Professionele leergemeenschap

advertisement
Leiding geven aan een leerproces
Leiding geven aan een leerproces
Manfred Werger
Studentnummer 2216536
Master of Leadership in Education, Fontys Eindhoven
Leiding geven aan een leerproces
Pagina 1
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Een inleiding:
In deze leerlijn zijn we door onze kerndocenten Wim Folker en Jan Uitdehaag meegenomen in de
wereld van het projectmanagement, het leiderschap en het leiding geven aan een leerproces en een
organisatie. Diverse theoretische modellen over het leiding geven passeerden de revue en de meest
genoemde modellen zullen een weerslag kennen in de drie hoofdopdrachten, die gekoppeld zijn aan
deze leerlijn. Die opdrachten waren divers en uitdagend: Een artikel schrijven aan de hand van vier
gekozen artikelen over onderwijskundig leiderschap, een managementanalyse schrijven aan de hand
van een scheepsramp uit het verleden en in een kritische beschouwing kijken naar je eigen
organisatie: Wat moet er worden aangepakt? Zijn er relaties te leggen met de gehanteerde
literatuur, met de uitkomsten van de vragenlijst van de Lerende Organisatie ( LERO-vragenlijst) en
met het eigen assessment? Kunnen we één van die onderwerpen uitwerken volgens een PDSAcyclus?
De opdrachten en de lessen hebben zich niet alleen gericht op de vormen van leiderschap. Ook het
ontwikkelen van mensen in de lerende organisatie, het ontwikkelen van samenhang en
omgevingsdiversiteit, het borgen van successen in tijd, het beogen van duurzaam leren, het leren
innoveren en de actieve, professionele leergemeenschap hebben zich gevormd in de lessen en in de
verwezenlijking van de opdrachten.
In het werkstuk van deze leerlijn zal het artikel over onderwijskundig leiderschap als eerst aan bod
komen. De analyse van het projectmanagement rond de scheepsramp van de Vasa in 1628 vormt de
tweede pijler van dit werkstuk en de veranderparagraaf in de eigen organisatie is het derde
onderdeel van de beschreven eindopdracht.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina 2
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Inhoudsopgave:
Inleiding en opzet van dit werkstuk
1. De keuze voor artikelen
2. ‘Lef om te leiden, lef om te laten’
3. Literatuurlijst
4. Een scheepsramp en projectmanagement
5. De leider in een leerproces: veranderingen
6. de PDSA-cyclus en het veranderonderwerp
7. Literatuurlijst en vermelding bijlagen
8. Reflectie op deze leerlijn
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
2
4
5
9
10
16
20
22
23
Onderwijskundig leiderschap
De keuze voor vier artikelen, die de basis vormen voor het eigen artikel.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina 3
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Naar aanleiding van de eerste twee colleges van kerndocent Wim Folker in deze module werden we
als studenten geconfronteerd met een artikel van Jeroen Imants en Wim Folkert: ‘Onderzoekende
houding en onderwijskundig leiderschap’. In het artikel werd dieper ingegaan op de onderzoekende
houding van de basisscholen in een organisatie, de vorming van kenniskringen in de organisatie, de
bijdragen van een onderwijskundig leider aan de onderzoekende houding en de gevolgen voor de
praktijk en de organisatie van het leiding geven zelf. Met name de praktische kant van de
onderwijskundig leiderschap werd door de studenten en de kerndocent belicht en belangrijke
praktische gevolgen van deze vorm van leiderschap kregen veel accent.
In de zoektocht naar artikelen over het onderwijskundig leiderschap in de lerende organisatie, in een
professionele leergemeenschap heb ik me gericht op deze praktische kant van de onderwijskundig
leider én de gevolgen van de organisatie, indien het onderwijskundig leiderschap goede vorm krijgt .
In het genoemde artikel van Imants en Folker werd immers geschetst dat het functieprofiel van de
schoolleider veel uiteenlopende competenties vraagt, zoveel dat de organisatie de vraag
rechtvaardigt of men blijvend moet streven naar de integraliteit van taken binnen het
schoolleiderschap. Er wordt een tweedeling in schoolleider types geschetst met aan de ene zijde de
schoolleider voor de innovatieve veranderingen in de organisatiestructuur en in de cultuur en aan de
andere zijde de situationele leider, die borging en implementatie voorstaat. Juist het inzetten van
die specifieke deskundigheid van de schoolleider heeft mij eveneens getriggerd voor het geschreven
artikel en de onderliggende, inspirerende artikelen.
Ik heb gekozen voor de volgende vier artikelen:
1. Eric Verbiest : Nieuw Onderwijskundig Leiderschap, een publicatie in’
Basisschoolmanagement ‘, nummer 1 2011, pagina 4 – 9.
In dit artikel beschrijft Verbiest de drie kernconcepten, die het onderwijskundig leiderschap
hebben bepaald. Tevens richt hij het vizier op de nieuwe beschouwing over leiderschap en
hij koppelt de belangrijkste taken van de onderwijskundig leider hieraan.
2. Brunhilde van der Sluijs en Wijbe Douma: Onderwijskundig Leiderschap, een publicatie in
Basisschoolmanagement, nummer 3 2012, pagina 4- 11.
In dit artikel beschrijven de auteurs het nieuwe perspectief van de moderne onderwijsleider.
Zij geven bovendien vijf pijlers van dit leiderschap aan en ze geven inzicht in datgene wat je
als onderwijskundig leider op basis van deze pijlers praktisch gaat doen.
3. Gert Gelderblom: Waarom zijn opbrengstgerichte scholen succesvol?, een publicatie in
“Management en het OGW “, praktijkboek tijdens de studiebijeenkomsten voor managers
van drie stichtingen in Zuid-Nederland, september 2010. Eerder gepubliceerd in Basisschoolmanagement , nummer 8 2010, pagina 4 - 7.
In dit artikel schetst Gert Gelderblom de succesfactoren van de scholen met
Opbrengstgericht Werken én de rol van de schoolleider om deze succesfactoren te
arrangeren en vitaal te houden.
4. Nico Eigenhuis: Leiding geven aan opbrengstgericht werken op een duurzame wijze, een
publicatie in Basisschoolmanagement , nummer 7 2012, pagina 20-24.
In dit artikel schetst de auteur het belang van de aandacht voor de persoon en het
vakmanschap van de leraar door de onderwijskundig leider in het kader van leren en
innovatie.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina 4
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
‘Lef om te leiden, lef om te laten’
Een beschouwing over het leiding geven in een lerende organisatie en in een professionele
gemeenschap
Leren lijkt een tweede natuur van mensen te (moeten) worden. De scholen moeten de leerlingen voorbereiden
op het werken in de kenniseconomie, maar de leerlingen moeten ook kunnen leven in de complexe
maatschappij van de toekomst. Van scholen verwacht men een nadrukkelijke oriëntatie op diepgaand en
duurzaam (authentiek) leren en op levenslang leren en innoveren (Verbiest, 2004).
Onder innoveren wordt ‘vernieuwen’ verstaan. Vernieuwing vindt plaats door dat wat bestaat op een andere
manier opnieuw te componeren, samen te stellen of te ontrafelen en met behulp van zowel oude als nieuwe
elementen nieuwe combinaties te maken. Vernieuwend leren is gericht op vervanging van het bestaande door
iets nieuws en kan alleen plaatsvinden wanneer oude opvattingen en manieren van denken worden verlaten(Van
der Sluijs & Douma, 2012). Lerende organisaties kenmerken zich door dit ‘vernieuwend leren’. Verbiest
(2012) en Gelderblom (2010) geven aan dat de scholen van de toekomst hun werk dienen te baseren op
onderzoek, op bewijs dat hun aanpak werkt (evidence-based practice) en resultaatgericht is.
Onderwijsvernieuwing zou verankerd moet zijn in de werkprocessen en de werkcondities van de leraren zelf.
Fullan (2007) geeft aan dat de kans groter is dat leraren erin slagen vernieuwing te realiseren, wanneer zij de
gelegenheid krijgen om eigenaarschap te behouden over vernieuwingen en als de vernieuwing gezien wordt als
een leerproces (Eigenhuis, 2012).
DE LERENDE ORGANISATIE EN DE PROFESSIONELE LEERGEMEENSCHAP
Het begrip ‘lerende organisatie’ wordt gedefinieerd als een organisatie die er bewust op gericht is om het leren
en het leervermogen van individuen, groepen en de organisatie als geheel te bevorderen en op zodanige wijze
met elkaar te verbinden dat er continu verandering optreedt op alle niveaus in de richting van de gewenste
output van de organisatie (Bolhuis, 2012). In essentie is het idee van de lerende organisatie daarmee een
perspectief waarin een optimaal verloop van het leerproces centraal staat en niet zozeer alleen van het
primaire proces. Het vergroten van het leervermogen en het bewust beleid maken om aan de veranderende
eisen uit de omgeving te kunnen voldoen en zodoende te overleven, wordt als een kernkenmerk gezien (Van
der Sluis en Douma, 2012, Gelderblom, 2010). Het begrip ‘lerende organisatie’ is een breed begrip, dat naast
het leren van de leden van de organisatie ook andere aspecten omvat, zoals omgevingsvoorwaarden (Verbiest,
2011) en context. Senge (1990) beschrijft binnen de lerende organisatie vijf disciplines: systeemdenken, mentale
modellen, teamleren, persoonlijk meesterschap en gemeenschappelijke visie.
