Onderzoeksvoorstel kleur en kleurtherapie – George Maissan en Kees Veenman Met dit onderzoeksvoorstel wordt een samenwerking voorgesteld van fundamenteel kleurenonderzoek en toegepast medisch onderzoek van kleurtherapie. Voor kleurfenomenoloog Kees Veenman ligt de impuls tot samenwerken met de kleurtherapie wereld in de ervaring van de ontmoeting met het wezen dat in een kleur tot verschijning komt. Deze ervaring kan als volgt worden verwoord: dit wezen wil in de (mensen)wereld werkzaam zijn en wil door de mens gekend worden, zodat de mens kan helpen in die werkzaamheid. Uit deze ervaring rijpte het besef dat je dit als fenomenoloog niet alleen kan, voor deze opgave is samenwerking nodig met mensen die met kleur werken. De grondslag voor deze samenwerking kan –in termen van de geesteswetenschap– als volgt geformuleerd worden: In de verschijning –van een kleur, een plant, e.d.– komt een wezen tot openbaring. Een (kleur)fenomenoloog tracht de verschijning zo te lezen dat hij doordringt tot het wezen dat zich in de verschijning (van de kleur) openbaart. Een kleurtherapeut verbindt zich met het werken van het wezen in de kleur en tracht deze werkzaamheid aan te wenden tot genezing van de patiënt. De kleurfenomenoloog kan inzichten en beelden aanreiken m.b.t. het wezen van de kleuren, die het kleurtherapeuten mogelijk maakt de werking van de kleuren in het therapeutisch proces te effectueren. Maar omgekeerd kan het zicht op de werkzaamheid van kleuren in de therapie ook het inzicht van kleurfenomenologen in de kleuren verrijken. Het gunstigste resultaat wordt dan over en weer bereikt door kruisbestuiving. Kleurfenomenoloog Kees Veenman en arts George Maissan beschrijven hieronder in het kort het deel van hun werk, dat zij geschikt achten om als uitgangspunt te dienen voor een samenwerking, zoals hierboven werd beschreven. De gezamenlijke onderzoeksvraag zou dan luiden: Wat is het wezen van groen en magenta en hoe kunnen deze in kleur(bad)therapie werkzaam zijn. Het eerste doel zal zijn om de hierna beschreven onderzoeksresultaten uit te bouwen en op elkaar te betrekken. Dit onderzoeksvoorstel is bedoeld als een eerste opzet, er is nog niet gekeken naar financiële aspecten. Ook werd nog niet beschreven hoe dit onderzoek voortgezet zal kunnen worden, aangezien dat beter in een later stadium bekeken kan worden. Onderzoeksbijdrage Kees Veenman Het kleuronderzoek van Kees Veenman heeft zich steeds gericht op de specifieke wisselwerking tussen licht en duisternis, die tot het ontstaan van de verschillende kleuren leiden. Terrein van onderzoek is vooral de prismatische kleuren geweest en in mindere mate de kleuren die ontstaan door troebele media. We willen het onderzoek in eerste instantie richten op het groen en magenta. Hier volgt een korte uiteenzetting van de onderzoeksresultaten tot nu toe. Groen en magenta ontstaan bij een smalle lichtbundel in een duistere, respectievelijk een smalle duisternisbundel in een lichte omgeving, die schuin op de overgang van media met verschillende dichtheid valt. Maken we in een dergelijke situatie een lichtbundel steeds smaller dan ontstaan eerst de kleurranden rood-geel en blauw-violet met daar Fig 1 tussen een smaller wordend wit gebied. Zodra het geel en licht blauw elkaar raken, ontstaat een licht, fris groen, dat bij verder versmallen van de bundel donkerder en meer verzadigd van tint wordt. Tegelijkertijd verdwijnt het geel en licht blauw steeds meer. Uiteindelijk blijven alleen de kleuren rood, donkergroen en violet over. Tenslotte eindigt alles in duisternis. Ook het beeld van een gebroken lichtbundel onder water toont een dergelijke overgang: We stellen vast dat het geheel naar de duisternis toe tendeert. Het wit verdwijnt, de lichte kleuren ook, terwijl donkerdere kleuren ontstaan. Blijkbaar hangt dit samen met het smaller worden van de lichtbundel, waardoor er inderdaad steeds minder licht beschikbaar is. Het groen dat ontstaat kan niet worden gezien als mengproduct van Fig 2 geel en blauw. Immers, het zou hier dan handelen om het mengen van gekleurd licht (additief mengen). Subtractief mengen van bijvoorbeeld gele en blauwe verf geeft groen, terwijl het additief mengen van deze kleuren juist een groenig wit geeft. We kunnen het ontstaan van groen echter ook anders begrijpen. Het groen treedt op wanneer het laatste station op weg naar de duisternis gepasseerd wordt. De eenheid die de lichtbundel vertegenwoordigt staat op het punt te verdwijnen en uiteen te vallen in tegengestelde eenzijdige ontwikkelingen, namelijk in actieve en passieve