EUROPEES PARLEMENT 2009 - 2014 Zittingsdocument 6.9.2010 B7-0500/2010 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement over de situatie van de Roma in Europa Cornelia Ernst, Marie-Christine Vergiat, Rui Tavares, Willy Meyer, Nikolaos Chountis, Patrick Le Hyaric, Miguel Portas, Jacky Hénin, Kyriacos Triantaphyllides namens de GUE/NGL-Fractie RE\829751NL.doc NL PE446.583v01-00 In verscheidenheid verenigd NL B7-0500/2010 Resolutie van het Europees Parlement over de situatie van de Roma in Europa Het Europees Parlement, – gelet op de internationale en Europese verdragen tot bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de daarmee verband houdende jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens1 en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, – gelet op het Handvest van de grondrechten en met name de artikelen 21 (Nondiscriminatie) en 45 (Vrijheid van verkeer en van verblijf), – gelet op de artikelen 2, 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 13 (maatregelen ter bestrijding van discriminatie op grond van onder meer ras of etnische afkomst), 12 (verbod van discriminatie op grond van nationaliteit) en 18 (vrijheid van verkeer), – gelet op Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming2 en met name op de definities van directe en indirecte discriminatie en op Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden3, – gezien de mededeling van de Commissie over de sociale en economische integratie van de Roma (COM(2010)0133) en de verslagen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, – onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over onder meer de Roma, racisme en vreemdelingenhaat, bestrijding van discriminatie en de vrijheid van verkeer, met name die van 31 januari 2008 over een Europese Roma-strategie4, 10 juli 2008 over de telling van Roma op grond van etniciteit in Italië en 25 maart 2010 over de tweede Europese Romatop, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 januari 2009 over de situatie van de grondrechten in de Europese Unie 2004-2008, – gezien de aanbevelingen van de VN-commissie voor de uitbanning van rassendiscriminatie (77ste vergadering, 2-27 augustus 2010) ten aanzien van Denemarken, Estland, Frankrijk, Roemenië en Slowakije, 1 2 3 4 PE446.583v01-00 NL 2/8 RE\829751NL.doc – gezien het verslag van de Europese Commissie tegen racisme en onverdraagzaamheid (ECRI) van de Raad van Europa betreffende Frankrijk, dat op 15 juni 2010 is gepubliceerd, – gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement, A. overwegende dat de Franse regering tijdens spoedberaad op 28 juli, dat was belegd om "de problemen als gevolg van het gedrag van bepaalde woonwagenbewoners en Roma" te bespreken, heeft besloten dat ongeveer 300 kampementen waar Roma en woonwagenbewoners wonen, binnen drie maanden zouden worden gesloten en dat de Roma zouden worden uitgezet naar hun land van herkomst, vooral Roemenië en Bulgarije, B. overwegende dat de Franse autoriteiten hebben gesteld dat er "vrijwillige" en "humanitaire" repatriëring werd uitgevoerd in ruil voor een vergoeding van 300 euro per volwassene en 100 euro per kind, terwijl volgens persberichten en de VN-commissie voor rassendiscriminatie niet alle betrokkenen vrijwillig en volledig akkoord gingen of hun rechten hadden begrepen, en dat sommige Roma hebben verklaard te zijn bedreigd met arrestatie of gedwongen uitzetting, als zij "vrijwillige" repatriëring zouden weigeren, terwijl de handelwijze van de autoriteiten, die de mannen van de vrouwen en de kinderen scheidden, hevige kritiek heeft geoogst; overwegende dat de ontvangers van de repatriëringspremie een formulier moesten ondertekenen en vingerafdrukken moesten afgeven om te voorkomen dat zij naar Frankrijk zouden terugkeren; overwegende dat de betrokkenen voor de uitkering van 300 euro in geen geval hun rechten uit hoofde van de Europese wetgeving hoeven op te geven, C. overwegende dat Frankrijk al enkele jaren Roma uitzet en repatrieert (bijna 10.000 in 2009 en meer dan 8.000 in dit jaar) en dat er in Frankrijk alleen voor Roma een speciale regeling geldt, nl. circulaire