Elementaire Deeltjes · 5 M ODERN C HIN A A U P ·Rana Mitter· Modern China Elementaire Deeltjes Elementaire Deeltjes, de serie boekjes van Amsterdam University Press (AUP), maakt kennis toegankelijk voor een breed publiek. Elementaire Deeltjes is dé manier om snel alles te weten te komen over de onderwerpen die je interesseren. Experts nemen je mee op een ontdekkingsreis waarbij elk thema in de meest beknopte vorm volledig uitgediept wordt. Een serie handige en handzame boekjes, met altijd het antwoord op de vraag: ‘Hoe zit dat nou eigenlijk?’ Modern China Rana Mitter Geactualiseerd door Frank Pieke AUP Oorspronkelijke uitgave: Rana Mitter, Modern China: A Very Short Introduction, Oxford University Press, 2008 [isbn 978-0-19-922802-7] Vertaling: Cornelis van Ginneken Ontwerp omslag: Michel van Duyvenbode, Amsterdam Ontwerp binnenwerk: Crius Group, Hulshout isbn 978 90 8964 641 5 e-isbn 978 90 4852 305 4 nur692 © R. Mitter / AUP, Amsterdam 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Inhoud Uitspraak 7 1. Wat is modern China? 9 2. De oude en de nieuwe orde 26 3. De modernisering van China 50 4. Is de Chinese samenleving modern? 88 5. Is de Chinese economie modern? 117 6. Is de Chinese cultuur modern? 134 7. Brave new China? 155 Tijdlijn 157 Illustratieverantwoording 159 Verwijzingen 160 Verder lezen 163 Dankwoord 166 Index 167 Uitspraak In dit boek wordt het pinyin-systeem voor de transcriptie van het Chinees gebruikt. Bij de uitspraak moet wel met de volgende zaken rekening worden gehouden: c wordt uitgesproken als ts x wordt uitgesproken als sj q wordt uitgesproken als tsj En de samenstellingen chi, zhi, ri, si, shi en zi worden uitgesproken alsof de i-klank een rr is; dus: chr, zhr, enzovoort. 7 1. Wat is modern China? Je kunt je niet aan de algemene indruk onttrekken dat China eindelijk zijn bestemming heeft gevonden […] De minachting voor buitenlanders is verleden tijd […] Zelfs op afgelegen plaatsen voelden we het nieuwe elan – dat curieus genoeg valt af te lezen aan het bijna universele verlangen om Engels te leren […] Kennis van het Engels wordt namelijk gezien als de weg naar de vooruitgang, als de sleutel naar kennis van westerse wetenschap, kunst, filosofie en politiek. Deze observatie is afkomstig uit het boek New China van W.Y. Fullerton en C.E. Wilson. In het derde decennium van China’s periode van ‘hervorming en openstelling’ (gage kaifang) hebben de oude clichés van de maoïstische periode – Chinese werkmieren in blauwe wollen overalls die xenofobe, antiimperialistische slogans herhalen – eindelijk plaatsgemaakt voor nieuwe impressies. De steden staan vol wolkenkrabbers, door nieuwe eigendomsvormen is het platteland volledig hervormd, de arbeidsmigratie is enorm toegenomen en na jaren isolatie verlangt de bevolking weer naar contact met de buitenwereld. Fullerton en Wilsons indruk dat China zijn bestemming nadert en dat een aanzienlijk deel van de bevolking Engels leert als manier om die bestemming te bereiken, lijkt redelijk van toepassing op het huidige China, dat zo duidelijk anders is dan het land dat een generatie geleden werd geregeerd door voorzitter Mao. Fullerton en Wilson noteerden hun observaties echter niet nadat ze met een van de vele 747’s van Air China waren geland op Kennedy of Heathrow Airport. Ze schreven hun boek een volle eeuw geleden, en hun bespiegelingen met de ondertitel ‘een modern reisverhaal’ kwamen tot stand op wat, achteraf gezien, wel een zeer pikant moment in de historie 9 van China was: het jaar 1910. Het China dat zij portretteerden was vitaal en optimistisch, en sterk gericht op de buitenwereld. Maar nog geen jaar later viel de Qing-dynastie, het laatste Chinese keizerlijke huis. De revolutie van oktober 1911 maakte een eind aan de tweeduizendjarige traditie van keizerlijk bestuur in China, om plaats te maken voor een republiek. Die republiek zou na minder dan veertig jaar ook weer sneuvelen en worden opgevolgd door de Volksrepubliek. En net als de voorgaande regimes, zou ook de