Een professionele leergemeenschap bestaat uit een groep mensen en betreft een operationalisatie van een (deel
van een) lerende organisatie. In een professionele leergemeenschap zijn het proces van kennisdeling,
kennisopbouw, de gezamenlijk genomen beslissingen over het curriculum en beoordelingen belangrijk (Van
Veen, et.al., 2010).
Verbiest (2008) beschrijft een leergemeenschap als een groep mensen die een actieve, reflectieve
samenwerkende, leergerichte en groeibevorderende benadering ontwikkelt ten aanzien van de raadsels,
problemen en onduidelijkheden van onderwijs en leren. Het accepteren van verantwoordelijkheid voor het
leren, niet alleen van zichzelf, maar van alle leden van de gemeenschap, is een centraal element in de
professionele leergemeenschap. Gelderblom (2010), Verbiest (2011), Vander Sluijs en Douma (2012) en Imants
(2010) schetsen een aantal kenmerken van professionele leergemeenschappen, die niet los van elkaar gezien
kunnen worden: gedeelde visie en waarden, geformuleerde doelen, gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het
leerproces, professionele, reflectieve en onderzoekende houding, samenwerking, bevordering van zowel
individueel als groepsleren, onderling vertrouwen, respect, ondersteuning en openheid en. een heldere en
constante focus op het leren van de leerlingen.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina 5
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
DE PRAKTIJK VAN DE PROFESSIONELE LEERGEMEENSCHAP
Gezamenlijk leren van professionals wordt veel genoemd in allerlei beleidsplannen. Maar de praktijk is
weerbarstig. De top-down benadering, de overdaad aan formaliteiten en het grootschalig karakter van veel
innovaties geven vaak aan dat de beheersing van het onderwijs prevaleert en de kwaliteit van het onderwijs op
een tweede plaats terechtkomt.
Verbiest (2011) beschrijft dat professionele leergemeenschappen vooral indirect bijdragen aan de verbetering
van de leerresultaten van leerlingen. Het leren van leraren gaat vooraf aan het leren van leerlingen (Vierbiest,
2008). De ontwikkeling van professionele leergemeenschappen in scholen zal slechts tot stand kunnen komen,
wanneer het beleid op hogere niveaus dit actief ondersteunt. Onderstaand schema illustreert hoe alle niveaus
en disciplines in de organisatie het proces van leren optimaal dienen te ondersteunen
Verbiest (2004) spreekt hierbij over capacitybouw (capacitiy building), waarmee hij het toerusten van
onderwijsprofessionals en de schoolorganisatie bedoelt op een manier dat deze optimale leerkansen biedt
voor de leerlingen. Bovenstaand schema maakt eveneens duidelijk dat duurzame innovatie van onderwijs vraagt
om een systematiek van brede aanpak en ondersteuning. Zo vragen professionele leergemeenschappen om
verantwoordingssystemen die niet enkel eindresultaten meten, maar ook veel procesinformatie bieden.
Gelderblom (2010), Van der Sluijs en Douma (2012) noemen processen die voorwaardelijk zijn voor
onderwijsinnovatie op schoolniveau: het leren van individuen (medewerkers, leerlingen, leidinggevenden), het
leren van teams en afdelingen (collectief leren) en de verbinding tussen individueel leren en collectief leren
(organisatieleren).
Succesvol ontwikkelen en implementeren van schoolbeleid dat ook in de klas terug te vinden is, vraagt om
leerprocessen; niet alleen van individuele leraren maar ook van de collectiviteit. Kennisontwikkeling en –
toepassing dienen veel nauwer op elkaar te worden betrokken; scholen dienen lerende systemen te zijn.
(Verbiest, 2002).
Binnen een professionele leergemeenschap is vertrouwen en de kwaliteit van onderlinge relaties een cruciale
succesfactor. Daarnaast is positieve verbondenheid met een collectieve ambitie in de juiste dosering essentieel.
Met de juiste dosering wordt bedoeld dat verbondenheid aan de organisatie en haar doelen een ‘professionele
maat’ dient te hebben: teveel verbondenheid of juist te weinig doen afbreuk aan de professionele houding.
Collectieve processen rondom de dagelijkse praktijk, analyse en reflectie hierop vormen een derde cruciale
factor voor het creëren van een professionele leergemeenschap. (Hargreaves & Fullan, 2012).
De organisatie van een professionele gemeenschap zal gebouwd dienen te worden rondom een professionele
cultuur, bestaande uit collectieve autonomie, transparantie en verantwoordelijkheid. Scores zijn relevante
gegevens binnen de leergemeenschap, maar geen hoofddoel (Eigenhuis, 2012).
Leiding geven aan een leerproces
Pagina 6
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
DE KENMERKEN VAN EEN PROFESSIONELE LEERGEMEENSCHAP
De kenmerken van een professionele leergemeenschap zijn door diverse onderzoekers beschreven. Verbiest
onderscheidt in een professionele leergemeenschap drie fundamentele, elkaar wederzijds beïnvloedende
capaciteiten: de persoonlijke, de interpersoonlijke en de organisatorische capaciteit (Verbiest, 2008).
Met capaciteit wordt een complexe mix van motivatie, kennis en vaardigheden bedoeld, ondersteund door
organisatorische mogelijkheden Imants (2010), Verbiest (2011) en Gelderblom (2010) schetsen een
voortdurend proces van onderzoek en reflectie, het opdoen van nieuwe kennis en het in de praktijk brengen
daarvan door middel van samenwerkend leren. Verbiest (2011) en Vanden Sluis en Douma (2012) voegen daar
gedeelde normen en waarden, doelen en een sterke gerichtheid op het leren van alle leerlingen, deprivatisering
van de lespraktijk en een kritisch reflectieve dialoog aan toe.
Sigurdardóttir (2006) schetst de bovengenoemde aspecten in een schema, waarbij hij uitgaat van drie pijlers:
leiderschap, samenwerking en leerling gerichtheid:
Professionele leergemeenschap
Schooleffectiviteit
Resultaten van
leerlingen
Leiderschap
-
Samenwerking onder
personeel
Gedeeld leiderschap
Organisatiestructuur
Leerlinggerichtheid
-
-
Onderlinge
-
ondersteuning
Samenwerkend leren
Werkgewoontes
Sociaal klimaat
Werkplezier
-
Gedeelde waarden
en normen die zich
richten op het leren
van de leerlingen
Hoge verwachtingen
van leerlingen
Een vitale en belangrijke rol wordt toegeschreven aan de leider in de organisatie: wegbereider binnen schoolgerelateerde factoren, klas-gerelateerde factoren, de leraar en zijn positie en handelen, de strategie en de
leerling en zijn resultaat. Imants(2010) schetst tevens een aantal centrale, persoonlijke eigenschappen binnen de
rol van de leider: open mind, flexibel binnen het systeem van kernwaarden, vasthoudendheid, veerkracht en de
verwachting en het lef om de taak met succes uit te voeren.
LEIDERSCHAP EN SAMENWERKING
Voor leidinggevenden binnen een professionele leergemeenschap is het voortbrengen van leiderschap in
anderen een belangrijke missie. Bewijs van goed leiderschap is geleverd wanneer mensen vanuit motivatie en
betrokkenheid energiek aan de slag gaan om hun werk te verbeteren. In een professionele leergemeenschap
ondersteunt en stimuleert de schoolleiding de leraren en worden invloed en autoriteit gedeeld (Verbiest,
2008). Het verbeteren van de capaciteiten en het verhogen van persoonlijke betrokkenheid bij
organisatiedoelen is het fundamentele doel van deze vorm van leiderschap.
Verschillende onderzoekers beschrijven vanuit studies de essentiële aspecten van leiderschap: het hebben van
morele doelen, het begrijpen van veranderingsprocessen, het opbouwen van relaties, het ontwikkelen en delen
van kennis en het creëren van samenhang cultuur van samenwerking, gedeelde visie over de toekomst van de
school en het op transparante wijze nemen van beslissingen.
Leergemeenschappen profiteren vooral van leiders die in hun rol samenwerking faciliteren en leraren die elkaar
uitdagen om nieuwe ideeën te ontwikkelen, in plaats van het voorschrijven van acties van bovenaf.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina 7
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Gelderblom (2010), Van der Sluijs en Douma (2012) geven aan dat het effect van veranderingen wordt
vergroot door de onderwijskundig leider die een cultuur van samenwerking, gedeelde visie over de toekomst
van de school en het op transparante wijze nemen van beslissingen arrangeert.