NOR/INT/D/06/00115/C van 22 december 2006 houdende maatregelen voor toelating, verblijf en verwijdering van Roemeense en Bulgaarse staatsburgers, in werking getreden op 1 januari 2007, die de enige Franse regeling van dien aard voor EU-burgers is; overwegende dat Roma de enige EU-burgers zijn die door de Franse autoriteiten in migrantencentra worden geplaatst, D. overwegende dat het aantal uitzettingen van Roma gehanteerd wordt als een maat voor de doeltreffendheid van het Franse beleid om illegalen het land uit te krijgen, en dat Roma dus als niet-EU-burgers behandeld worden; overwegende dat het aantal uitgezette Roma in 2009 eenderde van het totale aantal uitzettingen in Frankrijk besloeg en eenderde van alle in Frankrijk woonachtige Roemenen en Bulgaren, E. overwegende dat er op 19 augustus 86 Roma naar Roemenië en Bulgarije werden gerepatrieerd, op 20 augustus rond 130 en op 26 augustus rond 300, en dat de regering heeft aangekondigd dat er eind augustus zo'n 800 Roma gerepatrieerd zouden zijn, F. overwegende dat de uitzettingen volgens ngo's in Frankrijk die zich met Roma bezighouden met behulp van een "bevel tot verlaten van het Franse grondgebied" (OQTF) plaatsvinden, dat zodanig geformuleerd is en een zodanig korte termijn inhoudt dat de situatie van de betrokkenen onmogelijk van geval tot geval kan worden bekeken; overwegende dat de uitzettingen vrijwel altijd gekoppeld zijn aan ontruiming van de RE\829751NL.doc 3/8 PE446.583v01-00 NL kampementen waar de Roma wonen en dat daarbij vaak politiegeweld gebruikt wordt, G. overwegende dat de Franse regering ook heeft verklaard dat Roemenië en Bulgarije zonder integratie van de Romaminderheid niet in maart tot de Schengenzone kunnen toetreden, als ze hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de Roma niet nemen, hetgeen in tegenspraak is met de positieve technische beoordeling van de naleving van de desbetreffende voorschriften door Roemenië en Bulgarije die alle lidstaten in de Schengenwerkgroep hebben onderschreven; overwegende dat de Commissie ook een voorstel in deze zin van de Franse regering heeft verworpen, H. overwegende dat de Franse regering, ondanks het feit dat haar maatregelen alom zijn bekritiseerd op nationaal, Europees en internationaal niveau, door ngo's, regeringen, instellingen en religieuze leiders en organisaties, met name de VN, de Raad van Europa en EU-organen, met de uitzettingen is voortgegaan, waarbij zij alleen de steun kreeg van de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken, die in het verleden soortgelijke maatregelen heeft voorgesteld en uitgevoerd, I. overwegende dat de Commissie tegen racisme en onverdraagzaamheid van de Raad van Europa, de VN-Commissie voor de uitbanning van rassendiscriminatie, de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa en de voorzitter van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa uiting hebben gegeven aan hun diepe bezorgdheid, J. overwegende dat er in 2008 reeds sterke kritiek is uitgeoefend op Italië wegens discriminerend beleid jegens Roma; overwegende dat de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken de Europese Commissie heeft gevraagd ook sancties en uitzettingsmaatregelen in te voeren voor EU-burgers die zich niet aan Richtlijn 2004/38 houden, K. overwegende dat de geest van de Verdragen en de grondslagen van de EU als geheel op volledig vrij verkeer gericht zijn en dat de wetgeving op dat gebied als basisregeling beschouwd moet worden en niet tegen dit hoofddoel van de Unie kan worden ingezet, L. overwegende dat de Franse autoriteiten de ministers van Binnenlandse Zaken van Italië, Duitsland, het VK, Spanje, Griekenland en later België en de Commissie, samen met Canada en de VS, hebben uitgenodigd voor overleg in Parijs in september om aangelegenheden in verband met "immigratie" en vrij verkeer te bespreken die onder de bevoegdheid van de EU vallen, zonder dat de andere lidstaten waren uitgenodigd, en overwegende dat de minister van Binnenlandse Zaken van Italië heeft aangekondigd op scherpere EU-regels inzake immigratie en vrij verkeer, met name voor Roma, te willen