leiding van de Volksrepubliek decennialang wanhopig op zoek blijven naar een manier om een modern China te creëren. Dat een reisbeschrijving uit het begin van de 20ste eeuw nog steeds actueel klinkt in het begin van de 21ste eeuw, zegt wel iets over hoe lang het China heeft gekost om zo’n eigen visie van modernisering te ontwikkelen. China heeft, met ruim 1,3 miljard inwoners, de grootste bevolking ter wereld. De economie groeide in het eerste decennium van deze eeuw met gemiddeld ongeveer tien procent per jaar. Het land streeft naar een regionale en mondiale rol en is inmiddels ook politiek en economisch actief in Afrika, LatijnsAmerika en het Midden-Oosten. Het wil zich profileren als een verantwoordelijk lid van de wereldgemeenschap en ook een rol spelen in probleemgebieden als Iran en Noord-Korea, waar het Westen weinig invloed heeft. De Olympische Spelen van 2008 in Beijing en de Wereldtentoonstelling in Sjanghai in 2010 markeerden een soort ‘uit de kast komen’ van China als geïntegreerd lid van de wereldgemeenschap. Beide evenementen vormden de bekroning van de ‘vreedzame opkomst’ (heping jueqi) die sinds halverwege de jaren 90 werd gepredikt. Deze door politiek strateeg Zheng Bijian bedachte term werd door veel Chinese ideologen echter te confronterend gevonden en is nu vervangen door de term ‘vreedzame ontwikkeling’. Het idee is echter hetzelfde: China moet weer zijn rol als regionale en mondiale macht herwinnen die het halverwege de 19de eeuw verloor. 10 Overal in China zie je tekenen van verandering. Er zijn aanzienlijke delen van westelijk China onder water gezet voor de gigantische Drieklovendam in de Yangtse-rivier. De voormalige bewoners van de ondergelopen gebieden zijn verhuisd naar stedelijke centra, als onderdeel van een algemene trek in China van het traditionele platteland naar de stad. China’s censuurwetten zijn nog altijd streng. Niet mondiaal marktleider Google maar de eigen internetzoekmachine Baidu domineert de markt. Ondanks de strenge censuur is er echter ook een soort grijze zone ontstaan, waarbij culturele producten soms worden veroordeeld maar niet verboden, of eerst worden toegestaan en later weer niet. Niet alleen undergroundfilms en kritische of pornografische internetsites bevinden zich in deze zone, maar ook officiële media bewegen zich vaak in dit schemergebied. Bovendien hebben die media nu te maken met dezelfde commerciële druk als hun particuliere concurrenten. 1. Arbeidsmigranten zijn een gebruikelijke aanblik op Chinese bouwplaatsen. Hun arbeid legt de basis voor de futuristische skylines van steden als Sjanghai en Beijing. 11 China is nu een grote speler op de wereldmarkt. In de eerste jaren van de 21ste eeuw leidde China’s snel groeiende export tot bezorgdheid in de VS en de EU over het Chinese handelsoverschot. Het Westen was ook bezorgd over de waarde van de Chinese munt (de yuan of renminbi), die kunstmatig laag werd gehouden ten opzichte van de dollar. De VS en de EU drongen dan ook regelmatig aan bij de Volksbank van China om de munt op te waarderen. Dankzij het betalingsoverschot heeft China voldoende armslag om te investeren in de rest van de wereld, van de VS tot Afrika en Rusland. Chinese bedrijven namen in 2005 de failliete boedel over van de Britse autofabrikant Rover; in 2007 poogde de Britse f inanciële dienstverleningsbank Barclays, met behulp van Chinees kapitaal, tevergeefs, de Nederlandse rivaal ABN-AMRO over te nemen. Niettemin is China bezig aan een van de meest hachelijke balanceeracts uit de wereldgeschiedenis. Het land heeft de snelst groeiende grote economie ter wereld, maar de inkomenskloof tussen arm en rijk is inmiddels ook een van de grootste, al verheft het beleid miljoenen uit de armoede. Fatsoenlijke gezondheidszorg en onderwijs zijn alleen beschikbaar voor wie het kan betalen. China is bovendien in de greep van een grondstoffen- en milieucrisis. In heel China wordt de industriële productie regelmatig onderbroken door stroomuitval. Het land moet energie- en