Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren (-3000 v. Chr.)/ Prehistorie 01: DE LEEFWIJZE VAN JAGERS-VERZAMELAARS Is de mens in Afrika ontstaan? De oudste skeletten zijn in Oost-Afrika gevonden. 2.000.000 jaar geleden leefde daar een apensoort in een gebied die door bergen was afgesloten. Ze maakten een andere ontwikkeling door vanwege het veranderende klimaat. Bossen werden graslanden. De meeste apen trokken weg, maar een kleine groep bleef. Hun beenderen pasten zich aan en de inhoud van de hersenpan nam toen. Dit soort heet de Australopithecinen. Het ontstaan van etnische verschillen. Het ontstaan van verschillende culturen. De meeste onderzoekers denken dat groepen zich over de hele wereld hebben verspreid. Elke groep die lang in een bepaald gebied bleef, paste zich aan. Het is niet te bewijzen dat ethische verschillen te maken hebben met cultuur. Cultuurverschillen verklaar je door te kijken naar de geschiedenis van een bepaalde groep. Verzamelen en jagen: zo beginnen alle groepen Alle groepen leefden van het verzamelen van planten en vruchten(vrouwen), van de jacht en van de visvangst(mannen). Ze verzamelden voor korte tijd en trokken weg als er niks meer te vinden was. Ze leefden daarom in grotten, de open lucht of eenvoudige hutten. Ze maakten gebruik van eenvoudige werktuigen gemaakt van hout, steen of botten.(stenenvuistbijlen, speerpunten, schraapstenen) Magie en geloof Magie probeerde hun te helpen bij het bereiken van bepaalde dingen. Ze bedachten goden voor onverklaarbare dingen(seizoenen, leven en dood, dag en nacht). Het gaf hun een gevoel van veiligheid 02: HET ONTSTAAN VAN LANDBOUW EN LANDBOUWSAMENLEVINGEN Het ontstaan van landbouw in het Midden-Oosten In de geschiedenis zijn voor ons twee vernieuwingen van enorme betekenis: - de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw, de neolithische revolutie( 10.000 jaren geleden) - de overgang van landbouw naar industrie, de industriële revolutie Akkerbouw en veeteelt werden ongeveer 7000 v.Chr. voor het eerst in het Midden-Oosten bedreven. 2.000.000 jaar heeft men geleefd van het jagen en verzamelen In Mesopotamië ontstaan steden Mensen hoefden niet meer verder te trekken door de ontdekking dat je door zaaien kon oogsten en het ontstaan van huisdieren: er ontstonden dorpen. De oogst leverde veel op, minder mensen hoefden in de landbouw met als gevolg dat andere beroepen ontstonden: ambachten. Toen de samenleving ingewikkelder werd, ontstonden er ook andere beroepen. Dorpen groeiden uit tot steden. Er ontstond een gelaagde samenleving. 03: HET ONTSTAAN VAN DE EERSTE STEDELIJKE GEMEENSCHAPPEN Ontstaan van staten in Mesopotamië(Irak) Er ontstonden langs de rivieren(Eufraat, Iigris) zelfstandige steden(Oer, Nineve, Babylon). Politieke leiders (koningen en priesters) slaagden er in gebieden toe te voegen tot staten als Soemerië en Babylonië. Ze kregen een behoefte aan schrift (5000 jaar geleden). Zo konden ze wetten e.d. opschrijven. De oudste epos komt uit Mesopotamië en gaat over de held gilgamesj. Door de verschillende lagen in de bevolking werd er een wetboek van Babylonische koning Hammoerabi gemaakt. Vrouwen hadden minder rechten dan mannen. Slaven werden behandeld als bezit. Het ging in de wetten: oog om oog, tand om tand. Ook stedelijke landbouwgemeenschappen aan de Nijl, Indus en Gele Rivier 2500 v.Chr. er ontstond een hoog ontwikkelde cultuur met enkele grote steden langs de rivier de Indus. 2000 v. Chr. Er ontstond een stedelijke landbouwgemeenschap langs de gele rivier in China, vanuit daar veroverden ze gebieden om zich te beschermen tegen nomadische invallen Prehistorie in Nederland Onze oudste werktuigen zijn tussen de 200.000 en 150.000 jaar oud. Het trechterbekervolk, de hunebedbouwers (3500-2700 v.Chr.) leefden in een schriftloze samenleving en zijn de eersten die in ons land over gingen van jagen en verzamelen naar landbouw. Een klasse is een groep met dezelfde sociale achtergrond, je meet dit aan het bezit van iemand. In een klassenmaatschappij kun je opklimmen. In een stand wordt je geboren en staat vast voor de rest van je leven(adel, geestelijk, burger) Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v. Chr-500 n. Chr.) /Oudheid 04A: DE ONTWIKKELING VAN HET DENKEN OVER BURGERSCHAP EN POLITIEK IN DE GRIEKSE STADSSTAAT . §1) het ontstaan van de polis, Athene als voorbeeld Rond steden ontstaan staatjes Vanaf 800 v.Chr. 200 aparte staatjes: polis. Het middelpunt van elke polis was een versterkte heuvel: Acropolis(hoge stad). Als de stad werd aangevallen vluchtte de mensen naar de Acropolis. Daar stond een tempel, een agora(plein waar burgers ontmoetten, handel en bestuur). Rondom de Acropolis ontstonden echte steden. 