De schoolleider is daarnaast voorbereider, organisator en voorbeeld voor de werkgewoontes binnen een
professionele leergemeenschap. Die kennen zowel een reflectief (Imants en Folker (2008) spreken in dit kader
over een regulatieve cyclus van systematische reflectie), een analyserend aspect (onderzoeken van bestaande
professionele kennis) als een actief aspect (bijstellen en verrijken van de bestaande professionele kennis)
(Verbiest, 2008). Binnen de professionele leergemeenschap gaat het om samen leren en werken vanuit
gedeelde opvattingen over leren en onderwijs. Een gemeenschappelijke visie leidt eveneens tot richtinggevende
normen voor de betrokken professionals (Verbiest, 2008). Een belangrijk middel binnen collectieve
leerprocessen is het voeren van de reflectieve dialoog tussen de professionals over hun handelen in de klas en
over hun onderwijs. Binnen de reflectieve dialoog probeert men praktijken te verhelderen, achterliggende
opvattingen te expliciteren en indien nodig, te herzien. Men deelt en evalueert samen informatie en werkt
samen in het plannen, oplossen van problemen en verbeteren van het leren van leerlingen. De onderwijskundig
leider waarborgt deze collectieve inspanning en gezamenlijke verantwoordelijkheid.
DE EIGEN PROFESSIONELE LEERGEMEENSCHAP EN DE EIGEN ONTWIKKELING
De lerende omgeving en de professionele gemeenschap vormen de basis voor de optimale rol van de
onderwijskundig leider. De geschetste situatie en de omgeving zijn het streven waard. Maar niet elke
organisatie is even ver op weg en de rollen van een schoolleider kunnen zeer verschillend zijn. In onze
organisatie rijst tevens de vraag of inderdaad alle schoolleiders de persoonlijke lef om onderwijskundig leider
te zijn en het totaalpakket aan competenties ook nog eens bezitten en verwezenlijken. In een cirkeldiagram is
te zien welke rollen van mij als schoolleider de meeste tijd vragen. Een meting bij de collega’s van de Borgesius
Stichting (naar aanleiding van de vorige leerlijn) leert dat veel collega’s dezelfde grafiek kunnen maken en ook
dat de competenties, die betrekking hebben op het leiding geven aan een school, divers van kwaliteit en aard
zijn. De organisatie zou de vraag kunnen stellen of de schoolleider van nu op alle competenties dient te
excelleren (Imants en Folker, 2008). Het antwoord op die vraag schetst
wellicht het beeld dat in de werkomgeving van mijzelf vorm krijgt:
Onderwijskundig leider zijn vraagt lef, vraagt een gezamenlijke inspanning,
vraagt een nieuwe kijk op kennis, vaardigheden en houding, alle in dienst
van het lerende kind. Die ‘lef om te leiden’ is er, maar er moet ook ‘lef
om te laten’ zijn. In ieder geval op organisatorisch niveau zou de
organisatie een tweedeling in schoolleiders kunnen maken (de zakelijk
beheer
leider en de onderwijskundig leider). Omdat veel scholen binnen de
onderwijs
stichting dezelfde ‘beginsituatie op het gebied van de professionele
leergemeenschap’ kennen, zouden de integrale taken, gekoppeld aan een
team
schoolleider, verdeeld kunnen worden. Maar ook binnen de organisatie
ondernemer
dienen het ‘lef om te leiden’ en het ‘lef om te laten’ samen te gaan.
Onderwijskundig leiderschap betreft dan niet louter de uitvoering van
formele taken, verbonden aan een bepaalde positie, maar het is ook een
beïnvloedingsproces dat door verschillende professionals in de school wordt vormgegeven (Eigenhuis, 2012).
De schoolleider is in dat geval vooral een visionair leider die anderen ruimte geeft om te leiden. Covey (2004)
stelt vast dat succesvolle leiders weten wie zij zijn, waar hun krachten liggen en welke talenten zij wat minder
hebben ontwikkeld. Ook weten zij dat het inzetten van anderen in de organisatie een meerwaarde oplevert
voor het geheel. Verbiest (2011) schetst dat de onderwijskundig leider de taak heeft het leiderschap van
anderen, collega’s te bevorderen en samen met de collega’s optrekt om de doelen te verwezenlijken.
Hargreaves en Fink (2003) geven aan dat als je als onderwijskundig leider een duurzame erfenis wil
bewerkstelligen, het leiderschap samen met anderen ontwikkeld moet worden. Leiderschap duurzaam maken
betekent niet alleen dat de leider zorgt voor een goede opvolger. Het betekent ook dat hij zijn leiderschap
verdeelt over mensen in de hele professionele gemeenschap. In die optiek is het goed om binnen de school,
maar ook binnen de organisatie het onderzoek naar mogelijke scenario’s te versterken en de uitkomsten
hiervan te benutten op weg naar een professionele leergemeenschap met de lef om te leiden, maar ook met de
lef om te laten.
De rol van de
schoolleider
Leiding geven aan een leerproces
Pagina 8
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Gebruikte literatuur naast de vier artikelen:
Bolhuis, S. (2012). Leren en veranderen. Bussum: Coutinho.
Fullan, M. (2007). The new meaning of educational change. Teachers College Press, Columbia University
Fullan, M. (2007). Leiderschap in een cultuur van verandering. ’s Gravenhage: Reed Bussiness.
Hargreaves ,A. en Fullan, M., (2012), Professional Capital, Transforming Teaching in Every School, New York,
Toronto.
Imants, J. (2010). Beter leren door leiderscha; naar een doorstart voor onderwijskundig leiderschap. Lectorale
rede. Hengelo: Hogeschool Edith Stein.
Imants, J. & Folker, W. (2008). Onderzoekende houding en onderwijskundig leiderschap. In
Basisschoolmanagement, 22(3), 10-15.
Leithwood, K. & Louis, K.S. (Ed). (1998). Organizational learning in schools. Lisse: Swetz & Zeilinger Publishers.
Jutten, J. Ont-moeten; boeiend onderwijs in een lerende school, Natuurlijk leren, 2008.
Marzano, R.J. (2003). Wat werkt op school. Middelburg: Bazalt.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2010). Leraar 2020- een krachtig beroep. Den Haag:
Ministerie van OCW
Sigurðardóttir, A.K. (2006). Studying and enhancing the professional learning community for schooleffectiveness
in Iceland. Thesis for the degree of doctor of philosophy. Exeter: The University of Exeter.
Verbiest, E. (2002). Collectief leren in schoolorganisaties (Oratie). Tilburg: Fontys Hogescholen.
Verbiest, E. (2004), Professionele leergemeenschappen en netwerkvorming in en met het onderwijs.In: Mahieu,
P. (red.) (2004): Onderwijsvernieuwing en samenwerking in een grootstedelijke context.Cahier 2 voor
onderwijsvernieuwing en samenwerking. Antwerpen: Universiteit Antwerpen/ Stad Antwerpen: De lerende
stad.
Verbiest, E. (2008). Scholen duurzaam ontwikkelen. Antwerpen/Apeldoorn: Garant
Verbiest, E. (2009). Leren leiden. Eindhoven: Fontys Hogescholen.
Verbiest, E. (2012). Professionele leergemeenschappen. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
Weggeman, M., (2007). Leidinggeven aan professionals? Niet doen! Schiedam, Scriptum.
Windmuller, I., Versterking van de professionaliteit van de leraar basisonderwijs, (2012), Maastricht,
Proefschrift Universiteit Maastricht.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina 9
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Een koningsschip zinkt op zijn ‘maiden voyage ‘. Wat gaat er fout?
In dit hoofdstuk wordt vanuit de theorie van het programma- en procesmanagement gekeken naar
de wijze waarop de bouw van het oorlogsschip de Vasa tot stand is gekomen en naar de mogelijke
achtergrond van de ondergang van dit roemruchte Zweedse schip..
Het hoofdstuk kent drie delen. In het eerste deel wordt de bouw van de Vasa vanuit historisch
perspectief bekeken. De geschiedenis, de personen gekoppeld aan dit schip passeren de revue.
geschetst. Het programma- en procesmanagement in relatie tot de bouw van de Vasa staat in het
tweede deel centraal en in het derde deel volgt een factor – en gebeurtenisanalyse van zaken die tot
de ondergang van Vasa leidden.
Een stukje voorgeschiedenis:
Aan het einde van de zestiende eeuw en in het begin van de zeventiende eeuw rommelt het stevig in
de betrekkingen tussen de landen van Oostzee. Regelmatig zijn er conflicten in de Oostzee-landen en
de Oostzee zelf is regelmatig het terrein van kleine en grote aanvaringen, letterlijk en figuurlijk.
In 1613 sloten de Zweden vrede met de Denen, maar de prijs was hoog.
De Denen hadden al eerder het fort Alvsborg weten te veroveren en het was dit fort dat Zweden
toegang gaf tot de Noordzee. De Zweden konden het terugkopen door 1 miljoen daler te betalen
over een periode van zes jaren. Dit bedrag was voor het toch al arme Zweedse volk een aderlating.
Maar Koning Gustav Adolf II had niet alleen problemen met de Denen. Zweden voerde in die tijd ook
regelmatig oorlog met Rusland. Die oorlog (de Ingrische Oorlog) verliep wat gunstiger.