mineraalbronnen uit de hele wereld bijeenschrapen. Door milieuvervuiling moeten fietsers smogmaskers dragen en is de Yangtse-dolfijn uitgestorven. En China is inmiddels verantwoordelijk voor ’s werelds grootste uitstoot van CO2. China blijft een eenpartijstaat en treedt streng op tegen politieke dissidenten. Toch zijn er elk jaar tienduizenden, soms gewelddadige, demonstraties tegen het overheidsbeleid. Ook de corruptie tiert welig. Er zijn grote verschillen tussen het China van het begin van de 20ste eeuw en dat van het begin van de 21ste. Het China van een eeuw geleden was een speelbal van westers en Japans imperialisme; het land liep gevaar om door buitenlandse 12 machten, in termen uit die tijd, ‘te worden opgedeeld als een meloen’. Het was een zwakke en kwetsbare staat. Het China van nu kent wel ernstige interne wrijvingen en breuklijnen, maar staat veel sterker in zijn schoenen. Toch zijn er ook opmerkelijke overeenkomsten tussen het China van nu en dat van toen: politieke instabiliteit en tal van economische en sociale problemen. En net als toen moet China weer een rol proberen te vinden in een wereld die, zij het minder dan in de periode vlak na de Koude Oorlog, wordt gedomineerd door het Westen. De Chinese leiders zijn zich terdege bewust van de geschiedenis. Ze beseffen maar al te goed dat de schijnbaar ten dode opgeschreven Qing-dynastie indrukwekkend snel aan het moderniseren was aan het begin van de 20ste eeuw, maar vervolgens toch instortte; net als de meeste Chinese regimes in de vier decennia daarna. De huidige leiders van de Volksrepubliek proberen dit lot te vermijden. Om hun angst en voorzichtigheid bij het hervormen te begrijpen moet je China proberen te doorgronden binnen de historische en mondiale context. Daarom zal ik in dit boek proberen om die context te schetsen en redenen aan te dragen waarom het moderne China er uitziet zoals het nu doet. Mijn beeld van China zal drie belangrijke gezichtspunten weerspiegelen. Mijn eerste punt is dat China niet echt een gesloten maatschappij is, maar juist bijna altijd open heeft gestaan voor invloeden van buitenaf. We kunnen de Chinese cultuur en maatschappij niet begrijpen zonder de context van de buitenwereld. We moeten, met andere woorden, China niet zien als een op zichzelf staande geïsoleerde samenleving, maar als deel van een veranderende regionale en mondiale cultuur. Mijn tweede punt is dat het te simpel is om te zeggen dat China is getransformeerd van een traditioneel verleden naar een modern heden. Het moderne China dat we nu zien, is juist een complex mengsel van inheemse sociale invloeden en gebruiken, met externe invloeden die vaak, maar niet altijd, 13 afkomstig zijn uit het Westen. De maatschappij veranderde niet in één keer in 1912, met het aftreden van de laatste keizer, of in 1949, met de communistische revolutie. Het China van nu is echter ook niet nog steeds wezenlijk hetzelfde land dat honderd of tweehonderd jaar geleden werd geregeerd door keizers. Mijn derde punt is dat we, om de ontwikkeling van het moderne China te begrijpen, niet alleen de bovenlaag van politieke leiders en hun conflicten moeten bestuderen. We moeten zowel kijken naar de continuïteit als naar de veranderingen in de manier waarop de Chinezen zijn gemoderniseerd en naar de impact van die veranderingen op de maatschappij en cultuur als geheel. Wat betekent het om Chinees te zijn? De belangrijke vraag blijft hoe dan ook: wat is modern China? Voor een antwoord moeten we de volgende termen eerst nader onderzoeken: China en modern. ‘China’ verwijst nu doorgaans naar de Volksrepubliek China, de staat die in 1949 werd gesticht na de zege van de Chinese Communistische Partij (CCP) onder leiding van voorzitter Mao Zedong. Die staat beslaat in wezen hetzelfde gebied als het Chinese rijk onder de laatste keizerlijke dynastie, de Qing (1644-1911). De moderne staat heeft ook een stevige vinger in de pap in Tibet, maar maakt, in tegenstelling tot de Qing, geen aanspraak op Buiten-Mongolië of de streken