3 soorten bestuur: - Alleenheersers: autocratie - Aanzienlijkste burgers: oligarchie - Alle burgers: democratie De adel moet de macht gaan delen met andere bevolkingsgroepen Eerst had de adel in de polis de macht. Daarin kwam verandering toen de steden te maken kregen met overbevolking en de opkomst van de handelaren. Weinig vruchtbare grond leidde tot kolonisatie. Veel handelaren werden rijker dan de edelen en wilden ook deel hebben aan de macht. Zo ontstond er stemrecht voor mannen: democratieën Athene als voorbeeld Er was in Athene een directe democratie(idee van Kleisthenes, 509 v.Chr.) alle belangrijke beslissingen werden door de volksvergadering genomen: voorstellingen konden worden goed- of afgekeurd worden door mannen vanaf 18 jaar. Er was een raad van 500, uit deze raad kwamen er 50 dagelijks in het bestuur. De volksvergadering koos 10 leiders van leger en vloot. §2) Sparta, een andere polis De Spartanen hadden geen democratie en stichtten geen koloniën maar pikten land in van de Messeniërs en dwongen hun voedsel te leveren. Al op 7 jarige leeftijd wordt een Spartaanse jongen tot hun 20ste een extreme militaire opleiding in een soort kazerne. Niets was belangrijker dan de Spartaanse staat. De Spartanen kregen zo een sterk landleger. De volksvergadering koos 5 ephoren elk jaar, die het dagelijks bestuur vormden. Zij waren de baas van de edelen, de volksvergadering en de buitenlandse politiek. Het leger werd aangevoerd door 2 koningen, die werden gecontroleerd door de ephoren. Een oligarchie. De echte Spartanen waren afstammelingen van de Doriërs. §3) De Grieken verslaan de Perzen Aanleiding: Griekse kolonisten ten westen van het Perzische rijk wilden zich afhankelijk maken van de Perzische koning Darius, 500 v. Chr. Reactie Darius: Griekenland veroveren Reactie Grieken: samenwerking: slaagde niet omdat ze bang waren dat één van hen de andere staatjes ging overheersen. Darius: 490 v.Chr. eerste maal: ter zee. Atheners en Sparta besloten op het laatste moment samen te werken. Maar de Spartanen kwamen pas opdagen bij de veldslag bij Marathon toen de Atheners de overwinning al behaald hadden. Xerxes(perzen): 480 v.Chr. Griekenland ter land en ter zee aanvallen. Op zee: Atheners , op land: Spartanen. Bij Thermopylae vond een beroemde veldslag plaats. Daarna veroverde het Perzische leger heel Griekenland op Peloponnesus na. De Griekse vloot versloeg de Perzische bij het eiland Salamis. In 479 v.Chr. werd bij Plataeae ook het Perzische landleger verslagen. 04B: DE ONTWIKKELING VAN WETENSCHAPPELIJK DENKEN IN DE GRIEKSE STADSTAAT §4) de Grieken strijden onderling DE PELOPONNESISCHE OORLOG was van 431 tot 404 v.Chr. tussen de bondgenootschappen onder leiding van Athene en Sparta. De bondgenootschappen ontstonden in Griekenland omdat ze bang waren voor een nieuwe Perzische aanval. In 430 v.Chr. hield Pericles een beroemd geworden toespraak ter herdenking van de gesneuvelden in de oorlog. Uiteindelijk wonnen de Spartanen en hun bondgenoten. Met de Atheense grootmacht was het toen gedaan. De Democratie bleef nog bestaan tot het eind van de 4de eeuw. §5) het Griekse wereld- en mensbeeld verandering in het denken over het ontstaan van de wereld. Van mythologische verklaringen voor het ontstaan van de wereld naar een natuurwetenschappelijk wereldbeeld. belangrijke personen: filosoof Aristoteles en wiskundige en astronoom Ptolemaeus. Aristoteles Ptolemaeus Aarde is een onbeweeglijke bol die het Aarde is een onbeweeglijke bol die het centrum vormde van het eveneens centrum vormde van het eveneens bolvormige heelal bolvormige heelal Onderbouwde het met wiskundige berekeningen van de banen die de hemellichamen volgen. ONDANKS DEZE IDEEËN: De meeste mensen bleven het heelal zien als een platte onbeweeglijke schijf met de hemellichamen erboven verandering in het denken over het ontstaan van de mens. Om goden gunstig te stemmen werden offers gebracht. De gemeenschap was volgens de Grieken het belangrijkste, niet het individu. En na de dood leefde men als een schim voort in de onderwereld. Het leven op aarde was het belangrijkst. Elke polis had een eigen beschermgod(in) en de goden waren onsterfelijk, ze leefden op de berg Olympus en hadden menselijke eigenschappen. Geleerden zagen de mens vanaf de 6de eeuw als een zelfstandig wezen. Het individu werd belangrijker dan de gemeenschap. Dit alles werd de basis voor de westerse gemeenschap. Een nieuwe manier van denken: voortdurend vragen en zoeken naar nieuwe kennis. Griekse onderzoekers gingen onderzoeken hoe de wereld in elkaar zat. NIEUW in hun manier van werken was het zoeken naar antwoorden in de natuur ZELF en NIET bij godsdienst. Een gevolg hiervan is dat wetenschap een hoog aanzien kreeg en een voorbeeld werd voor mensen uit later tijd. geboorte van de geneeskunde Hippocrates zocht de verklaringen voor het ziek zijn in de natuur zelf. Hij ging precies opschrijven hoe de ziekte verliep en probeerde zo er achter te komen hoe zij ontstond en genezen kon worden. geboorte van de geschiedenis