifte van het voorgaande jaar en (voor ondernemers) een schatting van het inkomen over het lopende jaar, dat op aangifte inkomstenbelasting er (nog) een bedrag aan (bij) te betalen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen zal zijn. Dit zal met name het geval zijn indien er inkomen is waarvoor geen loonheffing als voorheffing is ingehouden (en afgedragen). Deze voorlopige aanslagen worden opgelegd in de loop van het desbetreffende jaar. Daarnaast zal de Belastingdienst naar aanleiding van een ingediende aangifte inkomstenbelasting een voorlopige aanslag kunnen opleggen, deze wordt dan later (indien de aangifte wordt gevolgd) gevolgd door een definitieve aanslag. 5. Een voorlopige teruggaaf wordt verleend indien bij een werknemer naar verwachting de uiteindelijk verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekering lager zal zijn dan de in totaal ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen. Dit is met name aan de orde in geval de werknemer aftrekposten heeft (zoals hypotheekrente, premies voor lijfrente e.a.). Als eerder een voorlopig teruggaaf is verleend, zal de Belastingdienst deze automatisch voor een volgend jaar eveneens doen. Zo niet, dan zal de werknemer een verzoek om voorlopige teruggaaf moeten doen. Overigens noemt met een voorlopige teruggaaf tegenwoordig wel voorlopige (negatieve) aanslag. 6. De werknemer kan de Belastingdienst om correctie verzoeken via het elektronische formulier Verzoek of wijziging voorlopige aanslag. Opgave 5.4 1. Onjuist. De grens van 100% is het uitgangspunt, maar er zijn wel uitzonderingen mogelijk. Zo kan per saldo een hoger pensioen worden uitgekeerd: als gevolg van een waardeoverdracht van kapitaal; door ruil van nabestaandenpensioen in een ouderdomspensioen; variabilisering van de uitkering binnen de toegestane bandbreedte (75:100); door indexering (bij niet-actieve werknemers). 2. Juist. 3. Onjuist. Ook bij een middelloonregeling hoeft de werkgever geen backservice-last te nemen. De pensioenaanspraak wordt per jaar bepaald op basis van het afgesproken opbouwpercentage en een stijging van salaris heeft alleen gevolg voor de opbouw na de salarisstijging. 4. Juist. 5. Onjuist. De directeur-grootaandeelhouder is voor de Wet op de loonbelasting gewoon in dienst bij de (eigen) vennootschap. Het loon dat de DGA geniet uit de vennootschap moet wel voldoen aan de zogeheten ‘gebruikelijk loon’-bepaling maar is voor de fiscale behandeling gewoon belast in box 1 (inkomen uit werk en woning). 6. Onjuist. Alleen de ingehouden loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. De ingehouden premies volksverzekeringen vormen een voorheffing op de verschuldigde premies volksverzekeringen. Bij sommige groepen wordt een werknemersbijdrage Zvw ingehouden. Deze vormt ook geen voorheffing op de inkomstenbelasting. 31 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 7. Onjuist. De vaststelling van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen volgt op de afdracht van de loonheffing. Er wordt echter niet altijd een aanslag opgelegd, bijvoorbeeld omdat alle verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen via de loonheffing is betaald en er per saldo niets hoeft te worden bijbetaald of wordt terugontvangen. Opgave 5.5 1. Onjuist. Pensioenuitkeringen zijn loon uit vroegere dienstbetrekkingen. Hierover zijn geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd. 2. Juist. (Tot en met 2012 waren wel premies werknemersverzekeringen verschuldigd). 3. Onjuist. De VAR-row is in feite een soort restcategorie waarin de arbeidsverhoudingen terecht komen waarvan niet gezegd kan worden dat het loon uit dienstbetrekking, winst uit onderneming of inkomen voor rekening en risico van de eigen vennootschap betreft. De VAR-row biedt, in tegenstelling tot de VAR-wuo de opdrachtgever geen vrijwaring met betrekking tot de afdracht van loonheffingen. 4. Juist. 5. Juist. Opgave 5.6 1. Onjuist. Met het oog op het vervallen van VUT- en prepensioenregeling was al expliciet de mogelijkheid benoemd dat onbetaald verlof ook mag worden opgenomen direct voorgaand aan de pensionering. Sinds 2013 is het opnemen van levenslooptegoed geheel voorwaardenvrij. 2. Juist. 3. Onjuist. Tijdens onbetaald verlof rust op de werkgever geen loondoorbetalingsverplichting. Deze gaat in beginsel pas weer lopen vanaf de eerste dag na afloop van het afgesproken verlof. Ziek worden tijdens een afgesproken periode van verlof komt dus in beginsel voor rekening van de werknemer. 4. Onjuist. Alleen op ouderschapsverlof en zorgverlof kan de werknemer wettelijk een recht doen gelden. Voor de overige soorten van onbetaald verlof moeten werknemer en werkgever dit met elkaar overeenkomen en heeft de werknemer dus de medewerking nodig van zijn werkgever die niet verplicht is het gevraagde verlof te verlenen. 5. Onjuist. Een voorlopige teruggaaf wordt uitsluitend aan de werknemer uitbetaald, de werkgever staat hier verder buiten. 6. Onjuist. Naast de situatie dat een voorlopige aanslag wordt opgelegd naar aanleiding van een ingediende aangifte, zal in het belastingjaar zelf een voorlopige aanslag worden opgelegd indien de Belastingdienst op grond van gegevens uit het verleden verwacht dat op de aangifte inkomstenbelasting per saldo een definitieve aanslag met een bedrag aan (bij) te betalen belasting zal worden opgelegd. 7. Onjuist. Een voorlopige aanslag wordt opgelegd als er inkomen is waar niet of te weinig loonheffing over wordt ingehouden. Maar een voorlopige negatieve aanslag leidt juist tot betaling aan de werknemer. In deze laatste situatie wordt meestal de (oude) term voorlopige teruggaaf gebruikt. 8. Juist. Maar ook voor sommige heffingskortingen kan een voorlopige teruggaaf worden gevraagd: inkomensafhankelijke combinatiekorting, heffingskorting voor groene beleggingen, algemene heffingskorting als iemand weinig inkomsten heeft, maar een fiscale partner heeft met voldoende inkomsten. Met deze heffingskortingen wordt in de loonbelasting geen rekening gehouden. (Het antwoord kan ook 'Onjuist' luiden, met als motivering dat de stelling incompleet is). Opgave 5.7 1. Bij een eindloonregeling mag maximaal 1,657% (1,66%)van het pensioengevend loon worden opgebouwd. Het pensioengevend loon wordt gevormd door het overeengekomen loon plus de vakantiebijslag en het gegarandeerde tantième. Voor Martin van den Broek bedraagt het op te bouwen OP dus 1,66% x ((5.000 x 1,08 x 12) + 4.000) = € 1.142. Het toe te kennen partnerpensioen bedraagt 70% van dat OP. 2. Per jaar mag maximaal opgebouwd worden 1,875% maal het pensioengevend loon over dat jaar. 3. Het toe te kennen ouderdomspensioen is per jaar: Pensioengevend loon (€ 5.000,- x 1,08 x 12) + € 4.000 € 68.800 AOW-franchise € 14.305 -/€ 54.495 Pensioenopbouw per jaar is € 54.495 x 1,55% € 845 Opgave 5.8 32 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 1. 2. 3. De heer Nefkens mag gaan deelnemen (eigenlijk: blijven deelnemen) aan de levensloopregeling, omdat hij per 31 december 2011 meer dan € 3.000 op zijn speciale levenslooprekening had staan. Normaliter bedraagt de maximale inleg 12% van het loon. De heer Nefkens valt onder de overgangsregeling (hij is op 1 januari 2005 immers 50 jaar) en is dus niet gebonden aan het maximum van 12%. Hij kan inleggen tot maximaal 210% van zijn loon. Het opnemen van onbetaald verlof direct voorafgaand aan de pensionering is mogelijk. Wat betreft een levenslooptegoed bij zijn vorige werkgever, dit wordt geacht te zijn opgebouwd bij De Jager. Dit is van belang voor de vraag of al dan niet de 210%-grens wordt overschreden, maar voor de opname van het levenslooptegoed is het verder niet relevant. Opgave 5.9 1. Uit de vraagstelling valt af te leiden dat Jenny Poels daarvoor nog geen eigen woning heeft. Door de aankoop van een eigen woning zal zij bij de aangifte inkomstenbelasting het eigenwoningforfait moeten bijtellen en de te betalen hypotheekrente in aftrek kunnen brengen. Omdat haar inkomen bestaat uit loon waarover loonheffing is ingehouden, zal Jenny na de aangifte een bedrag terugontvangen. Door het vragen van een voorlopige teruggaaf kan zij deze teruggave al in het lopende jaar in maandelijkse termijnen ontvangen. 2. Over het inkomen van Jenny Poels zal pas bij de aangifte de inkomstenbelasting worden berekend. Na de eerste aangifte zal de Belastingdienst voor het volgende jaar een voorlopige aanslag opleggen. Overigens kan een voorlopige aanslag ook in het in het lopende jaar op initiatief van Jenny worden opgelegd. Opgave 5.10 1. In een eindloonregeling kan maximaal 1,657% (1,66%) van het pensioengevend loon per jaar worden opgebouwd tot maximaal 100%. 2. Bij een middelloonregeling bedraagt dit opbouwpercentage 1,875% (1,88%) van het pensioengevend loon per jaar eveneens tot maximaal 100%. 3. Het pensioen van Linda in de eindloonregeling bedraagt 40 x 1,55% x € 45.000,- = € 31.500,- inclusief AOW. Opgave 5.11 1. Op basis van zijn regulier loon mag Jan jaarlijks 12% van 12 x € 3.500 x 1,08 = € 5.443,20 sparen op zijn levenslooprekening. (Er mag vanwege het gespaarde bedrag eind 2011 uitgegaan worden van de overgangsregeling). 2. Van de overige bedragen mag Jan alleen een percentage van 12% op zijn levenslooprekening storten indien deze tot zijn loon hebben behoord. Bedragen belast volgens de methode van eindheffing tellen dus niet mee. De bovenmatige jubileumvergoeding van € 4.720 telt alleen mee, indien de werkgever heeft gekozen voor loonheffing via de loonstaat. 3. In de maand december moet tot het loon voor alle loonheffingen worden gerekend 1/12*25%*25.000 = € 520,83. 4. Nee. De kilometers die Jalal omrijdt om de kinderen naar de crèche te brengen zijn geen zakelijke kilometers en komen dus niet voor een onbelaste vergoeding in aanmerking. Per week is belast € 4,56. Opgave 5.12 1. Geschenken in de vorm van contanten die de werknemer ontvangt, behoren tot het loon. Het bedrag van € 100 is dus belast. Ook verstrekkingen in natura zijn belast en wel voor de waarde in het economisch verkeer. Zowel het bedrag van € 100 als de waarde van de zeefdruk vormen loon; mag aan de vrije ruimte worden toegerekend. 2. Het rentevoordeel van een personeelslening is conform de norm belast met de rente voor vergelijkbare leningen (of bij afwezigheid hiervan: met de geldende belastingrente). Hiervan mag de door de werknemer betaalde rente worden afgetrokken. In december moet tot het loon worden gerekend: 8/12 x het rentevoordeel van € 5.000 minus € 5. (NB: Als de personeelslening bestemd is voor een eigen woning, een fiets of een elektrische scooter, is er geen sprake van loon). Het rentevoordeel vormt loon; mag aan de vrije ruimte worden toegerekend. 3. Maaltijden die een meer dan bijkomstig zakelijk karakter hebben, zijn vrijgesteld. Als een werknemer door zijn werk niet tussen 17.00 en 20.00 uur thuis kan eten, is er in elk geval sprake van een meer dan bijkomstig zakelijke maaltijd. Hoewel dit niet duidelijk uit de opgave blijkt, gaan we er van uit dat om bovengenoemde reden de maaltijden voor Peter vrijgesteld zijn. De maaltijden van Leidy moeten worden gewaardeerd op de waarde in het economisch verkeer, verminderd met de eigen bijdrage. Er is geen sprake van maaltijden in een bedrijfskantine met de daarbij behorende fiscale waardering. Per maaltijd bedraagt het voordeel € 8. Volgens de regeling producten uit eigen bedrijf geldt 20% van € 20 ofwel € 4 als gerichte vrijstelling. Per maaltijd is belast 33 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 4. 5. 6. € 20 -/- € 12 -/- € 4 = € 4. Tot het loon wordt gerekend 20 x € 4 = € 80. Dit voordeel mag aan de vrije ruimte worden toegerekend. Er zijn diverse mogelijkheden om een bijtelling voor een dienstauto te voorkomen. - Dick vraagt een ‘Verklaring geen privégebruik auto’ en een kopie hiervan gaat naar de loonadministratie. - Dick houdt een sluitende kilometeradministratie bij. Omdat het een bestelauto betreft, mag dit een vereenvoudigde rittenadministratie zijn. - La Bonne Auberge verbiedt schriftelijk het privégebruik met een sanctie tegen overtredingen en oefent hierop controle uit. - De bijrijdersstoel en de bevestigingspunten worden dichtgelast of weggeslepen. - Na diensttijd de auto achterlaten achter het hek en de sleutel inleveren is geen optie, omdat Dick de auto voor woon-werkverkeer gebruikt. Leidy is receptioniste, zodat de krant voor haar geen vakliteratuur zal zijn. Het voordeel is loon; mag aan de vrije ruimte worden toegerekend. Het betreft geen aankoop van een product uit het eigen bedrijf met maximaal 20% personeelskorting. Als dat wel het geval was, zou 20% van het jaarabonnement (€ 47,69) als gerichte vrijstelling gelden en 80% (€ 190,76) zou belast zijn. Mag ook via eindheffing. De toegestane vrijgestelde vergoeding voor woon-werkverkeer is 22 dagen x 38 km x € 0,19 = € 158,84. Walter ontvangt € 130, zodat er geen bijtelling plaatsvindt. Ook de zakelijke kilometers mogen vergoed worden tegen € 0,10 per km. Derhalve is de hele vergoeding gericht vrijgesteld. Opgave 5.13 1. Voor de levensloopregeling geldt dat werknemers uit hun bruto loon een deel sparen. De levensloopregeling kan alleen nog worden toegepast voor werknemers die per ultimo 2011 als een tegoed op de levensloopspaarrekening hadden gespaard van ten minste € 3.000. Voor alle andere werknemers is dat niet meer mogelijk. Bij de levensloopregeling geldt als voorwaarde dat gespaard kan worden tot 12% van het loon (of soms meer) per jaar. Gespaard levenslooptegoed is bij inleg vrij van alle loonheffingen en bij opname alsnog belast met loonheffingen. De levensloopregeling voorziet dus in uitstel van loonheffingen (omkeerregel). 2. Nee, want de Verenigde Staten behoren niet tot de EU, noch zijn zij een land behorend tot de EER. In dat land kan geen Nederlandse uitkering worden genoten. NB: Marja en haar kinderen wonen in de VS, zijn geen ingezeten van Nederland en zijn niet belasting- en premieplichtig in Nederland. Zie art. 13 en 13a Anw. 3. Nee. Er ontstaat bij terugkeer geen recht op Anw, omdat de overleden echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was en omdat Marja op het moment van overlijden niet in Nederland woont. 4. Binnen 6 weken na de beslissing van de SVB moet een bezwaarschrift door Marja worden ingediend bij de SVB. Er komt dan voor Marja een hoorzitting waarop zij haar bezwaren kenbaar kan maken. Tegen de beslissing op bezwaar is vervolgens beroep mogelijk binnen 6 weken bij de sector bestuursrecht bij de Rechtbank. Tegen het vonnis van de rechtbank staat in beginsel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep. 5. Het Anw-pensioen eindigt in de regel op de dag waarop de uitkeringsgerechtigde AOW-gerechtigd wordt. Ook beëindiging als de uitkeringsgerechtigde hertrouwt of gaat samenwonen, of als het jongste kind 18 jaar wordt. Zie art. 16 Anw. 6. Een Anw-gerechtigde met een kind jonger dan 18 jaar ontvangt een nabestaandenuitkering van maximaal 90% van het minimumloon. Opgave 5.14 1. Werken als zelfstandig ondernemer en daarbij gaan werken voor de opdrachtgever waar men eerst in dienst was, is lastig en al snel is sprake van een soort voortgezette dienstbetrekking. In de eerste plaats is dit van belang voor het verkrijgen van de ondernemersaftrek en MKB-vrijstelling. Maar in dit verband zeker zo belangrijk is het belang dat de onderneming heeft ten aanzien van het voorkomen van inhoudingsplicht voor de loonheffingen. Een VAR-wuo is dan ook essentieel. In relatie tot de onderneming is met name van belang dat de heer Kotter als zelfstandige wezenlijk op andere wijze zijn werkzaamheden (of wezenlijk andere werkzaamheden) gaat uitvoeren. Dit is zeer belangrijk m.b.t. de vraag of de onderneming wel te goeder trouw is. Voor het ondernemerschap is verder onder meer van belang dat de heer Kotter: meerdere opdrachtgevers heeft; niet economisch van de onderneming afhankelijk is; investeringen doet; acquisitie- en netwerkinspanningen doet; 34 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. 3. 4. ondernemersrisico loopt. Door het werken als zelfstandig ondernemer loopt de heer Kotter de opbouw van pensioen mis die hij als werknemer bij de onderneming (waarschijnlijk) genoot. De gevolgen van een dergelijk pensioentekort kan de heer Kotter dekken door in privé een lijfrente af te sluiten. De ruimte die hij hiervoor heeft wordt geregeld in artikel 3.127 Wet IB, waarbij van belang is de jaarruimte van het desbetreffende jaar, de eventuele onbenutte reserveringsruimte uit voorgaande jaren en de premiegrondslag. Kosten en rente in verband met een lening voor de eigen woning zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Het is hierbij niet noodzakelijk dat het een hypothecaire lening betreft. Zie artikelen 3.120 en 3.123 Wet IB. De lening van uw onderneming kwalificeert ook en de rentekosten zijn aftrekbaar. Aan de andere kant moet voor de woning het zogeheten ‘huurwaarde- of eigen woningforfait’. Ingeval de rentelasten (slechts 1% over de personeelslening) lager zijn dan het standaard huurwaardeforfait, dan wordt het forfait vastgesteld op maximaal het bedrag van de rentekosten. Dit staat in artikel 3.123a Wet IB. De regels van de persoonsgebonden aftrek zoals die staan vermeld in hoofdstuk 6 van de Wet IB. Dit zijn uitgaven voor onder andere alimentatie, kosten van levensonderhoud van kinderen, studie- en scholingsuitgaven. Voor de effectuering van de persoonsgebonden aftrekposten is het, net als die voor de eigen woning, mogelijk een verdeling te maken tussen (fiscale) partners en de kosten van de persoonsgebonden aftrekposten tussen de partners te verdelen zodanig dat de aftrek tegen het hoogste tarief kan plaatsvinden. Opgave 5.15 1. 2. 3. 4. 5. 6. Nee, het is niet toegestaan. Van toepassing is het bepaalde in art. 18 lid 1 letter a Wet LB. Het begrip inkomensvoorziening in dat artikel veronderstelt dat het arbeidzame leven op de vervroegde pensioeningangsdatum wordt beëindigd. Indien Peter zijn voornemen doorzet, voldoet de pensioenregeling niet meer aan de wettelijke bepalingen van Hoofdstuk IIB Wet LB en zal de sanctie van art. 19b lid 1 Wet LB worden toegepast op de gehele aanspraak. Aangenomen mag worden dat hij zijn voornemen niet tot uitvoering zal brengen.Noot: door de Staatssecretaris is evenwel goedgekeurd dat doorwerken bij vervroegde ingang van pensioen wel mogelijk moet zijn . Het is toegestaan pensioenuitkeringen later te doen ingaan dan de vastgestelde pensioendatum. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden: uitstel is slechts mogelijk indien de pensioengerechtigde in de dienstbetrekking blijft doorwerken (art. 18a lid 4 onder 2° Wet LB). de uitkeringen moeten uiterlijk ingaan 5 jaar na de AOW-leeftijd (art.18a lid 4 onder 5° Wet LB). indien het ouderdomspensioen na het bereiken van de AOW-leeftijd meer komt te bedragen dan 100% van het pensioengevend loon, moet het pensioen direct ingaan (art. 18a lid 4 onder 4° Wet LB). Wordt de pensioendatum uitgesteld zonder dat sprake is van voortzetting van de dienstbetrekking, dan wordt de regeling onzuiver en is ook in deze situatie het bepaalde in art. 19b lid 1 letter a Wet LB van toepassing en wordt de gehele aanspraak belast. Ja. Art. 18a lid 5 Wet LB geeft de mogelijkheid om met de opbouw van pensioen door te gaan,met als voorwaarde dat het ouderdomspensioen niet hoger mag worden dan 100% van het pensioengevend loon. De Bie mag in 2015 maximaal 12% sparen van zijn jaarloon ad € 30.000 (€ 3.600) a. Het maximum per begin van het jaar (peildatum) is 210% * € 30.000 = € 63.000 b. Hij mag dus sparen 12% * € 30.000 = € 3.600 Het staat De Bie uiteraard vrij om – zoals de casus aangeeft - (slechts) € 3.000 te sparen. Per 31 december 2015 bedraagt zijn tegoed van de levensloopregeling: Saldo 01-01-2015: € 61.000 Rente stel 4%: € 2.440 Gespaard in 2015: € 3.000 Saldo 31-12-2015: € 66.440 Het saldo op de levenslooprekening per ultimo 2013 wordt dan slechts voor 80% in de heffing betrokken. Het meerdere is wel volledig belast. We weten dat De Bie in 2014 niets heeft ingelegd, dus rekening houdende met een oprenting met 4% zal het saldo per 31 december 2013 hebben bedragen 61.000/1,04 = € 58.654. Van dit saldo zal bij opname in 2015 belast worden 80% van € 58.654 = € 46.923. Het meerdere boven € 58.654 wordt volledig belast. Per 1 januari 2016 bedraagt het tegoed € 66.440. Dit is meer dan 210% van zijn jaarloon zoals De Bie dat in het laatste tijdvak van 2014 genoot. De Bie mag in 2016 derhalve geen additionele bedragen meer sparen. Wél mag in 2016 en volgende jaren de op het tegoed genoten rente op de levensloopregeling worden bijgeschreven. Zijn tegoed per 31-12-2016 bedraagt dan dus € 66.440 plus rente (stel 4% € 2.657,60) is € 69.097,60. De Bie valt 35 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 7. 8. onder het overgangsrecht van de levensloopregeling en kan de levensloopregeling dus ook na 2011 blijven toepassen. De huidige wetgeving biedt hiertoe de mogelijkheid tot en met het jaar 2021. In juni 2016 maakt De Bie promotie, waardoor zijn salaris op jaarbasis stijgt tot € 40.000. Ondanks de omstandigheid dat, gerelateerd aan het loon van het laatste tijdvak van 2016, De Bie nog niet het bedrag van het actuele loon x 210% bijeen heeft gespaard, mag hij in 2016 geen additionele middelen sparen. Om redenen van eenvoud en uitvoerbaarheid is er voor gekozen, om slechts eenmaal per jaar te toetsen of er in dat jaar inhoudingen mogen plaatsvinden. Wijzigingen in het jaar hebben geen invloed meer op de mogelijkheden van dat jaar. Het tegoed van de levensloopregeling op bedraagt 1 januari 2017 € 69.097,60. Dit is lager dan 210% x € 40.000 zijnde € 84.000. Dus mag De Bie in 2017 12% van zijn jaarloon ad € 40.000, ofwel € 4.800 sparen. Als hij echter net zoals in de jaren daarvoor 10% spaart (dus minder dan maximaal), betreft het € 4.000. Opgave 5.16 1. Een aandelenoptie is het recht om gedurende een bepaalde periode tegen een vooraf vastgestelde prijs aandelen te kopen. Zie art. 10a lid 6 Wet LB. 2. Ondanks het feit dat er een recht verleend wordt om aandelen te kopen van een vennootschap waar men niet voor werkt - de moeder van de werkgever - is er in casu toch sprake van een zuivere aandelenoptieregeling. Zie art. 10a lid 7 Wet LB. 3. Ingeval in het kader van een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking met een werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen, behoort niet de waarde van dat recht tot het loon doch hetgeen door de werknemer ter zake van de uitoefening of vervreemding van dat recht wordt genoten (art. 10a lid 1 Wet LB). Het heffingsmoment is dus het moment van uitoefening of vervreemding (= verkoop). 4. Het belastbaar voordeel bij uitoefening of vervreemding is de economische waarde van de aandelen verminderd met het bedrag dat aan de werknemer in rekening is gebracht, maar niet minder dan nihil (art. 10a lid 2 Wet LB). 5. Op 1 november 2014 oefent M. zijn optierecht uit en koopt 35 aandelen. Het verschil tussen beurskoers en aankoopprijs is dan belast. Omdat hij op 1 januari 2015 ontslag neemt, kan M. geen gebruik meer maken van de tweede en de derde tranche. De verkoop van zijn aandelen op 1 januari 2015 uit de eerste tranche is niet aan loonbelasting onderhevig. Deze vindt in de privésfeer plaats. Ook in de inkomstenbelasting zijn resultaten op beleggingen niet belast, tenzij er sprake is van het handelen in effecten (box 1) of van een aanmerkelijk belang (box 2). Als de aandelen op 1 januari nog aanwezig zijn, vormt de waarde een onderdeel van zijn bezittingen in box 3. 6. In beginsel (art. 10 Wet LB) is de ontslagvergoeding belast. Afhankelijk van de periode waarop de vergoeding ziet moet dit genuanceerd worden. Ziet de vergoeding op nog achterstallig loon of vakantiegeld, kortom op het verleden, dan is de uitkering belast als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Zoniet, dan vormt de uitkering loon uit vroegere dienstbetrekking. De mogelijkheid om een stamrecht aan te kopen (art. 11 lid 1 letter g Wet LB) is vervallen. 7. Conform art. 10 Wet LB is het voordeel dat Cools geniet een belast loonelement. Wat tot het loon moet worden gerekend, is de waarde in het economische verkeer (WEV) van de auto (Art. 13 lid 1 Wet LB). Wellicht kan gebruik worden gemaakt van de diensttijdvrijstelling, vermeld in art. 11 lid 1 letter o Wet LB. Op basis hiervan kan een maandloon vrij worden verstrekt. Indien Cools ter gelegenheid van zijn 25-jarig dienstjubileum geen onbelast maandloon heeft ontvangen, zijn zelfs twee maandlonen vrijgesteld. De loonwaarde van de auto kan desgewenst als eindheffingsloon worden aangewezen en komt ten laste van de vrije ruimte, als deze hiervoor ruimte biedt. 