MENSENRECHTEN EN BABYARTIKELEN De babyartikelenindustrie is ontzettend divers. Het gaat in de non-food babyartikelenindustrie om producten als luiers, spenen, flessen, verzorgingsproducten, kleding, speelgoed, etc. Ondanks de grote diversiteit aan eindproducten, zijn de grondstoffen voor deze producten in grote lijnen hetzelfde. De basismaterialen zijn hout, textiel (met name katoen), palmolie, kunststof en rubber. Het risico op mensenrechtenschendingen bij de productie van deze basismaterialen is relatief groot. Ook bij de verwerking van de basismaterialen tot eindproduct bestaat de kans dat internationale mensenrechtennormen niet worden nageleefd. Zeker als de productie plaatsvindt in landen als China, Bangladesh of India. Hoe dieper in de keten mensenrechtenschendingen plaatsvinden, hoe moeilijker het voor Nederlandse detailhandelaren en fabrikanten is erachter te komen of deze hebben plaatsgevonden. En als zij dit weten, is het moeilijk te bepalen hoe zij hier invloed op kunnen uitoefenen. Dit document geeft inzicht in wat er speelt op het gebied van mensenrechten in de verschillende schakels van de keten in de babyartikelenindustrie – van grondstofproductie tot eindproduct. Daarnaast biedt het een overzicht van bestaande hulpmiddelen en initiatieven op mensenrechtengebied. Het vormt een aanzet voor de bijeenkomsten waarin bedrijven uit de uit de babyartikelenindustrie samenkomen om mensenrechtenkwesties te identificeren en te verkennen welke rol zij hierin kunnen spelen. BABYARTIKELEN Bij non-food babyartikelen gaat het om luiers, spenen en flessen, kleding, kinderwagens, verzorgingsproducten, speelgoed etc. De sector wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan producten. Voor de meeste babyartikelen geldt dat de gebruikperiode kort is: de producten worden alleen in de babytijd gebruikt. Omdat de spullen beperkt worden hergebruikt, bestaat er een constante vraag naar nieuw te vervaardigen babyartikelen. Al deze babyartikelen worden in Nederland via retailers verkocht aan consumenten. Dit kunnen grootwinkelbedrijven, supermarkten of (ketens van) babyspeciaalzaken zijn. In toenemende mate gaat het ook om webshops. Nederland kent ruim 1000 winkels in babykleding en –artikelen. In de meeste gevallen worden de retailers voorzien door (Nederlandse) groothandelaren. In sommige gevallen kopen de retailers direct van de fabrikant. Deze fabrikanten zijn in een enkel geval in Nederland gevestigd, maar het merendeel van de babyartikelenfabrikanten is in lagelonenlanden te vinden. De fabrikant maakt voor de productie van de babyartikelen gebruik van grondstoffen die afkomstig zijn van over de hele wereld. Het diverse assortiment van babyartikelen is te herleiden tot een aantal veelgebruikte grondstoffen: hout (voor speelgoed, vezels voor luiers), textiel (katoen, wol, linnen, kunstmatige vezels voor kleding en knuffels), palmolie (voor verzorgingsproducten), rubber en kunststoffen (polycarbonaten, olie voor luiers, spenen, flessen). Voor de keten van babyartikelen is het dan ook goed te kijken naar deze grondstoffen: Hout De grootste houtproducerende landen zijn Canada, China, Duitsland, Rusland, VS en Zweden. Hier worden bomen gekweekt, gekapt, gezaagd en gedroogd. Het meeste hout gaat per schip naar importeurs in andere werelddelen – met name Europa of Azië. Daar wordt het hout verder bewerkt tot producten. Bijvoorbeeld tot speelgoed of tot houtpulp voor luiers. In de babyartikelenindustrie wordt beperkt gebruik gemaakt van hardhout. Rubber Natuurlijk rubber wordt gewonnen op rubberplantages. De latex die uit rubberbomen wordt gewonnen wordt gefiltreerd en verdund met water. Het resultaat hiervan wordt met zuur behandeld om de rubberdeeltjes te laten stollen tot rubber. Dit rubber wordt tot dunne plakken gerold en gedroogd. De belangrijkste producenten en exporteurs van natuurrubber zijn Thailand, Indonesië en Maleisië. Synthetisch rubber ontstaat vanuit een chemisch proces dat polymerisatie wordt genoemd. Dit proces wordt ook gebruikt bij de productie van kunststof. Textiel Textiel wordt gemaakt uit grondstoffen als katoen, linnen, wol, zijde, of kunstmatige vezels. Het