Herodotus beschreef de gebeurtenissen en probeerde die te verklaren, hij stond kritisch ten opzichte van de mensen die hem gegevens over de oorlog gaven. geboorte van de filosofie Socrates onderzocht hoe de wereld in elkaar zat en wat het beste was. Domheid was volgens deze Athener het grootste gevaar voor de mens. Het theater was de belangrijkste plaats voor filosofische vragen. de bibliotheek van Alexandrië(Egypte) als centrum van de wetenschap In Alexandrië stond de grootste bibliotheek van het Midden-Oosten. Geleerden van overal vandaan trokken er naartoe. De Grieken wilden een goede opleiding, vol wedijver. Alles stond in teken van de voortreffelijkheid: de wil om zichzelf te verbeteren door onderlinge wedijver. Het leven was één grote wedstrijd. onderwijs De ideale Griek moest kunnen: lezen en schrijven, handel drijven, deelnemen aan democratie en een goed figuur kunnen slaan op het gebied van sport en muziek. sport Er waren veel sportwedstrijden: Olympische Spelen ter ere van Zeus politiek Alle burgers doen mee aan het bestuur: volksvergaderingen 05: DE KLASSIEKE VORMENTAAL VAN DE GRIEKS-ROMEINSE CULTUUR De Grieken waren gefascineerd door schoonheid en kunst in het algemeen. Kunstwerken moesten aan een ‘ideaal’ maatgetal, een grondregel of ‘canon’, beantwoorden, anders was het werk niet schoon. Kunst was niet het exact weergeven van de natuur, of van de mens, maar een product ontwikkelen dat beantwoordde aan vastgelegde verhoudingen of proporties. Tempels waren huizen voor de goden, men bracht daar offers. Een kenmerk van een tempel zijn de zuilen, de ideale verhouding daartussen was een benadering van 3:8. De theaters hadden een andere band met de godsdienst. Hoe fraaier de natuur, des te dichter bij de goden, daarom staan prachtige bouwwerken in schitterende plekken in de natuur. §6) Alexander de Grote, veroveraar en verbreider van de Griekse cultuur. In 338 v.Chr. werd Griekenland veroverd door Macedonië, koning: Phillippus. Hij werd vermoord bij de bruiloft van zijn dochter in 336 v.Chr. Zijn 20 jaar oude zoon volgde hem op. Alexander voerde het plan van zijn vader om de Perzen aan te vallen om de Grieken gunstig te stemmen in 334 v.Chr. uit. In 325 v.Chr. , 9 jaar later, had hij het Perzische rijk in handen. De Grieken gingen richting het Midden-Oosten en zo werd de Griekse cultuur verbreid. Grieks werd de belangrijkste taal. Alexander probeerde ook de Grieken en Perzen met elkaar te verenigen: generaals te laten trouwen met Perzische vrouwen -> geen succes. Alexander was een voorstander van het Hellenisme: De beste elementen van je vijand houd je overeind. Je eigen nieuwe cultuur wordt verhoogd. In 323 v.Chr. stierf Alexander aan malaria . Generaals kregen onderling conflicten en het rijk viel uiteen. Alexander kreeg later de naam: Alexander de Grote omdat hij een goede legeraanvoerder was en omdat door zijn optreden de Griekse cultuur over een veel groter gebied werd verbreid. §11 Het Romeinse wereld- en mensbeeld Het Romeinse wereldbeeld Aarde is een platte schijf, zwevend in het heelal, aan de onderkant leefden ‘tegenvoeters’ voor het evenwicht. De bekende wereld werd voorgesteld als een cirkelvormige op het oosten georiënteerde schijf. Het Romeinse mensbeeld Naast veel overeenkomsten met de Grieken, ook verschillen: - Een meer militaire kijk op de mens, door o een ander waardenstelsel, waarden in oorlogen stonden hoog in aanzien o naast tempels en theaters ook het amfitheater, de strijd stond daar centraal. o kenmerkende monumenten als triomfboog en erezuil zijn ‘militaire’ monumenten. - Een meer praktische kijk op de mens: o De mens was allereerst een burger met rechten en plichten, die waren vastgelegd in wetten. In de basilicae werd rechtgesproken. o Verbeteren van het dagelijks leven is belangrijker, niet filosofische problemen. - Eigen kijk op de bouwkunst Bouwwerken hebben meer met praktische en militaire zaken te maken, dan godsdienstige. Ook was er verschil in bouwen: Het Romeinse theater was een vrijstaande constructie, niet in een heuvel ingebed. De Romeinse tempel hebben een verschil in voor- en achterzijde. De Griekse tempel was richtingloos. De boog, gewelf, koepel, triomfbogen, thermen en amfitheaters zijn voorbeelden van de Romeinse bouwkunst. Zuilen en steunberen werden overbodig. - Een juridisch voorbeeldige manier om met elkaar om te gaan. o Iemand is onschuldig tot zijn schuld bewezen is. o Iemand die ergens van beschuldigd is, moet zich kunnen verdedigen. o Niemand mag worden gestraft voor wat hij denkt. o Alleen de rechters, niet de bestuurders van een land, mogen zich met de rechtspraak bemoeien. 