8. De auto van Cools is loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Op grond van art. 16 lid 1 WFSV behoort de waarde in het economisch verkeer tot de grondslag voor de werknemersverzekeringen. Eventueel kan de diensttijduitkering (zie vraag 7) hierop in mindering worden gebracht. 9. Voorop kan worden gesteld dat op Elvira de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat zij, te goeder trouw, meende en mocht menen dat de loonheffing geheel door haar werkgever werd afgedragen. Wanneer dat het geval is, mag Elvira in haar aangifte IB rekening houden met de gepleegde inhoudingen. 10. Indien Elvira directeur-grootaandeelhouder van de bv was, was zij ervan op de hoogte dat de bv niet (geheel) aan haar verplichting tot afdracht van de ingehouden loonheffing voldeed. Zij had daar althans van op de hoogte moeten zijn. Derhalve kan door Elvira geen verrekening van loonheffing worden geclaimd. 11. De bemiddelingswerkzaamheden werden door Elvira in het kader van haar dienstbetrekking met IDM in 2014 verricht. De kwalificatie ‘loon uit tegenwoordige dienstbetrekking’ is daarom op zijn plaats. 36 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 12. Loon wordt beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het: - betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel - vorderbaar en tevens inbaar wordt. Art. 13a lid 1 Wet LB. Het loonbestanddeel wordt geacht in 2015 te zijn genoten. Het is in 2015 betaald en was kennelijk niet eerder inbaar. IDM kon de € 15.000 blijkbaar niet betalen. Het voordeel (€ 15.000) dient dus op het moment van uitkeren in 2015 te worden belast. 6. Pensioenwet Casussen Opgave 6.1 d (Bij een pensioen gebaseerd op het laatstverdiende loon spreken we van een eindloonstelsel.) Opgave 6.2 b (Als Annelies geen partner heeft, zal ze geen nabestaanden- of partnerpensioen afsluiten.) Opgave 6.3 a. b. Er is sprake van overgang van ondernemingen (art. 7:662 lid 2 BW). De vraagstelling heeftbetrekking op de situatie van voor en na 31 december 2014.De werknemers zijn door de overgang van rechtswege in dienst getreden van uitgeverijOnderneming X (art. 7:663 BW).Voor de nakoming van de betaling van de vakantiebijslag en de opgebouwde vakantiedagenvan voor 31 december 2013 zijn Welmoed bv en Onderneming X hoofdelijk tot een jaar naovergang aansprakelijk.Onderneming X is op grond van artikel 7:616 BW aansprakelijk voor de betaling van deopgebouwde vakantiedagen na 31 december 2014. Onderneming X is aansprakelijk voor de pensioentoezeggingen. Er is sprake van eenverplichte deelneming aan het bedrijfstakpensioenfonds (art. 7:664 lid 1 onder b BW). Elselina kan naast de loonvordering nog vorderen: - wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW; - wettelijke rente over het te laat betaalde loon; - proceskosten waaronder salaris gemachtigde, griffierechten en kosten betekeningdagvaarding; - buitengerechtelijke kosten. Onderneming X kan de bovenwettelijke vakantiedagen afkopen, onder voorwaarde dat deze mogelijkheid schriftelijk is vastgelegd. De wettelijke vakantiedagen kunnen niet worden afgekocht (art. 7:640 BW). Gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof bouwt Lisa vakantiedagenop (art. 7:635 lid 2 BW). Er wordt geen atv opgebouwd.De dag vrijaf in verband met de lekkage kan tot het calamiteitenverlof worden gerekend. Er isop grond van art. 4:1 WAZO recht op loondoorbetaling. Ook kan worden gemotiveerd dat ergeen sprake is van calamiteitenverlof. De kandidaat moet dan wel dit uitdrukkelijk doen.Compensatie van het calamiteitenverlof met opgebouwde bovenwettelijke vakantiedagen of atv-dagen is op grond van art. 4:6 WAZO mogelijk. Er is wel toestemming nodig van dewerknemer. In het hierna volgende wordt uitgegaan van het feit dat art. 4:6 WAZO niet aande orde is.Het bezoek aan de gynaecoloog kan ook niet in mindering worden gebracht als het medischnoodzakelijk is. Gezien de casus wordt van de laatste situatie uitgegaan. Recht op vakantiedagen en atv-dagen per 1 januari 2016:Het saldo per 1 januari 2015 bedraagt 5 vakantiedagen en 2 atv-dagen. Verval van vakantiedagen door de nieuwe wetgeving per 1 januari 2014 geldt eerst voor de dagen opgebouwd in 2015.Per 1 januari 2014 geldt de nieuwe regeling waarbij vanaf die datum over de periode van arbeidsongeschiktheid volledig vakantiedagen worden opgebouwd. In 2014 is niets opgenomen en dus bouwt ze in 2015 24 dagen op. Er rest van januari nog 1 atv-dag. Er staan nog 7 dagen. Totaal heeft ze recht op 32 dagen. c. d. e. a. Opgave 6.4 Bij de eindloonregeling is de hoogte van het pensioen gekoppeld aan het laatstverdiende loon.Bij een eindloonregeling bouwt men in de meeste gevallen 1,75% op. De opbouw mag in principe 2% per dienstjaar 37 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 b. c. d. e. f. g. h. i. j. bedragen.Bij een salarisverhoging moet de werkgever het tekort aan opgebouwd pensioen over deafgelopen jaren aanvullen: de backservice. De backserviceverplichting kan in de loop van dejaren een forse last worden voor de werkgever.De hoogte van het pensioen is dan bij veertig dienstjaren 70% van het laatst verdiende loon. Bij de middelloonregeling is de hoogte van het pensioen afhankelijk van het gemiddeld verdiende loon gedurende de tijd dat de werknemer heeft deelgenomen aan depensioenregeling. De werkgever moet de werknemer waarmee hij een pensioenovereenkomst heeft gesloten endie pensioenafspraken verwerft, binnen drie maanden na de start van de verwervinginformeren in de vorm van een startbrief. De inhoud van de startbrief omvat ten minste: - de inhoud van de basispensioenregeling; - de toeslagverlening; - het recht van de werknemer om bij de pensioenuitvoerder het voor hem geldendepensioenreglement op te vragen; - het bestaan van een vrijwillige pensioenregeling; - omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder; - het recht van de werknemer om bij de pensioenuitvoerder een verzoek in te dienen voor eenberekening van de effecten van uitruil van zijn pensioenaanspraken (art. 21 lid 1 PW). De nieuwe regeling voldoet niet aan de eisen van de Pensioenwet. Er mag geen onderscheidworden gemaakt tussen voltijd- en deeltijdmedewerkers (art. 8 lid 1 PW). Bovendien moet, indien een pensioenregeling wordt aangeboden, dit worden aangeboden aan iedere werknemer van 21 jaar en ouder (art. 8 lid 5 PW). De pensioengrondslag is het gedeelte van het salaris waarover de werknemer opbouwt. Het gedeelte van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. Slapers zijn ex-deelnemers aan een pensioenregeling, die na de beëindiging van hun deelname aan de pensioenregeling premievrije aanspraken hebben op pensioen. De premievrije aanspraken noemen we slapersrechten. Een bedrijfspensioenfonds is een pensioenregeling specifiek voor een bepaald bedrijf. Een bedrijfstakpensioenfonds is een pensioenfonds specifiek voor een bepaalde bedrijfstak. Een bedrijfstak bestaat uit bedrijven die eenzelfde of nagenoeg hetzelfde product of dienst verlenen. Overdracht van pensioen betekent het overhevelen van het opgebouwde pensioen van de oude werkgever naar de nieuwe werkgever. We onderscheiden: het inkopen van een aantal pensioenjaren; het inkopen van een bepaald bedrag aan ouderdomspensioen. 38 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 7. Ziekte en arbeidsongeschiktheid Opgave 7.1 1. Het doel van de Zvw is, alle inwoners te verzekeren voor ziektekosten. 2. Bij een naturapolis betaalt de zorgverzekeraar rechtstreeks aan de zorgverlener. Bij een restitutiepolis declareert de verzekerde de rekening bij de zorgverzekeraar. Een gemengde polis is een combinatie van een natura- en een restitutiepolis. 3. Huisartsenhulp, specialistenhulp, genees- en verbandmiddelen, noodzakelijk ambulancevervoer. 4. De Belastingdienst int de Wlz-premie samen met de premie voor de AOW en Anw. De inning van de premie voor de volksverzekeringen wordt gecombineerd met de inning van de loonbelasting en de inkomstenbelasting. 5. De werkgever heeft 104 weken lang een loondoorbetalingsplicht van ten minste 70% van het loon. De werkgever hoeft niet meer dan 70% van het maximum premieloon uit te keren. In de eerste 52 weken geldt tevens de plicht om het minimumloon te betalen. (Bij CAO kunnen andere afspraken worden gemaakt). 6. Verlenging van de wachttijd is aan de orde als de werknemer spoedig in zijn eigen of aangepast werk zal hervatten. De ingangsdatum van de WIA wordt dan uitgesteld. Mogelijk kan zelfs worden voorkomen dat de werknemer een WIA-uitkering krijgt. Dat is gunstig voor de hoogte van de gedifferentieerde WGA-premie die de werkgever moet betalen. 7. De werkgever moet zorg dragen voor verzuimbegeleiding en re-integratie. Hierbij is ondersteuning van een arboarts of bedrijfsarts verplicht. 8. Bij het overlijden van een werknemer moet aan de erfgenamen een volledige maand salaris worden uitbetaald zonder rekening te houden met belasting en premies. 9. De werkgever heeft voor de volgende vangnetters een loondoorbetalingsplicht, waarbij hij het loon mag verminderen met de ZW-uitkering: - degene die onder de no riskpolis valt; - de werknemer die arbeidsongeschikt is door een orgaandonatie; - de werkneemster die voor of na zwangerschaps- en bevallingsverlof ziek is ten gevolge van zwangerschap of bevalling. 10. De formule waarmee een vangnetuitkering wordt berekend, als de zieke werknemer gedeeltelijk werkt: dagloon -/- verdiende loon per dag (maximaal de normale ZW-uitkering). 11. De WIA heeft als doel het verstrekken van een loonvervangende uitkering bij langdurige arbeidsongeschiktheid van de verzekerde werknemer. 12. Recht op een IVA-uitkering heeft men bij een blijvende arbeidsongeschiktheid van 80% of meer. Men spreekt dan van volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. De uitkering bedraagt 75% van het dagloon en wordt in principe uitbetaald tot de AOW-gerechtigde leeftijd. 13. 70% van het inkomen uit arbeid wordt in mindering gebracht op de WGA-loongerelateerde uitkering. 14. De erfgenamen van een WIA-gerechtigde ontvangen een eenmalig bedrag ter hoogte van een maanduitkering, zonder afdracht van loonheffingen. 15. Een verzekerde werkneemster heeft in het kader van zwangerschap en bevalling recht op minimaal 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof. 16. Het uitkeringdagloon voor de Ziektewet en de WIA wordt als volgt berekend: Het inkomen (loon werknemersverzekeringen) in het refertejaar gedeeld door 261 dagen. Het refertejaar voor de Ziektewet loopt tot en met de voorlaatste volledige aangifteperiode voor de eerste ziektedag. Het refertejaar voor de WIA loopt tot en met de laatste volledige aangifteperiode voor de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Opgave 7.2 1. Iedereen die voor de Wlz verzekerd is, is ook verzekerd voor de Zvw. Het betreft: - Alle inwoners van Nederland; - Personen die in Nederland werken en loonheffing betalen. Er zijn wel enkele uitzonderingen. 2. Daarnaast is voor inkomsten uit of in verband met arbeid ook de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd. Soms is dit een werkgeversheffing, in andere situaties betaalt de Zvw-verzekerde zelf de bijdrage. 3. Ja. Kosten die niet via het basispakket Zvw verzekerd zijn, kan men via een aanvullende Zvw-verzekering bij de zorgverzekeraar verzekeren. 4. Voor personen tot 18 jaar gebeurt dat door het Bureau Jeugdzorg, voor de leeftijdsgroep vanaf 18 jaar is dat het Centrum Indicatiestelling (CIZ). 39 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. In een CAO of individuele arbeidsovereenkomst kunnen afwijkende regels voor de loondoorbetaling worden gesteld. Zo zien we vaak dat het loon op 100% wordt gesteld in plaats van op 70%. Ook treffen we wel een of twee wachtdagen aan, waarover de zieke werknemer niet uitbetaald krijgt. Een arbeidsongeschikte werknemer heeft door eigen schuld geen recht op loondoorbetaling als hij: het gebrek bij indiensttreding verzwegen heeft; de arbeidsongeschiktheid met opzet heeft veroorzaakt; zijn genezing vertraagt of belemmert; weigert passend werk te verrichten; weigert mee te werken aan zijn re-integratie; zijn WIA-aanvraag te laat bij UWV indient. Als de ziekte van een werknemer voortduurt, moeten achtereenvolgens de volgende documenten worden opgesteld: probleemanalyse; plan van aanpak; periodieke evaluatie; ziekmelding in de 42ste week; WIA-aanvraag in de 91ste week. Onder vangnetgevallen verstaan we de werknemers die bij ziekte recht hebben op een Ziektewetuitkering. Als bij een zogenoemd vangnetgeval twee perioden van ziekte elkaar binnen 4 weken opvolgen, worden de ziekteperioden samengeteld. Een rechthebbende op een ZW-uitkering moet zich uiterlijk op de tweede ziektedag melden bij de werkgever of (als er geen werkgever is) bij UWV. De werkgever moet de ziekmelding uiterlijk op de vierde ziektedag doorgeven aan UWV. De wachttijd voor de WIA bedraagt in principe 104 weken (geen 2 jaar). De uitkering wordt na 2 maanden beëindigd of gaat over in een WGA-uitkering. Als hij ten minste 50% van zijn restverdiencapaciteit benut. Deze voorwaarde geldt niet als de werknemer volledig arbeidsongeschikt is ingevolge de WGA. De werkgever hoeft geen WGA-gedifferentieerde premie te betalen. Maar hij draagt gedurende 10 jaar het risico van eventuele WGA-uitkeringen. Nee. Zij heeft recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering via de WAZO. Het refertejaar is het jaar, voorafgaand aan de eerste ziektedag, maar eindigend met het laatste volledige aangiftetijdvak (bij ZW het voorlaatste volledige aangiftetijdvak). Opgave 7.3 1. Uitgezonderd van de Zvw zijn: - militairen in werkelijke dienst; - gemoedsbezwaarden; - degenen die illegaal in ons land verblijven; - gedetineerden (bij hen wordt de verzekering opgeschort). 2. De inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage is gebaseerd op het inkomen uit of in verband met arbeid. Zo is de Zvwbijdrage een percentage van het loon, van de winst, van de uitkering enz. 3. De Wlz dient om de bijzondere ziektekosten van verzekerden te dekken. 4. Met een pgb (persoonsgebonden budget) kan een zorgvrager zelf zorg inkopen, zoals persoonlijke verzorging, verpleging, tijdelijk verblijf in een instelling. Van het budget mag 1,5% met een minimum van € 250 en een maximum van € 1.250 vrij worden besteed. Over het meerdere moet verantwoording worden afgelegd aan het zorgkantoor. Met een pgb mag geen geneeskundige behandeling of therapie worden betaald. 5. Als een werkneemster voor en na haar zwangerschaps- en bevallingsverlof ziek is en de ziekte heeft dezelfde oorzaak, worden (voor de berekening van de wachttijd) de perioden van ziekte bij elkaar geteld, ook al is de onderbreking langer dan 4 weken. Maar de weken zwangerschaps- en bevallingsverlof zelf tellen niet mee. 6. Soms is de werkgever van mening dat er geen sprake (meer) is van arbeidsongeschiktheid, terwijl de werknemer meent dat hij (nog) niet kan werken. Zowel de werkgever als de werknemer hebben de mogelijkheid om bij UWV een second opinion (ook wel deskundigenoordeel genoemd) aan te vragen. 7. Als bij een WIA-aanvraag blijkt dat de werkgever onvoldoende re-integratieinspanningen heeft verricht, kan de loondoorbetalingsplicht door UWV worden verlengd met maximaal een jaar. 8. Vangnetgevallen voor de Ziektewet zijn: 40 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. de persoon met een fictieve dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen (aannemer van werk, provisiereiziger enz.); voor de ZW-uitkering geldt een wachttijd van 2 dagen; de werknemer die door de nawerking van de Ziektewetverzekering recht heeft op een ZW-uitkering; van nawerking is sprake binnen een maand nadat de werknemer ten minste 2maanden verzekerd is geweest; ook hier geldt 2 dagen wachttijd; de werknemer van wie het contract voor bepaalde tijd eindigt tijdens de wachttijd van 104 weken; degene die een WW-uitkering heeft, zodra de arbeidsongeschiktheid 13 weken heeft geduurd; degene die onder de no riskpolis valt; de werknemer die arbeidsongeschikt is door een orgaandonatie; de werkneemster die voor of na zwangerschaps- en bevallingsverlof ziek is ten gevolge van de zwangerschap of bevalling. De hoogte van een Ziektewetuitkering bij een zogenoemd vangnetgeval is 70% van het dagloon van de werknemer, maar ten hoogste 70% van het maximum dagloon. Situaties waarin de Ziektewet geen wachtdagen kent, maar direct gaat uitkeren: zieke werklozen (na 13 weken WW); orgaandonatie; no riskpolis. De WIA bestaat uit twee regelingen: de IVA (Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten); de WGA (Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten). Iemand heeft na de wachttijd recht op een WGA-uitkering: als hij volledig (dus voor 80% of meer) arbeidsongeschikt is, maar niet duurzaam; als hij voor minder dan 80% arbeidsongeschikt is, maar voor ten minste 35%. De loonaanvullingsuitkering van de WGA is: 70% van (maandloon -/- inkomen) als hij ten minste het bedrag van de restverdiencapaciteit verdient; 70% van (maandloon -/- restverdiencapaciteit) als hij tussen de 50% en de 100% van zijn restverdiencapaciteit verdient. Het Schattingsbesluit kent regels aan de hand waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid voor de WIA wordt bepaald. De Wajong is bestemd voor degenen die op hun 18de jaar een wachttijd van 52 weken hebben doorgemaakt en nog steeds arbeidsongeschikt zijn. Zij worden wel ‘jonggehandicapten’ genoemd. De werkneemster heeft dan recht op een 100% Ziektewetuitkering. Opgave 7.4 1. Juist. 2. Onjuist. Hieraan zijn beperkingen. Zo geldt voor diverse verstrekkingen een verplicht eigen risico van € 375 per jaar (2015). 3. Juist. 4. Onjuist. Vangnetgevallen zijn de personen die bij ziekte recht hebben op een Ziektewetuitkering. 5. Onjuist. WIA betekent Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. 6. Onjuist. Wazo betekent Wet arbeid en zorg. (De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, afgekort Waz, is jaren geleden beëindigd). Opgave 7.5 1. Juist. 2. Onjuist. Zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de nominale premie (ook wel basispremie) van de Zvw. 3. Onjuist. De werkgever heeft geen loondoorbetalingsplicht. De werkneemster heeft recht op een zwangerschapsen bevallingsuitkering van UWV. 4. Juist. 5. Onjuist. Recht op een WIA-uitkering bestaat vanaf 35% arbeidsongeschiktheid. 6. Onjuist. De WIA is voor nieuwe arbeidsongeschikten. Degene die al een WAO-recht heeft, blijft dat houden. Opgave 7.6 41 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 1. 2. 3. 4. 5. 6. Onjuist. Dit hoeft pas vanaf 18 jaar. Kinderen tot en met 17 jaar zijn gratis meeverzekerd op de polis van hun ouders. Juist. Juist. Onjuist, de maximale uitkeringsduur is 104 weken, gelijk aan de wachttijd voor de WIA. Juist. Onjuist. Hoewel er sprake is van onbetaald verlof, worden toch vakantiedagen opgebouwd. Opgave 7.7 1. Christa is verzekerd, omdat ze als inwoonster van Nederland ook voor de Wlz verzekerd is. Khan is niet verzekerd. Hij verblijft niet rechtmatig in Nederland en behoort daarom niet tot de doelgroep van de Zvw. Hun dochtertje is in principe wel verzekerd, nadat Christa haar heeft laten bijschrijven op de polis van De Goede Zorg. 2. Nominale premie Zvw (ook wel basispremie Zvw genoemd) aan De Goede Zorg. Aanvullende premie Zvw ook aan De Goede Zorg. Haar werkgever is een inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage Zvw verschuldigd aan de Belastingdienst. Voor haar dochtertje is geen bijdrage verschuldigd. 3. Op het loon van Christa wordt loonheffing ingehouden. Een onderdeel van de loonheffing is de premie voor de Wlz. 4. Nee. Zij is zelf een Wlz-bijdrage verschuldigd via inhouding op haar loon. Daarnaast is de werkgever een werkgeversheffing Zvw verschuldigd, maar deze afdracht loopt tegenwoordig niet meer via de loonstrook. Alleen in bijzondere situaties is er bij werknemers sprake van een Zvw-inhouding, maar daar is bij Christa geen sprake van. 5. De Zvw dekt de basiszorgkosten. Weefseltransplantatie valt hier niet onder. Dit soort specifieke zorgkosten wordt vanuit de Wlz bekostigd. 6. Bij een naturapolis betaalt de zorgverzekeraar rechtstreeks aan de zorgverlener. Een andere vorm is de restitutiepolis, waarbij de verzekerde eerst de zorgkosten voorschiet. Ook een tussenvorm, de gemengde polis, komt voor. 7. Het verplicht eigen risico voor de Zvw bedraagt € 375 per kalenderjaar (2015). Voor chronisch zieken en gehandicapten vergoedde het CAK tot en met 2014 een gedeelte van het eigen risico. Ingaande 2015 ligt hier een taak voor de gemeenten via de Wmo of de bijzondere bijstand. Naast het verplicht eigen risico kan men vrijwillig een eigen risico afsluiten tot een maximum van € 500. 8. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) beheert het Zorgverzekeringsfonds, waaruit de zorgverzekeraars een deel van hun kosten vergoed krijgen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) oefent toezicht en controle uit op de zorgverzekeraars. Opgave 7.8 1. Nee, als Peter ziek is, kost hem dat geen vakantiedagen. 2. Tijdens ziekte van een werknemer heeft de werkgever een loondoorbetalingsverplichting en een reintegratieverplichting. 3. De Tour moet 104 weken lang minimaal 70% van zijn loon uitbetalen. Gedurende de eerste 52 weken moet bovendien ten minste het minimumloon worden uitbetaald. 4. Het tijdelijk contract eindigt op 31 december van rechtswege (uitgaande van geen verlenging) en daarmee stopt ook de loondoorbetalingsverplichting. Vanaf die dag heeft Peter recht op een Ziektewetuitkering (vangnet). 5. In het eerste ziektejaar ontvangt Francis 90% van 115% van het minimumloon, dat is 103,5% van het minimumloon. In het tweede ziektejaar krijgt zij 80% van 115% van het minimumloon, dat is 92% van het minimumloon. Volgens de richtlijnen moet de werkgever minimaal 70% van het loon uitbetalen en gedurende de eerste 52 weken minimaal het minimumloon. Daar voldoet de werkgever aan. 6. De loondoorbetalingsplicht geldt gedurende 104 weken vanaf 1 februari 2014, dat is tot en met 28 januari 2016. Vanaf die datum heeft Francis recht op een WIA-uitkering. 7. Verzocht kan worden om de WIA-uitkering eerder te doen ingaan. De verkorte wachttijd duurt ten minste 13 weken en ten hoogste 78 weken. Als inderdaad een uitkering wordt toegekend, mag deze door De Tour in mindering worden gebracht op het door te betalen loon. Opgave 7.9 1. UWV zal de loondoorbetalingsperiode van 52 weken verlengen. 2. Op de eerste dag na 41 weken arbeidsongeschiktheid had een ziekmelding moeten worden verzonden. Nu dit niet is gebeurd, legt UWV een boete van (maximaal) € 455 op. 42 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 3. 4. 5. 6. 7. Een WIA-aanvraag moet in de 91ste week van de arbeidsongeschiktheid worden ingediend. In dit geval is de aanvraag 13 weken te laat ingediend, hetgeen leidt tot een extra loondoorbetalingsplicht van 13 weken, opgelegd door UWV. Samen met de sanctie voor onvoldoende re-integratie is de periode niet langer dan 52 weken. Omdat de heer Yon niet duurzaam arbeidsongeschikt wordt geacht, krijgt hij geen IVA-uitkering maar een WGA-uitkering. De uitkering bedraagt twee maanden lang 75% van zijn dagloon en vervolgens 70% daarvan. Als hij wel blijvend arbeidsongeschikt was geacht, had hij een IVA-uitkering gekregen. Deze blijft (ook na twee maanden) 75% van het dagloon van de heer Yim Yon. De WGA kent de: loongerelateerde uitkering; loonaanvullingsuitkering; vervolguitkering. Eigenrisicodragerschap voor de IVA is niet mogelijk. De Balustrade kan wel voor de WGA eigenrisicodrager zijn. Als de heer Yon volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, ontvangt hij dus een IVA-uitkering van UWV. In de andere situaties moet De Balustrade de WGA-uitkering aan hem betalen. Opgave 7.10 1. Vof Japie kan eigenrisicodrager worden voor de WGA, echter niet voor de IVA. Voor de IVA bestaat niet de mogelijkheid tot eigen risicodragen. Vof Japie kan eigenrisicodrager WGA worden per 1 februari 2015, omdat het een startende onderneming is, en per 1 juli 2015. 2. Nee, zij zijn niet verplicht verzekerd omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking, wegens het ontbreken van een gezagsverhouding. 3. Ja, omdat zij direct voorafgaand aan 1 februari 2015 ten minste een jaar verplicht verzekerd zijn geweest. 4. Nee, Jan Tromp is na 26 weken hersteld, zodat de 42e weekmelding niet aan de orde komt. 5. Nee, zij is niet in dienstbetrekking wegens het ontbreken van een gezagsverhouding. 6. Mevrouw Jansen zelf. 7. Ja. Naast het verplicht eigen risico mag het vrijwillig eigen risico maximaal € 500 bedragen. In totaal mag haar eigen risico maximaal € 875 bedragen. 8. De maximale termijn is in dit geval 104 weken. 