in het noordoosten die werden veroverd door tsaristisch Rusland. Men oefent evenmin controle uit over Taiwan. Bij al die geografische continuïteit mogen we echter niet over het hoofd zien dat China in de loop der eeuwen wel degelijk is veranderd en dat nog steeds doet. Zo’n 2.500 jaar geleden bestond er een groep onafhankelijke staten die met elkaar in conflict waren in het centrum van wat we nu ‘China’ noemen. De literatuur en historie uit deze periode zijn herkenbaar als Chinees. Het schrift is leesbaar voor wie de moeite neemt om de klassieke vorm van de Chinese taal te leren. Vanaf 221 v.Chr. werden deze staten verenigd door een 14 opeenvolgende reeks van keizers en dynastieën, zoals de Han-, de Tang-, de Song-, de Yuan-, de Ming- en de Qing-dynastie. Deze dynastieën creëerden China’s klassieke beschaving en een samenleving waarin zowel kunst, literatuur en staatkunde als geneeskunde en technologie floreerden. Het volk uit die periodes zag zichzelf niet als inwoners van China, of Zhongguo (‘Middenrijk’, het huidige Chinese woord voor China). Het idee van Chinees-zijn, in de betekenis die wij eraan geven, als nationale of etnische identiteit, is een product van de 19de eeuw (net als de term Zhongguo). Toch deelde men in al die eeuwen en tijdens al die dynastieën wel een duidelijk idee van wat we een Chinese identiteit zouden kunnen noemen. Het grootste deel van de bevolking identificeerde zich met de heersende dynastie zelf, als ‘volk van de Ming’ of ‘volk van de Qing’. Maar wat zat er achter zo’n benaming? Waar moest je aan voldoen om bij het ‘volk van de Ming’ te horen? In de loop der eeuwen waren er tal van gedeelde kenmerken die de diverse pre-Chinese gemeenschappen samenbrachten. Al heel vroeg was de Chinese maatschappij een sedentaire landbouwsamenleving, die zich onderscheidde van nomadische volken als de Mantsjoes, Mongolen en Jurchen, waarmee men wel periodiek in contact kwam. Een van die gedeelde kenmerken was het gebruik van irrigatie. De agrarische Chinese volken waren ook veel omvangrijker dan hun buren. En dankzij gestage gebiedsuitbreiding nam die omvang in de loop der eeuwen alleen maar toe. Het zeer vroege China werd nog bewoond door aparte volken, maar vanaf 221 v.Chr., na de vereniging onder de Qin-dyanstie, ging één volk overheersen. Dat volk duiden we nu aan als ‘Chinezen’ (ook vaak ‘Han-Chinezen’ genoemd, vanwege hun dominante rol in de Han-dynastie). Maar waarom gingen de Chinezen zichzelf als Chinezen zien? Meestal komt een gedeelde identiteit voort uit gedeelde rituelen. De Chinese staatkunde en de normen en waarden van alledag werden meer dan 2000 jaar gedomineerd door een 15 reeks gedeelde sociale en politieke uitgangspunten, die hun oorsprong vonden in de ideeën van Confucius, een denker uit de 6de eeuw v.Chr. Als je deze normen en waarden adopteerde, was je, onafhankelijk van je afkomst, lid van het ‘volk van de dynastie’, dat wil zeggen Chinees. Het confucianisme wordt soms een religie genoemd, maar is eerder een ethisch systeem, of een systeem van normen en waarden. Door de alomtegenwoordigheid in de maatschappij, de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen doet het wel denken aan de manier waarop het joods-christelijke normensysteem vervlochten is in westerse maatschappijen. Personen kunnen de bestaande normen dan wel aanvechten of verwerpen, maar ze zijn, al dan niet bewust, zelf ook gevormd door die normen. Het confucianisme is gebaseerd op ideeën van wederzijdse verplichting en een vaste maatschappelijke hiërarchie. Het wordt bovendien gekenmerkt door het geloof in zelfontplooiing, onderwijs en verbetering en vooral door een sterke hang naar een geordende samenleving. Het confucianisme veroordeelt geweld en staat tweeslachtig tegenover het maken van winst. Het ultieme ideaal is het bereiken van de status van ‘wijze man’ (sheng). Men dient echter op z’n minst te streven naar de status van junzi, wat vaak wordt vertaald als ‘gentleman’, maar waarbij we misschien beter kunnen denken aan ‘een integer persoon’. Confucius’ ideaalbeeld was de Zhou-dynastie, een vermeend gouden tijdperk, dat ook tijdens Confucius’ leven al geruime tijd voorbij was, maar een (wellicht onbereikbare) standaard zette voor het heden. Confucius’ opinies kwamen niet uit de lucht vallen. Hij leefde in de periode van de Strijdende Staten, een gewelddadig tijdperk waarvan de mores hem tegen de borst stuitten en dat hem enorm deed verlangen naar orde en stabiliteit. Hij was overigens niet de enige denker die het klimaat in het vroege China beïnvloedde. Xunzi meende, anders dan Confucius en Mencius, die beiden geloofden in de goedheid van de mens, dat mensen in wezen slecht zijn. Han Feizi ging nog verder 16 en stelde dat ethische codes geen zin hebben. Alleen een systeem van strikte wetten en harde straffen kon volgens hem mensen van het kwaad weerhouden. Deze periode, de vijfde eeuw v.Chr., was een tijd van diepe crisis in de regio die we nu kennen als China, maar leidde, ironisch genoeg, toch tot een ongeëvenaarde bloei van het culturele en intellectuele leven. Het tijdperk is te vergelijken met de crisisperiode in het Griekenland van de vijfde eeuw v.Chr., die een indrukwekkende stroom drama en filosofie opleverde. Maar ondanks het gemengde intellectuele gistingsproces van die tijd, waren het vooral Confucius’ gedachten die in de Chinese staatkunde doordrongen. Wel werden zijn ideeën, vaak bijna onherkenbaar, aangepast door staatslieden en denkers die in de loop der eeuwen uit zijn geschriften putten. De confucianistische basisstellingen hielden al die tijd echter wel stand. De premoderne Chinezen hadden een duidelijk idee dat ze anders waren dan andere volken, niet in de laatste plaats omdat ze regelmatig moesten vechten tegen hun buren. Tijdens twee van China’s grootste dynastieën, de Yuan en de Qing, werd het land geregeerd door niet-etnische Chinezen (respectievelijk Mongolen en Mantsjoes). De opmerkelijke veerkracht van het Chinese systeem van staatkunde zorgde er echter voor dat deze vreemde indringers zich snel aanpasten aan de Chinese normen van bestuur. Dit onderscheidde hen van de latere westerse imperialisten, die dat absoluut niet deden. De assimilatie was overigens niet volkomen. De Qing-dynastie handhaafde tijdens alle eeuwen van hun machtsuitoefening een complex Mantsjoe-systeem van elite-identiteiten: Mantsjoes waren georganiseerd in vaandels (groeperingen gebaseerd op hun militair-nomadische verleden) en Mantsjoe-vrouwen bonden hun voeten niet af. Maar over de hele linie bleef de hele maatschappij doortrokken van de rituelen en stellingen van de confucianistische ethiek: Qing-China bleef in wezen een Chinese samenleving en werd geen Mantsjoe-maatschappij. 17 2. Een rijke Chinese vrouw uit het begin van de 20ste eeuw met dure kleding en afgebonden voeten. In de 19de eeuw vond een ingrijpende verandering plaats in de Chinese zelfperceptie. Eeuwenlang werd het rijk Tianxia genoemd, wat ‘alles onder de hemel’ betekent. (De term wordt door sommigen in China weer gebruikt als expressie van China’s groeiende mondiale aanwezigheid.) Dat wil niet zeggen dat de premoderne Chinezen niet erkenden dat er ook andere landen en volken waren – dat deden ze wel degelijk. Ze vonden alleen dat hun rijk alles en iedereen van enig belang omvatte. De grenzen van dat rijk zag men als flexibel, zij het niet als eindeloos oprekbaar. (Het Verdrag van Nertsjinsk uit 1689 stelde de grens tussen China en Rusland vast die nu nog bestaat; het ontbrak Qing-China zeker niet aan territoriaal besef.) 