zin, uitmondend in rood en violet1. Wat is nu de plaats van het groen in deze differentiatie? Het groen als kleur wordt gekenmerkt door een grote evenwichtigheid. Noch het doordringende op je afkomende van rood, noch het wijkende, zuigende van violet zijn in het groen terug te vinden. Het groen vertegenwoordigt het midden tussen deze uitersten, het begeeft zich niet in een eenzijdige ontwikkeling. Dezelfde karakteristiek vindt men terug in geval men het licht van een dia, waarin boven elkaar een rood, een groen en een violet filter zijn bevestigt, schuin door een prisma laat vallen. Het rood ontwikkelt zich aan de meest brekende kant tot een diep karmijn dat scherp aan de duisternis grenst. Met andere woorden het rode licht ontwikkelt zich verder in actieve zin en verdicht daarbij tot karmijn. Het violet ontwikkelt zich juist aan de meest brekende kant tot een ver in de duisternis uitstralend, langzaam verblekend violet, oftewel het violette licht ontwikkelt zich verder in passieve zin. Het groen blijkt zich nu op geen enkele wijze te ontwikkelen, niet op actieve, tegen de duisterniswerking in strevende en niet op passieve, met de zuigende duisternis mee stralende wijze. De karakteristiek van het ontstaan van dit prismatische groen kan door het volgende beeld weergegeven worden. De evolutie van de mens kan volgens de inzichten van Louis Bolk gezien worden als het eindpunt van een ontwikkelingslijn, waarvan allerlei gespecialiseerde ontwikkelingen aftakten, waaruit de verschillende diersoorten ontstonden. De lichamelijkheid van de mens wordt juist gekenmerkt door het niet gespecialiseerde karakter ervan. De embryonale fase weerspiegelt deze ontwikkeling. Alle zoogdieren ontwikkelen zich tijdens de embryonale fase een tijdlang analoog aan de mens, totdat een gespecialiseerde richting ingeslagen wordt. De mens is echter ook het resultaat van een doorgaande evolutie, het blijft geen eicel. Zo is het groen ook een resultaat van een doorgaande ontwikkeling, namelijk in de richting van de duisternis. Hierbij heeft het groen een niet specialitisch, evenwichtig karakter, terwijl het ontstaan van rood en violet het eindresultaat is van een gespecialiseerde ontwikkeling. De hier weergegeven karakteristiek lijkt meer dan een analogie. Onderzocht moet worden of er sprake is van een dusdanige verwantschap tussen het wezen groen en de karakteristiek van het menselijk lichaam, dat groen de evenwichtige bewoning van het lichaam als instrument voor de ziel bevordert2. Het magenta kan op vergelijkbare wijze worden benaderd. Deze kleur ontstaat ‘op weg naar het licht’ bij het versmallen van een bundel duisternis (schaduw) in een door een prisma vallende lichtbundel. Terwijl door het versmallen van de duisternisspleet het licht toeneemt, is deze tendens van lichter worden ook in de onderstaande kleurenontwikkeling te vinden. De donkere kleuren verdwijnen, de lichte kleuren blijven over en worden ook steeds lichter van tint. Zo is het eerste magenta nog vrij donker, terwijl het magenta van een uiterst smalle duisternisspleet zacht roze is. Waar het groen ontstaat op het moment dat de eenheid die de lichtbundel vertegenwoordigt op het punt van verdwijnen staat, treedt het magenta in verschijning als de eenheid van de lichtbundel bijna geheel is hersteld, na-melijk als de duisternisspleet uiterst smal is. Doen we nu een Fig 3 overeenkomstige proef als het groen, maar nu met een rood, een magenta en een violet filter in een dia, dan zien we dat het magenta bij het passeren door het prisma zich zowel in actieve als in passieve zin ontwikkelt (zie figuur 2.) Magenta blijkt de volledige, in het witte licht bevatte potentie te vertegenwoordigen, namelijk het vermogen om in actieve én passieve zin, tegen de duisterniswerking in strevend of er in meegaand, tot ontwikkeling te komen. Magenta omvat de gehele polariteit actief-passief, het is de synthese ervan. Alleen het neutrale midden, het evenwicht, ontbreekt. De gewaarwording van de kleur magenta levert ook een innerlijke spanning op. De kleur heeft zachtheid én felheid, is tegemoetkomend én onbuigzaam. Als we zoeken naar een beeld voor het magenta dan dient zich het volgende aan: het ik is het stuur van de ziel. De ziel kan zich op elk moment door de werkzaamheid van het ik in een zelf gekozen richting ontplooien. In die zin ligt in de ik-activiteit de alzijdige ontwikkelingspotentie van de ziel besloten. Zo is ook het magenta drager van een alzijdige ontwikkelingspotentie. Ook dit beeld lijkt meer dan een analogie, die nader onderzoek verdient. 