9. De werknemer heeft recht op een IVA-uitkering, omdat hij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is. 10. De maandelijks te betalen uitkering bedraagt 21,75 dagen x 100/108 x 75 % x € 100 = € 1.510,42. De vakantiebijslag wordt gereserveerd. Opgave 7.11 1. De werkgever komt in aanmerking voor de premiekorting oudere werknemers, omdat de werknemer bij indiensttreding ouder dan 56 jaar is en uit een uitkeringssituatie komt. Deze korting bedraagt € 7.000 per jaar gedurende maximaal 3 jaar. Tevens komt de werkgever in aanmerking voor de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers, omdat de werknemer een IVA-uitkering heeft. Deze korting bedraagt € 7.000 per jaar gedurende maximaal 3 jaar. De premiekortingen mogen niet bij elkaar worden opgeteld, maar de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers gaat voor. 2. Op de IVA-uitkering wordt per maand 70% van de inkomsten (het loon bij Verharen bv) in mindering gebracht. 3. De werkgever kan uitsluitend eigenrisicodrager worden voor de WGA. Voor de WAO kan hij dat niet, omdat deze mogelijkheid is afgeschaft. De IVA kent niet de mogelijkheid tot eigenrisicodragerschap. 4. De werkgever moet voor 2 oktober 2015 een aanvraag bij de Belastingdienst hebben ingediend. De werkgever moet verder een garantieverklaring van een bank of een verzekeraar overleggen. 5. Nee, omdat de uitkering wordt verstrekt ten aanzien van een arbeidsongeschiktheid die is ingetreden tijdens een dienstverband met een andere werkgever. 6. Mevrouw Stippelhout hoeft geen vrijwillige verzekering af te sluiten, omdat zij onder de verplichte ZW-, WWen WIA- verzekering valt. Zij is in dienstbetrekking van Verharen bv en valt niet onder de regeling van dienstverlening aan huis, omdat zij 5 dagen in de week het kantoor schoonmaakt. 7. De werkgever kan de uitkering zelf aan de werknemer betalen via de particuliere verzekeringsmaatschappij of UWV betaalt de uitkering en verhaalt deze op de werkgever. 8. De werkgever moet vóór 1 april 2015 om beëindiging van het eigenrisicodragerschap verzoeken. 9. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Belastingdienst. 10. Nee, de werkgever moet deze uitkeringen blijven betalen. 43 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 11. De werkgever heeft recht op de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers. Deze korting bedraagt € 7.000 en er bestaat (maximaal) een jaar recht op. Opgave 7.12 1. Onjuist. De wachttijd voor de Wajong bedraagt 52 weken. 2. Onjuist. Pas vanaf 35% arbeidsongeschiktheid is er recht op een WGA-uitkering. 3. Juist. 4. Juist. Opgave 7.13 1. De arbeidsovereenkomst heeft ten minste drie maanden geduurd. Op grond van art. 7:610b BW wordt de bedongen arbeid vermoed een omvang te hebben gelijk aan het gemiddelde van de voorgaande drie maanden. Hierop moet de loondoorbetaling gebaseerd zijn. 2. Drie situaties waarin een vergoeding vanuit de Ziektewet aan de orde is: - art. 29 lid 2 letter e ZW: bij orgaandonatie door de werknemer; - art. 29a lid 1 ZW: als de werkneemster zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet; - art. 29b lid 1 ZW: als de werknemer direct voor het dienstverband een WIA-uitkering had. 3. In art. 7:629 BW is de loondoorbetalingsplicht gedurende 104 weken geregeld. In lid 9 van dit artikel wordt toegestaan dat over de eerste twee ziektedagen geen loon wordt uitbetaald. Maar hierbij is aangegeven dat dit door de werkgever bedongen moet worden. Het moet dus een onderdeel van de arbeidsvoorwaarden zijn. Gelet op het feit dat Snel bv hiermee op een bepaald tijdstip wil starten, lijkt het waarschijnlijk dat hierover niets is afgesproken In dat geval zijn de twee wachtdagen niet toegestaan. 4. Dat moet volgens art. 38 lid 1 ZW gebeuren uiterlijk op de eerste dag nadat de arbeidsongeschiktheid 42 weken heeft geduurd, dus op 21 mei 2016. 5. Art. 38 lid 3 ZW noemt een boete van ten hoogste € 455 als deze verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen. 6. Jacco kan tijdelijk het recht op loondoorbetaling verliezen op grond van art. 7:629 lid 3 letter e. Als hij zijn medewerking verleent, zal Snel bv het loon weer gaan betalen. Ernstiger is het feit dat het opzegverbod bij ziekte op grond van art. 7:670 BW buiten werking gesteld kan worden. Immers, art. 7:670b lid 3 letter c geeft aan dat dit verbod niet van toepassing is als Jacco niet mee wil werken aan het plan van aanpak. Opgave 7.14 1. Op grond van art. 43 lid 2 Zvw wordt jaarlijks een maximum bijdrage-inkomen vastgesteld. Art. 5.1 Regeling zorgverzekering vermeldt dit bedrag. Voor 2015 is het gesteld op € 51.976. Omdat het percentage volgens art. 5.2 lid 1 Regeling zorgverzekering 6,95% bedraagt, bedraagt de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw in zijn geval 6,95% van € 51.976 ofwel € 3.612,33. 2. Dit bedrag wordt als werkgeversheffing Zvw via de loonaangifte afgedragen aan de fiscus. (In bepaalde situaties is er sprake van een werknemerslast). 3. Bij elke werkgever blijft het loon onder het maximumpremieloon. Er moet nu door beide werkgevers 6,95% van € 30.000 = € 2.085 aan werkgeversheffing Zvw worden afgedragen. In totaal is dat € 4.170. 4. Nee. Hoewel er door de twee werkgevers samen meer is afgedragen dan de maximumbijdrage Zvw, vindt geen teruggaaf plaats aan de werkgevers. Dit zou wel het geval zijn als er sprake is van een te hoge betaling door de verzekerde zelf. 5. Hier is geen sprake van werknemerschap. Daarom is door de verzekerde zelf de lage bijdrage van 5,40% verschuldigd, genoemd in art. 5.2 lid2 letter b Zvw. Per persoon is verschuldigd 4,85% van € 51.976 (maximum) = € 2.520,83. De heffing loopt niet via het bedrijf maar loopt parallel aan hun aangifte IB via een aanslag Zvw. 6. Het maximale vrijwillige eigen risico voor de Zvw bedraagt € 500, zodat zijn wens niet helemaal gerealiseerd kan worden. Zie art. 19 lid 2 Zvw. Opgave 7.15 1. Onjuist. De Arbodienst mag medische gegevens van Carla alleen met haar toestemming aan de werkgever doorgeven. 2. Juist. Op grond van art. 25 lid 2 WIA moet Carla meewerken aan het plan van aanpak. 3. Juist. Dat is inderdaad mogelijk. De werkgever moet hiervoor eerst wel een second opinion vragen bij UWV. 4. Juist. Ook Carla kan een second opinion vragen bij UWV. 44 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Juist. Indien UWV vindt dat Carla het administratieve werk kan doen en zij vangt haar werk weer aan, kan ze weer loon gaan ontvangen. Na 104 weken loondoorbetaling hoeft het Algemeen Ziekenhuis haar salaris niet meer tot € 800 aan te vullen. De wachttijd ingevolge art. 23 lid 1 WIA is verstreken. Nu moet conform art. 5 WIA gekeken worden of Carla voor 35% of meer arbeidsongeschikt is. Haar verlies aan verdiencapaciteit is € 150 op € 800. Dat is minder dan 35%, daarom heeft ze geen recht op WIA. Vanaf 15 augustus bestaat haar inkomen uit een loon van € 650. Art. 29 lid 3 Ziektewet geeft aan: Als eerste dag van de ongeschiktheid tot werken geldt de eerste werkdag waarop wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt. De eerste ziektedag is dus 30 mei. Karel heeft recht op WIA omdat: hij voor deze wet verplicht verzekerd is (art. 7 lid 1 WIA); hij de wachttijd van 104 weken (art. 23 lid 1 WIA) doorgemaakt heeft; hij na afloop van de wachttijd nog arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA (art. 4 en 5 WIA); er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is (art. 47 lid 1 letter c of art. 54 lid 1 letter c WIA). Karel is blijkens de beoordeling van UWV volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (art. 4 WIA) en heeft ingevolge art. 47 recht op een IVA-uitkering. Dit is een arbeidsongeschiktheidsuitkering. De IVA-uitkering eindigt als Karel niet meer aan de voorwaarden voldoet. Dit is het geval als hij niet meer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is of als er een uitsluitingsgrond van toepassing wordt. De uitsluitingsgronden zijn genoemd in art. 43 WIA (bijvoorbeeld de AOW-leeftijd bereiken of overlijden). De richtlijnen voor de berekening van het uitkeringsdagloon staan in artt. 12 en 13 lid 1 WIA: De berekeningsperiode loopt tot en met het laatste volledige loontijdvak voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. Omdat Karel op 30 mei ziek is geworden, wordt het berekeningsjaar 1 mei vorig jaar tot en met 30 april dit jaar. Eerst wordt in deze periode het loon (voor de werknemersverzekeringen) berekend: 12 x € 1.900 maandloon + vakantiebijslag hierover berekend (8%) + gratificatie = € 24.874. (Hierbij mag niet worden uitgegaan van de uitgekeerde vakantiebijslag, maar van 8% vakantiebijslag over het loon). Het dagloon wordt nu bepaald door het berekende jaarloon te delen door 261 (dagen): € 95,30. Dit bedrag blijft beneden het maximumdagloon voor de werknemersverzekeringen en vormt dus de basis voor de uitkering. Eventueel wordt het geïndexeerd op grond van art. 14 WIA. De bruto daguitkering wordt als volgt berekend. Artt. 51 en 126 WIA geven aan dat een IVAarbeidsongeschiktheidsuitkering 75% van het maandloon bedraagt. Achtereenvolgens bereken we: Het maandloon. Dit bedraagt op grond van art. 13 lid 4 WIA: 21,75 maal het dagloon = 21,75 x € 95,30=€ 2.072,78. Uitkering 75% van het maandloon = 75% van € 2.072,78 = € 1.554,59 Conform art. 67 WIA betaalt UWV de uitkering in termijnen van een kalendermaand, waarbij ingevolge art. 68 WIA de vakantiebijslag wordt gereserveerd. De maanduitkering exclusief vakantiebijslag is 100/108 x € 1.554,59 = € 1.439,43. Gevraagd wordt naar de IVA-uitkering per dag. Deze is € 1.439,43 : 21,75 = € 66,18. Bij een WIA-exedentverzekering wordt het bedrag boven de 70/75% uitkering verzekerd en / of het bedrag boven het maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen. Deze verzekering vindt plaats via een particuliere verzekeringsmaatschappij. Opgave 7.16 1. Art. 20 ZW geeft aan dat werknemers in de zin van de Ziektewet verzekerd zijn. De verzekering voor de Ziektewet eindigt dus zodra het werknemerschap ophoudt. Het werknemerschap is geregeld in de artt. 3 tot en met 8c ZW. Voor Jan Roelofs eindigt het werknemerschap op 1 oktober. Indien na het einde van de verzekering nog arbeidsongeschiktheid ontstaat, bestaat er in principe geen recht meer op uitkering. Maar zie de beantwoording op vraag 2. 2. De ziektewet kent echter in art. 46 ZW een zogenoemd nawerkingsartikel. Indien een voorheen verzekerde binnen 4 weken na het einde van zijn verzekering arbeidsongeschikt wordt, werkt de verzekering voor de Ziektewet na. Op grond van art. 29 lid 2 letter b ZW moeten wel twee wachtdagen in acht worden genomen. Gezien het arbeidsverleden kan er geen recht op WW ontstaan. 3. Zwangerschaps- en bevallingsuitkering is niet geregeld in de Ziektewet, maar in de WAZO. In art. 3.1 wordt vermeld dat deze uitkering 16 weken duurt. 4. Arbeidsongeschiktheid rechtstreeks ten gevolge van de zwangerschap/bevalling is wel in de Ziektewet geregeld en wel in art. 29a ZW. Zie antwoord 5. 45 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 5. 6. 7. 8. 9. Als de verzekerde na afloop van de periode van 16 weken nog arbeidsongeschikt is ten gevolge van de bevalling, dan wordt aansluitend aan de Wazo-uitkering een ZW-uitkering verstrekt. Dit tot een maximum van 104 weken, gerekend vanaf de eerste werkdag na de 16 wekenperiode. Art. 29a lid 4 ZW geeft tevens aan dat het ziekengeld gelijk is aan (100% van) het dagloon. Nee, omdat de heer Pronk op 5 januari 2015 niet meer in dienst van de werkgever is. Op grond van art. 1 lid 6 WW eindigt het recht op WW nog niet gedurende de eerste 13 weken van arbeidsongeschiktheid. Dit houdt in dat hij in die periode recht blijft houden op zijn WW-uitkering. Pas na afloop van genoemde periode krijgt de heer Pronk recht op ziekengeld van UWV. Art. 7 ZW geeft namelijk aan dat WW-uitkeringsgerechtigden worden beschouwd als werknemer in de zin van de Ziektewet (vangnetgevallen). Nee, de arbeidsongeschiktheid van de heer Pronk is niet ontstaan ten tijde van het dienstverband met Jade bv. De opslag, zoals bedoeld in art. 2.9 van het Besluit WFSV wordt alleen maar in rekening gebracht als de uitkering aan de werkgever is toe te rekenen. Eigenrisicodragerschap voor de IVA is wettelijk uitgesloten. Voor de WGA bestaat deze mogelijkheid wel. Maar de aanvraag tot eigenrisicodrager had op grond van art. 40 lid 9 WFSV 13 weken van tevoren (uiterlijk 2 oktober) moeten worden ingediend. Nu is de eerstvolgende mogelijkheid ingaande 1 juli 2016. 46 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 8. Subsidies en toeslagen Opgave 8.1 1. De personeelskosten van een onderneming kunnen via onderstaande soorten regelingen verlaagd worden: - Via afdrachtverminderingen. - Via premiekorting en premievrijstelling werknemersverzekeringen. - Via vergoeding van voorzieningen aan de werkgever. - Via de subsidieregeling praktijkleren. 2. Omdat er sprake is van loondispensatie, bedraagt de volledige premiekorting € 3.500 op jaarbasis. Bij een 24urige werkweek is dat 24/36 x € 3.500 = € 2.333,33. 3. Soorten regelingen waarbij een werkgever kosten vergoed krijgt of voorzieningen verstrekt krijgt om bepaalde werknemers in dienst te kunnen nemen of houden: - Vergoeding voor aanpassing van de werkplek. - Loondispensatie. - Beperken risico bij indienstneming arbeidsgehandicapte. - Geen hogere gedifferentieerde WGA-premie. - Proefplaatsing. - Subsidieregeling praktijkleren. - Tijdelijke regeling bij indienstneming jonge werkloze of bijstandsgerechtigde. 4. Drie heffingskortingen die bedoeld zijn om de nettolonen voor bepaalde groepen werknemers te verhogen: - Ouderenkorting. - Jonggehandicaptenkorting. - Werkbonus. 5. Een medewerker te werk worden gesteld in de sociale werkvoorziening als hij niet in staat is om in het bedrijfsof beroepsleven loonvormende arbeid te verrichten. 6. Twee voorwaarden voor toekenning van een werknemersvoorziening door UWV: - De ziekte of handicap gaat naar verwachting langer dan een jaar duren. - De voorziening is nodig voor het werk. 7. Inkomensafhankelijke regelingen zijn: - Huurtoeslag. - Zorgtoeslag. - Kinderopvangtoeslag. - Kindgebonden budget. Opgave 8.2 1. Bij het afdragen van premies werknemersverzekeringen bestaan vier mogelijkheden tot vrijstelling of premiekorting: - In dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde 56-plusser. - In dienst nemen of houden van een arbeidsgehandicapte medewerker. - Premievrijstelling bij marginale arbeid. - Lagere premies voor scholieren en studenten. 2. Een werkgever kan de premiekortingen op de werknemersverzekeringen als volgt realiseren. Hij hoeft geen toestemming te vragen aan de Belastingdienst. Hij kan in het collectieve gedeelte van de periodieke loonaangifte zelf de premiekorting in mindering brengen op het af te dragen bedrag aan premies werknemersverzekeringen. De afdracht mag niet negatief worden. Wel kan binnen het kalenderjaar met een vorige of volgende loonaangifte worden verrekend. 3. De no-risk polis geldt voor werknemers die voor meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn. Als een werkgever zo’n werknemer in dienst neemt, betaalt UWV gedurende de eerste vijf jaar bij ziekte een Ziektewetuitkering uit, waardoor de werkgever gecompenseerd wordt. Bij ernstige handicap kan om verlenging van de vijfjaarstermijn worden gevraagd. Bij Wajongers loopt de no-risk polis ook na vijf jaar gewoon door. 47 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 4. 5. 6. 7. - De werkbonus is bedoeld voor personen die bij het begin van het kalenderjaar 61 jaar maar nog geen 64 jaar zijn (2015) en die arbeidsinkomen genieten. De werkbonus wordt in de komende jaren afgeschaft: in 2016 is de minimumleeftijd 62 jaar enz. Individuele voorzieningen voor werknemers, bedoeld om de arbeidsdeelname van werknemers te bevorderen: loonsuppletie; individuele re-integratieovereenkomst; persoonsgebonden re-integratiebudget; werkvoorzieningen en werkvergoedingen; jobcoach; kinderopvang; vervoersvergoedingen; aanpassingen aan de auto. Een jobcoach ondersteunt de werknemer persoonlijk bij trainings- en inwerkprogramma’s op de werkplek of bij de proefplaats. Voor het recht op kinderopvangtoeslag moet de opvanginstelling geregistreerd zijn bij de gemeente. Het kan zijn: een kinderdagverblijf (crèche). buitenschoolse opvang. een gastouder die is aangesloten bij een gastouderopvang. Opgave 8.3 1. De premiekorting bij indienstneming van ouderen werkt als volgt. Bij het in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde van 56 jaar of ouder, krijgt de werkgever gedurende drie jaar een premiekorting van € 7.000 per jaar (op basis van een werkweek van 36 uur of meer). 2. De voorwaarden die gelden voor het gebruikmaken van de Premievrijstelling bij marginale arbeid: - Het gaat om een tijdelijk dienstverband voor een uitkeringsgerechtigde. - Deze moet bij UWV ingeschreven staan als werkzoekend. - De totale periode mag niet langer zijn dan zes weken. Een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt hierbij niet meegeteld als er meer dan 31 dagen verlopen zijn na het tijdelijk dienstverband. - Met deze werknemer mag in het kalenderjaar niet eerder een dienstverband zijn geweest. - Voor deze uitkeringsgerechtigde mag in het kalenderjaar niet eerder premievrijstelling zijn genoten (ook niet bij een andere werkgever). 3. Bij een ‘proefplaatsing’ kan een werknemer gedurende maximaal twee maanden zonder loonkosten bij een werkgever te werk worden gesteld. De werknemer is vrijgesteld van sollicitatie-activiteiten. Er moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: - Het moet gaan om iemand met een WW-uitkering van langer dan zes maanden of een ZW-, WAO-, WGA- of Wajong-uitkering. - UWV moet toestemming geven. - Het werk moet passend zijn. - Het werk mag niet eerder bij deze werkgever onbeloond zijn verricht. - Er moet een reëel uitzicht zijn op een aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor ten minste zes maanden. - De werkgever moet een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering voor deze werknemer afsluiten. 4. Een werkbonus is een extra heffingskorting voor personen die aan het begin van het kalenderjaar 60 jaar maar nog geen 64 jaar zijn en blijven werken. 5. Voor een IRO (Individuele re-integratieovereenkomst) en een PRB (Persoonsgebonden re-integriebudget) geldt het volgende: - Iemand met een arbeidsongeschiktheids- of WW-uitkering kan hulp krijgen van een re-integratiebedrijf bij het zoeken naar werk dat aansluit bij zijn kennis, vaardigheden en mogelijkheden. - Dit kan via arbeidsbemiddeling, een sollicitatietraining, een beroepskeuzetest of een cursus of opleiding. - Het re-integratiebedrijf kan de kosten bij UWV declareren en moet aan UWV verantwoording afleggen. Bij een IRO wordt het re-integratiebedrijf via UWV ingeschakeld, bij een PRB zoekt de uitkeringsgerechtigde zelf een re-integratiebedrijf. Hij moet zelf de kosten aangeven, vermelden welke activiteiten in welk tijdsbestek uitgevoerd gaan worden en aangeven welke arbeidsmogelijkheden hierdoor in beeld komen. 48 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 6. 7. - Aan een werknemer kan maximaal aan jobcoach-uren worden toegekend: In het eerste jaar 15% van zijn aantal werkuren. In het tweede jaar 7,5% van zijn aantal werkuren. Daarna maximaal 5% van zijn aantal werkuren. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van twee zaken afhankelijk: Van het inkomen: hoe lager het inkomen, hoe hoger de toeslag. De kosten van de kinderopvang (rekening houdend met het maximumuurtarief). Opgave 8.4 1. Onjuist. De afdrachtvermindering S&O is alleen van toepassing op de afdracht van loonbelasting en premies volksverzekeringen. Niet op de afdracht van premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. 2. Juist. 3. Onjuist. Het dienstverband moet tenminste zes maanden duren. 4. Juist. Opgave 8.5 1. Juist. Eventueel mag de werkgever op het nettoloon maximaal 50% van de gedifferentieerde premie WGA-vast verhalen. 2. Onjuist. Er bestaat slechts gedurende een jaar recht op premiekorting en de werknemer moet het werk (geheel of gedeeltelijk) hervatten. 3. Juist. (Er kan sprake zijn van loondispensatie). 4. Onjuist. Deze omschrijving hoort bij de ouderenkorting. Voor de alleenstaande ouderenkorting geldt geen maximum jaarloon. Opgave 8.6 1. Juist. 2. Onjuist. Er is geen beschikking van de Belastingdienst nodig. 3. Onjuist. In een no-risk situatie is de werkgever ook beschermd tegen het risico van een hogere gedifferentieerde WGA-premie. 4. Onjuist, de jonggehandicaptenkorting is niet verwerkt in de loonheffingstabellen, maar moet handmatig worden aangegeven bij de loonaangifte. Opgave 8.7 1. Beiden voldoen aan de voorwaarden. Peter is arbeidsgehandicapt. Henry is ouder dan 56 jaar en komt uit een uitkeringssituatie. 2. De maximale premiekorting op jaarbasis bedraagt € 7.000 x 19/36 = € 3.694,44voor Peter en € 7.000 voor Henry, in totaal € 10.694,44. 3. Per maand mag € 10.694,44 gedeeld door 12 ofwel € 891,20 in mindering worden gebracht. Afgerond is dit € 892. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de af te dragen premies werknemersverzekeringen. 4. Als later in het jaar de loonsom stijgt, groeien de premies mee. Mogelijk dat het niet in aanmerking genomen bedrag dan alsnog verrekend kan worden. Opgave 8.8 1. Vof Design heeft recht op de premiekorting bij indiensttreding van een arbeidsgehandicapte werknemer. Deze bedraagt maximaal € 7.000 per jaar. Omdat Jenny 36 uur of meer per week werkt en er geen loondispensatie van toepassing is, bestaat voor haar gedurende drie jaren een premiekorting van € 7.000 op de premies WAO/WIA en WW. 2. Jenny is arbeidsgehandicapt. Voor haar geldt de zogenoemde no-risk polis. Op grond hiervan is er in geval van kortdurende ziekte recht op een Ziektewetuitkering. Als Jenny langdurig ziek mocht blijven, ontstaat er bovendien na 104 weken geen hogere Whk-premie voor de werkgever. 3. Bij indienstneming van een uitkeringsgerechtigde voor maximaal zes weken geldt een premievrijstelling bij marginale arbeid, waardoor vof Design voor Tanja in het geheel geen premies werknemersverzekeringen hoeft af te dragen. 49 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 4. Doordat de periode van zes weken alsnog wordt overschreden, vervalt met terugwerkende kracht het recht op premievrijstelling. Opgave 8.9 1. Marnix heeft recht op loonsuppletie. Het verschil tussen zijn verdiencapaciteit en zijn salaris is € 300. Dit is minder dan de maximale loonsuppletie. Deze zou namelijk bedragen: 20% van € 1.650 = € 330. Daarom heeft Marnix vier jaar lang recht op loonsuppletie van UWV: - Het eerste jaar 100% van € 300 = € 300 per maand. - Het tweede jaar 75% van € 300 = € 225 per maand. - Het derde jaar 50% van € 300 = € 150 per maand. - Het vierde jaar 25% van € 300 = € 75 per maand. 2. Zijn jaarinkomen bedraagt 12 x € 1.650 = € 19.800. Inclusief vakantiebijslag komt dit bedrag niet boven de grens van 70% van het maximumpremieloon, die voor een vervoersvoorziening geldt. Bovendien wordt in dit geval helemaal niet getoetst aan deze inkomensgrens, omdat de aanpassingen speciaal ten behoeve van zijn motorische beperkingen zijn aangebracht. Het gaat dan om meer dan een standaard automaat of rembekrachtiging. 3. Het CBR moet aangeven dat Marnix deze aanpassingen nodig heeft. Hiervoor heeft het CBR een medische verklaring van een arts nodig (niet de huisarts). Daarnaast moet Marnix een eigen verklaring bij zijn gemeente aanvragen. Aan de hand van deze verklaringen kan het zijn dat het CBR een rijtest nodig acht, waarvan de kosten door UWV vergoed worden. Vervolgens worden de noodzakelijke auto-aanpassingen op het rijbewijs van Marnix vermeld. 4. Marnix is ouder dan 23 jaar. Voor hem geldt een huurgrens van € 710,68 per maand (2015). Met een huur van € 500 blijft hij hieronder. Zijn maandinkomen bedraagt € 1.700. Met dit inkomen zit Marnix ongeveer op de grens. Het is niet zeker of Marnix het eerste jaar al huurtoeslag krijgt. Maar na een jaar daalt zijn maandinkomen. Vanaf dat moment is het dus zeker zinvol om huurtoeslag aan te vragen. Opgave 8.10 1. In verband met het feit dat mevrouw G. Tarwe arbeidsgehandicapt is, heeft B&B gedurende maximaal drie jaar vanaf haar indiensttreding recht op een premiekorting van maximaal € 7.000 per jaar op de premies werknemersverzekeringen. 