18 De komst van het westerse imperialisme dwong China echter om zichzelf, voor het eerst, ook te zien als onderdeel van een internationaal systeem. Onder invloed van Europese politieke ideeën ontstond het beeld van China als een natiestaat. Veel Chinezen gingen inzien dat het oude China was verdwenen en dat er een nieuw China moest worden gevormd om een plaats in te nemen in de hiërarchie der naties. Dat proces is nu feitelijk nog steeds gaande. De moderne Volksrepubliek omvat echter niet het hele China, of de hele Chinese wereld. Taiwan geeft een heel andere, levendige en democratische invulling aan het begrip ‘Chinese cultuur’; net als Hongkong. Bovendien is er een grote Chinese diaspora van ‘overzeese Chinezen’, die samenlevingen als Singapore domineren en van wie op alle bewoonde continenten gemeenschappen te vinden zijn. China is kortom een continent, niet slechts een land. Het is een reeks identiteiten waarvan sommige worden gedeeld, sommige van elkaar afwijken en sommige tegenstrijdig zijn: modern, confucianistisch, autoritair, democratisch, vrij en ingeperkt. China is vooral een meervoudsvorm. Wat is modern? ‘Modern’ wordt regelmatig gebruikt in de zin van ‘recent’. Een studie over modern China zou zich dan bezig moeten houden met de afgelopen eeuw, of iets dergelijks. Dit boek hanteert echter een specifiekere definitie van ‘modern’, omdat je daarmee beter tot de kern kunt komen van een aantal van de grootste vragen over China: wat voor soort maatschappij en cultuur is het en wenst het te worden? Er zijn twee opvattingen over modern China die we al bij voorbaat willen afwijzen. Als je probeert te bepalen op welke manier China al dan niet is veranderd sinds de 19de eeuw, kun je namelijk makkelijk vervallen in twee al te simpele voorstellingen van zaken. 19 De eerste opvatting was vooral gebruikelijk in het Maotijdperk, toen China volledig van politiek en sociaal systeem veranderd leek. In de lijn van de retoriek van de Chinese Communistische Partij sprak men van een ‘Nieuw China’ (zoals het citaat aan het begin van dit hoofdstuk laat zien, was dit niet het eerste gebruik van de term ‘Nieuw China’ en het was ook niet het laatste): het oude, feodale, traditionele en semikoloniale China, een wereld van wrede sociale hiërarchieën, voetafbinding, marteling en armoede, was eindelijk terzijde geschoven voor een eerlijker, industrieel ontwikkeld en rechtvaardig China. De tweede voorstelling van zaken was vroeg in de 20ste eeuw gebruikelijk, werd na 1949 een tijd in de ban gedaan, maar doet nu weer volop opgeld. Deze stelling luidt dat China in wezen helemaal niet is veranderd. Zelfs leiders als Mao en Deng Xiaoping (de hervormingsleider van de jaren 80) waren, ondanks hun ideologische communistische vernislaag, in feite gewoon keizers die terugvielen in het vertrouwde patroon. Op het huidige platteland overheersen nog altijd dezelfde traditionele bijgeloven, religies (zoals de door de partij verboden Falun Gong-sekte) en hiërarchieën als honderden jaren geleden. Op de keper beschouwd is China nog steeds een confucianistische, hiërarchische samenleving met een pseudocommunistisch plakkertje erop. Beide opvattingen slaan de plank mis. China is een door en door moderne maatschappij. Alleen is de manier waarop die moderniteit zich heeft gemanifesteerd onmiskenbaar gevormd door het erfgoed van het premoderne (een term die te prefereren is boven ‘traditioneel’) verleden. Niet dat het premoderne verleden ooit monolithisch of statisch was: China kende enorme veranderingen in de loop der eeuwen. Het land ontwikkelde als eerste een ambtenarenapparaat, liep voorop in wetenschap en technologie (de uitvinding van buskruit, klokken en het kompas), kende een uiterst handelsgerichte economie (vanaf circa 1000) en een rijk geschakeerde religieuze cultuur. 20 De gelijkenis tussen veel ontwikkelingen in Europa en China in de periode van 1000 tot circa 1800 mag echter niet verhullen dat keizerlijk China en het vroegmoderne Europa ook enorm verschilden in uitgangspunten en geestelijke instelling. In het Westen ontwikkelde de moderniteit zich op basis van een aantal opvattingen over de organisatie van een maatschappij, die voor een groot deel nog steeds een sterke invloed uitoefenen. Centraal stond het idee van vooruitgang als de drijvende kracht in het menselijk bedrijf. Filosofen als Descartes en Hegel dichtten moderniteit een rationaliteit en een doelgerichtheid toe, in een overkoepelende ontwikkeling die suggereerde