overgrote deel wordt gemaakt van katoen. Katoen wordt verbouwd door katoenboeren, waarna het via tussenhandelaren bij de spinnerij komt om tot garen te vermaken. Dit wordt vervolgens verwerkt tot doeken. Voordat textiel op de markt komt, wordt het vaak nog bewerkt (genaaid, geverfd, bedrukt, etc.). De meeste katoen komt uit China, de Verenigde Staten, India en Pakistan. De meeste kledingfabrieken zijn te vinden in lagelonenlanden, zoals China, India en in snel groeiende mate in Bangladesh. Palmolie Palmolie wordt gemaakt uit de palmolienoot. De belangrijkste productielanden voor palmolie zijn Indonesië en Maleisië, waar grootschalige plantages vaak in de plaats komen van tropische bossen. Palmolie is een belangrijk ingrediënt voor veel verzorgingsproducten (lotions, zeep, shampoo). Kunststof en plastic Ruwe olie is een belangrijk ingrediënt voor plastic. Het merendeel van de olie wordt gewonnen in SaoediArabië, Rusland en de Verenigde Staten. Via chemische processen wordt er plastic van gemaakt. Voor plastic speelgoed, bijtringen en sommige verzorgingsproducten zijn verschillende chemicaliën nodig. Phthalaten zijn stoffen die worden toegevoegd om het materiaal buigzaam te maken. Ook Bisphenol A wordt voor PVC plastic gebruikt, bijvoorbeeld voor bordjes en flesjes. MENSENRECHTEN EN BABYARTIKELEN Vanwege de complexe grondstoffensamenstelling van babyartikelen, zijn de mensenrechtenissues in de sector divers. Bij de winning en productie van vrijwel alle grondstoffen van babyartikelen kunnen mensenrechtenschendingen voorkomen, en ook bij de verwerking van de basismaterialen tot eindproduct bestaat deze kans. Om welke mensenrechtenschendingen het gaat, is afhankelijk van het product, de grondstoffen, de landen van herkomst en de specifieke leverancier. Het is voor inkopers van babyartikelen belangrijk dat zij inzicht krijgen in de herkomst van hun producten en hun grondstoffen. Zo kunnen ze voor zichzelf bepalen welke risico’s zij lopen op mensenrechtenschendingen, en waar ze prioriteiten zouden moeten stellen. Dit kan door in kaart te brengen op welke mensenrechten zij het meeste impact hebben (bijvoorbeeld op de mensenrechtenschendingen bij de belangrijkste grondstoffen van het product), en waar het bedrijf de meeste invloed op kan uitoefenen. Bij productie van babyproducten, de winning van grondstoffen daarvan, en ook bij het gebruik van babyartikelen, kunnen onder andere de volgende mensenrechtenissues spelen: Slechte Arbeidsomstandigheden en onderbetaling Grondstoffen Veel grondstoffen voor babyartikelen komen uit de landbouw. Denk aan katoen, rubber en hout. De ILO beschouwt de landbouw als een van de drie gevaarlijkste sectoren wat betreft dodelijke (en nietdodelijke) ongelukken op het werk en beroepsgerelateerde ziekten. Zo gebeurt de productie van rubber en katoen vrijwel altijd onder slechte of onveilige arbeidsomstandigheden. Het gebruik van pesticiden op die plantages is schadelijk voor de gezondheid van arbeiders. Bovendien worden boeren en arbeiders op rubberplantages, in de katoenteelt en de houtindustrie vaak onderbetaald. Tijdens oogstperiodes moeten arbeiders excessief overwerken, terwijl er tijdens andere periodes geen werk (en dus geen inkomen) is. Ook bij de winning van olie – een andere belangrijke grondstof voor babyartikelen - kunnen de arbeidsomstandigheden slecht zijn en rechten geschonden worden. Er wordt veel gebruik gemaakt van onderaanneming in de sector. Arbeiders die werken onder een dergelijke constructie zijn gewoonlijk slechter af [1]. Verwerking Veel babyartikelen worden geproduceerd in China, India of Bangladesh. China produceert ongeveer 80% van het speelgoed wereldwijd [2]. De productie van dit speelgoed gebeurt vaak onder slechte arbeidsomstandigheden. Het risico bestaat dat arbeiders in fabrieken die leveren aan bekende speelgoedmerken excessief uren werken en een loon ontvangen waar zij niet van kunnen rondkomen [3]. Bovendien werken zij vaak met giftige stoffen, wat gevaarlijk is voor hun gezondheid. Ook over de productie van (baby)kleding is bekend dat veel arbeiders in de fabrieken werken voor een loon waar ze niet van kunnen