2. Bij indienstneming van een uitkeringsgerechtigde voor een korte periode (maximaal zes weken) wordt op verzoek volledige vrijstelling verleend van het afdragen van premies voor de werknemersverzekeringen. Opgave 8.11 1. HSS heeft recht op een korting op de premies werknemersverzekeringen van in totaal maximaal € 7.000. Deze korting is voor een jaar, dus tot 1 september volgend jaar. Er is sprake van een eigen arbeidsgehandicapte werknemer, die weer aan het werk gaat. 2. Juist. (Bij het in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde van 56 jaar of ouder bestaat gedurende maximaal drie jaar recht op een jaarlijkse korting van € 7.000 op de premies voor de werknemersverzekeringen). Opgave 8.12 1. De premiekortingen mogen in mindering gebracht worden in het collectieve deel van de loonaangifte. Zij verlagen het in totaal af te dragen bedrag aan premies werknemersverzekeringen. Als de totale premie niet toereikend is, kan (binnen het kalenderjaar) met een vorige of volgende aangifte worden verrekend. De afdracht mag echter geen negatief bedrag worden. Voor deze verrekening via de loonaangifte hoeft geen apart verzoek bij de Belastingdienst te worden ingediend. 2. Het in dienst nemen van de uitkeringsgerechtigde Evert Domein uit het oogpunt van de heffing van de premies werknemersverzekeringen financieel aantrekkelijk. Omdat Evert ouder is dan 56 jaar, krijgt vof Japie gedurende maximaal drie jaar een premiekorting van € 7.000 per jaar. Opgave 8.13 1. a. Vanuit de WW is, met behoud van uitkering, een proefplaatsing mogelijk voor een maximale periode van twee maanden (in bijzondere situaties langer). Gedurende deze periode verricht de uitkeringsgerechtigde onbeloonde werkzaamheden. 50 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. 3. b. Het moet gaan om werk waartoe de werknemer in staat is. De werkgever moet een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten. De werknemer mag niet eerder bij deze werkgever in een proefplaatsing hebben gewerkt. c. Questions moet bereid zijn hem een dienstverband voor ten minste zes maanden aan te bieden. d. De proefplaats is geregeld in art. 76a WW. Voor Casper bestaat de loonheffingskorting uit: - de algemene heffingskorting, genoemd in art. 22 Wet LB 1964; - de arbeidskorting uit art. 22a Wet LB 1964; - de werkbonus van art. 22abis Wet LB 1964. Werkgever Questions kan gebruikmaken van de premiekorting voor de oudere werknemer, die in art. 47 Wfsv is geregeld. Art. 48 Wfsv bepaalt dat de korting op de premies werknemersverzekeringen € 7.000 per jaar bedraagt bij een volledige werkweek (36 uur). Questions mag dit bedrag in mindering brengen op de af te dragen premies werknemersverzekeringen. Er hoeft geen aanvraag te worden ingediend bij de Belastingdienst. Questions moet in het bezit zijn van een verklaring van de uitkeringsinstantie, in dit geval UWV, dat de werknemer uit een uitkeringssituatie komt. 4. a. b. 5. 6. Hier wordt gedoeld op de werkbonus. Deze faciliteit is bedoeld voor personen die aan het begin van het jaar 61 maar nog geen 64 jaar zijn. De leeftijd van 61 jaar wordt jaarlijks verhoogd, waarna de werkbonus zal worden afgeschaft. c. De maximale werkbonus bedraagt € 1.119. d. De doorwerkbonus is een korting op de af te dragen loonbelasting. e. De hoogte van het inkomen bepaalt de hoogte van de doorwerkbonus. Er is een minimum en een maximum inkomen bepaald, waarover de doorwerkbonus wordt berekend. (Voor 2015 is het minimum € 17.327 en het maximum € 33.694). In art. 42 lid 1 letter a Zvw is vermeld dat over het Zvw-loon van een werknemer de zogenoemde werkgeversheffing Zvw moet worden afgedragen. Deze komt voor rekening van de werkgever. In een beperkt aantal situaties is er geen sprake van een werkgeversheffing, maar van een werknemersbijdrage Zvw. Zo'n situatie is hier niet aan de orde. Casper kan een tegemoetkoming krijgen in de kosten van de premie die hij afdraagt aan zijn zorgverzekeraar. Dit is vastgelegd in art. 2 van de Wet op de zorgtoeslag. Opgave 8.14 1. De proefplaatsing, met een maximale duur van in principe twee maanden, wordt in de volgende wetsartikelen geregeld: Art. 76a WW respectievelijk art. 37 WIA. 2. Baby’s en Kids heeft recht op de Premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer. Anja valt namelijk onder de doelgroep, genoemd in art. 49 lid 4 Wfsv. In lid 1 van hetzelfde artikel wordt aangegeven dat gedurende maximaal drie jaar een korting bestaat op de verschuldigde premies voor de werknemersverzekeringen. Art. 50 Wfsv stelt de hoogte van de korting op € 7.000 per jaar op basis van een minimale werkweek van 36 uur. De werkgever mag dit bedrag elk jaar in mindering brengen op de af te dragen premies voor de werknemersverzekeringen. 3. Voor de kosten van de aanpassingen krijgt Baby’s en Kids geen subsidie. Deze kunnen namelijk worden bestreden uit de hierboven genoemde premiekorting. Art. 36 lid 1 letter b WIA geeft aan dat pas na afloop van de drie jaar waarin premiekorting wordt genoten, sprake kan zijn van subsidie voor meerkosten. 4. In art. 6 van de Wet kinderopvang is geregeld dat een ouder recht kan hebben op kinderopvangtoeslag van het Rijk. Een en ander is uitgewerkt in het Besluit kinderopvangtoeslag. De kinderopvangtoeslag wordt uitgekeerd door de Belastingdienst Toeslagen (evenals de Huurtoeslag, de Zorgtoeslag en het Kindgebonden budget). Ingevolge art. 5 van de Wet kinderopvang bestaat alleen aanspraak op kinderopvangtoeslag als het gaat om kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of om gastouderopvang die plaatsvindt via een geregistreerd gastouderbureau. Art. 6 Wet kinderopvang noemt de doelgroep. Het komt er, kort gezegd op neer dat de ouder betaald of onbetaald werk moet hebben of bezig is met scholing of stage. De hoogte van de kinderopvangtoeslag wordt bepaald door de draagkracht van de ouder, de kosten van de kinderopvang en de soort kinderopvang (art. 7 Wet kinderopvang). Als er sprake is van tegenwoordige arbeid, wordt de toeslag verhoogd. Opgave 8.15 51 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 1. 2. 3. 4. 5. 6. In art. 2 Wva (Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen) wordt het begrip werknemer behandeld: a. Degene die bij een werkgever in (privaatrechtelijke of publiekrechtelijke) dienstbetrekking is; b. Degene die behoort tot de volgende groep van personen met een fictieve dienstbetrekking: Bestuurders van coöperaties met werknemerszelfbestuur; Gelijkgestelden; Meewerkende kinderen. We kennen nog de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk en de afdrachtvermindering zeevaart. De afdrachtvermindering onderwijs is vervangen door de subsidieregeling praktijkleren. Een afdrachtvermindering levert een besparing op de loonbelasting en de premie volksverzekeringen. Weliswaar dient het volledige bedrag te worden ingehouden op het loon van de werknemers, maar de werkgever mag minder afdragen aan de fiscus. Het is dus een werkgeversvoordeel. Karel dient bij UWV te worden ziek gemeld. Op grond van art. 29b lid 1 letter a ZW bestaat er recht op ziekengeld (de zogenoemde no-risk polis). Omdat er geen mogelijkheden tot herplaatsing zijn, zal de reintegratie zich moeten richten op werkzaamheden buiten onderneming Alu bv. Ziekmelding is voor beide partijen de beste optie en staat een goede onderlinge verstandhouding niet in de weg. Dus een ziekmelding in combinatie met het inzetten van een outplacement traject. Hoofdstuk IIA Ziektewet regelt de diverse re-integratie-instrumenten. In art. 52d ZW wordt bijvoorbeeld aangegeven dat aan de persoon aan wie ziekengeld is toegekend, in het kader van de bevordering van en ondersteuning bij de inschakeling in de arbeid als zelfstandige voorzieningen kunnen worden verstrekt. In het Re-integratiebesluit worden richtlijnen gegeven voor het al dan niet verstrekken van subsidies of voorzieningen. Opgave 8.16 1. Ingevolge art. 25 WIA heeft de werkgever re-integratieverplichtingen. ‘Flying object bv’ moet zorgen voor aanpassingen aan de werkplek of werkomgeving die niet mee kunnen worden genomen (bijvoorbeeld een rolstoelingang of gehandicaptentoilet). Daarvoor kan de onderneming mogelijk van UWV een vergoeding krijgen op grond van art. 36 lid 1 en 2 WIA. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: a. De werknemer moet een dienstbetrekking hebben van ten minste zes maanden; b. De kosten moeten gemaakt zijn voor voorzieningen die naar de aard der zaak ‘duurzaam methet bedrijf van de werkgever zijn verenigd’; c. De kosten moeten meer bedragen dan bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedragen, die samenhangen met de hoogte van het loon van de werknemer. Hoofdstuk 12.3.3.2 van de Sociale verzekeringenalmanak geeft aan dat de werkgever een vergoeding kan krijgen als zijn kosten meer bedragen dan de door hem ontvangen premiekorting arbeidsgehandicapte medewerkers. Als de werkgever geen recht zou hebben op premiekorting, is er geen drempel en wordt het volledige bedrag vergoed. 2. Functioneel beperkt is iemand die een uitkering op grond van de WIA (WGA), WAO, Waz, Wajong of Ziektewet (ZW) ontvangt, of naar het oordeel van UWV een structurele functionele beperking heeft. Zie art. 29b ZW. 3. De no-risk polis is vastgelegd in art. 29b ZW. Als een werkgever een functioneel beperkte in dienst neemt, loopt hij niet de financiële risico’s zoals bij ziekte of arbeidsongeschiktheid van een werknemer. De functioneel beperkte heeft namelijk recht op ziekengeld van UWV. 4. De no-riskpolis bestaat uit twee delen: a. De werkgever krijgt een financiële compensatie als de functioneel beperkte ziek wordt. Hij moet wel het loon doorbetalen, maar wordt daarvoor voor een groot deel gecompenseerd door UWV. De functioneel beperkte heeft immers recht op een Ziektewetuitkering van UWV. Deze bedraagt het eerste ziektejaar meestal 100% van het dagloon en het tweede ziektejaar 70%. De werkgever mag deze uitkering in mindering brengen op het loon dat hij moet doorbetalen. b. Komt de functioneel beperkte uiteindelijk in de WIA terecht, dan heeft dat geen nadelige gevolgen voor de premie: de Whk-premie gaat niet omhoog. 5. De no-riskpolis geldt meestal voor vijf jaar, maar kan langer duren als de functioneel beperkte een verhoogd gezondheidsrisico loopt. Voor (voormalig) Wajonggerechtigden en WSW’ers die begeleid werken bij een reguliere werkgever is de no-riskpolis onbeperkt geldig 6. De polis is gratis en hoeft niet te worden aangevraagd. 7. Om in aanmerking te komen voor de compensatie tijdens ziekte, moet de werkgever de functioneel beperkte zo snel mogelijk ziekmelden bij UWV. De werkgever moet dus weten dat zijn medewerker functioneel beperkt is. 52 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 8. - - 9. - Persoonsgebonden werkvoorzieningen zijn aanpassingen of hulpmiddelen waarmee een gehandicapte kan werken of naar school gaan. UWV betaalt de kosten vaak helemaal of voor een deel. Het gaat om: Aanpassing van de werkplek of opleidingsplek. Bijvoorbeeld: een aangepast bureau, beeldschermloep, flitsbel, bladomslagapparaat. Het gaat om zaken die de gehancicapte mee kan nemen naar een andere (werk)plek. Aanpassingen aan het gebouw moet de werkgever betalen. Vervoer naar werk of school (woon-werkvervoer). Begeleiding op het werk of op school, bijvoorbeeld door een doventolk, voorleeshulp of jobcoach. Voorwaarden: De voorziening is nodig door ziekte of beperking. Zonder de voorziening kan de gehandicapte niet werken of naar school. De voorziening is langer dan een jaar nodig. Alle voorzieningen bij elkaar kosten meer dan € 128 (2015). 53 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 9. De arbeidsovereenkomst: totstandkoming en verplichtingen Multiplechoicevragen Opgave 9.1 Opgave 9.2 Opgave 9.3 Opgave 9.4 Opgave 9.5 Opgave 9.6 Opgave 9.7 Opgave 9.8 c (art. 7:618 BW) b (art. 7:616 BW) c (in alternatief c en d moet € 750,-- staan in plaats van € 450,--. Te laat 30 dagen: dag 4 tot en met 8 per dag 5% en vervolgens 22 dagen tegen 1%. Totaal 50% = € 750,--) d (art. 7:617 BW, art. 7:620 lid 1 BW jo art. 7:621 lid 1 BW) c (art 15 lid 1 Wml) c (art. 7:625 BW) d (art. 3:308 BW) c (art. 7:628 lid 1 Marinus is lid van de vakbond. Het is voor zijn risico als hij staakt). Casus Opgave 9.9 a. Marita heeft minimaal recht op 8% vakantiebijslag volgens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (art. 15 WML). Nu het loon van Marita niet meer is dan driemaal het minimumloon, heeft zij recht op 8% vakantiebijslag over het loon dat zij heeft verdiend sinds de laatste betaling van de vakantiebijslag. b. Voor de verkoopleider ligt het anders. Hij verdient meer dan driemaal het minimumloon. Het plafond van de vakantiebijslag volgens de wet is dan 8% over driemaal het minimumloon. In veel arbeidsovereenkomsten is geregeld dat de werknemer recht heeft op 8% van het door hem verdiende loon. In deze casus was dit niet het geval. De werkgever mag natuurlijk wel meer betalen dan waartoe de wet hem verplicht. c. Nee, de werkgever heeft geen gelijk. De werknemer heeft recht op doorbetaling van het loon gedurende de periode dat hij vakantieverlof heeft (art. 7:639 BW). Artikel 7:627 BW gaat hier niet over. Er is een speciale regel voor de loondoorbetaling tijdens vakantieverlof. De algemene regel is dat een speciale wetsbepaling altijd voorgaat op de algemene wetsbepaling. d. De werkgever is verplicht om het loon op tijd te betalen (art. 7:623 BW). De sanctie op niet-tijdige loonbetaling is geregeld in art. 7:625 BW. De werkgever moet ook zorgen voor een loonspecificatie bij de eerste keer dat hij het loon betaalt en telkens wanneer een wijziging is in de te betalen en de in te houden bedragen (7:626 BW). De werknemer kan dus vorderen: - loonbetaling; - de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW; - wettelijke rente; - de verstrekking van een loonspecificatie ex art. 7:626 BW; - gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten. Opgave 9.10 a. De beslagvrije voet is dat deel van het nettoloon waarop door derden geen besla g gelegd mag worden. Op het nettoloon boven de beslagvrije voet kan de schuldeiser beslag leggen met als doel zijn vordering op de deniteur te incasseren. b. € 130,--. c. Nihil, de gratificatie valt onder het beslag. d. Ja, op grond van artikel 7:632 lid 1 BW. 54 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 10. De arbeidsovereenkomst: loondoorbetaling Multiplechoicevragen Opgave 10.1 Opgave 10.2 Opgave 10.3 Opgave 10.4 Opgave 10.5 b (art. 7:640 BW) c (art. 7:634 lid 1 BW jo art.&:639 lid 1 BW) d (art. 7:641 lid 1 BW) d (7:629 lid 1 BW, art. 5.6 lid 1 Wazo) d ( Recht 2015: 24 hiervan niet opgenomen 8 dagen. Dit zijn 4 wettelijke en 4 bovenwettelijke vakantiedagen. Opname februari 4 ten laste van de wettelijke vakantiedagen. Opbouw in 2016 14 dagen. Er is geen verval van bovenwettelijke vakantiedagen.) Opgave 10.6 b (art. 7:638 lid 2 BW) Opgave 10.7 d (Saldo 1 juli 2015: 12 dagen. Gedurende de ziekte loopt de opbouw door omdat ze vanwege medische redenen niet in staat is vakantie op te nemen.Totaal 2015: 24. Opbouw 2016: 24 dagen. Opbouw 2017: 12 dagen.) Opgave 10.8 c (art. 7:629 lid 6 BW) Opgave 10.9 b, c en d (art. 29 Zw) Opgave 10.10 b, c en d (art. 7:629 lid 3 onder b, c en e) Casus Opgave 10.11 Het aantal wettelijke vakantiedagen is 4 maal de overeengekomen arbeidsduur per week. (art. 7:634 BW). In de casus is niet vermeld hoeveel dagen een werknemer per week werkzaam is. Indien hij 5 dagen per week werkzaam is, heeft hij recht op 20 wettelijke vakantiedagen. Het aantal bovenwettelijke vakantiedagen is dan 5. b. De werkgever kan tussentijds alleen het aantal bovenwettelijke dagen afkopen. Deze mogelijkheid moet dan wel schriftelijk zijn overeengekomen (art. 7:640 lid 2 BW). Het aantal wettelijke vakantiedagen is 4 maal de overeengekomen arbeidsduur per week (art. 7:634 BW). c. Nee, de ziektedagen worden in de regel niet aangemerkt als vakantiedagen. Het is mogelijk om schriftelijk met de werknemer overeen te komen dat de bovenwettelijke vakantiedagen van het desbetreffende jaar worden geacht te zijn opgenomen bij ziekte (art. 7:637 lid 2 BW). De wettelijke vakantiedagen van voorafgaande jaren mogen dus niet worden afgeboekt bij ziekte. d. Ja, art. 7:635 lid 4 BW. a. 55 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 11. De arbeidsovereenkomst: speciale regels Multiplechoicevragen Opgave 11.1 Opgave 11.2 Opgave 11.3 Opgave 11.4 Opgave 11.5 Opgave 11.6 Opgave 11.7 a, c en d (art. 7:653 lid 1BW geeft dat een concurrentiebeding met een minderjarige nietig is) b (art. 7:653 lid 1BW geeft dat een concurrentiebeding met een minderjarige nietig is) a, b en c (art. 7:650 lid 2 jo art.7:650 lid 6 BW, art.7:652 lid 2 BW, art. 7:653 lid 1 onder b) d (art. 7:652 BW bepaalt dat een proeftijdbeding schrifrelijk moet worden afgesloten.) a (art. 7:681 lid 1 BW) d (art. 7:652 lid 2 BW) c (art. 7:653 lid 1 BW) Casus Opgave 11.8 a. Ja, want er is een geldige proeftijd overeengekomen volgens art. 7:676 BW, als het proeftijdbeding tenminste in de arbeidsovereenkomst is opgenomen. Het antwoord is nee, als er geen geldig proeftijdbeding in de arbeidsovereenkomst is opgenomen. b. Voor het antwoord is bepalend dat de werknemer voorafgaande aan de arbeidsovereenkomst een half jaar heeft gewerkt via een uitzendbureau. Er kan nu geen nieuwe proeftijd worden afgesloten, omdat anders in strijd wordt gehandeld met lid 7 van art. 7:652 BW. c. Ja, de bepalingen van artikel 7:653 BW zijn van dwingend recht. Het matigingsrecht van de rechter kan door partijen niet worden uitgesloten. d. Twee steekhoudende argumenten voor het matigen van het concurrentiebeding zijn: - de looptijd van het beding is lang; - de werkneemster heeft mogelijk geen functie waarmee het bedrijfsdebiet van de werkgever aangetast kan worden. e. De kantonrechter heeft op verzoek van de werkneemster de arbeidsovereenkomst ontbonden en haar een beëindigingvergoeding toegekend. Dit is geen schadeplichtig ontslag als bedoeld in artikel 7:653 lid 3 BW. Wel blijkt uit jurisprudentie dat de rechter genegen is in dergelijke situaties het concurrentiebeding te matigen dan wel te laten vervallen 56 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 12. Wet arbeid en zorg Multiplechoicevragen Opgave 12.1 Opgave 12.2 Opgave 12.3 Opgave 12.4 Opgave 12.5 c (art. 6.8 Wazo; er mag bij cao van de wettelijke bepalingen worden afgeweken.) d (art. 3.1. lid 3 Wazo) c (Opbouw vakantiedagen 2015: 20 plus 6 dagen) a (art. 4.1 Wazo) d (art.4.2 Wazo) Casussen Opgave 12.6 Pieter Gijbels heeft recht op ouderschapsverlof gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf maanden (art. 6:2 lid 2 WAZO). De maximale omvang van het ouderschapsverlof is 26 maal 4 dagen oftewel 104 dagen. Uitgaande van 8 uren werk per dag is de omvang 832 uur (art. 6:2 lid 1 WAZO). Dit geldt voor 1 kind. Voor 2 kinderen dus 1.664 uur. b. Nee, het verlof is volgens de gegevens in de casus niet opgedeeld. Het bepaalde in lid 6 van art. 6:2 WAZO is niet van toepassing. Fout is het noemen van art. 6:3 WAZO. c. Ja, zij heeft ook recht op ouderschapsverlof (art. 6:3 WAZO). Voorwaarde is dat de arbeidsverhouding ten minste een jaar heeft geduurd. d. Nee, op grond van art. 3:2 lid 1 WAZO. e. Nee, volgens de wet dient het loon te worden betaald in een wettig betaalmiddel (art. 7:620 lid 1 BW). In art. 7:621 lid 1 BW is vermeld dat het voldoen van het loon in een andere valuta niet als een bevrijdende betaling geldt. a. Opgave 12.7 Nee op grond van art. 5:1 WAZO en art. 5:9 WAZO is er geen recht op zorgverlof. Mohammed heeft op basis van art. 4:1 lid 1a WAZO aanspraak op calamiteitenverlof. “Art. 4:1 WAZO. Calamiteiten- en ander kort verzuimverlof: De werknemer heeft recht op verlof met behoud van loon voor een korte, naar billijkheid te berekenen tijd wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens: a. zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden; etc.” Nee, als de kinderen niet op hetzelfde adres als Mohammed wonen (art. 6:1 WAZO). Nee, op grond van art. 6:4 WAZO. Dit artikel geeft aan dat er geen recht op verlof als bedoeld in art. 6:1 WAZO bestaat na de datum waarop het kind de leeftijd van 8 jaren heeft bereikt. De kinderen uit het eerste huwelijk zijn respectievelijk 17, 12 en 9 jaar oud. a. b. 2. Ten aanzien van de vraag van de docent inzake minderjarigheid. Hij heeft gelijk. De tekst na de eerste volzin moet luiden in paragraaf 3.5.1. moet luiden: “(art. 7:612 lid 1 BW) Bij een dergelijke arbeidsovereenkomst moet de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige jonger dan 16 jaar toestemming geven.” 3. Ten aanzien van de herziening van de boeken vrees ik, dat het mij niet zal lukken om op 1 februari 2016 zowel de theorie aan te passen als de opgaven. Arie van der Kraan zal in de kerstvakantie een nieuwe opzet van de hoofdstukken 7, 8 en 9 sturen. Als we het hierover eens zijn, kan ik of Arie aan de aanpassingen beginnen. En dan moet het opgavenboek worden aangepast door standaardisering van het aantal opgaven. Dit betekent voor de meeste hoofdstukken een uitbreiding van het aantal hoofdstukken. Ondanks het feit, dat ik een deel van de praktijk heb afgestaan aan mijn kantoorgenoot blijft het strafrecht en de belendende percelen nog veel aandacht vragen. 57 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 13. Wetgeving rond arbeidstijd, arbeidsomstandigheden en arbeidsduur Multiplechoicevragen Opgave 13.1 Opgave 13.2 Opgave 13.3 Opgave 13.4 Opgave 13.5 Opgave 13.6 b (art. 5.6 Atw) b (art. 5.7 lid 2 Atw) c (art. 1.1 lid 1 onder a en b) b (art. 8.1 e.v. Atw) d d (art.2 Waa) Casussen Opgave 13.7 De ondernemingsraad moet instemmen met het door de werkgever geformuleerde arbeidsomstandighedenbeleid. De ondernemingsraad heeft verder instemmingsrecht bij de keuze van de arbodienst, het contract met de arbodienst en de inhoud van het verzuimbeleid. b. In een RI&E, de risico-inventarisatie en -evaluatie, worden de risico’s van de arbeid voor de werknemers vastgelegd. In de RI&E ligt tevens een plan van aanpak vast voor hoe en op welke termijn de werkgever maatregelen neemt naar aanleiding van de inventarisatie. c. De werkgever moet werknemers informeren over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s. Hij moet aangeven welke maatregelen genomen zijn om de risico’s te beperken en op welke wijze gevaarlijke situaties voorkomen kunnen worden. d. Dit is alleen nodig als een werknemer bij het incident gewond raakt. e. De bedrijfshulpverleners moeten de werkgever ondersteunen bij het formuleren van het arbeidsomstandighedenbeleid, en ook bijstand verlenen bij: - het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; - het beperken en het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen; - het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle aanwezigen in het bedrijf; - het alarmeren van en samenwerken met hulpverleningssituaties. a. Opgave 13.8 Peter kan de werkgever verzoeken om aanpassing van de arbeidsduur. Deze aanpassing van de arbeidsduur kan zowel een vermeerdering als een vermindering van het aantal uren betreffen. b. Peter moet het verzoek ten minste 4 maanden voor het tijdstip van ingang van de aanpassing van de arbeidsduur schriftelijk bij de werkgever indienen. c. Zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen: - voor de bedrijfsvoering bij herbezetting van de vrijgekomen uren; - op het gebied van de veiligheid; - van roostertechnische aard. a. 58 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 14. Loonadministratie en Budgettering Opgave 14.1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Het vastleggen van de financiële positie van de onderneming. Een debet- en een creditzijde. Aan de creditzijde van de balans (evenals het vreemd vermogen). Verlies- en winstrekening. 7.. Voorraad Goederen Aan 1.. Crediteuren Primaire gegevens: naw-gegevens, geboortedatum, bankrekeningnummer, datum in- en uitdiensttreding, functie, salaris, secundaire arbeidsvoorwaarden, personeelsnummer, burgerservicenummer, informatie pensioenregeling. Secundaire gegevens: gevolgde opleidingen, cursussen en trainingen, opgedane ervaring, verslagen van beoordelings- en functioneringsgesprekken, persoonlijk ontwikkelingsplan. naw-gegevens werknemer, geboortedatum werknemer, bsn werknemer, naw-gegevens werkgever, lh-nummer werkgever, wel/geen toepassing loonheffingskorting, gegevens loonbestanddelen en inhoudingen in bedragen. Overzicht van de geplande activiteiten en verwachte opbrengsten en kosten hiervan gedurende een bepaalde toekomstige periode. Ziekteverzuim, arbeidsproductiviteit, klanttevredenheid. Via de loonjournaalpost wordt periodiek (vaak: maandelijks) verantwoord hoeveel aan lonen is uitgekeerd aan medewerkers. Ook worden de noodzakelijke afdrachten aan pensioenfonds en voor sociale lasten geboekt. Daarnaast worden de reserveringen geregistreerd, zoals voor vakantiebijslag en eindejaarsuitkering. Een ander belangrijk doel van de loonjournaalpost is het creëren van aansluiting tussen de loonadministratie en de financiële administratie. Opgave 14.2 1. Aan de debetzijde. 2. Eigen vermogen. 3. Rekeningen van duurzame activa, eigen vermogen en vreemd vermogen op lange termijn. 4. 