aandringen, M. overwegende dat het recht op vrij verkeer een fundamenteel recht is dat in de EUverdragen verankerd is en dat geregeld wordt door Richtlijn 2004/38/EG, waarover de Commissie een verslag heeft opgesteld en op grond waarvan richtsnoeren voor de lidstaten zijn geformuleerd voor een correcte toepassing van de richtlijn, N. overwegende dat het EU-trio blijkens de gezamenlijke slotverklaring op de tweede Europese Roma-top (Cordoba, 8-9 april 2010) het volgende zijn overeengekomen: PE446.583v01-00 NL 4/8 RE\829751NL.doc – bevordering van mainstreaming van Roma-aangelegenheden in het Europese en nationale beleid inzake grondrechten en vrijwaring van racisme, armoede en sociale uitsluiting, – verbetering van de opzet van het stappenplan van het Geïntegreerd Europees Platform voor Roma-integratie en vaststelling van de prioritaire hoofddoelstellingen en resultaten, – inzet van bestaande financiële instrumenten van de Europese Unie, met name de structuurfondsen, ten behoeve van de Roma, O. overwegende dat uitzetting van Roma als zodanig een ernstige schending betekent van de Europese waarden op het vlak van de mensenrechten en fundamentele vrijheden en indruist tegen de belofte die de lidstaten op de tweede Europese Roma-top hebben gedaan om de integratie van de Roma te bevorderen, P. overwegende dat de Commissie de plicht heeft ervoor te zorgen dat de EU-verdragen en het EU-recht, alsmede de mensenrechten en fundamentele vrijheden, in de EU worden geëerbiedigd, beschermd en bevorderd en dat zij krachtig tegen duidelijke schendingen stelling moet nemen, zodra die zich voordoen, Q. overwegende dat de uitzettingen plaatshebben in de context van uitlatingen van vooraanstaande Franse bewindslieden, die een verband suggereren tussen Roma en immigranten en criminaliteit, en van de voorstellen om elke persoon van vreemde oorsprong die het leven van een politieagent in gevaar brengt, de Franse nationaliteit te ontnemen; R. overwegende dat Duitsland de repatriëring voorbereidt van ongeveer 10.000 Roma naar Kosovo, van wie de helft kinderen zijn, waaronder kinderen die in Duitsland geboren zijn, ondanks het verzoek aan de West-Europese landen van Unicef en de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa om niet langer Roma onder dwang naar Kosovo terug te sturen; overwegende dat Zweden ongeveer 50 Roma heeft uitgezet wegens "bedelen", hoewel bedelen in Zweden geen misdrijf is; overwegende dat andere landen een soortgelijk beleid voeren; overwegende dat Denemarken in juli zonder vorm van proces Roma heeft uitgezet, S. overwegende dat Roma zich dikwijls niet in hun woonplaats laten inschrijven omdat ze geen regulier werk kunnen vinden (aangezien Roma vaak moeilijker een baan krijgen dan niet-EU-burgers) en te weinig middelen van bestaan hebben, 1. spreekt zijn scherpe veroordeling uit over de maatregelen die door de autoriteiten van Frankrijk en andere lidstaten zijn genomen met betrekking tot Roma en woonwagenbewoners, waarbij deze naar hun land van herkomst zijn teruggestuurd, en verzoekt hen alle uitzettingen van Roma met onmiddellijke ingang op te schorten; verzoekt de Commissie en de Raad, alsmede de lidstaten, hetzelfde verzoek te formuleren; wijst erop dat collectieve uitzetting indruist tegen de grondrechten en in geen enkel geval aanvaardbaar is; 2. onderstreept dat deze maatregelen in strijd zijn met de EU-verdragen en het EU-recht, met RE\829751NL.doc 5/8 PE446.583v01-00 NL name Richtlijn 2000/43, aangezien ze neerkomen op discriminatie op grond van ras en etnische afkomst, en met Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, en dat collectieve uitzettingen verboden zijn op grond van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; 3. wijst erop dat Richtlijn 2004/38 uitzetting van EU-burgers aan zeer duidelijk omschreven grenzen bindt: uitzettingsbesluiten moeten afzonderlijk worden beoordeeld en vastgesteld, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden (artikel 28); er gelden procedurele waarborgen (artikel 30); er wordt toegang gegarandeerd tot gerechtelijke en administratieve beroepsprocedures met opschortende