Na zware onderhandelingen kon in Stolbova in 1622 de vrede worden ondertekend. Voor Zweden
waren deze onderhandelingen gunstig. Het land kreeg wat bezittingen erbij en de uitbouw als
grootmacht in de Oostzee kon beginnen. Die ‘grootmachtspositie ‘zou Zweden lang tot in de
zestiende eeuw blijven behouden. Rusland verloor de directe toegang tot de Oostzee en was
daarmee als kanshebber op een sterke positie in de Oostzee uitgeschakeld. Nederland was bij de
vredesonderhandelingen van Stolbova ook aanwezig. De haven van Archangelsk bleef in Russische
handen en Nederland had op deze haven een directe vaart én kans op handelsbetrekkingen met de
Russen. De Nederlandse onderhandelaar (Reinoud van Brederode) werd door de Zweedse koning tot
baron van Zwezenberg ( nu een deel van Noord-Estland) verheven.
Rusland en Denemarken waren niet de enige landen waarmee de Zweedse koning brouilleerde.
Met Polen was Zweden diverse keren in conflict geraakt. Na de overwinning op Rusland had Zweden
de handen vrij en zo kon in juli 1621 Riga (de huidige hoofdstad van Letland) worden veroverd. Die
stad had een ‘vrije status’, maar de koning van Polen had deze stad tot 1621 ingelijfd.
De Polen morden over deze machtsovername en dat zorgde voor spanningen. In het zuiden van de
Oostzee roerden zich ook de Pruisen. Jutland werd veroverd op de Denen en de Pruisen wilden meer.
De expansiedrift van Pruisen verhoogde de spanningen in het Oostzeegebied.
Koning Gustav Adolf II van Zweden wilde de invloed en de macht in de Oostzee behouden en hij
drong aan op de uitbouw van een krachtiger vloot ( de Zweden hadden nogal wat zeeslagen verloren
en hun vloot telde een twintigtal schepen) en een krachtig leger.
Gustav Adolf was gecharmeerd geraakt van de Nederlandse scheepsbouw. De Republiek stond
bekend om de bouw van zijn krachtige, stevige en wendbare schepen.
Gustav Adolf II wist dat Venetië net na de vrede van Stolbova een aankoop had gedaan bij een
scheepswerf uit de Republiek: twaalf schepen vertrokken daarop naar de Middellandse Zee. Ook de
Franse koning liet in 1626 vijf oorlogsschepen bouwen op Nederlandse werven.
Het bouwen van schepen was in onze Republiek een vakmanschap. Met name veel scheeppswerven
in Amsterdam en Rotterdam waren bedreven in het goed en snel maken van schepen naar model
(men kende nog geen bouwtekeningen). De schepen werden gebouwd aan de hand van
verhoudingstabellen, maar iedere scheepsbouwer werkte verder naar eigen inzicht en overtuiging.
De bouwers in de Republiek waren bovendien ervaren. Door veel handelsreizen en
ontdekkingstochten hadden ze de goede en zwakke kanten van veel schepen kunnen ontdekken en
zaken kunnen uitproberen
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
10
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
De Vasa :
De Zweedse koning gaf opdracht tot het bouwen van enkele schepen (men neemt aan dat het om
vier schepen ging) , het onderhoud aan enkele bestaande schepen, het onderhoud aan enkele havens
en scheepswerven, de exploitatie van een werf in Stockholm en het werven van een eigen
werkploeg, geen kleinschalige opdracht dus (alhoewel het toekennen vaneen gecombineerde
opdracht in die tijd in West-Europa gebruikelijk was). Eén van de schepen moet de Vasa worden.
De koning heeft grootse plannen. Dit schip moest hét grootste schip van de Zweden worden. Zwaar
geschut aan boord ( 64 kanonnen, waarvan ongeveer veertig 24-ponders ( dit is het kogelgewicht) ,
grootse afmetingen en toch zeewaardig en snel.
De Vasa werd in Stockholm gebouwd onder leiding van de Hollandse handelaar Hendrik Huibertsz de
Groot. Hij werd bijgestaan door timmerlieden, schrijnwerkers, beeldhouwers, schilders,
glazenmakers, zeilmakers, smeden en vele andere ambachtslui. In totaal werkten vierhonderd
mensen aan de Vasa.
Het model van de Vasa werd ontleend aan een Frans schip, De Kroon ‘ het
schip van de Hertog van Guise. Een controversieel schip, dat in de bouwfase al verschillende
aanpassingen kende en op de eerste reis kapseisde en in de buurt van Texel zonk in 1618.
De bouw nam ongeveer twee jaar in beslag. Het schip had drie masten, kon tien zeilen voeren, mat
52 meter van de top van de mast tot de kiel, was 69 meter lang en woog 1200 ton. Na voltooiing was
de Vasa één van de sterkste schepen van haar tijd.
Op 10 augustus 1628 is de Vasa klaar voor de vaart!
De tewaterlating en de eerste reis van het schip gaan niet voorspoedig.
Het machtige schip vaart langzaam richting havenmond. Door een plotselinge windvlaag maakt het
schip slagzij, maar de Vasa richt zich weer op. Een tweede windvlaag is echter funest en het schip
kapseist.. Water stroomt door de geschutpoorten naar binnen en in een korte tijd zinkt de Vasa naar
de bodem bij Beckholmen met ongeveer één derde deel van de 150-koppige bemanning.
De droom is over. Een rechtszaak volgt. De Amsterdamse bouwers kunnen de gebeurtenis niet
verklaren, maar iedereen die nauw bij de bouw betrokken was, wist dat de bouw van het schip en
het schip zelf gebukt gingen onder de mankementen en missers. Maar ja, vertel dat de koning maar
eens……….
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
11
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Een stukje persoons – en projectmanagement van de Vasa:
Een kijkje achter de hoofdrolspelers van het Vasa-verhaal leert ons het volgende:
Koning Gustav Adolf II
De jonge, ambitieuze koning. ‘Zijn Zweden’ is sterk, maar veel zeeslagen zijn
verloren. Hij omzeilt de stroperigheid van de bureaucratie door de versterking
van de vloot via “outsourcing” aan te pakken. Hij benadert snel enkele partijen,
en gaat een contract aan. De koning bemoeit zich actief met de bouw van de
Vasa. Hij wil het schip vlot afhebben en heeft aanvullende constructie-eisen en ‘versterkingsplannen ‘
voor het schip, die ingewilligd moeten worden.
Hendrik Huibertsz de Groot
Amsterdamse handelaar die handeldrijft met de Hanzestad Danzig. Hij woont vlakbij de werven waar
schepen uit de Oostzee hersteld worden. Hendrik is geen scheepsbouwer van nature of beroep, hij
was geen lid van het scheepsbouwgilde. Wel was hij betrokken bij de bouw van enkele schepen rond
1615-1620. Nadat zijn huis in Amsterdam is afgebrand, belandt hij in Zweden. Hij ondertekent het
contract voor de bouw van de Vasa. Hij sterft in 1627.
Arend Huibertsz de Groot
De jongere broer van Hendrik. Een koopman met veel contacten in de handelaarswereld en in de
bouwnijverheidswereld. Kent veel regentfamilies die met Zweden handelden. Neemt na de dood van
zijn broer de verantwoordelijkheid over. Heeft eigenlijk niet zoveel benul van wat er allemaal gebeurt
(en misgaat).
Hein Jacobs
Hein is de meesterknecht van de broers De Groot. Hij is de scheepsbouwer en verantwoordelijk voor
de werkzaamheden van en de bouw aan de Vasa. Heeft een aantal Hollandse ambachtslieden in
dienst, die op hun beurt weer “opperen”.
Jacobs wordt al snel geconfronteerd met het feit dat de
veranderingen en de constructie het schip echt niet stabieler maken. Ook de aankoop van materialen
verloopt rommelig, er wordt weinig overleg gepleegd en het geld is snel op.
Söfring Hansson
Is de kapitein van de Vasa. Al tijdens de stabiliteitsproeven, die hij uitvoert, moet hij gemerkt hebben
dat het schip instabiel is. Hij compenseert dit door meer ballast in te slaan. Hierdoor komt het schip
echter te diep te liggen. Ook de hellingsproeven mislukken en worden snel gestaakt. Het
onderwaterschip was te scherp gesneden, er was te weinig ballast en het zwaartepunt was te hoog.
Klas Fleming
Is admiraal van de Zweedse vloot en voorstander van moderne, zware oorlogsschepen. Sinds 1620
voert hij het bevel over de Zweedse vloot.
Flemming is betrokken geweest bij de hellingsproeven
van de Vasa. Hij heeft de koning niet geïnformeerd over de ervaringen en het feit dat de proeven
gestopt zijn.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
12
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Programma-aanpak en de
kernprocessen bij de Vasa?
Programmeren
doelen
Inspanningen
specifiek maken
Resultaten
verzilveren
Risico analyse
Besturen
Stuurplan,
middelen
Inspanning en
voortgang
bewaken
Autoriseren
Programmaplan
Organiseren
Rollen, actoranalyse en
omgevingsanalyse
Teambuilding en
communicatie
Samenwerken
Het doel is duidelijk, maar niet omlijnd. Er is weinig sprake van een DoelenInspanningen netwerk of een Doelen-Inspanningen –Middelen netwerk.