800 debet, 400 debet, 801 credit, 999 debet. 5. Via controletechnische functiescheiding wordt het risico op fraude en niet-ontdekte fouten verkleind. 6. Loonstaten, Opgaven gegevens voor de loonheffingen, bewijsmateriaal voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen, beschikkingen en verklaringen van de Belastingdienst, informatie over loonbestanddelen die onder de eindheffing vallen, documenten over pensioen-, spaarloon- en levensloop, documenten voor afdrachtvermindering. 7. Op de loonstrook zijn de volgende gegevens verplicht: - het brutoloon in geld; - de samenstelling van het loon, bijvoorbeeld basisloon, garantieloon, prestatiebeloning, provisie, overwerkgeld, toeslagen, premies, gratificaties en opnamen uit het levenslooptegoed; - de bedragen die op het loon zijn ingehouden, zoals de loonbelasting/premie volksverzekeringen, de werknemersbijdrage Zvw en loonbeslag (indien van toepassing); - het aantal uren dat de werknemer werkt op basis van de arbeidsovereenkomst; - de periode waarover het loon is betaald (het loontijdvak); - het wettelijke minimumloon dat voor de werknemer geldt; - naam werkgever en naam werknemer of uitkeringsgerechtigde; - als de loonstrook ook als jaaropgaaf wordt gebruikt: de verplichte gegevens van de jaaropgaaf. 8. Hierbij maakt de onderneming ieder kwartaal een begroting, plus de vertaling in (afdelings)budgetten voor de komende twaalf maanden. Na afloop van een kwartaal wordt een nieuwe kwartaalbegroting toegevoegd en wordt bekeken of de vorige budgetten voor de eerstkomende drie kwartalen aangepast moeten worden. 9. Incremental budgetting: Het budget van het huidige jaar dient als uitgangspunt bij het opstellen van het budget voor het komende jaar. Wijzigingen worden meegenomen, eventueel via indexering. Zero based budgetting: Er wordt geen rekening gehouden met het budget en de resultaten van vorige jaren, men bouwt het budget van het nulpunt op. Overhead value analysis: De overhead (indirecte kosten) moet worden teruggedrongen door het vergelijken van kosten en nut. Deze methode wordt eens in de zoveel jaar gebruikt naast de gewone budgetteringsmethode. 59 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 10. Activity based budgetting: Alle activiteiten worden geïnventariseerd, waarna de historische kosten per activiteit worden berekend. Vervolgens wordt gekeken of hierop kan worden bespaard. Kaizenbudgettering: Uitgangspunt is dat beter en efficiënter kan worden gepresteerd dan in de vorige periode (minder arbeidsuren per activiteit, minder uitval, kortere levertijden). Aanwezigheidscontrole: Van belang is dat het juiste loonbedrag wordt uitgekeerd en geboekt. In veel gevallen wordt het personeel beloond via een vast bedrag per vier weken of per maand. Dit noemen we 'tijdloon'. Hierbij is de organisatie van de aanwezigheidscontrole van het personeel van belang. Oogtoezicht door de leidinggevende en gebruikmaking van prikklokken/tijdklokken of een ander tijdregistratiesysteem zijn hierbij veel toegepaste hulpmiddelen. Opgave 14.3 1. Balans en resultatenrekening. 2. Aan de creditzijde (evenals het eigen vermogen). 3. 001 debet, 701 debet, 003 credit, 103 credit, 102 debet. 4. Kostensoorten. 5. Verloopcijfers, leeftijden (opbouw personeelsbestand), opleidingsniveau, opleidingsbehoefte. 6. Loonstaten, jaaropgaven, verzamelloonstaat, loonjournaalpost. 7. Brutolonen, vakantiebijslag, reiskostenvergoedingen, pensioenlasten, sociale lasten, reservering vakantiebijslag, reservering sociale lasten vakantiebijslag, te betalen pensioenpremie, te betalen loonheffing, te betalen sociale lasten, te betalen nettolonen 8. Huishoudplan, taakstelling, coördinatiemiddel, communicatiemiddel, evaluatiemiddel, beheersingsinstrument. 9. Variabel budget: recht evenredig met de prestaties/bedrijfsdrukte. Vast budget: niet afhankelijk van de bedrijfsdrukte. Gemengd budget: variabel budget voor de variabele kosten, vast budget voor de constante kosten. Flexibel budget: hierbij wordt met (bijvoorbeeld) drie bezettingsscenario's gewerkt. Bij elke bezetting wordt een (afnemend) bedrag per prestatie vastgesteld. 10. Als controle op het juiste loonbedrag wordt vaak een standenregister gehanteerd. Uitgaande van de beginstand in een bepaalde maand wordt via de bij- en af-mutaties de eindstand, ook wel 'soll-positie' bepaald. Via een standenregister wordt geregistreerd: - de totale personeelssterkte; - de periodieke loonsom; - de bruto maandlast (die van de periodieke loonsom afwijkt doordat medewerkers niet altijd de hele maand in dienst zijn). Opgave 14.4 1. Juist. 2. Onjuist. Een balans is een momentopname. 3. Onjuist. In rubriek 8. 4. Onjuist. Beide moeten ten minste 7 jaar bewaard worden na afloop van het kalenderjaar. 5. Onjuist. Aan elke werknemer. 6. Juist. 7. Juist. 8. Onjuist. Een eenvoudige administratie is vrijgesteld. Opgave 14.5 1. Juist. 2. Onjuist. In rubriek 1. 3. Juist. 4. Onjuist. Dient om de grootboekrekeningen bij te werken. 5. Juist. 6. Onjuist. De loonkosten zijn hoger i.v.m. de werkgeverslasten. 7. Onjuist. Het is precies andersom. 8. Onjuist. Dit kan wel door per afdeling speciale grootboekrekeningen te gebruiken. Opgave 14.6 1. Onjuist. Beide rapporten moeten in evenwicht zijn. 2. Juist. 60 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 3. 4. 5. 6. 7. 8. Onjuist. Ook van de personeelsafdeling en van de afdeling waar de werknemer werkt. Onjuist. Bij de eerste loonbetaling en bij elke wijziging. Juist. Juist. Onjuist. Het budgettarief geeft de toegestane kosten aan bij de werkelijke bezetting; het wordt gebruikt om de prestaties van de budgethouder te beoordelen. Het calculatietarief wordt gebruikt bij de kostprijscalculatie, uitgaande van de normale omstandigheden. Onjuist. Het is net andersom. Opgave 14.7 1. salarisadministrateur. 2. medewerker personeelsadministratie. 3. medewerker financiële administratie. 4. financieel directeur. 5. medewerker financiële administratie. Opgave 14.8 De volgende bedragen worden ingehouden op het loon van de werknemer: werknemersdeel pensioenpremie € 270 en loonheffing € 700. Dit zijn dus geen extra werkgeverslasten. De premies werknemersverzekeringen komen in eerste instantie voor rekening van de werkgever. Maar deze wordt voor € 30 gecompenseerd door inhouding van de gedifferentieerde WGA-premie op het loon. De totale loonkosten bedragen € 3.000 + € 300 + € 150 + € 200 + € 280 + € 350 -/- € 30 = € 4.250. Opgave 14.9 1. Het totaal aantal bedraagt 20 fte's. Het budgettarief per fte is € 120.000 gedeeld door 20 = € 6.000. 2. Het toegekend budget per afdeling (ter dekking van kosten personeels- en loonadministratie): directie 1 x € 6.000 = € 6.000 algemene zaken 2 x € 6.000 = € 12.000 ontwerpafdeling 12 x € 6.000 = € 72.000 afdeling verkoop 3 x € 6.000 = € 18.000 administratie algemeen 2 x € 6.000 = € 12.000 Opgave 14.10 1. Loonjournaalpost (in euro’s): 4.. Brutolonen 3.000 4.. Vakantiebijslag 240 4.. Sociale lasten vakantiebijslag 40 4.. Reiskostenvergoedingen 160 4.. Pensioenlasten 150 4.. Sociale lasten 585 Aan 1.. Reservering vakantiebijslag 240 Aan 1.. Reservering sociale lasten vakantiebijslag 40 Aan 1.. Te betalen pensioenpremie 250 Aan 1.. Te betalen loonheffing 720 Aan 1.. Te betalen sociale lasten 585 Aan 1.. Te betalen lonen 2.340 2. De totale loonkosten zijn gelijk aan de betalingen aan werknemer + Belastingdienst + pensioenfonds, vermeerderd met de gereserveerde bedragen wegens vakantiebijslag. Het totaal kan gevonden worden door de debetbedragen in de kostenrubriek 4.. op te tellen. De loonkosten bedragen € 4.175,-. 3. De volgende stappen zijn aan de orde: 1. De manager HRM tekent het loonjournaal voor akkoord. 2. De medewerker F&C boekt en zet de betaalopdracht klaar. 3. De manager F&C controleert en geeft akkoord op de betaalopdracht. 61 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 4. 5. 6. 4. De directeur controleert en tekent de betaalopdracht. Een begroting is een cijfermatige vertaling van het beleid van de onderneming. Zodra een begroting ook taakstellend is voor een bepaalde manager, spreken we van een budget. In situatie b. zal het budget van de personeelsafdeling het grootst zijn. De personeelsafdeling moet in situatie b. meer werkzaamheden uitvoeren. Het gevolg is dat de personeelsafdeling een hoger budget moet hebben om de doelstellingen te realiseren. In situatie a. zullen de kosten van de personeelsafdeling voornamelijk een constant karakter hebben. De werkzaamheden van de personeelsafdeling variëren in de regel niet van jaar tot jaar. In situatie b. is de omvang van de werkzaamheden wisselend. De personeelsafdeling heeft meer of minder werkzaamheden afhankelijk van het aantal aan te nemen medewerkers c.q. het aantal medewerkers waarmee het dienstverband eindigt. De afdeling heeft dan naast constante kosten ook variabele kosten. De variabele kosten zijn afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden van de afdeling. Een gemengd budget is dan geëigend omdat een gemengd budget bestaat uit een constant deel en een deel afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden. Opgave 14.11 1. Vaste kosten zijn kosten die onafhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte. 2. a. vaste kosten - indirecte kosten. b. variabele kosten - directe kosten. c. vaste kosten - directe kosten. 3. De geoffreerde kosten per maand zijn deels vast en deels variabel. De vaste kosten zijn stapsgewijs vast. Dat wil zeggen dat naarmate het aantal medewerkers stijgt, ook de vaste kosten hoger worden. De geoffreerde kosten zijn directe kosten waar het gaat om de kosten per medewerker die werkzaam is in de afdeling productie en/of verkoop. De kosten per medewerker voor de overige afdelingen zijn indirect. 4. Een gemengd budget is het toekennen van een bedrag ter dekking van de afdelingskosten voor de door de afdeling uit te voeren activiteiten per periode, waarbij een deel van het budget ongeacht de bedrijfsdrukte wordt toegekend. Een deel van het budget is variabel. Dat wil zeggen dat het budget per geleverde prestatie met een bepaald bedrag wordt verhoogd. 5. Het tarief voor de afdeling wordt berekend door de totale vaste kosten van de afdeling te delen door het normaal aantal medewerkers voor wie de salarisadministratie wordt gevoerd + de totale variabele kosten van de afdeling te delen door het werkelijk aantal medewerkers voor wie de salarisadministratie wordt gevoerd. Opgave 14.12 1. Het budget is: a. een middel om het bedrijfsproces te beheersen; b. een machtiging voor de budgethouder; c. een taakstelling voor de budgethouder; d. een middel om de samenhang tussen de budgetten van de verschillende afdelingen te verduidelijken; e. een controlemiddel voor het bewaken van de kosten van de afdeling in relatie tot het activiteitenniveau. 2. Een vast budget is een budget dat niet verandert als de bedrijfsdrukte wijzigt. Een gemengd budget is te prefereren boven een vast of een variabel budget als de kostenstructuur van de afdeling bestaat uit vaste en variabele kosten. 3. Door outsourcing worden de kosten van de HRM-activiteiten voor een deel variabel. De onderneming betaalt per werknemer die in dienst is van een derde. De vaste kosten van de eigen organisatie worden daardoor variabele kosten. 4. Het personeelsbudget geeft aan: het aantal medewerkers dat een organisatie in de komende periode in dienst heeft, verdeeld over de verschillende afdelingen en functies, het aantal formatie-eenheden en de daarmee verband houdende kosten. 5. Het personele budget van de afdeling P&O zal in de regel een vast budget zijn, ongeacht de aard van de organisatie. Een vast budget wordt verstrekt als de aard van de te maken kosten in de desbetreffende afdeling voornamelijk constant van karakter is. In ieder geval zal het budget geen variabel budget zijn voor een dergelijke afdeling. Te verdedigen is een gemengd budget bij een commerciële onderneming en uitzonderingsgewijs bij een gemeente. Bij een gemengd budget wordt een deel van het budget vastgesteld onafhankelijk van de bedrijfsdrukte en een deel als variabel. Het variabel deel is dan afhankelijk van bijvoorbeeld de omzet van de onderneming. 62 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 15. Recente VPS-examens Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht d.d. 12 januari 2011 Opgave 1 1. Maand Loon A januari februari maart 4.000 4.500 5.000 Loon Max Zvw-loon Bijdrageloon Werkgeverscumulatief bijdrageloon cumulatief Zvw per heffing Zvw Zvw maand per maand cumulatief B C D E F (D -/- totaal (F x %) t/m vorige periode) 4.000 4.331,33 4.331,33 4.331,33 301,03 8.500 8.662,66 8.500 4.168,67 289,72 13.500 12.993,99 12.993,99 4.493,99 312,33 2. Tabel verzekeringsplicht ZW Naam Anita Haspels Frans Stoffels Hans Hoekstra Ahmed Zari Fred Stoppels Cees van Zanten Schoonmaakster één dag in het bedrijf en één dag voor Korswagen privé Stagiaire zonder loon Directeur met 20 % van de aandelen van Korswagen bv Irakees in loondienst zonder geldige verblijfsvergunning Was voorheen werknemer van Korswagen bv. Door Korswagen bv als adviseur met VAR-WUO verklaring voor 2 dagen per week ingehuurd. Thuiswerker in gezagsverhouding tegen minimumloon werkzaam op slechts een dag in de week Wel ZW verzekerd x Niet ZW verzekerd x x x x x 3. Bij Korswagen bv moet er sprake zijn van een proefplaatsing van de werknemer. Het re-integratietraject moet nog lopen. De bijdrage moet door de werknemer worden aangevraagd bij UWV. 4. Het afsluiten van een vrijwillige verzekering is noodzakelijk. Dit is geregeld in art. 64 ZW. 5. Jan ontvangt een WGA-uitkering, omdat hij in staat is arbeid te verrichten. Hij is dus niet blijvend en volledig arbeidsongeschikt, omdat hij (deels) arbeid verricht/inkomen heeft. 6. Bij overlijden heeft de echtgenote recht op de overlijdensuitkering WIA (art. 74 WIA), de betaling van de vakantiebijslag (art. 68 WIA). Vervolgens bestaat er recht op een Anw-uitkering ter hoogte van 90% van het nettominimumloon op basis van art. 14 lid 1 letter a Anw en art. 17 lid 2 Anw. 7. De WIA-uitkeringen worden door UWV betaald, de Anw-uitkering door de SVB. 8. De werkgever kan voor de Wajong-gerechtigde een verzoek om loondispensatie indienen. Als dit gehonoreerd wordt, bestaat tevens recht op een mobiliteitsbonus (= premiekorting) van € 3.500 per jaar gedurende maximaal 3 jaar. Voor de WW-gerechtigde geldt zelfs een premiekorting van € 7.000 per jaar gedurende maximaal 3 jaar, maar alleen als het om een 56-plusser gaat. Betreft het een werknemer die op 1 juli 2009 al 55 jaar of ouder was, dan bestaat na 13 weken ziekte van deze werknemer recht op een compensatieregeling, gedurende 5 jaar vanaf datum indiensttredng. De leeftijd van de werknemer is echter niet gegeven. 63 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Opgave 2 9. In artikel 7:624 lid 2 BW is geregeld, dat de werkgever in gevallen dat de beloning voor de prestatie nog niet vast te stellen is, het gemiddelde van de laatste drie maanden moet voorschieten. Bij gebreke daaraan het voorschot moet vaststellen met inachtneming van het voor gebruikelijke arbeid te betalen loon. Het maandloon (inclusief voorschot) bedraagt dus € 4.550 . 10. Indien de verhuizing voldoende samenhangt met de dienstbetrekking: Forfaitaire vergoeding: gerichte vrijstelling (art. 31a lid 2 letter f Wet LB 1964): € 7.750,Overbrengen boedel werkelijke kosten gerichte vrijstelling (idem): € 2.450,Overdrachtskosten woning als eindheffingsloon aan te wijzen: € 21.150,Zonder inhouding te vergoeden € 30.350,11. De overdrachtskosten ad. € 21.150,- kunnen worden aangewezen als eindheffingsloon en worden ondergebracht in de vrije ruimte. Bij overschrijding is 80% eindheffing verschuldigd. 12. Er is sprake van een nihilwaardering omdat de werknemer de lening gebruikt voor het kopen, onderhouden of verbeteren van een eigen woning. Hierbij moet wel voldaan worden aan de volgende voorwaarden: - De werknemer geeft aan de werkgever een schriftelijke verklaring waarin staat waarvoor hij de lening wil gebruiken en voor welk deel van de lening de rente en de kosten aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting. - De werknemer voegt kopieën van aankoopbewijzen, rekeningen en dergelijk bij de verklaring. - De werkgever bewaart de verklaring van de werknemer bij de loonadministratie. - De werkgever geeft in zijn aangifte loonheffingen aan dat hij het rentevoordeel niet belast heeft. (Als niet aan de voorwaarden voldaan wordt, is het rentevoordeel belast, waarbij het voordeel gesteld wordt op de rente die in een vergelijkbare situatie betaald zou moeten worden. Ook kan het bedrag als eindheffingsloon worden aangewezen en worden ondergebracht in de vrije ruimte). 13. 25% van € 38.000 = € 9.500 (per maand dus € 791,67). 14. Voor gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten mag Wolf bv een vaste, onbelaste kostenvergoeding geven zonder deze onder te brengen in uw vrije ruimte. Het bedrijf moet dan wel voldoen aan de volgende voorwaarden: - Men kan het bedrag van de vrijstellingen en kosten aannemelijk maken. - Men omschrijft elke vrijstelling en kostenpost en geeft een schatting van het bedrag. - Men geeft aan uit welke bedragen de vaste kostenvergoeding is opgebouwd (bedragen voor vrijstellingen en andere kostenposten). - Men onderbouwt de vaste kostenvergoeding met een onderzoek vooraf naar de werkelijk gemaakte kosten. De verblijfskostenvergoeding voldoet niet aan deze voorwaarden, onder meer omdat de hoogte gerelateerd is aan het salaris en niet aan de werkelijke kosten. Wolf bv moet daarom de vergoeding onderbrengen in de vrije ruimte om deze onbelast te kunnen geven. Doet de werkgever dat niet, dan zijn ze belast. Als er geen sprake is van een gerichte vrijstelling of van intermediaire kosten, moet ook de keus worden gemaakt tussen loon voor de werknemer of aanwijzen als eindheffingsloon en onderbrengen in de vrije ruimte. 15. Voor het ter beschikking stellen van een mobiele telefoon geldt een gerichte vrijstelling, als voldaan wordt aan het noodzakelijkheidscriterium. Dit houdt in dat de mobiele telefoon naar het redelijk oordeel van de werkgever noodzakelijk is voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Als niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, is de factuurwaarde inclusief btw van de mobiele telefoon loon van de werknemer, maar Wolf bv kan dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in de vrije ruimte. De telefoon- en internetvergoeding is in elk geval loon, maar kan als eindheffingsloon worden ondergebracht in de vrije ruimte. 16. In de casus wordt niet vermeld dat het om arbovoorzieningen gaat. Bij niet-arbovoorzieningen moet de werkgever vaststellen of de werkruimte in de woning van uw werknemer een 'werkplek' is. Een ruimte in de woning van uw werknemer is een werkplek als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: - De ruimte is een zelfstandig gedeelte van de woning: de ruimte heeft bijv. een eigen opgang en eigen sanitair. - Wolf bv heeft met Jan Vos een reële (zakelijke) huurovereenkomst, waardoor alleen de werkgever over de ruimte beschikt. - Jan Vos werkt in die ruimte. Als aan alle 3 de voorwaarden wordt voldaan, wordt de ruimte beschouwd als werkplek voor Jan Vos. 64 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 17. 18. 19. 20. 21. Alleen in die situatie kan een bedrag worden (als huur) worden betaald. De kosten van de verbouwing zelf mogen niet belastingvrij aan Jan worden vergoed. Het ter beschikking stellen van voorzieningen op de werkplek zoals vaste computers, vaste telefoons en internet is onbelast. Van belang is dus of er sprake is van een werkplek (zie de vorige vraag). Als er geen sprake is van een werkplek, is er sprake van een gerichte vrijstelling als aan het noodzakelijkheidscriterium wordt voldaan.Zo niet, dan is er sprake van loon. Maar de werkgever kan dit loon ook als eindheffingsloononderbrengen in de vrije ruimte. Een parkeerplaats op het bedrijfsterrein maakt deel uit van de werkplek en hiervoor heeft Wolf bv arboverantwoordelijkheid. Het parkeren is dan onbelast (nihilwaardering). Voor andere parkeerplaatsen die de werknemers gebruiken, heeft een werkgever in het algemeen geen arboverantwoordelijkheid. Het ter beschikking stellen van dit soort parkeergelegenheid is in deze gevallen loon van de werknemer voor zover dit loon samen met een kilometervergoeding hoger is dan€ 0,19 per kilometer. Maar Wolf bv mag dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in de vrije ruimte. In de casus is de laatstgenoemde situatie aan de orde. De minimale verlofperiode wegens zwangerschap en bevalling bedraagt 16 weken. Na de bevalling bestaat nog altijd recht op minimaal 10 weken bevallingsverlof. Nee. Mevrouw Ladiool heeft tijdens haar zwangerschap- en bevallingsverlof recht op een uitkering van UWV. In veel gevallen betaalt UWV de uitkering via de werkgever uit. De uitkering komt ten laste van het algemeen werkloosheidsfonds. Het recht op uitkering wegens zwangerschap en bevalling is geregeld in de Wet Arbeid en Zorg. 65 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht d.d. 28 juni 2011 Opgave 1 1. Het volledige bedrag van de ontslagvergoeding dient tot het loon te worden gerekend. Blijkens de uitspraak is de vergoeding toegekend omdat de werkgever niet als een goed werkgever heeft gehandeld. De vergoeding is door de werkgever dan ook betaald in haar hoedanigheid van werkgever en om die reden toe te rekenen aan de dienstbetrekking (artikel 10 Wet LB64, loon is al hetgeen uit dienstbetrekking wordt genoten). Er is blijkbaar aangenomen dat psychisch leed inherent is aan de afwikkeling van de dienstbetrekking bij onvrijwillig ontslag en er daarom geen reden is om een bedrag aan immateriële schade toe te kennen. Het bedrag van € 6.700 is aan te merken als kosten van outplacement. Dit bedrag kan als eindheffingsloon worden aangewezen en via een gerichte vrijstelling onbelast worden uitbetaald. (Ook al zou de civiele rechter een schadevergoeding in de vorm van smartengeld hebben toegekend dan nog is deze beslissing in fiscaal opzicht niet bindend). 2. Het bedrag € 140.000 is aan te merken als loon uit vroegere dienstbetrekking. Derhalve zijn alle loonheffingen verschuldigd, met uitzondering van premies werknemersverzekeringen. 3. Sinds 2014 moet over ontslagvergoedingen direct en volledig belasting worden afgedragen. De inkomstenbelasting kent nog een beperkte mogelijkheid om fiscaal aftrekbare lijfrentepremies te betalen aan een verzekeraar of fiscaal aftrekbare bedragen in te leggen in een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. Dit kan voor zover er een pensioentekort bestaat. Opgave 2 4. Europort bv Het gevolg van het handelen zoals omschreven door de werknemer is, dat Europort bv met ingang van 1 juni 2015 een bijtelling voor privégebruik auto tijdsevenredig tot het loon van Job Veen moet rekenen. De bijtelling bedraagt vanaf juni 2015 per maand 1/12 (20% x20.880) = € 348. Europort bv is vanaf 1 juni 2015 loonbelasting en premie volksverzekeringen in te houden op het loon van Job Veen en deze heffingen af te dragen aan de fiscus. Europort bv is vanaf 1 juni 2015 verplicht premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw af te dragen aan de fiscus. Job Veen Vanaf 1 juni 2015 vormt het bedrag van € 348 loon voor de loonheffingen en zal de werkgever loonbelasting en premies volksverzekeringen inhouden en afdragen. Op grond van het bepaalde in artikel 13bis lid 16 van de Wet LB64 zal aan Job Veen door de Belastingdienst over de periode 1/1 t/m 31/5-2015 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen worden opgelegd en een naheffingsaanslag voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. 5. Het handelen van Job Veen (“Ik zie wel wat er van komt”) zou aangemerkt kunnen worden als het willens en wetens aanvaarden van de reële kans dat het handelen zoals gedaan tot gevolg heeft, dat te weinig belasting geheven wordt. De inspecteur zal dan op grond van artikel 67f AWR in samenhang met par. 28 lid 6 van het BBBB een vergrijpboete opleggen van 80%. Omdat sprake is van een gecombineerde heffing als bedoeld in artikel 27da van de Wet LB64 wordt voor het opleggen van de boete uitgegaan van het gezamenlijk gelijktijdig geheven bedrag aan (alle) loonheffingen. Opgave 3 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Als hij kinderen onder de 18 jaar heeft die inwonend zijn (tot zijn huishouden behoren). De halfwezenuitkering bestaat niet meer. Maar de weduwnaar ontvangt geen 70%, maar 90% van het nettominimumloon aan Anw-uitkering. In de Wazo (Wet Arbeid en Zorg). Dit verlof is per jaar maximaal tweemaal de arbeidsduur per week (dus 80 uur of twee weken). De werkgever moet tijdens het verlof ten minste 70% van het loon en in elk geval het minimumloon doorbetalen (maximaal 70% van het maximumdagloon) . Er is geen eigen risico tot het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Gedurende een aantal jaren verzorgde het CAK de compensatie van het eigen risico bij chronische ziekte van de verzekerde. Deze compensatie is afgeschaft. De taak is bij de gemeenten neergelegd, die hiervoor een 66 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 13. 