06: DE GROEI VAN HET ROMEINSE IMPERIUM WAARDOOR DE GRIEKS-ROMEINSE CULTUUR ZICH IN EUROPA VERBREIDDE . §7 Rome verovert heel Italië Rond 800 v. Chr. namen de Etrusken, een volk uit het Midden-Oosten, een groot deel van Italië over. De inwoners leefden (waaronder Rome) van de landbouw. Onder de Etrusken nam de handel toe. De steden groeiden en kwamen uiteindelijk in opstand tegen de Etrusken. De Romeinen veroverden in de twee eeuwen daarna bijna heel Italië (behalve het uiterste noorden). Rome werd eerst geregeerd door koningen, maar spoedig werd het een republiek. De belangrijkste bestuurders waren twee consuls, die elk een deel van het leger aanvoerde. De senaat (raad van ouderen) gaf advies aan de bestuurders. De Romeinse mannen kwamen bijeen in de volksvergadering (weinig invloed). §8 De republiek, een gelaagde samenleving Patriciërs lange tijd de baas. De rijke Romeinen kregen na de Etrusken de macht: de patriciërs. De rest heten plebejers. De afkomst bepaalde of je patriciër of plebejer was, maar sommige plebejers lukte het om zeer rijk te worden en betaalden evenveel belasting als de patriciërs. Alleen kregen de plebejers geen invloed. De arme plebejers waren ook ontevreden, ze mochten wel stemmen, maar geld lenen konden ze enkel tegen een hoge rente. Patriciërs delen hun macht met rijke plebejers. Patriciërs hadden de hulp van plebejers nodig voor veroveringen buiten Italië. De rijke plebejers hadden het geld daarvoor en de arme plebejers leverden de meeste soldaten. Uitkomst: Plebejers mochten niet meer als slaaf worden verkocht bij schulden; plebejers en patriciërs mogen met elkaar trouwen; plebejers mogen hoge ambten uitoefenen in het bestuur en leger. De nieuwe bovenlaag heette: nobiles. Voor de arme plebejers veranderede er weinig. §9 De Romeinen stichten een imperium Waarom veroveren de Romeinen een imperium. Een land viel een bondgenoot van de romeinen aan. De bevolking van een bepaald land de handel/veiligheid bedreigde. Meer grond voor de eigen bevolking. De wereld een rechtvaardig bestuur toebrengen. Gevolgen van de veroveringen: - Het rijk werd verdeeld in provincies, waar toepen werden gelegerd, een eigen bestuur zat met een gouveneur aan het hoofd. De provincie moest belasting betalen. De senaat werd machtiger. Door het grote rijk, werd het ingewikkelder en de meest ervaren bestuurders zaten in de senaat. De Griekse cultuur heeft meer invloed. Wetenschap en godsdienst werden overgenomen. Boeren raken hun bedrijf kwijt en trokken naar de stad. Boeren moesten vaak vechten in het leger, de familie kon het werk niet aan en ging failliet. Arme mensen in de steden: Proletariërs, alleen kinderen als bezit. Veel slaven (kleine en grote opstanden) werken op het land. Het Romeinse leger wordt minder sterk doordat steeds meer boeren proletariër werden. Proletariërs konden niet hun eigen uitrusting betalen. §10 De Romeinse republiek wordt een keizerrijk Burgeroorlogen in de republiek. Tiberius en Gaius Gracchus wilden het land onder de armen verdelen: werklozen werden opnieuw boer en er kwamen weer sterke boeren legers. Rijke romeinen voelden hier niets voor en zo kwamen de broers om het leven. Beroepslegers brengen generaals aan de macht. Proletariërs konden zestien jaar dienst nemen in het leger. Na de diensttijd kregen ze in een provincie een stukje grond. De bevelhebber zorgde daarvoor en hun loon. Soldaten trouwer aan hun bevelhebber dan de keizer. Voorbeeld: Julius Caesar. Van Republiek tot keizerrijk 44 v. Chr. Senatoren vermoorden Caesar. Senaat krijgt nieuwe tegenstanders: enkele legeraanvoerders en achterneef Octavianus. Burgeroorlog Octavianus wint = keizer Augustus. De Romeinse Vrede (pax romana) 31 v. Chr waarom enkele eeuwen vrede? - Het leger bleef trouw aan de keizer, ze kregen meer geld en betere grond na dienst. - Goede handel zorgde voor meer welvaart, minder bedreiging. Meer ontwikkeling: vuurtorens, wegen, havens, munteenheid. - Geen krachtige vijanden verschenen aan de grenzen. De meeste mensen wonen op het platteland meer handelaren meer handelaren en handwerkslieden, die in de steden wonen meer steden. In de steden was vermaak: Amfitheater. Op het platteland waren dorpen, leefden de meeste mensen. Een groot deel van het land was in bezit van Grootgrondbezitters(vaak leidinggevende functie) en werd bewerkt door slaven en vrije pachters. Het merendeel van de mensen op het platteland was vrije boer. Gelaagdheid van de bevolking Rijken: enig bezit armen slaaf 4.000.000 sestertiën in bezit –senaat 400.000 sestertiën in bezit - minder hoge functie 100.000 sestertiën in bezit- fuctie bestuur stad vrije boeren, winkeliers, handswerklieden kleding en huisraad als bezit x De romanisering Romeins burgerrecht: kreeg je als je kan laten zien dat je volledig geromaniseerd bent. De Romeinse cultuur hebt overgenomen. Bleek uit: taal; godsdienst; literatuur; kleding; vrije tijd. Vooral in de steden wilde men Romeins burger worden . In 212 kreeg iedereen in het rijk Burgerrecht. 