Zondag 23 februari 2014. morgendienst:Prof. C.J. de Ruijter Welkom en mededelingen Votum/Groet Zingen:GK gez. 147: 1, 3 1 Maak muziek voor God de Vader in de ruimte van de tijd, die in Christus ons bewaarde, door zijn Geest ons heeft geleid. Met de hemel als een koepel, als het klank bord van de Heer, komt het loflied als geroepen, stijgt het op en daalt het neer. refrein (het refrein kan ook als canon worden gezongen) Dank aan God die zetelt op de troon. Glorie aan het Lam, de Mensenzoon. 3 Heer, zolang wij 'ademhalen zingen wij U tegemoet tot het klinkt in alle talen in een niet te tellen stoet. Komende van alle kanten tel de sterren, Abraham brengen wij in witte mantels lof aan God en aan het Lam. refrein (het refrein kan ook als canon worden gezongen) Dank aan God die zetelt op de troon. Glorie aan het Lam, de Mensenzoon. Schuldbelijdenis Zingen:GK gez. 157 l Vader, vol van vrees en schaamte buigen wij voor U Heel uw werk, door ons vertreden, klaagt ons mensheid aan bij U. 2 Heer, ontferm U over ons die schuldig voor U staan. U bent onze God en Redder, neem ons in uw liefde aan. 3 Vader, in dit uur der waarheid keren w' ons tot U. O, vergeef ons, Heer, herstel ons, maak ons hart en leven nieuw. 4 Vul ons met uw heil'ge Geest, geef vuur en kracht steeds weer. Ieder zal uw macht aanschouwen dat wij uw Naam verhogen, Heer. coda dat wij uw Naam verhogen, Heer. Genadeverkondiging Gebed Schriftlezing:Deuteronomium 26: 1-11 (Tekst: 5-11) 1 Straks zult u het land binnengaan dat de HEER, uw God, u als grondgebied zal geven. U zult het in bezit nemen en er gaan wonen. 2 U zult er de oogst kunnen binnenhalen. Als u daarvan dan het eerste en beste deel in een mand meeneemt naar de plaats die de HEER, uw God, zal uitkiezen om er zijn naam te laten wonen, 3 en u verschijnt er voor de priester die daar op dat moment dienst doet, zeg dan het volgende tegen hem: ‘Hiermee verklaar ik voor de HEER, uw God, dat ik het land waarvan de HEER onze voorouders onder ede heeft beloofd dat hij het ons zou geven, ben binnengegaan.’ 4 Als de priester de mand in ontvangst heeft genomen en die voor het altaar van de HEER, uw God, heeft neergezet, 5 moet u het volgende voor de HEER belijden: ‘Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij trok naar Egypte en woonde daar als vreemdeling met een handvol mensen, maar ze groeiden uit tot een zeer groot en machtig volk. 6 De Egyptenaren begonnen ons slecht te behandelen: ze onderdrukten ons en dwongen ons tot slavenarbeid. 7 Toen klaagden we de HEER, de God van onze voorouders, onze nood. Hij hoorde ons hulpgeroep en zag ons ellendig slavenbestaan. 8 En de HEER bevrijdde ons uit Egypte, met sterke hand en opgeheven arm, op angstaanjagende wijze, met tekenen en wonderen. 9 Hij bracht ons hierheen en gaf ons dit land, dat overvloeit van melk en honing. 10 HEER, hierbij breng ik u de eerste opbrengst van het land dat u me gegeven hebt.’ Bied de HEER, uw God, zo uw gaven aan en kniel voor hem neer. 11 Daarna mag u, samen met de Levieten en de vreemdelingen die bij u wonen, een feestmaal houden met al het goede dat u en uw familie van hem hebben ontvangen. Zingen:Psalm 44: 1, 2 1 Wij hoorden, Heer, met eigen oren wat U gedaan hebt lang tevoren: U gaf ons voorgeslacht dit land, U zelf hebt het daarin geplant. Geen eigen zwaard, geen eigen kracht deed hen de volkeren verjagen. Het was uw rechterhand, uw macht: U had in hen een welbehagen. 2 U, Here God, U bent mijn Koning: maak Jakob vrij vanuit uw woning. Met U slaan wij de vijand neer, wij strijden in uw naam, o Heer. Geen boog of zwaard heeft ons bevrijd, wij zijn gered door uw vermogen. Wij roemen in de Heer altijd, wij zullen steeds uw naam verhogen. Preek over Deuteronomium 26:4-11 4 Als de priester de mand in ontvangst heeft genomen en die voor het altaar van de HEER, uw God, heeft neergezet, 5 moet u het volgende voor de HEER belijden: ‘Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij trok naar Egypte en woonde daar als vreemdeling met een handvol mensen, maar ze groeiden uit tot een zeer groot en machtig volk. 6 De Egyptenaren begonnen ons slecht te behandelen: ze onderdrukten ons en dwongen ons tot slavenarbeid. 7 Toen klaagden we de HEER, de God van onze voorouders, onze nood. Hij hoorde ons hulpgeroep en zag ons ellendig slavenbestaan. 