14. 15. 16. 17. 18. aanvullend budget krijgen. Voor de compensatie zijn regels opgenomen in de WMO en in de bijzondere bijstand. Nee, omdat de arbeidsongeschiktheid niet binnen vijf jaar na het einde van de WAO-uitkering is ingetreden. Ja, omdat hij ziek wordt binnen 4 weken na het einde van de verzekering. Er gelden 2 wachtdagen. Dit is geregeld in art. 46 ZW. Frits kon een vrijwillige WIA-verzekering afsluiten. De verzekering moet worden aangevraagd binnen 13 weken na het einde van zijn verplichte verzekering. Tabel Maand juli augustus september Loon Maximim premieloon cumulatief C Premie-loon cumulatief Grondslag per maand Premie WW-Awf A Loon cumula tief B D F (E x %) 2.500 2.600 2.900 2.500 5.100 8.000 4.331,33 8.662,66 12.993,99 2.500 5.100 8.000 E (D-/- totaal t/m vorige periode) 2.500 2.600 2.900 51,75 53,82 60,03 Opgave 4 19. 20. 21. 22. 23. 24. Zwangerschapsverlof vanaf 6 weken voor de dag na de bevallingsdatum tot en met de dag van de bevalling (art. 3:1 lid 2 Wazo). Bevallingsverlof vanaf de dag na de bevalling, duurt 10 weken, eventueel verhoogd met de periode dat het zwangerschapsverlof korter dan 6 weken heeft geduurd (art. 3:1 lid 3 Wazo). Een aanvraag voor zwangerschaps- en bevallingsuitkering moet via de werkgever bij UWV worden ingediend uiterlijk 2 weken voor ingang van het zwangerschapsverlof. De uitkering is gelijk aan haar dagloon. Bessima bedoelt de WAA, Wet aanpassing arbeidsduur. Ze is echter nog geen jaar in dienst, maar slechts 5 maanden. Ze dient het verzoek niet schriftelijk in, maar mondeling. Ze dient het verzoek ook niet ten minste 4 maanden tevoren in. Van de eerste en de derde voorwaarde mag slechts in onvoorziene omstandigheden worden afgeweken. De werkgever van Bessima heeft niet binnen twee weken, nadat Bessima haar wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, schriftelijk aan haar gewichtige redenen medegedeeld welke het honoreren van haar vakantieaanvraag zouden doen belemmeren. De vakantie wordt vastgesteld overeenkomstig de wensen van Bessima (art. 7:638 lid 2 BW). Nee. Hoewel art. 7:629 lid 3, sub a BW bepaalt dat een werkgever geen loon behoeft te betalen aan een zieke werknemer, die de ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt, kan in dit geval niet gesproken worden van opzet. Opzet betekent dat iemand willens en wetens handelt met de bedoeling ziek te worden; dit is zeer zelden het geval. Op grond van art. 7:629 lid 6 BW is de werkgever gerechtigd de betaling van het loon op te schorten. Bessima weigert immers mee te werken aan het verstrekken van inlichtingen die van belang zijn om haar ziekte vast te stellen. 67 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht 2 d.d. 11 januari 2012 Opgave 1 1. 'Outplacement' is het geheel van diensten en adviezen om voor een niet goed functionerende of bijvoorbeeld overbodig geworden werknemer elders een passende werkkring te vinden. Daarbij moet men denken aan individuele advisering, psychologische tests, trainingen etc. Hieruit volgt dat de cursus het bouwen van een website en een laptop niet tot outplacementkosten kunnen worden gerekend. Het verstrekken of vergoeden hiervan dient tot het loon van Essed te worden gerekend. De cursus solliciteren, de arbeidsmarktanalyse en de deelname aan een assessment center zijn wel als outplacementkosten te beschouwen en ingevolge het bepaalde in art. 31a lid 2 letter c Wet LB 1964 als gerichte vrijstelling onbelast (mits aangewezen als eindheffingsloon). 2. Nee. Outplacement komt voor in de situatie dat een werknemer van werkkring wil of moet veranderen. 3. De strafheffing ingevolge artikel 32ba Wet LB is niet van toepassing. De reden van de toekenning van de uitkering bij ontslag is het gevolg van de reorganisatie bij Annagram bv. De uitkering kwalificeert niet als een RVU. Indien in combinatie met vraag 1 zou kunnen worden geconstateerd dat het reorganisatiebeleid is gebaseerd op het ontslaan van oudere werknemers dan zou de pseudo-eindheffing mogelijk wel kunnen worden toegepast.[DGB2005/6722M (kwalitatieve benadering) en DGB2005/3299M (kwantitatieve benadering)]. 4. Tot 2014 waren er diverse mogelijkheden om de heffing uit te stellen. Sindsdien is de uitkering belast als loon uit vroegere dienstbetrekking. 5. De salarisadministrateur heeft niet juist gehandeld. Hij mag slechts met maximaal 20% vrijstelling per product rekenen. Dit blijkt uit art. 31a lid 2 letter i Wet LB 1964. Bovendien is de Belastingalmanak een branchevreemd product, waarop in het geheel geen onbelaste korting wegens producten uit het eigen bedrijf gegeven had mogen worden. Onbelast is 20% van (€ 535 + € 30) = € 113. Tot het loon moet het restant van € 464 worden gekend. Dit bedrag mag wel als eindheffingsloon worden ondergebracht in de vrije ruimte. Zie art. 31 lid 1 letter f Wet LB 1964. 6. Als men samenwoont met een broer of zus, dan wordt dit beschouwd als “ongehuwd samenwonen”.Artikel 1, lid 3, onderdeel a, AOW.Als Stanley per maand een bedrag van € 1.000 verdient, telt de eerste € 225,27 (bedrag 2015) niet mee. Ook is een derde deel van (€ 1.000 –/- € 225,27) = € 774,73 vrijgesteld, wat uitkomt op een bedrag van € 258,24. In totaal is dan € 483,51 vrijgesteld. Van de partnertoeslag wordt dus € 1.000 -/- € 483,51 = € 516,49 ingehouden. Hij ontvangt een partnertoeslag van € 740,60 (bedrag 2015 volledige partnertoeslag) -/- € 516,49 = € 224,11. 7. Harold heeft geen recht op partnertoeslagregeling, omdat de uitkering volledig wordt gekort op de partnertoeslag (€ 740,60 (bedrag 2015) -/- € 1.000 = nihil).Bij de volgende inkomens wordt de partnertoeslag geheel in mindering gebracht: a. een uitkering van de ZW, WW, WIA, of WAO; b. een vutuitkering; c. een vervroegd pensioen. Artikel 7 inkomensbesluit AOW. 8. Harold kan met behoud van zijn AOW-uitkering in het buitenland gaan wonen. De partnertoeslagregeling blijft ook behouden. De AOW en de partnertoeslagregeling blijven behouden indien zij gaan wonen in: a. een land van de EU of EER; b. Aruba of de Nederlandse Antillen; c. een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten. Artikel 8a AOW. 9. Door de emigratie is Stanley niet meer verzekerd voor de AOW. Als Stanley de AOW-leeftijd bereikt, wordt per onverzekerd jaar een korting van 2% toegepast op zijn AOW-uitkering. Stanley heeft ook de mogelijkheid een vrijwillige verzekering voor de AOW af te sluiten met de SVB. De voorwaarden zijn: a. Stanley moet 15 jaar of ouder zijn; b. voorafgaand aan de vrijwillige verzekering moet Stanley minstens één jaar onafgebroken verplicht verzekerd zijn geweest voor de AOW; c. Stanley moet zich uiterlijk binnen twaalf maanden na het einde van de verplichte verzekering aanmelden bij de SVB. Artikel 35 en 36 AOW. 68 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 10. Aan de opname van het levenslooptegoed zijn geen voorwaarden meer verbonden. Wel zijn loonheffingen verschuldigd. Omdat Stanley aan het begin van het kalenderjaar 61 is, wordt de opname beschouwd als loon uit vroegere dienstbetrekking. De groene tabel moet worden toegepast en er hoeven geen premies werknemersverzekeringen te worden afgedragen. Mogelijk heeft Stanley nog recht op levensloopverlofkorting over oude opbouwjaren. 11. De gevolgen voor Annagram bv zijn: - samen met Jeanne Oomen de keuze melden bij de Belastingdienst; - vaststellen van de identiteit van de pseudowerknemer; - de loonbelasting/premie volksverzekeringen dienen ingehouden en afgedragen te worden; - Annagram bv is zelf geen werkgeversheffing Zorgverzekeringswet verschuldigd, maar moet 5,40% werknemersbijdrage Zvw inhouden op het nettoloon; - geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd; - de mogelijkheid om onbelaste vergoedingen en verstrekkingen te geven; - de afdrachtverminderingen zijn niet van toepassing voor pseudowerknemers, echter voor de andere werknemers berekende afdrachtverminderingen kan wel verrekend worden met de af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen voor pseudowerknemers. De gevolgen voor Jeanne Oomen zijn: - samen met Annagram bv de keuze melden bij de Belastingdienst; - verstrekken van de gegevens (WID en verklaring loonheffingskortingen) aan Annagram bv; - de mogelijkheid om deel te nemen aan een pensioenregeling; - de mogelijkheid om onbelaste vergoedingen en verstrekkingen te ontvangen; - geen ontslagbescherming; - niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. 12. Geschenken behoren tot het loon van de werknemer. Het maakt niet uit om wat voor soort geschenken het gaat. Annagram bv kan er ook voor kiezen om de waarde ervan als eindheffingsloon onder te brengen in de vrije ruimte. Deze regeling geldt ook voor pseudowerkemers zoals Jeanne. Opgave 2 13. Maand Januari Februari Maart 14. 15. 16. 17. Loon Loon cumulatief A B 4.500 3.500 4.240 4.500 8.000 - Maximum premieloon cumulatief C 4.331,33 8.662,66 - Premieloon cumulatief Gondslag per maand Premie WW-Awf D E F 4.331,33 8.000 - (D -/- totaal t/m vorige periode) 4.331,33 3.668,67 - (E x %) 89,65 75,94 - NB Over de maand maart zijn er geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd, omdat er geen loontijdvak is. De nabetaling van de vakantiebijslag wordt gezien als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Aangezien er geen loontijdvak is, kan de voordeelregel niet toegepast worden. De witte tabel voor de bijzondere beloningen zal gebruikt moeten worden. Hierdoor worden de heffingskortingen niet toegepast. In de aangifte inkomstenbelasting wordt dit rechtgetrokken. De Bulgaren verblijven niet rechtmatig in Nederland. Zij zijn daarom geen werknemer in de zin van de ZW (art. 3 lid 1 ZW) en hebben geen recht op een ZW-uitkering. De Bulgaren zijn niet voor de Zvw verzekerd. De doelgroep voor de Zvw is namelijk dezelfde als die voor de Wlz. En een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft, is niet verzekerd voor de Wlz. Van Doorn bv heeft niet aan de administratieve verplichtingen voldaan. Dit leidt er toe dat op het loon van de Bulgaar het anoniementarief toegepast moet worden (52% loonheffing, geen rekening houden met loonheffingskortingen). Daarnaast heeft de Belastingdienst de mogelijkheid aanVan Doorn bv te verplichten om eerstedagsmeldingen te doen. De Belastingdienst moet dit mededelen door middel van een beschikking. 18. 69 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Omschrijving Niet regelmatig genoten loon Privégebruik auto Ingehouden pensioenpremie Verstrekte computer (> 90% zakelijk) Inleg in de levensloopregeling Maandelijkse inhouding ivm cafetariastelsel behoort wel tot het pensioengevend loon behoort niet tot het pensioengevend loon X X X X X X 19. Artikel 18g lid 2 letter a Wet LB 1964 j⁰ art. 10b Uitv.besl. LB 1965. (Besluit van 9 september 2010, nr. GB2010/2733M). 20. Bij het vaststellen van het pensioengevend loon mag een loonsverlaging als gevolg van het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie buiten beschouwing blijven, als deze plaatsvindt in de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum. Het loon dat de werknemer genoot voor aanvang van de demotieperiode en dat uitgangspunt voor het pensioengevend loon blijft, mag worden geïndexeerd met de loonindex in de bedrijfstak tijdens de demotieperiode. Artikel 10b lid 3 Uitv.besl. LB 1965. 21. De loonsom van € 4.000.000,- mag worden gehanteerd omdat het bedrag dat hierin begrepen is als loon uit vroegere dienstbetrekking beneden de 10% van de loonsom blijft. 22. De vrije ruimte bedraagt 1,2% van € 4.000.000 is € 48.000. 23. a. Vrijgesteld loon € In de gegeven bedragen is geen vrijgesteld loon aanwezig. b. Onbelast: declaraties werknemers – voorgeschoten bedragen 1.400 c. Nihilwaardering: Voorzieningen op de werkplek 6.600 consumpties tijdens de werktijd 5.000 d. Gerichte vrijstelling: vakliteratuur werk en thuis 6.000 vergoeding tijdelijke verblijfskosten op projecten 7.000 maaltijden bij overwerk 6.000 studie- en opleidingskosten personeel 8.000 vergoeding zakelijke kilometers voor 40000 km x € 0,19 7.600 Totaal buiten de vrije ruimte onbelaste vergoedingen en verstrekkingen 47.600 24. Door de werkgever aangewezen vergoedingen en verstrekkingen als eindheffing Af: Onbelaste vergoedingen en verstrekkingen, letters a t/m d Resteert, inclusief de bovenmatige reiskosten en verstrekking fietsen Af: de vrije ruimte Af te rekenen eindheffing tegen 80% over een bedrag van 25. 108.000 47.600 60.400 48.000 12.400 De werkelijke loonsom voor 2015 bedraagt € 5.350.000 (pensioenen blijven beneden de 10%), zodat een vrije ruimte beschikbaar is van € 64.200. Dit heeft tot gevolg dat een herrekening moet plaatsvinden omdat alle bedragen die als eindheffingsbestanddeel zijn aangewezen lager zijn dan de vrije ruimte. Gevolg: negatieve eindheffing van € 12.400 in de aangifte van januari 2016. Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht 2 d.d. 26 juni 2012 Opgave 1 1. De Brood Bakkerij bv heeft niet juist gehandeld. De 104 weken loondoorbetalingsverplichting bij ziekte, die voor iedere werkgever geldt, heeft niets te maken met het eigenrisicodragerschap ingevolge de Ziektewet. Het is niet toegestaan 0,49% in mindering te brengen op de gedifferentieerde premie Whk. 70 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. De uniforme opslag van 0,50% voor bijdrage kinderopvang is wettelijk vastgelegd en mag ook niet in mindering worden gebracht op de basispremie WAO/IVA/WGA. De gedifferentieerde premie WGA-vast 2015bedraagt 1,09% en wordt als volgt berekend: - Gelet op de grenzen, wordt De Brood Bakkerij bv aangemerkt als een middelgrote werkgever. - De premie WGA-vast vloeit voort uit de formule: (1 - C) x sectoraal premiepercentage + C x individueel premiepercentage. - Het gegeven C uit de formule wordt (800.000 - 314.000) / (3.140.000 - 800.000) = 0,2076923. - Het sectoraal premiepercentage bedraagt 0,87%. Zie tabel 57.13.1 in de Loonalmanak. - Het individueel premiepercentage blijkt uit een beschikking van de Belastingdienst en is gebaseerd op de cijfers van het jaar 2013. Dit percentage bedraagt 1,92%. - Invullen van de formule leidt tot: (1 - 0,2076923) x 0,87% + (0,2076923 x 1,92%) = 1,09% (afgerond). Er is sprake van regresrecht als een derde aansprakelijk gesteld kan worden voor de ziekte die heeft geleid tot de WAO- of WGA-uitkering. Als op grond van een dergelijke regresactie een schadevergoeding van deze derde wordt ontvangen, kan hiermee rekening gehouden worden bij de vaststelling van het gedifferentieerde premiepercentage WGA-vast. De schadevergoeding moet wel in 2013 hebben plaatsgevonden. Het verzoek om rekening te houden met het regresrecht moet bij de Belastingdienst worden ingediend. Het individueel premiepercentage wordt lager dan de 1,92% uit de beschikking van de Belastingdienst. Het percentage zal komen op (15.200 - 5.000) / 800.000 x 1% = 1,275%. Het af te dragen percentage WGA-vast wordt dan 0,95% (afgerond). Dit blijkt uit de ingevulde formule: (1 - 0,2076923) x 0,87% + (0,2076923 x 1,275%) = 0,9541152%. De premiekorting is € 7.000 per jaar, voor het in dienst nemen van oudere werknemers afkomstig uit een uitkeringssituatie. Aangezien Henk van Bilzen een arbeidsovereenkomst heeft van 24 uur zal deze herleid moeten worden: 24/36 x € 7.000 = € 4.666,67. De premiekorting is € 7.000 per jaar, voor het in dienst nemen van oudere werknemers (van 56 jaar of ouder) en afkomstig uit een uitkeringssituatie. Marco van Vliet wordt fulltime in dienst genomen, zodat geen herrekening hoeft plaats te vinden. In totaal € 4.666,67 + € 7.000 = € 11.666,67. Nee. Indien de premiekorting niet benut kan worden, mag deze alleen verrekend worden met andere tijdvakken in hetzelfde kalenderjaar. Sinds 2013 is alleen nog sprake van een teruggaaf van teveel ingehouden werknemersbijdrage Zvw, niet meer van door de werkgever(s) afgedragen werkgeversheffing Zvw. Opgave 2 9. 10. 11. 12. 13. Voor Jan van Gelder stopt de WGA-uitkering met ingang van de dag dat hem één maand rechtens zijn vrijheid is ontnomen. De uitsluitingsgrond voor het recht op uitkering is gebaseerd op artikel 43 letter d WIA. De nadere bepaling omtrent uitsluiting geeft artikel 44 lid 3 WIA. Gedetineerden moeten zelf bij de uitkerende instantie melden dat zij in de gevangenis zitten. Als zij dit niet doen, loopt de uitkering door totdat de Dienst Justitiële Inrichtingen de uitkeringsinstantie UWV heeft ingelicht over de detentie. In dat geval moet de gedetineerde de teveel ontvangen uitkering terugbetalen. Ja. De detentie duurt korter dan 5 jaar, zodat hij recht heeft op herleving van de uitkering. Artikel 56 lid 1 letter b in samenhang met artikel 57 lid 3 WIA. Van Gelder kan als werkgever voor de volgende subsidies en tegemoetkomingen in aanmerking komen: - Premiekorting in verband met aannemen oudere werknemers (56 jaar of ouder) vanuit een uitkeringssituatie; - Premiekorting arbeidsgehandicapten; - Arbeidsplaatsvoorzieningen; - Proefplaatsing; - Loonkostensubsidie. Ingevolge artikel 5:1 letter b Wet Arbeid en Zorg (Wazo)heeft Vijic recht op kortdurend zorgverlof in verband met ziekte van een inwonend kind. Ingevolge artikel 5:2 Wazo bedraagt het verlof in elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoogste tweemaal de arbeidsduur per week. De periode gaat in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten. Hij werkt vier dagen of 32 uur per week, dus heeft hij recht op maximaal 64 uur, is acht dagen kortdurend zorgverlof. 71 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. Ingevolge artikel 5:9 Wazo heeft Vijic recht op langdurend zorgverlof, indien de ziekte van zijn inwonend kind levensbedreigend is. Ingevolge artikel 5:10 lid 1 Wet Arbeid en Zorg bedraagt het verlof in elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoogste zesmaal de arbeidsduur per week. Hij heeft dus recht op 192 uur, is 24 dagen. De periode gaat in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten. De eindheffing over 2014 wordt als volgt berekend: - De vrije ruimte wordt als volgt berekend: € 210.000 x 1,5% = € 3.150; - Voor de reiskosten woning - werk geldt een gerichte vrijstelling; - Voor het ter beschikking stellen van een ov-jaarkaart geldt eveneens een gerichte vrijstelling; - Het rentevoordeel wordt op nihil gewaardeerd; - Vergoeding voor de mobiele telefoon valt in de vrije ruimte/80% eindheffing; - Kerstpakketten zijn onder te brengen in de vrije ruimte/80% eindheffing; - VVV-bonnen en verjaardagspresentjes à € 50 per stuk vallen in de vrije ruimte/80% eindheffing; - Lcd-tv valt in de vrije ruimte/80% eindheffing; - Totaalbedrag in de vrije ruimte/80% eindheffing: € 1.980 + € 614 + € 600 + € 799 = € 3.993; - Eindheffing over een bedrag van: € 3.993 -/- € 3.150 = € 843 x 80% = € 674,40. De mogelijkheden die Van Gelder heeft zijn: - De mobiele telefoons ter beschikking te stellen in plaats van vergoeden; - Bedragen die nu in de vrije ruimte vallen aan te wijzen als werknemersloon; - Bedragen te bruteren en toe te voegen aan het loon van de werknemers. Vergoedingen die niet zijn aangewezen, zijn automatisch werknemersloon. De gebruikelijkheidstoets houdt in dat de vergoedingen en verstrekkingen die worden aangewezen, niet meer dan 30% mogen afwijken van wat in overeenkomstige omstandigheden gebruikelijk is. Het bedrag dat boven de 30%-grens uitkomt, is loon van de werknemer. Het verstrekken van een lcd-tv voor een bedrag van € 799,- is niet uitzonderlijk. Hierdoor komt men niet toe aan de gebruikelijkheidstoets. Indien een werknemer bij het begin van het kalenderjaar 61 jaar of ouder is en een opname uit het levenslooptegoed ontvangt, wordt deze opname gezien als loon uit vroegere dienstbetrekking. Als de werknemer is geboren in 1954 of later dan is er sprake van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Omdat bij opname uit het levenslooptegoed de dienstbetrekking blijft bestaan zou er sprake zijn van loon uit tegenwoordige arbeid met daaraan gekoppeld het recht op arbeidskorting. Dat is, door het loon aan te merken als zijnde opgekomen uit vroegere dienstbetrekking, nu niet mogelijk. Ondanks het feit dat de opname als loon uit vroegere dienstbetrekking wordt aangemerkt, is voor de berekening van de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw het hoge percentage van toepassing. Artikel 5.2 Regeling zorgverzekering. 72 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht 2 d.d. 9 januari 2013 Opgave 1. 1. Uitwerking: a. Aankoop van een boeket bloemen is geen loon voor de WKR. b. De vergoeding voor de printer, die zakelijk wordt gebruikt kan als eindheffingsloon in de vrijeruimte worden ondergebracht. c. Voor de kosten voor het tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking, alsmede demaaltijden geldt een gerichte vrijstelling. d. Voor het ter beschikking stellen van een auto aan Karel van der Graaf bestaat geenmogelijkheid het voordeel aan te wijzen als eindheffingsloon. Dit voordeel dient tot hetindividueel loon van de werknemer te worden gerekend. e. De parkeerplaats, die wordt gebruikt door werknemers die met de eigen auto rijden (50%),maakt geen deel uit van de algemene ruimte, omdat deze niet onder de definitie van eenwerkplek valt (art. 3.7 letter b Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011). De parkeerplaats isvan de bedrijfsruimte gescheiden door een doorgaande weg. Wel heeft de werkgever demogelijkheid het gratis parkeren onder te brengen in de vrije ruimte of indien deze volledig isbenut, af te rekenen tegen 80% eindheffing.Het parkeren op het bedrijfsterrein met de door de werkgever ter beschikking gestelde autoheeft niets met de WKR van doen. Het betreft intermediaire kosten. f. Voor de vakliteratuur geldt een gerichte vrijstelling. g. De verstrekking van de LCD-TV kan als eindheffingsloon onder de vrije ruimte wordengebracht. 2. Voor de vergoeding van € 0,19 geldt een gerichte vrijstelling. Wat betreft het restant van € 0,10 zijn er 3 mogelijkheden: • € 0,10 werknemersloon; • € 0,10 in de vrije ruimte/80% eindheffing; • combinatie van werknemersloon en vrije ruimte/80% eindheffing. 3. De aanschafkosten van de fiets kunnen als eindheffingsloon in de vrije ruimte wordenondergebracht. Als de vrije ruimte niet toereikend is, dient eindheffing te worden berekendnaar een tarief van 80%. 4. Nee. De werkgever verstrekt voor de aanschaf van de fiets een renteloze lening aan dewerknemer zonder dat dit fiscale consequenties heeft. Het rentevoordeel valt onder denihilwaardering. De aflossing van de lening valt niet onder de vrije ruimte, omdat dezeplaatsvindt met een onbelaste vergoeding (voor de reiskosten geldt een gerichte vrijstelling). 5. De werkgever heeft de keuze deze eindejaarsbonussen aan te wijzen als werknemersloon ofals werkgeversloon (vrije ruimte/80% eindheffing), mits de eindejaarsbonus voldoet aan de gebruikelijkheidstoets. 6. De gevolgen voor Van der Beemd bv zijn: - eventueel de werkplek en de werktijden aanpassen (art. 4:5 lid 1 Atw); - zorgen voor een geschikte rustruimte (art. 3:48 Arbobesluit); - zorgen dat de werkneemster geen schadelijk werk verricht (artt. 4:108, 4:109, 6:29 en 6:29aArbobesluit); - wettelijk ontslagverbod (art. 7:670 lid 2 BW); - aanvragen Wazo-uitkering. 7. De werkgever heeft de keuze:uitbetaling aan de werkgever of uitbetaling aan de werknemer.De hoogte van de uitkering bedraagt 100% van het (maximum) dagloon. 8. Ja. Sabine van den Heuvel bouwt tijdens haar zwangerschaps- en bevallingsverlofvakantiedagen op. Art. 7:635 lid 2 BW. 9. De werkgever heeft een loondoorbetalingsverplichting. (Indien de arbeidsongeschiktheidveroorzaakt is door zwangerschap of bevalling, vergoedt UWV 100% van het(maximum)dagloon). 