Doordat er constant wijzigingen zijn in de afspraken, in de bouwfase van de Vasa,
kunnen inspanningen niet goed bepaald worden, vastomlijnd worden van karakter.
Er wordt in die tijd niet met ontwerpen of blauwdrukken gewerkt. Een prent van een
ander schip is de basis waarop de Vasa gebouwd gaat worden. Er worden
maatvoeringen overeengekomen. De koning wijzigt deze op het laatste moment, vlak
voor het tekenen van het contract. Het verzilveren van de resultaten en de
tussenresultaten ontbreekt.
Er wordt personeel aangetrokken, het hout wordt uit de koninklijke bossen gehaald.
De meesterknecht Hein Jacobs met zijn ambachtslieden zorgen voor de bouw voor het
schip. Dit gebeurt volgens de gebruikelijke manier van werken in die periode. Door de
aard van de bouwwijze (bij een schip waarvan de basis is gelegd, kan amper meer
worden aangepast) kan er ook niet worden geïmproviseerd of in het ontwerp worden
bijgesteld.
Dit is niet van toepassing. De voorziene winst van dit project is uiteindelijk de financiële
basis om een aantal andere projecten te kunnen financieren en aan het eind van de
contract periode met een positief saldo te eindigen.
Er is 2 jaar uitgetrokken voor dit project. De Koning oefent echter grote druk uit om het
project sneller uit te voeren. De organisatie van scheepsbouw werd indertijd geregeld
via de regels van de verschillende gildes die betrokken zijn bij de bouw.
Er zijn geen blauwdrukken of protocollen voor een dergelijk bouwwerk Er is geen
stuurplan.
Is het grote probleem. De project is, waarschijnlijk door de aangebrachte wijzigingen, te
duur geworden. Het was de bedoeling om met dit project geld (winst) te genereren. Nu
moet er geld bij om de ontwerpwijzigingen verantwoord door te voeren. Het
beschikbaar maken van de middelen loopt niet goed.
De kwaliteitseisen zijn ietwat anders dan heden ten dage. Schepen worden gebouwd
naar eigen inzicht. Wel was al snel duidelijk dat de wensen van de koning invloed
zouden hebben op de kwaliteit van het schip. Vaklieden met verstand van schepen
wisten dat Tempo en haalbaarheid zijn de besturingscriteria die niet in de pas lopen.
Er zijn stabiliteitsproblemen, die opgelost worden met allerlei vage aanpassingen en
afspraken over ballast. Zonder communicatie met elkaar of met mensen die
(aantoonbare) kennis van zaken hebben. Flexibiliteit, doelgerichtheid en efficiëntie
missen hun doel.
Een programmaplan heeft als functie de uitkomsten te integreren en vast te leggen:
hierbij gaat het om de uitkomsten van inhoudelijke inspanningen als bestuurlijke
activiteiten. Het lijkt erop een dergelijk plan snel gemaakt is is in het begin van het
traject, tijdens de contractbesprekingen. Al snel wordt duidelijk dat alle planning en
autorisatie ontbreekt.
Rollen in het programma lopen door elkaar heen. Analyse en typering van de actoren in
de omgeving ontbreekt en de communicatie tussen die actoren ontbreekt of is
rampzalig. Alle voorwaarden voor effectiviteit en kwaliteit zijn niet zichtbaar in het
programma.
Het opbouwen en de instandhouding van de bouwteams verlopen gebrekkig. Er zijn
veel conflicten, die niet worden opgelost. Luisteren en feedback geven en ontvangen
ontbreken volledig. Vergaderen en besluiten nemen is op niet adequate en goede wijze
gebeurd.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
13
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Groepsgewijs is er in onze studiegroep een analyse gemaakt van de fouten. Samen met de
studiegenoten Lisette en Roy hebben we gekozen voor een fasegewijze doorlichting:
De aanbestedingsfase:
De opdracht werd in 1625 gegeven door de koning. Echter zonder plan. Er was grote tijdsdruk en de
strijd om de maritieme macht in de Oostzee prevaleerde. De koning handelde zonder raadpleging
van experts. Hij omzeilde gangbare afspraken, zoals, het bouwen van boten in een ketenstructuur (in
groepen van vier werden boten van verschillend formaat gebouwd). De koning maakte de
opdrachtformulering niet concreet. De opdrachtnemers zijn geen geschikte partij. Wél betrokken bij
handel en handel met de Oostzeelanden in het bijzonder, maar amper betrokken bij de leiding over
de bouw van schepen (en dan nog van dit formaat). De totale opdracht was ook een hele ruime
opdracht, een groot project. De opdrachtnemer heeft commercieel gedacht en een globale prent van
een schip werd het model voor de Vasa. Engelse modellen, breder en meer geschikt voor de
Oostzeevaart werden niet uitgeprobeerd. De opdrachtnemers waren niet ervaren. Kostentechnisch
waren niet alle zaken gedekt. Er moest goedkoop hout worden gezocht en gekocht. Alle groepen
werknemers zitten op ‘macht ‘, er wordt geen leiding gegeven. Externe analyse, visie en missie
hebben niet geleid tot doelen en strategische uitspraken. Het lijkt erop dat de winst uit de
onderneming gehaald moest worden uit de marge op de bouwkosten van de schepen. In de
oorspronkelijke berekeningen zal er genoeg marge geweest zijn. Volgens de overlevering stelt de
koning vlak voor het ondertekenen een aantal aanvullende eisen. Omdat het geen pas geeft een
contract meteen open te breken als de wijnglazen net geleegd zijn, is het contract daarom zeer
waarschijnlijk niet meer opnieuw doorgerekend.
Doordat het ontwerp van het schip werd aangepast (het werd hoger gemaakt) moest het ook breder
en dieper worden onder de waterlijn. Het lijkt erop dat de kosten voor het extra hout niet gemaakt
mochten (of konden) worden. Scheepsbouwer Jacobs kreeg slechts toestemming om het schip
anderhalve voet breder te maken. (45 cm). Dit was te weinig om het schip zijn stabiliteit te geven.
Het contract werd zo dus een wurgcontract.
De plan – en wensenfase:
De opdracht was ruim en bestond uit meer dan het bouwen van de Vasa alleen. Een veelheid aan
deelprojecten is de broers De Groot te boeven gegaan. De wensen en plannen van de Vasa waren
gericht op het uiterlijke van het schip, de imposante verschijning. Drie masten, tien zeilen, 52 meter
van top tot kiel, twee-deks-kanonnen, stenen aanbrengen voor de stabiliteit, 69 meter lengte en
1200 ton gewicht. Ongekend afmetingen voor die tijd, De opdrachtnemers waren niet toegerust met
kennis en vaardigheden op het gebied van scheepsbouw van dergelijke formaten.
De Bouwfase:
De bouwfase kende geen leiding op natuurlijke basis. Geen projectleiding, geen externe kundige of
adviseur. Er was een gebrekkige informatieoverdracht in de diverse bouwfases. Er is geen structuur
of strategie in deze fase. Er wordt zeer veel geïmproviseerd zonder overleg of goede communicatie.
64 kanonnen, een wijziging van de dek-belastbaarheid, 700 houten beelden aan boord. Een hoge
constructie, te zwaar hout voor de stootranden, de diepte van het ruim en het hoge achterkasteel,
alle onbeproefde zaken met ongekende afmetingen en slechte materialen.
De Testfase:
De bouw van de Vasa is diverse malen aangepast. Het ontwerp, het model is niet gevolgd. De testen
voor stabiliteit zijn afgebroken. Er is geen touwentest, zeilentest en katrollentest uitgevoerd. Er is
geen sprake van een projectleiding.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
14
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
De tewaterlating:
Tijdens het uitvaren waren de geschutpoorten open. De Vasa telde niet de afgesproken bemanning.
Ook de bestemming en de bezetting zijn factoren die voor meer stabiliteit hadden kunnen zorgen .
De touwen liepen niet soepel door de katrollen. Twee windvlagen zorgden voor de ondergang van dit
schip.
Samenvatting en conclusie
Met een goede uitleg over projectmanagement van onze kerndocent en een blik in de eerste
hoofdstukken van het boek van Theo van der Tak en Gert Wijnen (2002) hebben we vanuit diverse
optieken gekeken naar de ondergang van de Vasa.
Die ondergang van de Vasa, als gevolg van een ontwerpfout, kent meerdere oorzaken in alle fasen
van de bouw, in alle vijf kernprocessen van programma-aanpak.
Centraal zit de rol van de opdrachtgever. Was het ook gebeurd als de jonge, ambitieuze koning
Gustav Adolf II zich had laten voorlichten, experts en deskundigen had uitgenodigd. ?Zaken en details
had beproefd?. Een duidelijk programma had gemaakt, een stuurplan had opgesteld, gezorgd had
voor autorisatie, een duidelijke structuur van samenwerken en communicatie in het even had
geroepen en de bouw echt georganiseerd had ( in samenwerking met De gebroeders De Groot)?