07: DE CONFRONTATIE TUSSEN DE GRIEKS-ROMEINSE CULTUUR EN DE GERMAANSE CULTUUR VAN NOORDWEST-EUROPA §13 Het West-Romeinse rijk valt uiteen in Germaanse staten. Theodosius dood (395) oost / west z’n rijk verdeeld 1453 / 476 onder zijn zonen Osmaanse Turken / Germaanse staten De Germanen West-Europa: Groot gedeelte in handen van Germanen. Overeenkomsten tussen Germaanse volken: taal, landbouw als middel van bestaan, dorpen, iedere stam heeft een vergadering van vrije mannen. 1. bovenste laag 2. vrijgelatenen 3. slaven. Oorlogstijd: aanvoerder: behield eventueel macht in vredestijd koning Godsdienst Polytheïsme: natuurkrachten. Freya: vruchtbaarheid. Donar: regen/onweer. Loki: vuur. Goden stonden onverschillig t.o.v. mensen offers fruit graan en vlees. Oppergod: Tius, Zius, Thor, Wodan, Donar (dinsdag, zaterdag, donderdag, woensdag, donderdag) hij werd verbonden met de zon: zondag, maan: maandag, bliksem, donder hij is herder/ jager/ krijger Oppergodin: Freya(Vrijdag), Nehallennia, Tanfana ze werd verbonden met de maan, schoonheid, vruchtbaarheid, lente Germanen geloofden in een leven na de dood. Waarden: welzijn, overleven v.d. familie/stam normen: eren van voorvaderen, stamland verdedigen deugden: lichaamskracht, dapperheid, eergevoel, vergeldingsdrang. Franken veroveren een groot deel v.h. West-Romeinse Rijk. Franken vochten tegen de romeinen en soms aan de kant van de Romeinen. In de 5de eeuw werd de invloed van de Franken groter, De romeinse legers trokken terug en van hun cultuur bleef weinig over. Het veroverde grondgebied v.d. Franken werd bedreigd door Alemannen, Thürlingers en de Goten. Er kwam één leider: Clovis. In 481 werd hij koning van één van de Frankische stammen. 08: DE ONTWIKKELING VAN HET JODENDOM EN HET CHRISTENDOM ALS DE EERSTE MONOTHEÏSTISCHE GODSDIENSTEN. §12 Opkomst van het christendom Het Jodendom Eén God. Tenach /oude testament= heilig. Eerste 5 boeken het belangrijkst: Torah. Heiligdom= tempel in Jeruzalem . 1000 v. Chr. Koning David en Salomon. In tijden van overheersing geloof in de Messias. 63. v. Chr. Romeinen veroveren Palestina opstand misluktverwoesting tempel o.l.v. keizer/bevelhebber TitusJoden vluchten uit Palestina. Het ontstaan van het christendom De Romeinse gouveneur Pontius Pilatus veroordeelde Jezus Christus(gezalfde) tot het kruis, want Joodse leiders vreesden voor hun macht. De apostelen Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes schreven ieder een evangelie over Christus. De evangelies + brieven v.d. Apostel Paulus= het nieuwe testament. Nieuw + Oud = Bijbel. Leer van het Christendom - Christelijke geloofsbelijdenis. 4de eeuw keizers aanvaarden het geloof, er ontstaat meer eenheid over de kern van het christendom; vastgelegd in de geloofsbelijdenis: Jezus is de zoo van god. Na dood steeg hij op in de hemel; men verlost van de zonden. Laatste Oordeel: gelovig: hemel. Niet gelovig: hel - Christelijke waarden, deugden rituelen. waarden: menslievendheid, vergevingsgezindheid deugden: geweldloosheid, behulpzaamheid, eerlijkheid, vrijgevigheid, eenvoud. rituelen/sacramenten: doop, eucharistie (brood wijn, aanwezigheid oproepen), biecht, huwelijk, wijding tot priester, vormsel (met zalf goede moedige christenen) en oliesel(vergeving van de zonden). Het christendom verbreidt zich Pax Romana + apostel Paulus + hoop : oorzaken De romeinse keizers vervolgen de christenen. De Romeinse bestuurders vonden dat de christenen meer touw aan het geloof waren dan aan de keizers. Ze pasten niet in het romeinse staatsbestel. Het christendom wordt de enige toegestane godsdienst. Meer christenen. 313 toegestaan door Constantijn. 394 door Theodosius als enig toegestane godsdienst. Nu konden ze beter regeren door eenheid binnen het geloof en het rijk. De Kerk Paus kardinaal/ aartsbisschop bisschop deken pastoor/kappelaan. De Kerk bouwde een sterke organisatie op die bleef staan ondanks dat het Rijk op bestuurlijk gebied in de 5de eeuw uiteenviel. Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders (500-1000)/ Vroege Middeleeuwen. 09 DE VERBREIDING VAN HET CHRISTENDOM IN GEHEEL EUROPA Onder Clovis worden de Franken gekerstend In 481 werd Clovis koning van een van de Frankische stammen. Toen hij in 511 stierf omvatte zijn rijk merendeel van het huidige Frankrijk. In 496 bekeerde Clovis zicht tot het christendom. Clovis zorgde ervoor dat de inwoners van zijn rijk gekerstend werden (het christendom aannamen). Zijn opvolgers lieten de macht over aan bestuurders die hofmeiers werden genoemd. De Saksen met harde hand bekeerd In 768 kwam Karel de Grote aan de macht. Karel de Grote dwong de Saksen en de met hen verbonden Friezen in een strijd van 33 jaar het christendom aan te nemen. Als heidenen zouden ze nooit gewillig onderdanen worden. Kloosters worden steunpunten om het christendom te verbreiden. Onder andere Amandus kwam in de 7de eeuw naar Nederland om het christendom te verbreiden. Hij had daarvoor een strategie. De monniken stichten kloosters en trokken