73 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Opgave 2 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van de Anw is de ingezetene, art. 13 lid 1 letter aAnw. Wie ingezetene is wordt aangegeven in art. 6 Anw: ingezetene is degene die inNederland woont. Henk en Patricia van Laarhoven wonen in Den Haag en zijn dus ingezeteneen verzekerd voor de Anw. In eerste instantie zou Henk van Laarhoven op basis van art. 15 lid 1 Anw geen recht hebbenop een nabestaanden-uitkering; echter bij het aangaan van het huwelijk was niet redelijkerwijste verwachten dat Patricia binnen een jaar zou overlijden. Henk is arbeidsongeschikt. Henk heeft dus recht op een nabestaandenuitkering, ondanks dat het huwelijk korterwas dan een jaar. De tijdstippen zijn: A. Als Astrid Vergouwen na 42 weken nog steeds ziek is, moet Maikel haar ziek melden bijUWV uiterlijk op de eerste werkdag nadat Astrid 42 weken ziek is (art. 38 lid 1 ZW). B. Maikel hoeft Fred Vugts niet aan te melden bij UWV, omdat Fred een vrijwilliger is engeen werknemer is in de zin van de Ziektewet (art. 6 lid 1 letter f ZW). C. Voor Melanie Verbunt zijn er twee mogelijkheden. Als Melanie loon of eenstagevergoeding ontvangt, wordt zij wel beschouwd als werknemer in de zin van deziektewet (art. 4 lid 1 letter g ZW). Maikel zal haar uiterlijk op de eerste werkdag, nadatMelanie 42 weken ziek is, moeten melden bij UWV (art. 38 lid 1 ZW).Als Melanie geen loon en ook geen stagevergoeding betaald krijgt, geldt deze verplichtingniet. D. Maikel hoeft voor Kelly in ’t Veld geen melding bij UWV doen. Dit is de taak van hetuitzendbureau. Maikel moet de werknemer ziek melden bij UWV uiterlijk op de eerste werkdag, nadat dewerknemer 42 weken ziek is. Als de dienstbetrekking eindigt voordat de termijn van 42 wekenis verstreken, zal Maikel de werknemer uiterlijk op de laatste werkdag ziek moeten melden bijUWV. (art. 38, lid 2 ZW). Erna van Kasten krijgt te maken met een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Deverzekeringsarts beoordeelt aan de hand van protocollen welke beperkingen Erna door haarziekte of beperking heeft ten aanzien van werk en of zij mogelijk volledig en duurzaamarbeidsongeschikt is. De arbeidskundige gaat na aan de hand van een database metberoepen in Nederland wat Erna nog voor werk kan doen en wat zij zou kunnen verdienen als zijgezond was geweest (maatmaninkomen) en het loon dat zij nog kan verdienen(restverdiencapaciteit). De arbeidsdeskundige heeft drie beroepen geselecteerd waarmee Erna van Kasten het meestzou kunnen verdienen. Vervolgens kijkt hij naar het loon dat Erna met die drie beroepen zoukunnen verdienen. Dan vergelijkt hij het middelste loon met het loon of inkomen dat Ernaverdiende voordat zij ziek werd. Het verschil tussen beide lonen geeft het loonverlies aan,ofwel het arbeidsongeschiktheidspercentage. Omdat Erna van Kasten volledig arbeidsongeschikt is (80-100%) en zij blijvend hulp ofverzorging nodig heeft, komt zij in aanmerking voor de verhoogde IVA-uitkering van 100%.Art. 53 Wet WIA. De loonjournaalpost voor de maand december 2015 luidt als volgt: Grbrk omschrijving debet credit 4000 Bruto lonen € 24.894 4100 Werkgeverslasten heffing Zvw € 1.767 4200 Werkgeverslasten werknemersverzekeringen € 1.510 1) 4300 Werkgeverslasten pensioenpremie € 2.980 1500 Af te dragen pensioenpremie € 4.470 2) 1600 Af te dragen loonheffingen € 5.5023) 1700 Netto lonen € 18.849 9000 Afdrachtverminderingen € 2.330 ------------------------Totaal € 31.151 € 31.151 Berekeningen: 1) € 460+ € 330 + € 720 2) € 1.490 + € 2.980 3) € 1.767 + € 460 + € 330 + € 720 + € 4.555-/- € 2.330 17. De totale loonkosten zijn voor de maand december 2015 € 28.821, namelijk € 24.894 + € 1.767 + € 1.510 + € 2.980 -/- € 2.330. 18. De directe loonkosten bestaan uit de loonkosten van de personeelsleden die een directebijdrage leveren aan productie van goederen, logistiek van goederen of levering van diensten.De indirecte loonkosten bestaan uit de loonkosten van verschillende kantoormedewerkers,zoals personeelszaken, administratie en marketing. 74 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht 2 d.d. 26 juni 2013 Opgave 1 1. Berekening nettoloon: Bruto salaris € 3.250 -/- werknemersdeel pensioenpremie € 50 -/- Anw- en WGA-hiaat-verzekering € 45 -/privégebruik auto € 60 + netto kostenvergoeding € 100 + vergoeding smartphone € 25 + bonus € 3.000 -/- lamp € 350 -/- loonheffing € 1.450 = € 4.420. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Letter a b c d Post Maandsalaris Pensioenregeling ANW- en WGA-hiaat Auto van de zaak e e e 1 2 3 Parkeren Wassen Kleine kosten e 4 e 5 e 6 f g h Lunches Internet Representatie Laptop Smartphone Bonus i j k l m Kerstpakket Kerstborrel Lamp Zvw-bijdrage Loonheffing Onderbouwing Verplicht loon voor de werknemer Aanspraak die de omkeerregel volgt Aanspraak die de omkeerregel volgt Verplicht loon voor de werknemer (1/12 x 25%) Eigen bijdrage komt in mindering op de bijtelling Intermediaire kosten Intermediaire kosten Belast loon, mag in de vrije ruimte. Conform Memorie van Toelichting ook goed: Gerichte vrijstelling Gerichte vrijstelling Belast loon, mag in de vrije ruimte Intermediare kosten Gerichte vrijstelling Gerichte vrijstelling Belast loon, mag in de vrije ruimte Dit zal niet als ongebruikelijk worden gezien € 100 is belast loon, mag in de vrije ruimte Nihilwaardering € 450 is belast loon, mag in de vrije ruimte Is een werkgeversheffing Is inhouding a. Door de cafetariaregeling wordt het loon verlaagd, zodat de vrije ruimte ook lager wordt. b. De vergoedingen die in de vrije ruimte vallen, nemen juist toe, omdat bij een cafetariaregeling sprake is van een fiscaalvriendelijke regeling voor de werknemer. Een zakelijke reiskostenvergoeding tot € 0,19 per kilometer is een gerichte vrijstelling. Deze komt niet ten laste van de vrije ruimte. Een diensttijduitkering behoort op grond van art. 11 lid 1 letter o Wet LB64 tot het loon dat vrijgesteld is. Hierdoor komt men niet toe aan de vraag of het werknemersloon is of moet worden aangewezen als eindheffingsloon, dat ten laste van de vrije ruimte wordt gebracht. Doordat aan elke jubilaris een extra maandloon inclusief vakantiebijslag is toegekend, is de diensttijdvrijstelling al gebruikt. De horloges vormen loon in natura, waarvoor een waardering tegen factuurwaarde geldt. Deze vorm van loon is niet aangewezen als verplicht loon voor de werknemer. Het is zelfs gebruikelijk dat een werkgever bij het geven van een cadeau de heffing voor zijn rekening neemt. Aanmerken als eindheffingsloon en onderbrengen in de vrije ruimte is toegestaan. Maar het is niet verplicht. Hoewel dat niet gebruikelijk is bij een cadeau, mag de werkgever deze vorm van loon in natura ook bij de werknemer belasten. In dit opzicht is de regeling onder de WKR niet anders dan die onder het oude regime van vergoedingen en verstrekkingen. De loonsom bedraagt € 2.500.000. De ontslagvergoedingen vormen loon uit vroegere dienst-betrekking en zijn in totaal meer dan 10% van de totale loonsom. De ontslagvergoedingen moeten daarom worden geëlimineerd uit de loonsom voordat de vrije ruimte kan worden berekend. De vrije ruimte is dus 1,2% van (€ 2.500.000 -/- € 260.000) = € 26.880. Dit is vastgelegd in art. 31a lid 2 Wet LB64. Er is sprake van overschrijding van de vrije ruimte met € 35.000 -/- € 26.880 = € 8.120. Hierover moet worden afgedragen aan eindheffing 80% van € 8.120 = € 6.496. 75 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Opgave 2 11. UWV kan op grond van art. 25 lid 9 WIA de loondoorbetalingsplicht met maximaal 52 weken verlengen. 12. Cees had UWV kunnen verzoeken een second opinion uit te brengen (ook wel deskundigen-oordeel genoemd). 13. Ja. Brinkman bv kan het aan Cees Warmerdam uitbetaalde loon verhalen op Jan Petter. We spreken van het uitoefenen van het regresrecht. 14. Cees ontvangt een IVA-uitkering, omdat hij blijvend en volledig arbeidsongeschikt is. 15. Aan Cees kan geen Wajonguitkering worden toegekend, omdat hij niet al op zijn 17de verjaardag arbeidsongeschikt was. Hij is dus geen jonggehandicapte. 16. Nee. Uitsluitend een WGA-uitkering heeft invloed op de hoogte van de gedifferentieerde WGA-premie van de werkgever. 17. Cees krijgt een premievrije aanspraak op pensioen. De werkgever hoeft geen pensioenpremie meer af te dragen. 18. Kenmerkend voor het middelloonsysteem is dat de hoogte van het te bereiken pensioen afhankelijk is van het door de werknemer gemiddeld verdiende loon. 19. De AOW-uitkering gaat in 3 maanden na de 65ste verjaardag, dus op 15 oktober 2015. 20. Het starten met werken ingaande het dertigste levensjaar heeft geen effect op de hoogte van de AOW-uitkering, omdat de aanvrager van de AOW-uitkering ingezetene is geweest. Als hij tot zijn dertigste in het buitenland zou hebben gewoond, was hij gedurende die periode geen ingezetene van Nederland (van zijn 15de tot zijn 30ste, dus 15 jaar). Dan wordt op de AOW-uitkering een korting toegepast van 15 x 2% = 30%. Opgave 3 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. De algemeen verbindend verklaring van de cao heeft tot gevolg dat de bepalingen uit de cao dan gelden voor alle werkgevers en werknemers in het onderdeel van het bedrijfsleven waarop de cao van toepassing is. Art. 2 Wavv. De minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid kan de cao algemeen verbindend verklaren. Art. 2 lid 1 Wavv. Nee. Voor Bert maakt dit geen verschil, aangezien in zijn individuele arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de cao op de arbeidsverhouding van toepassing is. Aangezien deze cao van toepassing is binnen het gehele beroepsgoederenvervoer, is hier sprake van een branche-cao. Bert kan Flex Diensten bv per brief sommeren de loonsverhoging alsnog te voldoen. Mocht dit niet tot het gewenste resultaat leiden, dan kan hij zijn vordering aanhangig maken bij de rechtbank, sector kanton. De verkoop van het onderdeel van Flex Diensten bv wordt een overgang van de onderneming genoemd. Dit betekent dat alle rechten en verplichtingen van de overgenomen onderneming overgaan op de verkrijger. Art. 7:663 BW. Bij Flex Diensten bv kan Bert tot 1 mei 2016 zijn loonvordering verhalen. Bij Apothekersvervoer Benelux bv kan dit tot het moment waarop de vordering krachtens de algemene verjaringstermijnen is verjaard. Dit is vijf jaar na het ontstaan van de vordering. Art. 3:308 BW. 76 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht 2 d.d. 8 januari 2014 Opgave 1 1. 2. 3. 4. Er is geen sprake van een belast loonvoordeel. Art. 11 lid 1 letter f Wet LB 1964: vrijgestelde aanspraak. Er is geen belast loonvoordeel. Het voordeel wordt niet verstrekt door de werkgever. Het vloeit niet voort uit de dienstbetrekking, maar uit de collectiviteit. Dit kan ook door andere collectieven wordengerealiseerd. Er is sprake van een voordeel uit dienstbetrekking. Het voordeel is dusdanig met de dienstbetrekking verbonden dat het als daaruit genoten moet worden beschouwd. (Aangegeven wordt dat Marleen zich bijzonder heeft ingespannen voor deze klant). Er hoeven echter geen loonheffingen te worden ingehouden en afgedragen. Er is sprake van loon van een derde. Dit behoort alleen tot het loon als hiermee in de arbeidsovereenkomst rekening is gehouden of als er sprake is van fooien (art. 3.6 Uitv.regeling LB 2011). Dat is hier niet het geval. Marleen moet de waarde zelf verantwoorden in haar aangifte Inkomstenbelasting. Een andere benadering is de volgende. De werkgever kan stellen dat het voordeel eigenlijk aan hem toekomt, maar dat hij dit bewust aan Marleen laat. In dat geval is er wel sprake van loonheffingen. Vermelding van één van beide uitwerkingen is voldoende. De kosten onderweg worden op grond van art. 31a lid 2 letter b Wet LB 1964 gezien als een gerichte vrijstelling. Conform art. 31a lid 3 Wet LB 1964 mogen deze vergoedingen alleen buiten de heffing worden gelaten als er een steekproefsgewijs onderzoek is gedaan. Dit kan ook een ouder onderzoek zijn. Opgave 2 5. 6. 7. 8. Nee. Beoordeeld moet worden of het geschenk van € 2.500 aan de gebruikelijkheidstoets voldoet. De gebruikelijkheidstoets houdt in dat de vergoedingen en verstrekkingen die de werkgever aanwijst als eindheffingsloon niet meer dan 30% mogen afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het gaat hierbij onder meer om: - de soort vergoedingen en verstrekkingen en de waarde ervan; - de hoogte van de vergoedingen en verstrekkingen; - wie de vergoedingen en verstrekkingen krijgen. Ten laste van de vrije ruimte worden de volgende bedragen gebracht: Y bv: Reiskosten bovenmatig (€ 0,09 per km) € 5.000 Cadeaus bij verjaardagen à € 50 - 5.000 Kerstpakketten - 7.000 Afdelingsborrels in café De Bruine Pij - 3.000 Totaal € 20.000 Z bv: Reiskosten bovenmatig (€ 0,09 per km) € 6.000 Cadeaus bij verjaardagen à € 50 - 10.000 Kerstpakketten - 14.000 Vergoeding vakbondscontributie - 3.000 Personeelsfeest 10-jarig jubileum in zalencomplex Bourbon - 20.000 Totaal € 53.000 Y bv: Vrije ruimte 1,2% van € 3.000.000 = € 36.000. Ten laste van de vrije ruimte € 20.000. Resteert € 16.000 vrije ruimte. Te betalen eindheffing is nihil. Z bv: Vrije ruimte 1,2% van € 2.500.000 = € 30.000. Ten laste van de vrije ruimte € 53.000. Overschrijding vrije ruimte met € 23.000. Te betalen eindheffing 80% hiervan is € 18.400. Als er één bv is met loonheffingennummers L01 en L02, dan is er sprake van één inhoudingsplichtige. De loonsommen en de vrije ruimte moeten over het totaal worden berekend. De totale vrije ruimte wordt dan € 66.000. Ten laste hiervan moet in totaal worden gebracht € 73.000. Hiermee wordt de vrije ruimte met € 7.000 overschreden, zodat de te betalen eindheffing € 5.600 bedraagt. Art. 32 lid 1 Wet LB64 geeft ingaande 2015 aan dat de belasting wordt afgedragen door de inhoudingsplichtige met het grootste bedrag aan eindheffingsloon. Opgave 3 77 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. Marconi bv wordt als kleine werkgever aangemerkt, omdat de loonsom beneden € 314.000 blijft. Daarom geldt voor Marconi bv geldt vanaf de start de sectorale premie. Een groothandel in aardappelen valt onder sector 42. Hiervoor bedraagt de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) in 2015: 0,95%, namelijk 0,40% voor WGA-vast, 0,23% voor WGA-flex en 0,32% voor ZW-flex. Zie tabel 57.13.1 in de Loonalmanak. De Belastingdienst maakt de gedifferentieerde WGA premie bekend via een voor bezwaar vatbare beschikking. Nee, want dan had het verzoek voor 2 oktober 2015 moeten zijn ingediend / ten minste 13 weken voor 1 januari 2016. Zie art. 40, lid 9 Wfsv. Nee, omdat de WW geen eigen risicodragerschap voor bedrijven kent en het eigen risicodragerschap ZW niet gekoppeld is aan dat van de WGA. Ja, het is zinvol eigenrisicodrager te worden. Voor Ruud en Freek loopt de werkgever namelijk geen risico, omdat voor hen wegens hun arbeidsongeschiktheidsuitkering een no-riskpolis geldt. Zij vallen onder de vangnetregeling bij arbeidsongeschiktheid. Voor de oudere werknemers (67 en 68 jaar oud) loopt de werkgever evenmin risico, omdat aan hen geen WGA-uitkering kan worden toegekend. Nee. Marconi bv gaat uit van een verkeerde veronderstelling. De WIA-uitkering telt namelijk niet mee bij Marconi bv, maar bij het bedrijf waarmee een dienstverband bestond toen zij arbeidsongeschikt werden. De werkgever kan aanspraak maken op de zogeheten mobiliteitsbonus (een korting op de WAO/WIA-premie en op het werkgeversdeel van de premie WW-Awf). Ook is de zogenaamde no-riskpolis van toepassing. Mogelijk kan Marconi bv ook aanspraak maken op een subsidie voor aanpassing van de werkplek en/of op een proefplaatsing. De werkgever moet het loon doorbetalen. Omdat de werknemer tot het vangnet ZW behoort (no riskpolis polis) bestaat ook recht op ZW. Deze ZW-uitkering kan de werkgever verrekenen met het loon. De werkgever moet de werknemer wel bij UWV ziekmelden. De stagiair zonder vergoeding is verzekerd op basis van de Wajong. De stagiair met vergoeding is verzekerd op basis van de Wajong en de ZW. Nee, omdat Ruud geen kinderen heeft jonger dan 18 jaar en niet arbeidsongeschikt is. Zie art. 14 lid 1 Anw. Nee, omdat Frans ouder is dan de AOW-leeftijd, waardoor hij niet voor de WIA verzekerd is. Nee, van het ontvangen loon gaat geen effect uit op de hoogte van de AOW-uitkering. Het verzekerd zijn voor en de opbouw van de AOW is alleen afhankelijk van het ingezetenschap van Nederland. De AOW-uitkering wordt met 9 x 2% = 18% gekort wegens 9 jaar wonen in het buitenland. Frans had voor vertrek een vrijwillige AOW-verzekering kunnen afsluiten bij de SVB. Nee, omdat Frans - voor vertrek - al eerder verplicht AOW verzekerd was. Opgave 4 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken vóór de dag na de vermoedelijke datum van de bevalling tot en met de dag van de bevalling. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken vóór de dag na de vermoedelijke datum van de bevalling (art. 3:1 lid 2 Wazo). Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat de zwangerschap tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan 6 weken heeft bedragen (art. 3:1 lid 3 Wazo). In totaal bestaat recht op ten minste 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof. Emily moet daartoe een aanvraag doen bij UWV door tussenkomst van de werkgever, uiterlijk twee weken vóór de datum van ingang van het zwangerschapsverlof onderscheidenlijk de datum waarop zij het recht op uitkering wil laten ingaan (art. 3:11 lid 1 Wazo). Emily meldt het voornemen ouderschapsverlof op te nemen minstens 2 maanden voor ingang van het verlof schriftelijk onder opgave van de periode en het aantal uren verlof per week. Dit volgt uit art. 6:5 lid 1 Wazo. Het ouderschapsverlof kan per week worden opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf maanden (art. 6:2 lid 2 Wazo). De maximale verloftijd is 26 volle weken. Emily verzoekt om ouderschapsverlof gedurende zes maanden voor twee dagen per week, hetgeen valt binnen de bandbreedte van het bepaalde in art. 6:2 lid 1 Wazo. Karel Mulder kan dit verzoek niet afwijzen. Hooguit kan hij, tot vier weken vóór het tijdstip van ingang van het verlof, na overleg met Emily, de spreiding van de uren over de week op grond van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang wijzigen. Omdat Karel Mulder niet binnen twee weken nadat Mohammed zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt schriftelijk aan hem gewichtige redenen heeft aangevoerd, is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van Mohammed (art. 7:638 lid 2 BW). Mohammed heeft recht op een aaneengesloten vakantie van twee weken op grond van art. 7:638 lid 3 BW. 78 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht 2 d.d. 4 juni 2014 Opgave 1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. Uitzonderingen op het uniform loonbegrip zijn: a. eindheffingsbestanddelen als bedoeld in art. 31 lid 1 sub b tot en met h Wet LB 1964; b. loon uit vroegere dienstbetrekking. Een aanspraak is een door de werknemer afdwingbaar recht op voorzieningen naast de normale beloning in geld, gebaseerd op een door de werkgever getroffen voorziening. De aanspraak wordt meestal ondergebracht in een fonds of bij een verzekeringsmaatschappij. Een voorbeeld is een aanspraak op een pensioenuitkering. Op basis van de hoofdregel is een aanspraak belast en is de uitkering later vrijgesteld. Maar veelal is de omkeerregel van toepassing. Die luidt dat de aanspraak vrijgesteld is en de latere uitkeringen belast zullen zijn. De omkeerregel is vastgelegd in art. 11 Wet LB 1964. Nettobetaling: Brutoloon € 3.000 + Reiskostenvergoeding € 100 -/- Werknemersdeel pensioenpremie € 200 -/Loonbelasting en premie volksverzekeringen € 700 = € 2.200. Loonkosten: Brutoloon € 3.000 + Vakantiebijslag € 240 + Reiskostenvergoeding € 100 + Werkgeversdeel pensioenpremie € 200 + Premie werknemersverzekeringen € 500 + Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw € 220 = € 4.260. Nee.Een vergoeding voor dit soort kosten kan niet vrij worden verstrekt. Het is geen werkkleding. Zelfs al zou het werkkleding zijn, dan geldt hiervoor geen nihilwaardering omdat er sprake is van een vergoeding in plaats van het ter beschikking stellen. Ook is er geen sprake van persoonlijke verzorging op de werkplek, waarvoor wel een nihilwaardering zou gelden. Het bedrag moet belast worden bij de werkneemsters of als eindheffingsloon worden aangewezen. Ja. De vergoeding kan onbelast worden verstrekt. Hier is sprake van een gerichte vrijstelling. Een bedrag van € 7,50 voor een maaltijd is niet als bovenmatig te beschouwen. Ja. De kleding kan vrij ter beschikking worden gesteld. Er is geen sprake van privévoordeel. De kleding kan niet buiten de dienstbetrekking worden gedragen, omdat deze verplicht op de werkplek moet worden bewaard. Nee. Er zijn geen fiscale gevolgen. Weliswaar bedraagt de korting meer dan 20%, maar deze 20% heeft betrekking op de waarde in het economisch verkeer. Nu de kleding gedurende een periode van enkele maanden intensief is gedragen, is aannemelijk dat de waarde in het economisch verkeer zeer laag is. Producten uit het eigen bedrijf die niet branchevreemd zijn, mogen aan het personeel worden verkocht met een fiscaal vrije korting van maximaal 20% van de waarde in het economisch verkeer. Bovendien mag de korting op jaarbasis niet meer dan € 500 bedragen. De maximaal vrijgestelde korting per jaar bedraagt dus € 500 behorend bij een verkoopprijs van € 2.500. Bij overschrijding van het vrijgestelde bedrag zijn loonheffingen verschuldigd. Er is dan sprake van loon voor de werknemer of aanwijzing als eindheffingsloon. Een belemmering bij dit type ondernemingen is, dat de vrije ruimte vrij snel opgebruikt is, waarna de werkgever 80% eindheffing verschuldigd is. Nee. Met het voordeel hoeft geen rekening te worden gehouden. Er is wel sprake van een voordeel dat kan worden gezien als 'loon van derden'. Maar er is geen sprake van fooien e.d. Ook is er in de arbeidsovereenkomst geen rekening mee gehouden. Indien mevrouw Van Doorn de bedrijfsauto ook privé (voor meer dan 500 km per jaar) gebruikt, moet (conform art. 13bis Wet LB 1964) een bijtelling bij haar loon plaatsvinden, bij geen of weinig privégebruik niet. De terbeschikkingstelling van de parkeerplaats blijft buiten de loonheffingen. Alle kosten verbonden aan de auto moeten als normale bedrijfskosten worden beschouwd. Op grond van art. 15a lid 1 sub k Wet LB 1964 (overgangsregeling) is een vaste km-vergoeding voor woonwerkverkeer, gebaseerd op € 0,19 per km, vrijgesteld. De parkeergelegenheid is eveneens vrijgesteld en wel op basis van art. 17a lid 1 sub b Wet LB 1964 (overgangsregeling). De vaste km-vergoeding voor de twee medewerksters valt onder de gerichte vrijstellingen en mag vrij worden vergoed. De parkeerplek voor de twee medewerksters is echter loon. Deze is niet te beschouwen als werkplekvoorziening, omdat Lion Fashion hiervoor geen arboverantwoordelijkheid draagt. Daarom is een nihilwaardering niet mogelijk. Aanwijzing als eindheffingsloon is wel mogelijk. Er zijn drie mogelijkheden: a. de hele waarde als werknemersloon aanmerken; b. alleen de waarde van het privégebruik als werknemersloon aanmerken op basis van nacalculatie. c. de waarde van het zakelijke gebruik aanwijzen als eindheffingsloon op basis van nacalculatie. Hiervoor geldt een gerichte vrijstelling. 79 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Opgave 2 17. Nee, het eigenrisicodragerschap heeft geen gevolgen voor de IVA-uitkering 18. Het kan worden opgezegd met ingang van 1 januari 2016. Opzegging kan alleen per 1 juli en 1 januari van een kalenderjaar. 19. Opzegging/afmelding bij de Belastingdienst moet voor 2 oktober 2015 plaatshebben, namelijk uiterlijk 13 weken 20. 21. 22. 23. 24. 