En wat als de heren De Groot eenzelfde opzet hadden gevolgd? We zullen het niet weten.
Maar de opdracht en de verdieping hebben ons wel gericht op die belangrijke stappen in het
programmamanagement.
Pas in de jaren vijftig van de 20e eeuw werd het wrak van de Vasa opnieuw gevonden, door de
Zweedse particuliere wrakkenonderzoeker Anders Franzén, die besefte dat de in zout water levende
hout etende scheepsworm Teredo navalis in het brakke water van de Oostzee niet voorkwam, zodat
de kans groot was dat de Vasa nog kon worden geborgen. Met behulp van een zelfgemaakt peillood
wist hij het schip te lokaliseren. In een gezamenlijke operatie van de Zweedse marine en een
bergingsbedrijf werd de Vasa geborgen door zes kabels onder het schip door te trekken en het in 16
stadia op te takelen. Op 24 april 1961 kwam de Vasa boven water.
De Vasa is geconserveerd door het hout over een periode van 17 jaar te behandelen met
polyethyleenglycol. Uit het wrak van het schip werd samen met 14 000 naast en in het schip
gevonden houten voorwerpen, waaronder 700 beelden, de Vasa volledig gereconstrueerd. Na een
verblijf in een tot tijdelijk museum omgebouwd droogdok wordt de Vasa sinds 1990 tentoongesteld
in het Vasamuseum op Djurgården, het drukst bezochte museum van Scandinavië. De basis is een
ongebruikte sluis, waar de Vasa op eigen kiel in is gevaren en daarna drooggezet. Het gebouw is er
daarna omheen opgetrokken.Niet alleen het houtwerk is goed geconserveerd; ook zes zeilen die
tijdens de reis opgeborgen lagen in kisten, zijn bewaard gebleven
Gebruikte bronnen:
Van der Tak, T. & Wijnen, G. (2002). Programmamanagement; Sturen op samenhang: Deventer : Kluwer
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vasa_(schip)
http://www.geschiedenis24.nl/speler.segment.9176675.html
http://www.geschiedenis24.nl/speler.segment.9271588.html
http://www.vasamuseet.se/sv/Sprak/Nederlands/
http://maartenhell.wordpress.com/2013/05/14/het-franse-koningsschip-en-de-vasa/
http://www.bataviawerf.nl/scheepsbouw-in-zeventiende-eeuws-nederland.html
Genoemde internet bronnen zijn geraadpleegd in de periode van 6 september tot en met 22 november 2013
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
15
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Leiderschap in van een leerproces : Veranderingen
In deze opdracht koppelen we de theoretische achtergrond, de uitkomsten van een
leiderschapsassessment en de uitkomsten van de LERO-vragenlijst aan drie veranderonderwerpen,
waarbij we één van die veranderonderwerpen volgends de PDSA-cyclus zullen uitwerken.
In de concepten van effectiefleiderschap die in deze module de revue passeerden, hebben we
gekeken naar smalle en brede omschrijvingen van onderwijskundig leiderschap. De smalle betekenis
verwijst naar leiderschap dat direct gericht is op het primaire proces en het direct leiding geven aan
et onderwijsproces , zoals dat door leerkrachten wordt gerealiseerd. In de bredere betekenis verwijst
onderwijskundig leiderschap naar een meer integrale vorm, dat wil zeggen dat taken, activiteiten,
middelen, processen en structuren gecoördineerd worden en afgestemd worden op elkaar om elkaar
te versterken en goed onderwijs te realiseren.
In de gehanteerde en geraadpleegde literatuur komen veel gelijkgestemde functies van het
onderwijskundig leiderschap naar voren, hier en daar anders geaccentueerd:
-Het scheppen van een structuur en cultuur voor professioneel leren
-Het duidelijk stellen van doelen en deze uitlijnen met trends in beleid en wetenschap
BLOK 4: mentale modellen
Niet
Enigsz
-Het zorgen voor een specifieke en
ins
sterke (vak(pedagogische) kennisbasis
31.
We proberen helder te krijgen waarom iemand
1
2
-Het veelzijdig en veelvuldig toetsen
een bepaalde aanpak belangrijk vindt
32.. We bevragen elkaar op onze ideeën en
1
2
-Het betrekken van de positie van de
opvattingen
leerkracht
33.
Er is ruimte voor verscheidenheid aan
1
2
opvattingen die we naar elkaar toe uitspreken
-Het helpen van leerkrachten om
34.
De directie is echt geïnteresseerd in de persoon
1
2
nieuwe informatie in hun bestaande
van de leerkracht
positie te integreren
35.
We luisteren echt naar onze collega’s
1
2
-Het creëren van dissonantie en
36.
Bij de aanpak van een probleem bekijken we
1
2
leerkrachten om deze op te lossen
dit vanuit meerdere perspectieven
37.
We zijn op de hoogte van enkele hulpmiddelen
1
2
-Het (mede)ontwikkelen van com.b.t. mentale modellen: conclusieladder,
regulerende en zelfregulerende
perspectievenspel
competenties bij leerkrachten
38.
Op onze school zeggen we: “Zo zie ik het” en
1
2
zeggen we niet “Zo is het”
-Het toepassen van leeractiviteiten
39.
We zeggen “ja, en…..” en niet “ja, maar….”
1
2
-Het ontwikkelen en het onderhouden
van de normen voor en kritische,
40.
Leerkrachten onderzoeken hun eigen
1
2
opvattingen door er open met anderen over te
reflectieve dialoog
praten
-Het scheppen van een omgeving waarin
1 = eigen scores
de analyse van de invloed van het
onderwijs op het leren van het kind een rol speelt
-Het ontwikkelen van een visie en het stimuleren van een cultuur van respect en samenwerking
Groten
deels
3
Gehee
l
4
3
4
3
4
3
4
3
4
3
4
3
4
3
4
3
4
3
4
Imants (2010) geeft aan dat de effectieve inzet van condities in de klas en in de school een
belangrijke succesfactor is bij (het leiding geven aan) veranderingen. In dit kader schetst hij een
aantal van deze condities, waaronder het geven en ontvangen van feedback. De werking van de
feedback in een organisatie, de aard van de feedback en de manier waarop feedback geboden wordt,
is van groot belang.
Kijkend naar de organisatie als werkplek vanuit het perspectief dat deze module mij heeft geboden,
zie ik een eerste veranderpunt. Het geven en ontvangen van feedback.
Aan de functie reflectieve dialoog wordt op onze school nog niet voldaan. De leerkrachten geven in
een enquête (Medewerkers-Tevredenheid-Onderzoek, Het Barlake 2010) aan dat het geven en het
ontvangen van feedback nog moeizaam verlopen.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
16
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Het is tevens het zwakst scorend item in de totaal lijst van onze organisatie ( ten tijde van de meting
telde de organisatie twaalf scholen, 275 medewerkers). Ook de feedback op het eigen handelen door
de leerkracht komt moeilijk ‘aan ‘.
Naar aanleiding van een gezamenlijke studiedag in 2013 werd aangegeven dat ‘de effectiviteit van de
feedback achterblijft en niet altijd taakgericht is ‘ (Notitie Dionizio en Neyhorst, 2013). In de LEROlijst van Jan Jutten, de vragenlijst voor de Lerende Organisatie, is in de ‘categorie ‘mentale modellen‘
te zien welke items, die met feedback te maken hebben, minder scoorden en als zodanig herkenbaar
zijn bij het geformuleerde veranderpunt ( deze punten zijn bruin gekleurd). Feedback geven is ook
een item in de lijst zelf en scoort daar onder het gemiddelde
Opvallende is ook dat het item / de discipline ‘mentale modellen ‘gemiddeld lager scoort dan de
ander vier disciplines van de lerende school in het instrument. In 2010 werden de directeuren van de
Barlake-scholen onderworpen aan een Human Resources / Assessment Center Potentieel
(Changing- M, 2006-2010))onderzoek. Opvallend was dat een assessmentrapportage van mijzelf
aangeeft dat er in het geven en ontvangen van feedback nog meer expliciet, gericht en functioneel
mag zijn en nog vollediger mag aansluiten op waarneembaar gedrag. Velen van mijn collega’s
ontvingen dezelfde tips. Het heeft geleid tot een voorstel voor een studiedag (voor 2014), een op zet
waar de directeuren en de leerkrachten dit veranderpunt goed willen vormgeven en ‘ons eigen
willen maken‘.
Imants (2010) vermeldt dat bij de aansturing, bijsturing van het onderwijsleerproces op
systeemniveau de feedback bekeken moet worden in samenhang met het organisatieleren en de
transformatie van organisaties. Met het oog op werken aan beter leren in scholen kunnen drie
functies van monitoring van het onderwijsproces en feedback worden onderscheiden, die de scholen
goed in dat gaten moeten houden én moeten vormgeven:
- Vernieuwen met inbegrip van het vernieuwen van de kaders. Wanneer scholen het
vermogen ontwikkelen kritisch naar zichzelf te kijken en naar de manier waarop zij inspelen
op hun omgeving, dan ontwikkelen zij een potentieel voor transformatie (double-looplearning)
- Verbeteren binnen bestaande kaders. Een uitbreiding van en verdieping op handhaven door
corrigeren, de informatie uit monitoring wordt benut om systeemfouten weg te halen uit het
onderwijsleerproces.