nieuwe monniken aan. Vanuit zo’n klooster werden ook nieuwe kloosters gesticht. Dit proces bleef zich herhalen zodat het aantal kloosters sterk toenam. De monniken streefden ernaar om regionale machthebbers eerst te bekeren, omdat zij druk konden uitoefenen op de bevolking en grond schonken voor nieuwe kloosters. Machthebbers zagen in het christendom een stabiliserende factor die eenheid en rust onder de bevolking tot stand kon brengen. De Engelse monniken Willibrord en Bonifatius. Willibrord stak in 690 over naar de Nederlanden om de Friezen te gaan bekeren. Ondanks dat Pippijn II een jaar eerder de Frankische koning Radboud had verslagen, had Willibrord weinig succes. Hij ging noodgedwongen naar het zuiden en werd de eerste bisschop van Utrecht. Bonifatius wilde in 716 net als Willibrord ook de Friezen bekeren, ook hij had geen succes. Bonifatius kreeg de opdracht om de heidenen te bekeren ten oosten van de Rijn. Hij werd in 732 aartsbisschop van Mainz. In 754 gin Bonifatius terug naar Friesland en werd gedood omdat ze hem zagen als handlanger van de Franken. Germaanse gebruiken blijven bestaan. De Franken en andere Germaanse volkeren sloten een verstandshuwelijk met het christendom. Ze namen de buitenkant en rituelen van het christendom over, maar leefden ondertussen als heidenen. De tradities bleven lange tijd bestaan. Zo valt Kerstmis samen met Midwinterfeest en Pasen met het Lentefeest. De goden zijn ook verchristelijkt en de dagen van de week komen van de Germaanse goden. Vanuit het Byzantijnse rijk wordt het (orthodoxe) christendom in Oost-Europa verbreid In de 8ste – 10de eeuw voerden ook Slavische vorsten het christendom in. De volken op de Balkan en Rusland werden tot het christendom gebracht vanuit Byzantijnse rijk. Dat was het werk van Griekse missionarissen zoals Methodius en Cyrillus in de 9de eeuw onder de Tsjechen en Slowaken. Doordat het christendom zich verbreide vanuit het voormalig West-Romeinse rijk en het Byzantijnse rijk ontstonden er tegenstellingen tussen de christelijke Kerken in West- en Oost-Europa: de kerktaal, het hoogste gezag( W: paus. O: patriarch van Constantinopel), rituelen en heiligenverering. 10 HET ONTSTAAN EN DE VERBREIDING VAN DE ISLAM Paragraaf 6 Profeet Mohammed sticht de islam In 570 werd Mohammed geboren. De rijke koopman was erg geïnteresseerd in het joden- en christendom. In een droom zag hij een engel van Allah die de opdracht gaf om diens bestaan en wil kenbaar te maken aan de mensen. Daarom wordt Mohammed profeet(boodschapper) genoemd. Hij werd door de leiders van Mekka tegengewerkt, dus vertrok hij naar het noorden. Na jarenlange strijd keerde hij terug in 630 naar Mekka en hij overleed in 632. Arabieren veroveren grote gebieden. Voor de dood van Mohammed, kregen de islam een enorme aanhang van de Arabieren, het gehele Arabisch schiereiland werd veroverd. Na de dood van Mohammed, behaalden de moslims grote overwinningen: grote delen van het Perzische en Byzantijnse rijk, de kuststrook van Noord-Afrika, het grootste deel van het Iberisch schiereiland. In het Frankische rijk werden ze verslagen door de Poitiers in 732. Betrekkelijke verdraagzaamheid ten aanzien van andersdenkenden. De Arabieren waren vaak in de minderheid. De Islam is nooit afgedwongen, maar volken namen het geloof geleidelijk over. Factoren: inhoud islam Niet-moslims werden door Arabieren als tweederangsburgers beschouwd. Ze mochten geen wapens dragen met moslimvrouwen (moslimman wel met niet moslimvrouw) Niet-moslims moesten een speciale belasting betalen. Men kon op eenvoudige wijze moslim worden. Het uitspreken van de geloofsbelijdenis was voldoende. Moslims die een andere godsdienst aannamen, moesten worden gedood. Paragraaf 7 Het islamitische wereld- en mensbeeld vertoont grote overeenkomst met het joods-christelijke. Mohammed was zowel een godsdienstig als politiekleider in zijn eigen staat. Zijn opvolgers, de kaliefen, waren dat ook. Godsdienst en staat waren dus sterk verbonden. De Kaäba (zwarte steen) was het centrum van het heelal. Vooral het gebied van de islam werd door Arabische kaartenmakers nauwkeurig in kaart gebracht. De vijf zuilen van de islam beïnvloeden het hele leven. 1. het uitspreken van de geloofsbelijdenis: ‘Er is geen God dan Allah en Mohammed is zijn Profeet’ Koran is het woord van Allah, engelen zijn het werktuig van de wil van Allah, er komt een Dag des Oordeels. 2. het gebed vijfmaal per dag volgens strenge richtlijnen uitvoeren. Erkenning dat alles aan Allah te danken hebben. 5x per dag via minaret opgeroepen tot gebed. 1x per week naar moskee. plek voor reizigers, rechters, school, bedehuis. 3. het geven van aalmoezen uit vrije wil/ voorgeschreven lening aan Allah 4. het vasten in de maand Ramadan van zonsopgang tot zonsondergang. Vastentijd in de maand waarin de Koran voor het eerst aan Mohammed werd geopenbaard en de eerste grote overwinning op de vijanden. Men nadert dichter tot Allah en hiernamaals, boete voor zonden, begrip lijden armen. 