werking (artikel 31); een onredelijke belasting voor het socialebijstandsstelsel volstaat op zich niet om automatische uitzetting te motiveren (overweging 16 en artikel 14); de vrijheid van verkeer en verblijf mag worden beperkt om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, maar deze redenen mogen niet voor economische doeleinden worden aangevoerd, en de bedoelde vrijheidsbeperking moet evenredig zijn en moet uitsluitend gebaseerd zijn op het gedrag van betrokkene en niet op algemene preventieve redenen (artikel 27); de door de lidstaten vastgestelde sancties moeten doeltreffend en evenredig zijn (artikel 36); 4. merkt op dat de uitzettingen specifiek gericht waren tegen de Romagemeenschap als zijnde een gevaar voor de openbare orde en veiligheid en een belasting voor het socialebijstandsstelsel, en dat ze zijn uitgevoerd in een bijzonder korte tijdspanne en op zodanige wijze dat openbare stigmatisering plaatsvond en geweld en intimidatie zijn toegepast; overwegende dat in dergelijke omstandigheden geen precieze en gedegen individuele beoordeling mogelijk is; het evenredigheidsbeginsel is daarbij geschonden en de maatregelen zijn wellicht genomen voor economische doeleinden of om algemene preventieve redenen; de richtlijn kent geen procedure waarbij EU-burgers met steun of vrijwillig naar hun lidstaat van herkomst terugkeren met een economische "vergoeding", hetgeen ook strijdig zou zijn met de letter en de geest van de Verdragen, aangezien de vrijheid van verkeer een fundamenteel recht is dat onvervreemdbaar is en niet kan worden gekocht of verkocht en zo'n procedure tot discriminatie tussen EU-burgers zou leiden; bovendien heeft geen van de teruggestuurde personen volgens de Roemeense autoriteiten ooit in Frankrijk of Roemenië een misdrijf begaan; 5. dringt er bij de lidstaten op aan dat zij zich strikt aan hun verplichtingen houden en inconsistenties bij de toepassing van de richtlijn inzake vrij verkeer wegnemen; 6. wijst er voorts op dat het afnemen van vingerafdrukken van de uitgezette Roma illegaal is en strijdig met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikelen 21, lid 1 en 2), de Verdragen en het EU-recht, met name Richtlijn 2004/38/EG en Richtlijn 2000/43/EG, en een discriminatie inhoudt op grond van etnische afstamming of land van herkomst; 7. neemt kennis van de trage en zwakke reactie van de Commissie in de vorm van de verklaring van de voor justitie, grondrechten en burgerschap bevoegde ondervoorzitter van 25 augustus, waarin deze haar "bezorgdheid" uitspreekt over de uitzetting van de Roma in Frankrijk, erop wijst dat "niemand mag worden uitgezet louter omdat hij Roma PE446.583v01-00 NL 6/8 RE\829751NL.doc is" en alle lidstaten oproept zich te houden aan "de gemeenschappelijke EU-regels inzake vrij verkeer en non-discriminatie alsmede aan de gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie, een 'gemeenschap van waarden en grondrechten', en met name aan de grondrechten, inclusief de rechten van personen die tot een minderheid behoren"; verlangt dat de Commissie onverwijld zorg draagt voor de naleving van de EU-Verdragen en het EU-recht, met name door de lidstaten onmiddellijk te vragen de uitzetting van Roma stop te zetten omdat de Commissie haar onderzoek naar de wettigheid daarvan nog niet heeft afgesloten; 8. verwerpt opruiende verklaringen waarin een verband wordt gelegd tussen minderheden en immigranten en criminaliteit, omdat hiermee negatieve stereotypen in leven worden gehouden die stigmatisering en discriminatie van Roma in de hand werken; 9. wenst te worden betrokken bij de welkome "volledige analyse" van de situatie in Frankrijk zoals aangekondigd door de commissaris en het onderzoek naar de conformiteit van de genomen maatregelen met het EU-recht, alsmede de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de Franse autoriteiten en de door de voorzitter van de Commissie en de Franse autoriteiten voorgestelde workshop; wenst dat de bedoelde monitoring betrekking heeft op alle lidstaten; dringt erop aan dat de Commissie haar analyse niet louter op informatie van de betrokken overheden