- Handhaven door corrigeren. Het opsporen van fouten op basis
van gegeven normen, het doorvoeren van correcties om een
gewenste stand van zaken of procesgang te handhaven.
Een tweede verandering is het eigen maken van een kwalitatieve,
systematische reflectie. In de lessen van deze module werden we door
Wim Folker meegenomen in de regulatieve cyclus (Van Strien, 1986,
Imants en Folker, 2008). In het assessment van de directeuren (ook de
rapportage van mijzelf) komt naar voren dat de praktische en
persoonlijke referentiekaders (eigen ervaringen, eigen opvattingen,
tacit knowledge en pedagogical content knowledge (Verloop, 2003)) de
reflectie van de directeur bepalen. Ook leerkrachten handelen vaak van binnenuit. De door Van
Strien (1986) beschreven ‘regulatieve cyclus’ omvat een cyclisch model met vijf stappen:
Probleemstelling, diagnose, plan, handelen en evaluatie. Systematische, kwalitatief rijke reflectie
moet ook van buitenaf komen. Korthagen (1999) zegt dat dat systematische reflectie:
- Intersubjectief moet zijn
- Evidence based moet zijn
- Onderbouwd moet zijn met relevante inzichten (uit onderzoek , theorie verkregen)
- Getoetst moet zijn
Bij alle stappen van het model spelen de reflectie van binnenuit (explicitering, persoonlijke theorie,
veronderstelling) en de reflectie van buitenaf (dialoog, toetsing, evidence based verzameling van
gegevens) een rol.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
17
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Imants en Folker (2008) versterken de onderzoekende houding van de reflectieve leerkracht of
directeur door vijf stappen in elke fase van de cyclus toe te voegen:
31.
32..
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
Vragen stellen / problemen benoemen
Analyseren / diagnose stellen
Plannen
Antwoorden / oplossingen zoeken / onderzoeken
BLOK 4: mentale modellen
Niet
Enigszi
ns
Grotend
eels
Geheel
We proberen helder te krijgen
waarom iemand een bepaalde
aanpak belangrijk vindt
We bevragen elkaar op onze
ideeën en opvattingen
Er is ruimte voor verscheidenheid
aan opvattingen
die we naar elkaar toe uitspreken
De directie is echt geïnteresseerd
in de persoon van de leerkracht
We luisteren echt naar onze
collega’s
Bij de aanpak van een probleem
bekijken we dit vanuit meerdere
perspectieven
We zijn op de hoogte van enkele
hulpmiddelen m.b.t. mentale
modellen: conclusieladder,
perspectievenspel
Op onze school zeggen we: “Zo
zie ik het” en zeggen we niet “Zo
is het”
We zeggen “ja, en…..” en niet
“ja, maar….”
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
40.
Leerkrachten onderzoeken hun
eigen opvattingen door er open
met anderen over te praten
1 = eigen scores
-
Evaluatie
In de conclusies van het assessment wordt
aangetoond dat juist deze stappen gemist
worden en de scores op onderdelen ( met
name de analyse in gesprekken /
probleemanalyse in gesprekken) scoren
lager. Ook in de disciplines van de LEROvragenlijst zijn er items ( zij zijn groen
gekleurd in de LERO-meting) die laag
scoren bij de collega’s en die gerelateerd
zijn aan dit verbeterpunt: ‘verhelderende
vragen stellen, perspectief-benadering,
kennis doorgeven / kenniskring,
systeemdenken ‘scoren alle laag bij de
collega’s.
De derde verandering is een verandering die het delen van de visie omvat. In de literatuur van deze
leerlijn berichten Eric Verbiest (2010) en Van der Sluijs en Douma (2012) dat door het onderzoek naar
schoolvernieuwing, onderwijsvernieuwing en schooleffectiviteit het (her) ontwikkelen van de heldere
visie en missie van belang is. In de ontwikkeling van de visie moet tot uitdrukking komen op welke
manier / waarom gekeken wordt naar: leerprestaties van leerlingen, aandacht voor goed onderwijs,
hoge verwachtingen van leerlingen (Van der Sluijs en Douma, 2010). Tot een korte tijd geleden werd
bij het ontwikkelen van de visie vooral gekeken naar wat de mensen binnen de schoolmuren
belangrijk vonden. Met de visie werd antwoord gegeven op de vraag: Waarom bestaan wij? (het
zogenaamde ‘hogere doel’).
Dit werd naar ’buiten uitgedragen ‘ (zo doen wij het). Directies, teams, organisaties kijken met hun
teams steeds breder, steeds meer naar de omgeving en zij maken verbindingen tussen hun doel, wat
zij belangrijk vinden en wat voor de doelgroep van belang is. Gelderblom (2010) en Verbiest (2010)
geven aan dat het stellen van hogere, ambitieuze doelen bij een ambitieuze visie een
vanzelfsprekendheid moeten zijn. In de colleges van Jan Uitdehaag en Wim Folker hebben we
gekeken naar twee testresultaten. De LERO-lijst werd gecombineerd met een KW-kaart (PO Raad) en
de scores werden gekoppeld aan de combinatie van passende Quinn-rollen. Op het gebied van ‘de
gedeelde visie’ scoort ons schoolteam in de LERO-lijst laag. In de totaalitems van deze lijst scoort een
deel van deze items (de items 24 en 25) zelfs onder de score van 20. Op de KW-kaart scoorde de
schoolleider ook laag in de categorie ‘heldere visie en ambitieuze doelen ‘.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
18
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Verbiest (2011) geeft aan dat de schoolleider ‘als transformationeel leider ‘een visie schept waarmee
de medewerker mee uit de voeten kan, waarmee hij de medewerker kan inspireren; hij streeft
ernaar om individuele en collectieve processen van probleemoplossing en leerprocessen te
verbeteren. Hij tracht een professionele cultuur van samenwerken te scheppen. Hij stimuleert de
leerkrachten om zich te professionaliseren in het kader van de schoolontwikkeling en hij leert het
team problemen te signaleren en gemeenschappelijk op te lossen.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29
30.
BLOK 3: gezamenlijke visie
Niet
Enigszins
Grotendeels
Geheel
Het team komt bij visieontwikkeling gezamenlijk tot besluiten
Eenmaal door het team vastgestelde doelen worden doorgaans loyaal
uitgevoerd.
Op onze school is sprake van een gemeenschap-pelijke visie op goed
onderwijs
Op onze school vinden we het belangrijk om aandacht te besteden aan een
gezamenlijke visie
We gaan regelmatig met elkaar na of we de school zijn die we willen zijn
Bij het ontwikkelen van een gezamenlijke visie spelen de visies van alle
leerkrachten een grote rol
De schoolleider leeft de visie voor en spreekt leerkrachten aan op het werken
aan de visie
Als we kleine stappen zetten, laten we ons leiden door het grote denken van
de visie
Onze visie wordt minimaal één keer per jaar bijgesteld op basis van
actualiteit
Alle medewerkers van onze school dragen de visie naar buiten toe uit.
1
1
2
2
3
3
4
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
1
2
2
3
3
4
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Het ontwikkelen van de capaciteit van de schoolorganisatie / scholenorganisatie om te vernieuwen
krijgt de nadruk, niet de directe coördinatie, de supervisie op het onderwijs.
De scores van de LERO en de artikelen uit deze leerlijn leren ons om de visie te’ retunen’ of te
‘finetunen’
(bron: Nieuwenhuis, M.A., The Art of Management (the-art.nl), ISBN-13: 978-90-806665-1-1, 2003-2010)
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
19
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
P
L
A
N
Beschrijf het verbeteronderwerp: De organisatie gaat het geven en het ontvangen van
feedback in alle niveaus van de organisatie verbeteren. Het gaat hierbij om het verbeteren
van de kwaliteit op basis van een aantal gemaakt afspraken die in een protocol worden
vastgelegd. Daarnaast verbetert de organisatie de vaardigheden en de tools die nodig zijn
voor het geven en het ontvangen van effectieve, gerichte en duidelijke feedback.
Meet de huidige situatie
In de LERO-lijst scoort het onderdeel feedback laag (≤ 20)
en de onderdelen uit de disciplines van de LEROvragenlijst, die met feedback te maken hebben, scoren
eveneens lager dan het gemiddelde (≤ 23). In het
MedewerkersTevredenheidsonderzoek van 2012 scoort
het geven / ontvangen van feedback lager dan het
gemiddelde. In het rapport Assessment Center scoren de
kwaliteit, de gerichtheid en de resultaten van de interne
communicatie van de directeur lager dan gemiddeld. De
leerkrachten geven aan dat er geen protocol is voor
feedback en dat de interne feedback beter moet en kan
(Kwaliteit in Kaart 2012). Iets dat ook in de Rapportage
Arbomeester (2010) wordt opgemerkt.
Analyseer de oorzaken; stel Oorzaken:
een verbetertheorie op
Ontbreken goede afspraken (zie LERO-scores mentale
modellen) over feedback geven en ontvangen.