5. de hadj (pelgrimstocht) die een moslim eenmaal in zijn leven naar Mekka moet ondernemen, als hij ertoe in staat is. Twee maanden na de Ramadan, gevoel van eenheid. Godsdienst en wetgeving zijn met elkaar verweven De soenna(alle overgeleverde handelingen en uitspraken van de profeet) is de Koran de bron voor de sharia(de weg die gevolgd moet worden). De sharia regelt de betrekkingen tussen Allah en de mensen en mensen onderling. Bestaat ook uit familierecht, strafrecht en volkenrecht. Iedere moslim heeft de plicht de islam te helpen verbreiden. Djihad: in dienst van overheid te stellen. ‘inspanning op de weg van Allah’. Eerst heilige oorlog. Later het weren van invloeden van niet-moslims. Strenge regels voor voedsel en drank Verbod op alcohol en vlees met uitzondering van schapen, geiten, kamelen en wild dat was gevangen met speciaal afgerichte honden. Een eigen kijk op de kunst Grote bloei in Arabische kunst van de 8ste tot de 12de eeuw. Belangrijkste steden waren Bagdad, Damascus, Cairo en Cordoba. Vertelkunst is spreekwoordelijk geworden(duizend en één nacht) Grote waardering voor onderwijs en wetenschap. In de Arabische wereld bestonden gunstige omstandigheden voor de ontwikkeling van onderwijs en wetenschap: De Arabische geleerden stonden open voor kennis en kunde van geleerden uit vroegere tijden en uit andere landen. Vertalingen uit de Griekse Oudheid naar het Arabisch. Islamitische wereld lag tussen Zuid-oost-Azië, Afrika en Europa. Met al deze gebieden werden contacten onderhouden die veel kennis opleverde op vooral het gebied rekenkunde en alchemie(scheikunde). De Arabische geleerden deden meer aan wetenschappelijke experimenten want ze werden niet belemmerd door de Kerk. Zo bepaalde de Kerk welke vakken tot de wetenschap hoorden. Alchemie en anatomie en chirurgie behoorden daar niet toe Geleerden stonden in hoog aanzien. ‘De inkt van geleerden is kostbaarder dan het bloed van martelaren.’ Spanje was voor een groot deel veroverd en daar werden Arabische geschriften vertaald naar het Latijn. Studenten uit Europa trokken naar Arabische universiteiten om daarvan te profiteren. De Arabieren hebben het begrip ‘nul’ aan het getallenstelsel toegevoegd. Paragraaf 8 Kruistochten tegen de moslims In de 7de eeuw werd Palestina veroverd door de islamitische Arabieren. Een pelgrimstocht werd een gevaarlijke onderneming. Arabieren werden al snel verdraagzaam tegenover de christenen en joden. Maar in de 11de eeuw werd een deel van het Midden-Oosten veroverd door de Turkse Seldsjoeken. Pelgrims vroegen de paus om het verloren gebied te heroveren. Na een recente overwinning op de moslims, was er veel animo voor de strijd. Andere motieven: - Het christendom - Roem, rijkdom, avontuur - vergeving van je zonden - misdadigers hoefden hun straf niet te ondergaan. Deze Kruistochten hadden over het algemeen weinig of tijdelijk succes. Bij de eerste kruistocht veroverden ze Jeruzalem en werd de moslimbevolking uitgemoord, maar werd honderd jaar later weer veroverd door de sultan van Egypte. 11 VRIJWEL VOLLEDIGE VERVANGING IN WEST-EUROPA VAN DE AGRARISCH-URBANE CULTUUR DOOR EEN ZELFVOORZIENEND AGRARISCHE CULTUUR , GEORGANISEERD VIA HOFSTELSEL EN HORIGHEID Paragraaf 2 Karel de Grote werd in 768 benoemd tot koning. Hij had verschillende problemen: verdeeldheid in zijn rijk armoede en geringe ontwikkeling van de meeste onderdanen dreiging invasies vanuit het noorden en westen(Friezen en Noormannen), oosten(Saksen, Avaren) en zuiden(Arabieren) Karels klerken Door een lappendeken van talen, stammen, gebruiken en eigengereide edelen verhief Karel het Latijn tot bestuurstaal en taal van wetgeving. Hij ging een bondgenootschap aan met de Kerk. Geestelijken benoemde hij tot ambtenaar. Een edelman die een gebied moest besturen kreeg geestelijken voor te lezen en op te schrijven en contact te houden met het bestuur. Karel de Grote deed een poging om de kennis uit de GrieksRomeinse tijd te redden en te verspreiden. Karels krijgers. Om het probleem van de voortdurende invasies aan te pakken, zorgde Karel voor een ruiterij. Die moesten in staat zijn paarden te fokken, trainen, levend te houden. In ruil daarvoor kregen ze een bepaald gebied in leen waarvan de boeren een deel van de oogst afstonden in ruil voor bescherming. De vorst kon hen zo oproepen in geval van oorlog. Zo ontstond de groep ‘adel’. Karel leidt een reizend leven. Het was moeilijk om te lang in een gebied te blijven, omdat ze niet zo´n grote groep bestuurders konden onderhouden Het was belangrijk voor de samenhang van het rijk om de koning eens in levenden lijve te zien(trouw) Het was moeilijker om de koning aan te vallen omdat hij zich steeds verplaatste. Karel en de paus Karel trok op verzoek van de paus naar