dat de wereld zich in een bepaalde richting bewoog; een richting die in grote lijnen positief was. De vooruitgang werd op diverse manieren aangedreven. Door het idee dat dynamische verandering bijvoorbeeld iets goeds in zichzelf was. In premoderne maatschappijen was men vaak bang dat verandering iets destructiefs was, maar de moderne mentaliteit heette veranderingen juist welkom. Met name de aanvaarding van en het enthousiasme voor vooruitgang via economische en later industriële groei, gingen een centrale rol spelen in de ontwikkeling van de moderne maatschappij. Ook het idee van rationaliteit, zoals dat in de Verlichting van de 18de eeuw werd geformuleerd – het vermogen om keuzes te maken en besluiten te nemen op een logische, wetenschappelijke manier – was van cruciaal belang voor de ordening van een moderne samenleving. Met de komst van de moderniteit veranderde ook de manier waarop leden van een samenleving naar zichzelf keken. De samenleving werd geseculariseerd: de moderne mentaliteit stond niet per se vijandig tegenover religie, maar religie kreeg wel een beperkte ruimte in de samenleving toegewezen en speelde niet meer de doorslaggevende rol van voorheen. Het individuele, met rede begiftigde ik werd nu het centrum van de moderne wereld. Tegelijkertijd werden de traditionele banden tussen het individu en de bredere gemeenschap doorgesneden. 21 In moderne samenlevingen golden niet langer de feodale hiërarchieën van status en slavernij. Deze werden vervangen door een grotere mate van gelijkheid of, in ieder geval, een niet-hiërarchisch maatschappijmodel. Maatschappijen zijn vaak vooral modern omdat ze zichzelf als zodanig beschouwen: zelfbewustzijn (verlichting) staat centraal in de moderne mentaliteit en alle identiteiten die daaruit voortvloeien, zoals een nationaal bewustzijn. Dit heeft met name in het Westen ertoe geleid dat er een veel scherpere scheidslijn wordt getrokken tussen de eigen moderne waarden en de waarden die elders in de wereld gelden. China vertoonde echter ook al diverse kenmerken van moderniteit lang voordat het Westen er een duidelijke invloed had. Zo hanteerde men in China al vanaf de 10de eeuw n.Chr. een toelatingssysteem voor het ambtenarenapparaat, een duidelijk rationele en geordende manier om een sterke elite te kiezen. In Europa werd dat soort zaken destijds nog geregeld via religieuze decreten en bruut geweld. In China ontstond in die tijd al een geïntegreerde en krachtige commerciële economie, waarbij marktgewassen de plaats innamen van landbouw voor eigen gebruik. Het is duidelijk dat veel aspecten van moderniteit eerder en duidelijker zichtbaar waren in China dan in Europa. Een van de sterkste elementen van het moderne denken in Europa was het idee dat de eigen ontwikkeling en opbouw radicaal anders waren dan die van andere maatschappijen. Dat kwam mede door een verlangen om een duidelijk onderscheid te creëren tussen de West-Europese politiek en die van andere maatschappijen. Dat speelde met name in de 19de eeuw een rol, toen men een ideologische rechtvaardiging zocht voor de imperialistische politiek. In veel opzichten echter waren veel attributen van de moderne mentaliteit – vooral zelfbewustzijn en het bijbehorende anti-hiërarchische denken – ontleend aan een eerdere religieuze traditie, waarin geboorte en wedergeboorte een cruciale rol speelden. Het christendom was duidelijk een van de bronnen van dit concept (en het legde 22 ook het culturele fundament voor het vooruitgangsdenken dat aan de klassieke moderniteit ten grondslag ligt), maar ideeën van verlichting en zelfbewustzijn bestonden al veel eerder binnen de boeddhistische traditie, en later, in een andere vorm, ook in de islam. De sterk Eurocentrisch gerichte denkers over moderniteit hebben het altijd lastig gevonden om de interculturele wortels ervan te erkennen, maar die zijn er wel degelijk. Wel is het zo dat men in China vóór het midden van de 19de eeuw bepaalde sleutelideeën van de opkomende elites in Europa tussen de 16de en 19de