Ontbreken van vaardigheden en technieken voor
leerkrachten / directeuren m.b.t.feedback geven /
ontvangen.
We missen helder omschreven competenties en
structuren betreffende de communicatie.
Verbetertheorie: Vanuit de onderwijskundige visie en de
visie op de mens gaan we samen werken aan de
verbetering van het geven en het ontvangen van
feedback, de verbetering van de waarden en scores
hieromtrent en de verbetering van de waarden die voor
het verzamelen van de gegevens worden benut. Het team
compileert afspraken hierover in een protocol in 2014.
Probeer de verbeteringen
uit
-
D
O
-
-
-
Leiding geven aan een leerproces
Op alle niveaus van de organisatie spreken we de
interne communicatieregels en de regels voor
het geven en ontvangen van feedback af. We
bespreken en borgen afspraken hieromtrent
stapsgewijs.
Het managementteam vervult hierin een
voortrekkersrol
De interne afspraken omtrent feedback zijn
bekend en conform deze afspraken wordt
feedback gegeven en ontvangen
Alle medewerkers worden bij de beleidsvorming
betrokken. We willen een gedragen beleid
realiseren
We letten hierbij ook op de tussenevaluatie, de
mijlpalen en de eindevaluatie.
Pagina
20
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
-
S
T
U
D
Y
Meet en bestudeer de
resultaten
Meet op dezelfde wijze als in
de planfase:
 elkaar feedback geven
 toetsen
 vergelijken
 reflectie op de resultaten
 evalueren
 controleren
A
C
T
Borg de verbeteringen
Helder krijgen: Hoe moet / kan
het beter?
 borgen, verankeren
In het kader van de feedbackafspraken en de
feedbackprocedure is een duidelijk beschreven
aanpak voor iedereen helder
-
- We zijn tevreden als de interne
communicatieafspraken daadwerkelijk herkend
worden door de medewerkers.
- Externen herkennen zich in het beeld van De
Bukehof dat we willen uitstralen en kunnen
waarmaken.
- Negentig procent van de medewerkers voelt
zich bij het beleid betrokken
-We hebben een protocol voor het geven en
ontvangen van feedback
- We in de metingen en tussenmetingen de
scores behalen die in de verbeterdoelen worden
genoemd.
Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?
Komt het resultaat overeen met wat we als norm gesteld
hadden? We gebruiken dezelfde metingen als in de
planfase, de school heeft reeds een aantal instrumenten
hiervoor. Ook in een tussenfase willen we een deel van de
instrumenten gebruiken Indien blijkt dat de uitgevoerde
plannen het gewenste resultaat opgeleverd hebben, denk
aan het complimenteren en vieren. Met name de
mijlpalen zijn hier uitermate geschikt voor en hebben een
stimulerende werking. Indien het gewenste resultaat niet
gerealiseerd is, kunnen we bekijken in hoeverre de
kwaliteitsbepaling en de normen juist geweest zijn Indien
dat wel het geval is geweest, dan kunnen we gericht
werken aan een verbetering daar waar het volgens de
evaluatie noodzakelijk is.
In feite gaat het hier met name om het borgen van
datgene wat goed gaat en de verbeterpunten verwerken
in een verbeterplan. Vervolgens gaan we weer verder met
plannen en uitvoeren
 acties bijstellen
 nieuwe afspraken maken
 andere route bepalen
Continueer de verbetering
Zorg ervoor dat de verbetering een cumulatief effect
heeft. Stilstand is achteruitgang.
Gebruikte literatuur bij deze opdracht:
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
21
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Covey,S.R.,(2004), De zeven eigenschappen van effectief leiderschap, Amsterdam-Antwerpen:Business Contact
Gelderblom, G.(2010). Waarom zijn opbrengstgerichte scholen succesvol?, in Basisschoolmanagement (8)10, 47
Imants, J. (2010). Beter leren door leiderschap; naar een doorstart voor onderwijskundig leiderschap. Lectorale
rede. Hengelo: Hogeschool Edith Stein.
Imants, J. & Folker, W. (2008). Onderzoekende houding en onderwijskundig leiderschap. In
Basisschoolmanagement, 22(3), 10-15.
Marzano, R.J. (2003). Wat werkt op school. Middelburg: Bazalt.
Sluijs, B. van der & Douma. W. (2012). Onderwijskundig Leiderschap, in Basisschoolmanagement (3)12, 4-11
Verbiest, E. (2002). Collectief leren in schoolorganisaties (Oratie). Tilburg: Fontys Hogescholen.
Verbiest, E. (2004), Professionele leergemeenschappen en netwerkvorming in en met het onderwijs.In: Mahieu,
P. (red.) (2004): Onderwijsvernieuwing en samenwerking in een grootstedelijke context.Cahier 2 voor
onderwijsvernieuwing en samenwerking. Antwerpen: Universiteit Antwerpen/ Stad Antwerpen: De lerende
stad.
Verbiest, E. (2008). Scholen duurzaam ontwikkelen. Antwerpen/Apeldoorn: Garant
Verbiest, E. (2009). Leren leiden. Eindhoven: Fontys Hogescholen.
Verbiest, E. (2011). Nieuw Onderwijskundig Leiderschap, in Basisschoolmanagement (1)11, 4-9
Verbiest, E. (2012). Professionele leergemeenschappen. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
De resultaten van de LERO-vragenlijst zijn te vinden op www.manfredwerger.nl
Surf op de pagina naar ‘MLE’, daarna naar ‘Leiding geven aan een leerproces ‘.
Het format voor de PDSA-cyclus (bladzijde 20-21) is te vinden op www.deltascholen.org
Het format is gedownload op 15 oktober 2014
De illustratie van de regulatieve cyclus (bladzijde 17) is te vinden op
http://nl.m.wikipedia.org/wiki/Bestand:Regulatieve_cyclus.jpg
Het format is gedownload op 21 november 2014
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
22
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Reflectie op deze leerlijn:
De eerste leerlijn van deze opleiding was gericht op de totale organisatie. Vanuit de optiek van het
Knoster-model werd de organisatie doorgelicht op een zestal domeinen. In de vorige leerlijn,
afgerond in het eerste studiejaar, stond de school centraal en het maken van kijkwijzerpunten verliep
langs een aantal actuele ‘topics ‘waarmee elke school te maken kreeg: de lokale politieke situatie, de
analyse van de lokale omgeving, de eigen omgevingsanalyse en de leiderschapsrollen, de
verbetercyclus ( PDSA), het streven naar een Brede School / IKC, de instrumenten voor een
QuickScan of een SWOT-analyse en The Seven Habits.
In de eerste module kon je in of in de aanloop naar de lessen het nodige aan materiaal verzamelen,
dat was erg fijn, de formatieve productenwaren goed inpasbaar in de Knoster-modellen. In de
tweede module reikten onze kerndocenten ook een dergelijk overzicht uit, zodat we van tevoren
wisten wat ons te wachten stond. Door het inpassen van gastsprekers ( politieke, juridische
expertise) kregen we nog een boel extra informatie. Het was hier en daar iets moeilijker om flink
door te werken aan het werkstuk ( veel kernzaken, zoals de PDSA-cyclus en het verbeteronderwerp
zaten achterin het programma van de toenmalige leerlijn), maar met de hulp van veel literatuur en
goede tips van de kerndocenten en de collega-studenten ben ik aardig op een weg gezet.
In deze module hebben we ons gericht op het leiding geven aan veranderingen, aan een leerproces
in je school of in je organisatie. De opdrachten en de colleges van Wim Folker en Jan Uitdehaag
waren divers. Ik vond de afwisseling van docenten erg fijn. Van werksessies, presentaties,
gastcolleges, veel uitleg tot de gave discussies over onderwijskundig leiderschap, waarbij een flinke
dosis theoretische en wetenschappelijke inzichten nog even in sneltreinvaart passeerden, ik heb uit
de lessen sowieso veel informatie kunnen filteren of kunnen omzetten in tekst.
Wat de inhoud betreft, heb ik manieren, handvatten en inzichten gevonden om nog meer en nog
beter leiding en vorm te geven aan veranderende leerprocessen in de organisatie. De PDSA-cyclus is
ook hier weer van groot belang en de veranderende rol van de onderwijskundig leider is een eyeopener voor mijzelf en voor het bestuur van de leiding van de organisatie waarin ik werkzaam ben.
Ook de literatuur die werd aangeraden, aanbevolen of gevonden, is zeer inspirerend. “Vander Tak en
Wijnen”, “Verbiest “Imants en Folker”, zijn ‘baanbrekend’ en zeer toepasbaar in de dagelijkse
praktijk. Met de cursusgroep hebben we het vaak besproken en het is ook nu weer gebleken: De
PDSA-cyclus overkomt ook ons in het studieprogramma, de regulatieve cyclus is iets wat we op
school willen integreren, willen verinnerlijken, maar het overkomt ook onszelf, we worden er in ieder
geval eigenaar van.
Manfred Werger, november 2014.
Leiding geven aan een leerproces
Pagina
23
Manfred Werger MLE Fontys Eindhoven
Download