Italië om Rome te beschermen tegen aanvallen. In 800 kroonde de paus Karel de Grote tot keizer. Na zijn dood in 814 viel het rijk weer uiteen, omdat: Het de Germaanse gewoonte was het rijk te verdelen onder de zonen van de vorst De oorlogen die de opvolgers van Karel met elkaar voerden. De aanvallen van andere volken zoals de Noormannen, moslims en Hongaren. Paragraaf 3 Romeinse steden lopen grotendeels leeg. Dat had te maken met het uiteenvallen van het Romeinse rijk: Veel steden waren groot geworden doordat er soldaten en bestuurders woonden. Ze trokken weg uit de steden bij het uiteenvallen van het rijk De wegen werden niet meer onderhouden en handelaren stopten i.v.m. berovingen en werden boer. Handwerkslieden kregen minder werk, omdat alleen lokale bevolking producten kocht boer Dankzij de geestelijken bleef voor een aantal mensen zoals de herbergier(onderdak bezoekers bisschop) en ambachtslieden(onderhouden kerken en kloosters), werk in de stad. Het leven van de meeste mensen gekenmerkt door schaarste. Door de weinige handel moesten vele voor zichzelf zorgen, met grote gevolgen als de oogst mislukte. De meeste leefden in armoedige omstandigheden, waren vaak ziek en meestal ondervoed. De kans om oud te worden was klein. Het hofstelsel/domeinenstelsel ontstaat In het Romeinse Rijk was een agrarisch-urbane cultuur. In de vroege middeleeuwen was dat een agrarische cultuur: een samenleving waarin bijna de hele bevolking op het platteland woonde en van de landbouw leefde. Kenmerken van een domeinenstelsel: De kern van het domein werd gevormd door een versterkt boerderij/kasteel/klooster. De bijbehorende landerijen van de grootgrondbezitter werden gepacht door horige boeren. Op de domeinen zorgden de mensen voor bijna alles wat ze nodig hadden. Een edelman, bisschop of abt woonde zelf op een domein en liet, indien meerdere domeinen, de andere besturen door rentmeesters De meeste boeren leven als horigen op een domein Horigen betaalden pacht aan grond die zij bewerkten, ze de heer en behoorden tot de verrichtte herendiensten, horigheid was erfelijk. Soms nakomelingen van vrije boeren die horig werden in ruil voor bescherming. Vaker nakomelingen van Romeinse slaven. Gelaagdheid: hoeveelheid land hoeveelheid diensten hoeveelheid pacht De slavernij verdwijnt in de Vroege Middeleeuwen In de Romeinse tijd waren slaven goedkoper omdat er meer geproduceerd moest worden voor de steden. In de Vroege Middeleeuwen werd het door de kleine steden goedkoper om slaven een deel van het land in pacht te geven. 12 Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur Paragraaf 4 Edellieden waren eigenaars van grond en leefden van de arbeid van de boeren. De taken van de edelen waren het besturen van hun domeinen, recht spreken en zo nodig oorlog voeren. Hoge en lage edelen Lage edelen: beheerden maar één of enkele domeinen en leefden in kleine kastelen (versterkte boerderijen), maar weinig meer te eten dan hun horigen Hoge edelen: leefden in grote burchten en hadden enige luxe: vlees en kleding van bont/zijde. Het begrip leenstelsel De hoge edel had behoefte aan trouwe en goed bewapende volgelingen om hun bezit te beschermen. Daarom gaven zij een deel van hun domeinen in leen aan lagere edelen, die in ruil daarvoor de hogere edelen moesten helpen, vooral in oorlogen. Het leenstelsel/ feodalisme werkt als volgt: je hebt een leenheer(die het land geeft) en een leenman/vazal(die het land krijgt). Bij vele domeinen konden leenmannen zelf land geven aan achterleenmannen, zo werden de leenmannen tegelijkertijd leenheer. In een verdrag tussen leenheer en leenman stond het volgende: De leenheer leende de leenman land. De leenheer gaf de leenman bescherming De leenman beloofde de leenheer trouw te zijn De leenman kwam zijn leenheer met gewapende mannen te hulp als deze moest oorlog voeren. De leenman gaf zijn leenheer raad als deze erom vroeg en hielp bij de uitvoering van besluiten De leenman sprak recht op zijn leen volgens de richtlijnen van de leenheer De leenheer kon een leenman zijn leen afnemen als de leenman zich niet aan zijn afspraken hield Als de leenheer of leenman stierf, was het verdrag beëindigd. Met een nieuwe leenheer/leenman werd een nieuw verdrag gesloten. Veel leenmannen stelden zich zeer onafhankelijk op tegen hun leenheren, vooral toen in eind 9de eeuw lenen erfelijk werden, waardoor een leenheer zijn uitgeleende bezit niet kon terugeisen. Voor geestelijke leenheren en leenmannen gold het bovenstaande ook. Vrije boeren. Sommige leefden op een domein, andere leefden helemaal zelfstandig. Heer/ grootgrondbezitter sprak recht gaf feestmaal leende land uit bezitter domein bezitter kasteel/klooster Tijdvak 4 Tijd van steden en staten (1000-1500) / Hoge en Late Middeleeuwen 13: DE OPKOMST VAN HANDEL EN AMBACHT DIE DE BASIS LEGDE VOOR HET HERLEVEN VAN EEN AGRARISCH -URBANE SAMENLEVING