25. voor de beëindigingsdatum. Nee, de werkgever draagt een uitlooprisico en moet de WIA-uitkering tot maximaal 10 jaar doorbetalen. Nee, omdat beiden niet verzekerd zijn voor de WIA. (Uitkering) Wajong. Zij heeft recht op AOW met ingang van 5 juli 2015 (65 jaar en drie maanden). Art. 7a AOW. De AOW-uitkering wordt gekort met 20 x 2% = 40% wegens niet AOW-verzekerde jaren. Nee. Remco heeft geen kinderen en is niet arbeidsongeschikt. Art. 14 Anw. Opgave 3 26. Chris Goes heeft voor het kind van 5 jaar recht op ouderschapsverlof. De maximale omvang van het 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. ouderschapsverlof is op grond van art. 6.2 lid 1 Wazo 26x 4 dagen ofwel 104 dagen. (Uitgaande van 8 werkuren per dag is de omvang 832 uur). Als het ouderschapsverlof op 1 april 2015 ingaat en Chris op grond van art. 6.2 lid 3 Wazo de helft van zijn werkuren opneemt, loopt deze verlofmogelijkheid door tot 1 april 2015. Dan heeft Chris op grond van art. 6.2 lid 6 Wazo op 1 juli 2015 bij de nieuwe werkgever aanspraak op het resterende deel van het verlof. Nee, zolang het dienstverband korter dan een jaar heeft geduurd, bestaat er op grond van art. 6.3 Wazo geen recht op ouderschapsverlof. Op grond van art. 3.2 lid 1 Wazo hoeft de werkgever van Viola het loon niet door te betalen. Wel bestaat gedurende het adoptieverlof recht op uitkering van UWV. Nee. De werkgever heeft het loon over december 2015 niet op de juiste wijze voldaan. Volgens art. 7:620 BW moet het loon worden betaald in een wettig betaalmiddel. Op grond van art. 7:621 lid 1 BW wordt het betalen van het loon in een andere valuta als een niet-bevrijdende voldoening aangemerkt. Als vuistregel voor dit onderscheid geldt: wie treedt van werkgeverszijde op als contractpartij bij de cao. Is dat een ondernemer, dan is er sprake van een ondernemings-cao. Zijn een of meer werkgeversverenigingen cao-partij, dan betreft het een bedrijfstak-cao. Henk kan (op grond van art. 14 Wet CAO) worden aangemerkt als een ongebonden werknemer. Op grond van dit artikel is de gebonden werkgever verplicht de cao-arbeidsvoorwaarden ook na te komen ten aanzien van de ongebonden werknemers. Swizz is dus wettelijk verplicht de Swizz-cao na te komen ten aanzien van Henk. De ongebonden werknemer heeft echter niet het recht de naleving van de cao-bepalingen van zijn werkgever af te dwingen. In beginsel heeft Henk dus geen eigen recht op nakoming van de Swizz-cao. Als Henk wel lid zou zijn geweest van de FNV Metaalbond, dan is zowel de werknemer als de werkgever lid van een organisatie die partij is bij de Swizz-cao. Hier geldt de regeling van de art. 9, 12 en 13 Wet CAO. De arbeidsvoorwaarden gaan van rechtswege onderdeel uitmaken van de arbeidsovereenkomst van Henk. Een bepaling in een individuele arbeidsovereenkomst die strijdig is met een bepaling in de cao, is in deze situatie nietig. In plaats daarvan geldt de bepaling in de cao. Henk heeft een zelfstandig recht de nakoming van de arbeidsvoorwaarden eventueel via de rechter af te dwingen indien Swizz haar verplichtingen niet nakomt. De afspraak over de hoogte van het loon is een normatieve bepaling. De afspraak heeft betrekking op het onderdeel van de cao dat de arbeidsvoorwaarden omvat. Een bepaling over een geschillencommissie is een obligatoire cao-bepaling. Deze bepaling werkt uitsluitend tussen de cao-partijen zelf. Dit is een beïnvloedingsplicht. Het is een obligatoire bepaling. 80 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht 2 d.d. 14 januari 2015 Opgave 1 1. Nee, de berekening is onjuist: a Het bedrag van € 150.000 moet niet in mindering worden gebracht omdat dit loon uit vroegere dienstbetrekking minder is dan 10% van de loonsom. b Het onder e. genoemde bedrag van € 2.700 verhoogt de fiscale loonsom. c De bedragen die als eindheffingsloon worden aangewezen, maken geen onderdeel meer uit van het fiscale loon van de werknemers en komen in mindering op de loonsom van € 2.000.000. 2. De waarde van de kerstpakketten voor oudmedewerkers (punt h) is verplicht eindheffingsloon. 3. Behandeling van de posten a tot en met j: a Declaraties van benzinebonnen voor de bestelauto vormen intermediaire kosten en komen niet ten laste van de vrije ruimte. b Consumpties onder werktijd vormen loon, maar hiervoor geldt een nihilwaardering. Het bedrag hoeft niet als eindheffingsloon te worden aangewezen en komt niet ten laste van de vrije ruimte. Voor frisdrank wordt de kostprijs betaald, zodat er geen voordeel voor de werknemer is. Er is geen sprake van loon. c Een bloemetje voor een zieke medewerker wordt beschouwd als voordeel buiten dienstbetrekking. De waarde ervan vormt geen loon en komt dus niet ten laste van de vrije ruimte. d Het bedrag van € 1.700 is loon. Dit kan als eindheffingsloon worden aangewezen en worden ondergebracht in de vrije ruimte. e De gratificaties vormen loon. Maar omdat de uitkeringen gebruteerd worden, komt de loonheffing voor rekening van de werknemers. Aanwijzing als eindheffingsloon is niet aan de orde, zodat het bedrag niet aan de vrije ruimte wordt toegevoegd. f De diensttijduitkeringen voldoen aan de voorwaarden om als vrijgesteld loon te worden beschouwd op grond van art. 11 Wet LB 1964. Ze behoren niet tot het loon, hoeven dus niet als eindheffingsloon te worden aangewezen en leggen geen beslag op de vrije ruimte. g Een storting door de werkgever in de kas van de personeelsvereniging is geen loon. Er is geen voordeel voor de werknemer. Er vindt geen toerekening aan de vrije ruimte plaats. h Het bedrag van € 3.800 wordt aangewezen als eindheffingsloon en komt in de vrije ruimte. De waarde van de kerstpakketten voor het huidige personeel is loon, maar mag als eindheffingsloon worden aangewezen. De waarde van de kerstpakketten aan oudmedewerkers is verplicht eindheffingsloon. i Loon in geld wordt vervangen door loon in natura. Het bedrag van € 7.200 mag als eindheffingsloon worden aangewezen en ten laste van de vrije ruimte worden gebracht. j Een kilometervergoeding van € 0,14 is loon, maar kan als eindheffingsloon worden aangewezen en wordt dan beschouwd als gerichte vrijstelling. Het bedrag blijft namelijk beneden het toegestane maximum van € 0,19. De vergoeding die Gijs in 2015 ontvangt, is € 220 hoger dan het forfait. Maar dit bedrag kan worden gecompenseerd met de lagere vergoeding die Gijs voor woon-werkverkeer ontvangt. Hier heeft hij een speling van € 1.070 opgebouwd. Dus de voor de hele vergoeding voor zakelijke kilometers geldt een gerichte vrijstelling. Toevoeging aan de vrije ruimte is niet aan de orde. 4. Een cafetariaregeling moet altijd aan de volgende voorwaarden voldoen: a De regeling moet schriftelijk zijn vastgelegd; b Er moet sprake zijn van een uitruil van loonbestanddelen (niet van een betalingsregeling of besteding van loon); c De uitruil moet betrekking hebben op toekomstige loonbestanddelen; d De uitruil moet realiteitswaarde hebben; hiervan is sprake bij een wijziging in de onderlinge rechtsverhouding e Er mag geen sprake zijn van voorspelbare nadeligheid voor de werknemer (bijvoorbeeld het ruilen van € 100, eindejaarsuitkering voor € 90 vakliteratuur). f De werknemer kan ten minste eenmaal per jaar een keuze maken. (Als aan nog meer aanvullende voorwaarden voldaan wordt, heeft een verlaging van het brutoloon geen gevolgen voor de pensioenopbouw. Deze aanvullende voorwaarden moeten niet worden genoemd. Het betreft de deelname van ten minste driekwart van de werknemers, de tijdelijke verlaging van het fiscale loon, de maximale verlaging met 30% van het oorspronkelijk pensioengevend salaris). 5. Een beschikbare premieregeling heeft de volgende kenmerken: a Het op te bouwen pensioen is afhankelijk van de ter beschikking gestelde premie; b Het pensioen mag na 37 jaren opbouw niet meer bedragen dan 70% van het pensioengevend loon op dat tijdstip; c De beschikbare premie wordt actuarieel vastgesteld per leeftijdscategorie; d Als loopbaanontwikkeling wordt achtereenvolgens gerekend met respectievelijk 3%, 2%, 1% en 0% per jaar; 81 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 6. 7. 8. 9. 10. e De rekenrente wordt op ten minste 4% gesteld; f De inflatie wordt op nihil gesteld; g Op de pensioendatum wordt het pensioen pas aangekocht; h Als door hoge beleggingsopbrengsten het pensioen boven 100% stijgt, moet het meerdere met de fiscus worden afgerekend als het pensioen ingaat. De beschikbare premieregeling is geregeld in art. 18a lid 3 Wet LB 1964. Pensioenaanspraken zijn vastgesteld op grond van art. 11 lid 1 letter c wet LB 1964. Matchingprincipe: Kosten en opbrengsten moeten worden toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Schuiven met kosten en opbrengsten is niet toegestaan. Voorzichtigheidsprincipe: Kosten moeten worden geboekt zodra ze geconstateerd zijn. Opbrengsten mogen pas geboekt worden als zeker is dat ze gerealiseerd zijn. Kosten per fte € 90.000/60= € 1.500. Doorbelasten aan: Directie: 2 x € 1.500 = € 3.000; Inkoop: 3 x € 1.500 = € 4.500; Productie: 50 x € 1.500 = € 75.000; Verkoop: 5 x € 1.500 = € 7.500. Kostenbudgetten kunnen ook worden doorbelast via een variabel budget, een gemengd budget of een flexibel budget. Ook kent men zero base budgettering en beyond budgettering. Opgave 2 11. Frits heeft uitsluitend recht op doorbetaling van loon, omdat hij bij het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid (nog) in dienst van Vermooij bv is. Er kan geen ZW-uitkering worden toegekend. Art. 29 lid 1 ZW. 12. Het dagloon bedraagt op basis van het maandloon van € 6.000 meer dan het maximumdagloon voor de ZW. Daarom is het dagloon van Frits het maximumdagloon ZW. Het eerste halfjaar 2015 bedraagt dat € 199,15. 13. De mogelijkheden voor Frits zijn: - Het vragen van een second opinion bij UWV; - Het starten van een procedure bij de civiele rechter (bijv. kort geding); - Mediation. 14. Het vragen van een second opinion is niet mogelijk, omdat dat alleen mogelijk is bij geschillen over het voortbestaan van arbeidsongeschiktheid. Het gaat in dit geval om het doorbetalen van de reiskostenvergoeding. 15. Vermooij bv loopt het risico dat het bedrijf na afloop van de WIA-wachttijd van 104 weken nog een jaar loon moet doorbetalen. 16. Ludmilla Janssen kan in aanmerking komen voor een overbruggingsuitkering AOW. Haar prepensioen eindigt op 15 juni 2015 (voor ingangsdatum AOW). Haar inkomenbedraagt minder dan 200% van het minimumloon. Ook heeft zij geen vermogen. Daarmeevoldoet zij aan de voorwaarden voor toekenning van deze uitkering. 17. De AOW-uitkering gaat in op 15 september 2015 (65 jaar en drie maanden) op basis van art. 7a AOW. 18. Cees kan zich vrijwillig verzekeren voor de ZW en WIA, omdat hij in het jaar voorafgaandeaan de start van zijn bedrijf (voor deze wetten) verplicht verzekerd is geweest. 19. Hij kan geen gebruik maken van een startersregeling van UWV, omdat hij noch werkloos (WW), noch arbeidsongeschikt is geweest (ZW of WIA). Opgave 3 20. De werkgever en de werknemer zijn vrij in het bepalen van de hoogte van het loon voorzover de cao daartoe ruimte geeft en de wet geen beperkingen stelt. Als er sprake is van een minimum-cao, dan mag de werkgever een hoger loon dan het minimumloon dat in de cao is afgesproken, overeenkomen. Als er sprake is van een standaard-cao, dan moet de werkgever het loon betalen dat in de cao is geregeld. 21. Bonnie heeft toch recht op vakantiebijslag. Art. 5 WMM geeft recht op een minimum vakantiebijslag van 8%. 22. Hier is sprake van een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden. Op grond van art. 7:613 BW kan de werkgever de arbeidsvoorwaarden eenzijdig wijzigen als dit schriftelijk is bedongen en als de werkgever een 82 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. zwaarwichtig belang heeft. Als er geen sprake is van een eenzijdig wijzigingsbeding, zal de rechter toetsen of het wijzigingsvoorstel redelijk is en of de gevolgen voor de werknemer niet te zwaar zijn. Zij kan bij de rechter nakoming van de arbeidsovereenkomst vorderen. De kans dat derechter haar vordering toewijst, is groot. De rechter toetst de redelijkheid van de wijziging en de gevolgen daarvan voor de werknemer. De verplichting tot overwerk kan uitdrukkelijk in de arbeidsovereenkomst of in de cao zijn vastgelegd, maar kan ook in andere situaties in redelijkheid van de werknemer worden verlangd. Overwerk dat in strijd is met de Arbeidstijdenwet zal in het algemeen van de werknemer niet kunnen worden verlangd. Als uitgangspunt geldt dat werknemers maximaal 12 uur per dag arbeid mogen verrichten (art. 5:7 lid 2 Atw). In geval van een dringende reden kan Jan overwerk wel weigeren. Jan heeft recht op loon krachtens art. 4:1 lid 1 sub b WAZO. Jan kan immers niet werkenwegens een door de wet opgelegde verplichting om aangifte te doen van de geboorte van zijn kind. Er is geen sprake van een overgang van de onderneming. De bedoelde overgang moet het gevolg zijn van een overeenkomst, een fusie of een splitsing en niet het gevolg van aandelenoverdracht, zoals hier het geval is. De personeelsleden zijn nog altijd in dienst van Langs de Weg bv. De aandelenoverdracht heeft geen directe gevolgen voor de werknemers van Langs de Weg bv. Uitsluitend de aandelen zijn in eigendom overgedragen, niet de onderneming. Nee. Niet alle arbeidsvoorwaarden gaan bij de overgang van de onderneming mee over op de verkrijger. Art. 7:664 BW stelt namelijk dat pensioentoezeggingen en aanspraken op grond van de spaarregeling niet behoren tot de rechten en plichten die van rechtswege overgaan op de verkrijger van de onderneming. Marleen kan tot 1 januari 2017 zowel de oude werkgever (vervreemder) als de nieuwe werkgever (verkrijger) aanspreken krachtens art. 7:663 BW voor uitbetaling van de vakantiedagen. 83 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitwerkingen VPS-examen Sociale en Fiscale Wetgeving en Arbeidsrecht 2 d.d. 10 juni 2015 Opgave 1 1. Uitgangspunt is het factuurbedrag inclusief omzetbelasting. Dus 150 x € 349 =€ 52.350. 2. Hier mag niet worden uitgegaan van de factuurwaarde van € 300 per stuk. Deze factuur komt namelijk van een verbonden vennootschap. Ook hoeft niet te worden uitgegaan van de normale winkelprijs van € 399. Maar als waarde in het economisch verkeer geldt nu de prijs die bij een derde in rekening wordt gebracht. Dus 160 x € 349 = € 55.840. Dit blijkt uit art. 13 lid 2 Wet op de Loonbelasting 1964. 3. a geen loon op grond van art. 11 Wet op de loonbelasting 1964. b intermediaire kosten. c gerichte vrijstelling. d gerichte vrijstelling. e geen voordeel uit dienstbetrekking. f geen loon op grond van art. 11 Wet op de loonbelasting 1964. g geen voordeel uit dienstbetrekking. h verplicht loon voor de werknemer. i keuze uit loon voor de werknemer of aanwijzen als eindheffingsloon. j nihilwaardering. k intermediaire kosten en gerichte vrijstelling. l € 3.000 is gebruikelijk. Tot 130% = € 3.900 is keuze uit loon werknemer of eindheffingsloon. Boven 130% = € 1.100 is verplicht loon voor de werknemer. m verplicht eindheffingsloon. n € 26.000 gerichte vrijstelling. € 4.000 is keuze uit loon werknemer of eindheffingsloon. Opgave 2 4. Netto ontvangen de werknemers € 3.600. Bruto is dat 100/58 x € 3.600 = € 6.206,90. Hierbij komen premies werknemersverzekeringen 12% van € 6.206,90 = € 744,83.En de werkgeversheffing Zvw 7% van € 6.206,90 = € 434,48. De totale loonkosten zijn € 7.386,21. 5. De vrije ruimte is toereikend. Er is geen eindheffing verschuldigd, dus de loonkosten blijven € 3.600. 6. Nu is 80% van € 3.600 eindheffing verschuldigd = € 2.880. De totale loonkosten bedragen dan € 6.480. 7. Hij wijst dit loon aan als eindheffingsloon. Zelfs bij een eventuele overschrijding van de vrije ruimte levert dit lagere loonkosten op dan bruteren. 8. a Niet juist. Een onbelaste vergoeding is slechts toegestaan als in alle objectiviteit en redelijkheid vaststaat dat er kosten worden gemaakt. b Juist. Als voorwaarde geldt wel dat de functie van Joost Bouman uit kostenoogpunt vergelijkbaar is met een ambtenaar op dienstreis. c Niet juist. Er is geen sprake van doorlopend afwisselend gebruik van een bestelauto. Voor de ter beschikking gestelde auto moeten loonheffingen worden ingehouden en afgedragen. Of de werknemer moet aantoonbaar minder dan 500 km per jaar rijden. Dan kan hij een Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto aanvragen. d Niet juist. Er is sprake van voordeel uit dienstbetrekking, dus loon. In 2014 kent de werkkostenregeling geen fiscale faciliteit, behorend bij de producten uit eigen bedrijf. e Niet juist. De relatie werkgever-werknemer staat hier voorop. Er is sprake van voordeel uit dienstbetrekking, dus loon. f Juist. Als voorwaarde geldt wel dat het aantal vakantiedagen niet mag komen onder het wettelijk minimum van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag. 9. a Eindheffingsbestanddelen behoren niet tot het pensioengevend loon. b Ingehouden pensioenpremie behoort wel tot het pensioengevend loon. c De bijtelling privégebruik auto behoort niet tot het pensioengevend loon. d De franchise behoort wel tot het pensioengevend loon (maar niet tot de pensioenopbouw) e Het fictief loon van een werknemer/ab-houder behoort niet tot het pensioengevend loon. 10. Eerdere pensionering leidt tot actuariële herrekening met een lagere pensioenuitkering. 84 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 11. Latere pensionering leidt tot actuariële oprenting met een hogere pensioenuitkering. (Hierbij moet een 100%-grens van het laatstverdiende loon in acht worden genomen.) Opgave 3 12. De IVA-uitkering en de WGA-flex vallen niet en de WGA-vast uitkering valt wel onder het eigenrisicodragerschap WIA. 13. De stagiair maakt geen aanspraak op een WIA-uitkering omdat hij voor zijn werkzaamheden geen (geldelijke) beloning ontvangt. 14. Hij kan aanspraak maken op een Wajong-uitkering. 15. Nee. Jan Draaier is directeur/grootaandeelhouder en daardoor niet verzekerd / geen rechthebbende voor de WIA. 16. Draaier bv kan het eigenrisicodragerschap opzeggen per 1 januari 2016, als de aanvraag voor 2 oktober 2015 wordt ingediend. 17. Nee, deze worden niet door UWV overgenomen. Draaier bv moet na het eindigen de lopende verplichtingen blijven betalen, het zogenaamde 'uitlooprisico'. 18. Jan heeft recht op ZW-uitkering, omdat hij onder de vangnet ZW valt. De arbeidsongeschiktheid is aangevangen binnen 5 jaar na aanvang van de dienstbetrekking. 19. De uitkering loopt tot de dag waarop hij pensioengerechtigd voor de AOW wordt, dit is tot en met 4 september 2015 (tot 5 september 2015). Dit is geregeld in art. 29 lid 4 ZW. 20. De AOW-uitkering gaat in op 5 september 2015. Dit is geregeld in art. 7a AOW. Opgave 4 21. De werkgever moet na afloop van de overeengekomen loonperiode, in dit geval een maand, het loon betalen. Dit is geregeld in art. 7:623 lid 1 BW. 22. Ja, art. 7:623 lid 3 BW bepaalt dat de werknemer, in het geval dat van art. 7:623 lid 1 BW wordt afgeweken, de bevoegdheid heeft om een beroep op de vernietigingsgrond te doen. 23. Op grond van art. 7:625 lid 1 BW kan de wettelijke verhoging wegens vertraging gevorderd worden. Deze verhoging bedraagt voor de vierde tot en met de achtste werkdag 5% per dag en voor elke volgende werkdag 1% met dien verstande dat de verhoging in geen geval de helft van het verschuldigde te boven zal gaan. Tevens kan de wettelijke rente worden gevorderd (art. 6:119 BW). 24. Philip kan ex art. 7:628 jo 7:629 lid 1BW aanspraak maken op betaling van 70% van het loon van € 3.000 zijnde een bedrag van € 2.100 bruto per maand. 25. Art. 7:628 BW bepaalt dat uitgegaan moet worden van het gemiddelde loon dat Philip zou hebben kunnen verdienen, als hij niet ziek zou zijn geweest. Dat zou in dit geval€ 2.500 zijn en op grond van art. 7:629 BW 70% hiervan, is € 1.750 bruto per maand ontvangen . 26. Of een cao van toepassing is, kan belangrijk zijn, omdat de regelingen uit de cao voorgaan op hetgeen in een individuele arbeidsovereenkomst overeengekomen is. 27. Op grond van de cao had Philip tenminste een salaris van € 3.200 dienen te ontvangen. Tijdens het eerste ziektejaar is 90% daarvan € 2.880 en tijdens het tweede ziektejaar is 80% daarvan € 2.560. 28. Na de overgang van de onderneming blijft de oude regeling uit de Renault-cao krachtens het bepaalde in art. 7:663 BW gelden. In het tweede ziektejaar kan Philip aanspraak maken op 80% van zijn salaris volgens de Renault-cao. 85 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 Uitwerkingen Examens VPS 2 onderdeel Arbeidsrecht Opgave 1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Aansprakelijk op grond van art. 7:663 BW zijn Outdoor bv en Stichting Kajak. Beide zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen zoals die zijn op het moment van overname. De Stichting Kajak is dus niet meer aansprakelijk voor de verplichtingen aan de voormalige werknemers die zijn ontstaan na het tijdstip van overname. Nee, de verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst blijven na de overgang van ondernemingen doorlopen. Ze heeft recht op 15 dagen. Het zwangerschapsverlof kan ingaan 6 weken voorafgaande aan de vermoedelijke datum van bevalling, art. 3:8 lid 2 WAZO. Er is recht op 10 weken bevallingsverlof vanaf 4 juni 2012. Bovendien heeft zij nog recht op 2 weken omdat het zwangerschapsverlof vier weken was tot aan devermoedelijke bevallingsdatum. Dus 12 weken na 4 juni 2014 (art. 3:8 lid 3 WAZO). Peter kan aanspraak maken op kortdurend zorgverlof in de gevallen als genoemd in art. 5:1 lid 1 en 2 WAZO. Nee, de gebeurtenis valt niet onder de reikwijdte van art. 4:1 WAZO. Er is niet gewerkt, dusgeen werk geen loon op grond van art. 7:628 BW. Ja, m.u.v. de rum van € 8 op grond van art. 7:617 BW. De wet kent de mogelijkheid wettelijke rente te vorderen en de wettelijke verhoging.De bijbehorende wetsartikelen zijn voor de wettelijke rente art. 6:119 BW en voor de wettelijke verhoging art. 7:625 BW. Opgave 2 1. 2. 3. 4. 5. 6. Indien er ernstig gevaar voor leven of gezondheid ontstaat, hebben de werknemers het recht om de werkzaamheden te onderbreken. Het recht op loon over de daardoor niet-gewerkte urenblijft behouden. De verplichtingen van de werknemer: -Hij dient bij het verrichten van zijn werk voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht te nemen. -Hij dient de machines en apparatuur op de juiste wijze te bedienen, daarbijgebruikmakend van beveiligingen en persoonlijke beschermingsmiddelen. -Hij dient mee te werken aan het onderricht over de veiligheidsaspecten. -Gevaren moeten aan de bedrijfsleiding worden gemeld. De veiligheidsdienst heeft tot taak de veiligheid binnen het bedrijf te bevorderen: bestrijden envoorkomen van ongevallen, meewerken aan revalidatie, ongevalsrapportage, hulp bij hetjaarplan, jaarverslag en veiligheidsrapporten. De bedrijfsgezondheidsdienst adviseert dewerkgever. Het is ook een overlegorgaan: geneeskundig onderzoek, keuring en dergelijke. De werkgever is zelf verantwoordelijk voor het verzuim- en arbobeleid binnen zijn bedrijf. De werkgever oefent eveneens toezicht uit op het naar behoren uitvoeren van de contractueelvastgelegde taken van de arbodienst. De Inspectie SZW is belast met het toezicht op de naleving van de wet en geeft adviezen. Opgave 3 1. 2. Nee, Klaas heeft zich arbeidsongeschikt gemeld. De werkgever is niet bevoegd om vast te stellen of Klaas arbeidsongeschikt is. De bedrijfsarts is degene die moet vaststellen of sprake is van arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter zal constateren dat er alleen een standpunt is van de bedrijfsarts. Klaas heeft geen deskundigenoordeel bij UWV aangevraagd. De kantonrechter zal naar alle waarschijnlijkheid oordelen dat Klaas arbeidsgeschikt is. 86 © Convoy Uitgevers Uitwerkingen VPS 2 – 2015/2016 3. 4. 5. 6. 7. 8. De jurist zal aanvoeren dat de bedrijfsarts van mening is dat er sprake is van een arbeidsgeschil. De werkgever heeft niet gehandeld conform de STECR-richtlijnen. De werkgever is gehouden op grond van goed werkgeverschap maatregelen te nemen, zodat het arbeidsconflict wordt opgelost of dat hiertoe in elk geval pogingen worden ondernomen. Dit blijkt niet uit de casus. De jurist zal aanvoeren dat het onder het werkgeversrisico valt dat Klaas niet werkt (art. 7:628 BW). En daarom zal de werkgever het loon moeten doorbetalen. Nee. Er is geen ontslag op staande voet gegeven. Hij kan zich wenden tot de curator om nakoming van de loonbetalingsverplichting te vorderen. Daarnaast zal hij – en meestal met meer succes – zich moeten wenden tot UWV. UWV neemt de loonbetalingsverplichting van de laatste 13 weken over en betaalt vanaf de datum van het faillissement het loon tot aan de datum van ontslag. De curator kan Klaas ontslaan met een opzegtermijn van 6 weken (art. 40 FW). a. De buurman gaat voorbij aan het feit dat een beëindigingsvergoeding door de kantonrechter kan worden toegekend bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst (art. 7:685 BW). b. Het aantal maanden is afhankelijk van de duur van het dienstverband, waarbij de gewerkte jaren worden gewogen afhankelijk van de leeftijd van de werknemer. Nee, er is geen sprake van een beëindiging van het dienstverband op grond van art. 7:685 BW. Opgave 4 1. 2. 3. Er is sprake van een opzegverbod. Het opzegverbod is van kracht geldt tot zes weken na het bevallingsverlof. Gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof bouwt de werkneemster vakantiedagen op (artikel 7:635 lid 2 en 3 BW). Er is nog steeds sprake van een opzegverbod. Opgave 5 1. UWV zal aan Brinkman bv de loonsanctie opleggen. Gedurende de loonsanctie dient de werkgever het loon door te betalen. Bovendien geldt tijdens de loonsanctie een opzegverbod. Artikel 7:629 lid 11. 2. Ja. Brinkman bv kan het aan Cees Warmerdam uitbetaalde loon verhalen op Jan Petter. We spreken van het uitoefenen van het regresrecht. Opgave 6 1. 2. Er is sprake van overname van ondernemingen. De rechten en verplichtingen van de werknemer gaan van rechtswege over van de verkopende onderneming op de verkrijgen onderneming. Artikel 7:662 BW. Bert kan zijn loonvordering verhalen op zowel Flex Diensten bv als op Apothekersvervoer Benelux bv. Beide vennootschappen zijn tot 1 mei 2016 hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de rechten van Bert per datum van overgang. Na 1 mei 2016 kan hij alleen Apothekersvervoer Benelux bv aansprakelijk stellen. 87 © Convoy Uitgevers