eeuw nou juist niet deelde. China ontwikkelde in die periode geen sterke politieke bewegingen die geloofden in het slechten van oude hiërarchieën. In de confuciaanse wereld waren ‘alle mensen in de vier zeeën’ wel ‘broeders’, maar waren ‘alle mensen’ zeker niet gelijk. Chinese denkers stelden het individuele ik niet voor als een positief contrast ten opzichte van het collectieve, al zat er wel een duidelijk idee van persoonlijke ontwikkeling in het streven om een ‘gentleman’ of ‘wijze’ te worden. Ook het idee van een doelgerichte progressie speelde geen belangrijke rol in het Chinese denken. Men zag de beweging in de geschiedenis eerder als een poging om de verloren gouden eeuw van de Zhou en de manieren van de verre voorouders te herstellen. Innovatie en dynamische verandering werden niet geprezen als verdiensten op zich. Men ontwikkelde in premodern China wel uiterst complexe technologie en nieuwe vormen van staatskunde, maar benadrukte vooral het belang van tradities en orde. Het is overdreven om te zeggen dat het confucianistische gedachtegoed vijandig stond tegenover alle vormen van handel, maar het idee van economische groei als iets goeds op zichzelf speelde niet zo’n centrale rol in de premoderne Chinese denkwereld als in de moderniteit zoals die opkwam in Europa. Deze uitgangspunten verschillen radicaal met die van het huidige China. Sinds het begin van de 20ste eeuw hebben 23 China’s regeringen en intellectuelen de meeste principes van de moderniteit overgenomen, al was er hevig verzet tegen ideeën die werden opgedrongen door de westerse en Japanse imperialisten. Zoals we in hoofdstuk 2 en 3 zullen zien, verklaarden zowel de communisten als de nationalisten die China in de 20ste eeuw domineerden dat er een nieuwe, dynamische cultuur nodig was; dat hiërarchieën afgebroken moesten worden; en dat orde wel belangrijk was, maar economische groei de enige manier was om China rijk en sterk te maken. Wat dat betreft waren de leiders van China aan het begin van de 20ste eeuw overtuigender en compromislozer modern in hun opvattingen dan veel van hun tijdgenoten in India of Japan. Zoals we in hoofdstuk 3 zullen zien, was de Chinese 4 mei-beweging van de vroege 20ste eeuw veel feller gekant tegen het confuciaanse verleden dan een figuur als Ghandi het verleden van de Indiase samenleving afwees. Maar tegelijkertijd heeft het streven naar moderniteit iets ongrijpbaars. Moderniteit is geen vastomlijnd begrip en ook de Chinese concepten ervan veranderen: de moderniteit van de Beweging voor Zelfversterking, die in de late Qingdynastie pleitte voor de adoptie van westerse technologie, is niet hetzelfde als de moderniteit van de radicalen die een paar decennia later een ‘nieuwe cultuur’ afkondigden, of de moderniteit van de nationalisten en communisten, voor wie het primaire doel een stabiele, moderne identiteit voor de Chinese staat en het volk was. Zelfs nu is het antwoord op de vraag wat een modern China is, of wil zijn, nog voortdurend aan verandering onderhevig. Wel is China door zijn herontdekte kracht tegenwoordig in een veel betere positie dan voorheen om een eigen model van moderniteit te ontwikkelen, als variant op de bredere mondiale definitie van de term. Met slechts een paar uitzonderingen waren alle partijen die in de 20ste eeuw streden voor China’s toekomst modern. Niet louter modern in de zin van recent, maar modern in hun afwijzing of aanpassing van de confuciaanse normen van het 24 verleden en in hun aanvaarding van een nieuw stel normen. Die normen waren wel van externe oorsprong, maar werden zodanig aangepast dat de begrippen ‘China’ en ‘modern’ met elkaar te verenigen waren en elkaar niet langer wederzijds uitsloten. Hoewel ze hun eigen retoriek talloze malen geweld aandeden, hebben Chinese leiders in de 20ste – en 21ste – eeuw geprobeerd om een natiestaat te creëren met een gelijke, zelfbewuste bevolking. Dat is zonder meer een modern doel. In de rest van dit boek zullen we bekijken in hoeverre ze daarin zijn geslaagd. 25