1 Dit zou een uitgebreide toelichting vergen, die buiten het bestek van dit voorstel valt. Uit de literatuur is de evenwicht bevorderende, stress verminderende werking van groen op de mens bekend. Om die reden wordt het in ziekenhuizen veelvuldig toegepast. 2 Onderzoeksbijdrage George Maissan Sinds 1997 hebben we in therapeuticum Calendula te Gouda een bad met in de wanden zes lampen waarvoor gekleurde filters geplaatst kunnen worden. Dit was een idee van mevr. L. Collot d’Herbois om de patiënt op deze manier een kleurbad te geven. We hebben tot nu toe alleen gewerkt met magenta en viridian groen en een afwisseling van deze kleuren. Bij alle antroposofische therapieën is de ontwikkeling van het menselijk individu het belangrijkste doel. Hiertoe probeert men altijd het ik of de geest aan te spreken, maar die moet dan wel kunnen werken. Wanneer de problemen of de ziekte, die men ook als een wezen kan beschouwen, te diep in het fysiek etherische zitten is het nodig dat ze daar uit bevrijdt worden. Dit kan door middel van medicamenten of therapieën gericht op het fysiek etherische. Bad therapie beschouw ik als het begin van al deze therapieën. Het brengt de mens in een situatie die lijkt op zijn verblijf in de moederschoot, omgeven door water en minder onderhevig aan de zwaartekracht. In de moederschoot werkt het geestelijke van buiten, vanuit de vliezen en het vruchtwater, op het lichamelijke. Deze toestand bootst het bad enigszins na. We gingen uit van de volgende stellingen: Groen licht viridian -- geeft vorm Rood licht - magenta – lost op De mate van het zien van een nabeeld zegt iets over de vitaliteit van de patiënt Mensen met een goede vitaliteit zien het nabeeld sterk en lang Vorm geven uit zich o.a. in geconcentreerder, helderder denken, beter geheugen, beter met tijd omgaan, rust. Oplossen uit zich in: associatiever denken, slaperigheid, humeuriger zijn, gedachten los kunnen laten. Angst/ onrust; ziele matig losser en dus angstiger; oude zaken kunnen bovenkomen. De ruimte (badkamer) wordt door de bij de gehele sessie aanwezige therapeute geheel donker gemaakt. Het grote bad, 2 m lang en 1 m breed, heeft 6 lampen in de zijwanden, waarbij van buiten af de lampen eruit gehaald kunnen worden om de kleurfilters van de gewenste kleur, aan te brengen. De lampen bevinden zich, bij een normaal gevuld bad onder de waterspiegel, zodat het licht door het water verstrooid wordt. De water temperatuur is 36° en er worden geen andere substanties aan het water toegevoegd. Eerst wordt het plafond licht uitgedraaid, de ruimte is nu geheel duister Dan wordt na ongeveer een minuut gewenningstijd, door middel van twee dimmers, het licht onder water met de gewenste kleur langzaam aangedraaid. De duur van de belichting is oplopend tot maximaal 15 minuten, 1e keer 7 minuten, 2e keer 10 minuten en 3e keer 15 minuten. Hierna wordt het gekleurde licht weer langzaam uitgedraaid en blijft de ruimte enige tijd in het donker. De patiënt ziet nu het nabeeld: na groen: de hele ruimte magenta, na magenta: ‘een vorm’ in het groen of de ruimte wordt als lichter ervaren, men kan in het donker kijken. Het nabeeld is bij veel patiënten vaak te donker. Aan het einde van de serie baden wordt het nabeeld lichter ervaren. Om goed vast te stellen wat de patiënt bedoeld, wordt een kleuren kaart gebruikt, waarop de patiënt aanwijst welke kleur hij ziet. Het blijkt dat het goed omschrijven wat er gezien wordt moeilijk is. Nadat de patiënt in het bad heeft gelegen wordt er, zonder afdrogen met een badjas aan, 45 minuten à 1 uur nagerust in bed, gewikkeld in een laken en onder enkele dekens. Na de rust periode wordt er gekeken of de patiënt goed warm is. Transpireren mag niet – dan wordt de watertemperatuur de volgende keer een halve graad lager genomen of hoger als de patiënt het koud heeft of te koud aanvoelt. Dit komt echter zelden voor na een kleur/ licht bad. Er wordt nu gevraagd of er geslapen is en of er dromen waren. Bij het volgende bad wordt er gevraagd of er goed geslapen is in de tussen liggende nachten, of er dromen waren en of men stemmingsveranderingen gemerkt heeft en tevens hoe het met de warmte beleving gesteld is. Een bad kuur met het gekleurd licht bad duurt 12 sessies van twee maal per week. De keuze van de kleur is aan de voorschrijver en dit kan dus magenta, viridian of een combinatie zijn van beiden, waarbij halverwege de kleurfilters gewisseld worden. De resultaten van de pilot-studie volgen in de bijlage. (dubbelklik op het exel-bestand of als u niet over exel beschikt op het word-document)