8 En de HEER bevrijdde ons uit Egypte, met sterke hand en opgeheven arm, op angstaanjagende wijze, met tekenen en wonderen. 9 Hij bracht ons hierheen en gaf ons dit land, dat overvloeit van melk en honing. 10 HEER, hierbij breng ik u de eerste opbrengst van het land dat u me gegeven hebt.’ Bied de HEER, uw God, zo uw gaven aan en kniel voor hem neer. 11 Daarna mag u, samen met de Levieten en de vreemdelingen die bij u wonen, een feestmaal houden met al het goede dat u en uw familie van hem hebben ontvangen. Zingen:Psalm 116: 1A, 2M, 3V, 4M, 5V, 10A 1 God heb ik lief, want die getrouwe HEER hoort naar mijn stem, mijn smekingen, mijn klagen. Hij neigt zijn oor, 'k roep tot Hem al mijn dagen. Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer. 2 Ik werd omkneld door banden van de dood, ik was benauwd, verzwakt in al mijn leden. Maar in mijn angst heb ik tot God gebeden: Ach, HERE, hoor en red mij uit de nood. 3 Ik prijs mijn God in zijn rechtvaardigheid. Zijn liefde heeft genadig mij gedragen. Wie weerloos zijn en om ontferming vragen, bewaart de HEER in zijn barmhartigheid. 4 Ik lag terneer, mijn kracht was haast vergaan. Maar God verloste mij uit bitter lijden. Kom tot uw rust, mijn ziel, wil u verblijden, omdat de HERE u heeft welgedaan. 5 Gij, HERE, hebt mij voor de dood behoed, mijn pad beschut, mijn tranen willen drogen. Ik wandel nu in blijdschap voor uw ogen, zet in het land der levenden mijn voet. 10 Ik zal met vreugd in 't huis des HEREN gaan, ik zal mijn God naar mijn geloften danken. Jeruzalem, hoor naar die blijde klanken en hef met mij de lof des HEREN aan! Wet (Deut 5) + samenvatting 6 ‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. 7 Vereer naast mij geen andere goden. 8 Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. 9 Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; 10 maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht. 11 Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan. 12 Neem de sabbat in acht, zoals de HEER, uw God, u heeft geboden; het is een heilige dag. 13 Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, 14 maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw runderen, uw ezels en al uw andere dieren, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen; want uw slaaf en slavin moeten evengoed rusten als u. 15 Bedenk dat u zelf slaaf was in Egypte totdat de HEER, uw God, u met sterke hand en opgeheven arm bevrijdde. Daarom heeft hij u opgedragen de sabbat te houden. 16 Toon eerbied voor uw vader en uw moeder, zoals de HEER, uw God, u heeft geboden. Dan wordt u gezegend met een lang leven en met voorspoed in het land dat de HEER, uw God, u geven zal. 17 Pleeg geen moord. 18 Pleeg geen overspel. 19 Steel niet. 20 Leg over een ander geen vals getuigenis af. 21 Zet uw zinnen niet op de vrouw van een ander, en laat evenmin uw oog vallen op zijn huis, of op zijn akker, zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’ Mattheüs 22:37-40 37 Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38 Dat is het grootste en eerste gebod. 39 Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. 40 Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’ Zingen:Psalm 119: 64, 66 64 Een smekeling, zo kom ik tot uw troon; leg met uw woord beslag op mijn gedachten opdat ik in het licht der waarheid woon. Laat niet vergeefs mij op uw bijstand wachten. Leer mij uw wet, die goed is, waar en schoon, dan loof ik U bij dagen en bij nachten. 66 Geef leven aan mijn ziel, wees Gij mijn lied, geef dat ik eeuwig U mag toebehoren. Onthoud mij uw getuigenissen niet. Ik was een schaap en had de weg verloren. Zoek, HEER, uw knecht. Ik hoor wat Gij gebiedt. Gij hebt mij immers tot uw dienst verkoren. Gebed Collecte Zingen:GK gez. 147: 2, 4 2 Als een wolk die veertig jaren mensen voorging op het pad, zo laat zich de Heer ervaren, zo heeft Hij ons liefgehad. Als een schaduw in de hitte, als een vuurgloed in de kou; Hij geleidt ons naar de witte poorten in de stad van goud. refrein Dank aan God die zetelt op de troon. Glorie aan het Lam, de Mensenzoon. 4 Heer, blijf bij ons als tevoren, in uw licht zien wij elkaar en bezingen wij uw glorie als de sterren jaar na jaar. Wijs ons wat wij niet aanschouwen en behoed ons voor de val. Wij gaan verder in vertrouwen dat de Heer ons leiden zal. Refrein Dank aan God die zetelt op de troon. Glorie aan het Lam, de Mensenzoon. Zegen