baseert maar ook op diepgaand overleg met ngo's die zich met de Roma bezighouden en met Romavertegenwoordigers; 10. dringt aan op een Europese strategie voor de Roma met concrete en toekomstgerichte maatregelen om de sociale integratie van Roma te verbeteren en met maatregelen op het gebied van huisvesting, toegang tot de arbeidsmarkt, onderwijs en gezondheidszorg om tot verbetering van de situatie van de Roma bij te dragen; verzoekt de Commissie, de Raad, de lidstaten en de lagere overheden zich gezamenlijk voor de Roma in te zetten en ieder op zijn eigen niveau van verantwoordelijkheid een bijdrage tot deze strategie te leveren, hetgeen vooral geldt voor de lidstaten van herkomst en de gastlanden; 11. wijst erop dat het vrij verkeer van burgers een EU-aangelegenheid is en dat deze kwestie bijgevolg op basis van het beginsel van loyale samenwerking in het EU-bestel moet worden besproken en niet in achterkamertjes waar alleen de regeringen van bepaalde lidstaten uitgenodigd zijn; 12. verzoekt de lidstaten en met name Frankrijk om de achterstand bij de bescherming van minderheden in te lopen door het kaderverdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van nationale minderheden te ondertekenen en te ratificeren; 13. verzoekt de regeringen van Denemarken, Estland, Frankrijk, Roemenië en Slovenië zich strikt te houden aan hun verplichtingen ingevolge het Internationaal Verdrag tot uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie door de aanbevelingen van VNcommissie voor de uitbanning van rassendiscriminatie (77ste vergadering) onverwijld over te nemen; verzoekt met name Frankrijk af te zien van collectieve uitzettingen, al het nodige te doen om gelijke kansen te realiseren wat betreft toegang tot onderwijs op alle niveaus, gezondheidszorg, huisvesting en andere voorzieningen, alle nodige maatregelen te nemen om het stemrecht te verwezenlijken, te zorgen voor onderkomen overeenkomstig de Wet van 5 juli 2000 betreffende de opvang en huisvesting van woonwagenbewoners (wet-Besson) en te zorgen voor gelijke behandeling van alle burgers door afschaffing van RE\829751NL.doc 7/8 PE446.583v01-00 NL de reisvergunning voor woonwagenbewoners; 14. herinnert de lidstaten aan hun verplichting overeenkomstig het internationaal recht om het recht te garanderen van eenieder, inclusief Roma en woonwagenbewoners, op onder andere adequate huisvesting en beklemtoont dat moet worden gezorgd voor adequate alternatieve huisvesting; 15. herhaalt zijn verzoek aan de lidstaten om wetgeving en beleid te heroverwegen en zonodig ongedaan te maken waardoor Roma direct of indirect op grond van ras en etnische afstamming worden gediscrimineerd, en herhaalt zijn verzoek aan de Raad en de Commissie om na te gaan hoe de lidstaten de verdragen en richtlijnen tegen discriminatie en op het gebied van vrij verkeer, met name wat Roma betreft, toepassen, en om de nodige stappen te ondernemen als het daaraan schort; 16. verzoekt de Commissie een uitvoerig overzicht te verschaffen van de wijze waarop de middelen voor de bestrijding van de discriminatie van Roma in elke lidstaat besteed zijn; 17. verzoekt het Bureau voor de grondrechten een rapport op te stellen over de verenigbaarheid van het bewuste beleid met het Handvest van de grondrechten van de EU; 18. draagt zijn ter zake bevoegde commissie op in overleg met het Bureau voor de grondrechten en ngo's en organen die zich met de mensenrechten en de Roma bezighouden, de zaak te volgen en, zoals aan het begin van de zittingsperiode besloten, een verslag over de situatie van de Roma in Europa op te stellen, voortbouwend op eerdere resoluties en verslagen van het Parlement; 19. verzoekt de lidstaten het recht op sociale bijstand en huisvesting te erkennen en te eerbiedigen teneinde allen die onvoldoende middelen van bestaan hebben een fatsoenlijk leven te garanderen en ervoor te zorgen dat Roma en anderen die het recht op vrij verkeer uitoefenen informatie krijgen over de vereisten waaraan voldaan moet worden; 20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa en de Verenigde Naties. PE446.583v01-00 NL 8/8 RE\829751NL.doc