leven, en dat hun arbeidsomstandigheden ongezond en gevaarlijk zijn. Dwang- en kinderarbeid Grondstoffen Bij de winning van grondstoffen voor babyartikelen is het risico groot dat er dwang- en kinderarbeid plaatsvindt. Vooral op rubberplantages en in de katoenteelt is dit een bekend risico. Zo zijn er naar schatting meer dan 400.000 kinderen onder de 19 aan het werk op katoenplantages in India. Meer dan de helft van deze kinderen is jonger dan 14 jaar. Ook bij palmolieproductie is kinder- en dwangarbeid een bekend probleem. Plantagearbeiders krijgen hoge productiedoelen mee, die zij niet in hun eentje kunnen halen. Uit angst voor sancties zetten zij hun vrouwen en kinderen in om de productiedoelen toch te halen. Dit terwijl hun werk niet officieel is en ze geen enkel recht hebben [4]. Verwerking In de textielverwerkende industrie - bij de productie van kleding - is kinder- en dwangarbeid nog niet uitgebannen [5], en ook in speelgoedfabrieken in China worden soms kinderen ingezet [6]. Bovendien werken in deze fabrieken vaak migranten, die hun familie verlaten om bij de fabriek te komen wonen. Ook hier is sprake van dwangarbeid: de migrantenarbeiders kunnen hun familie slechts één keer per jaar bezoeken. Discriminatie In de kledingindustrie, op katoen- [7], palmolie- en rubberplantages en in de houtindustrie vindt regelmatig discriminatie plaats. Arbeiders op deze plantages en in de fabrieken worden verschillend betaald, afhankelijk van hun afkomst of gender. Lokaal personeel wordt vaak onderbetaald en heeft weinig doorgroeimogelijkheden. Dit geldt ook voor vrouwen en migranten. Vrouwen vormen een belangrijk deel van de arbeidskrachten in de kledingindustrie: 75% van de arbeidskrachten is vrouw. Zij krijgen structureel minder betaald, maken de langste werkdagen en hebben weinig perspectief op promotie of opleiding. Bovendien hebben zij weinig sociale rechten, ook tijdens zwangerschapsperioden, en zijn zij vaak het slachtoffer van seksueel geweld. Ook in de speelgoedsector werken veel vrouwen. Managers prefereren vrouwen boven mannen, omdat ze verwachten dat ze minder onrust zullen veroorzaken [8]. Schending van recht op verenigen Zowel op plantages waar grondstoffen voor babyartikelen worden verbouwd, als in de verwerkende industrie (met name de kledingindustrie en in speelgoedfabrieken), wordt het arbeiders bemoeilijkt zich te verenigen. Zij voelen zich niet vrij zich bij een vakbond aan te sluiten, uit angst ontslagen te worden. Bovendien wordt het vakbondsleiders vaak moeilijk gemaakt toegang te krijgen tot arbeiders. Dit maakt dat er geen vakbond is die de belangen van arbeiders vertegenwoordigt, en dat ongelijke machtsverhoudingen en slechte werkomstandigheden in stand worden gehouden. Schending van landrechten Met name bij de winning van palmolie en in de houtindustrie zijn landrechten een belangrijk onderwerp. Gemeenschappen die rond bossen leven moeten vaak plaatsmaken voor de winning van deze grondstoffen, en hebben hierbij weinig tot geen rechten. Illegale landonteigening en oneigenlijk verkregen houtkapvergunningen zijn aan de orde van de dag. In Indonesië, een belangrijke leverancier van hout en palmolie, worden oorspronkelijke bewoners zonder inspraak verdreven. Hiervoor ontvangen zij geen of onvoldoende compensatie. Dit is een bron voor conflicten binnen het land. Schending van recht op water en gezonde leefomgeving Met name de productie van katoen heeft een enorme impact op het gebruik van water in de omgeving. Bij de teelt wordt vaak veel water verbruikt, waardoor er onvoldoende overblijft voor omringende gemeenschappen. Ook wordt het water vervuild doordat er chemicaliën in terechtkomen. Hetzelfde geldt voor de bewerking van textiel. Het wassen, bleken en verven van textiel is een waterintensieve en watervervuilende industrie. Giftige bleekstoffen en verven worden in het (grond)water opgenomen, waardoor drinkwater voor omringende gemeenschappen onbruikbaar wordt. Gezondheidsrisico’s Babyproducten als speelgoed, zuigflessen en bijtringen bevatten giftige stoffen. Denk aan phthalaten, lood of Bisphenol A. Niet alleen bij de productie zijn deze stoffen gevaarlijk voor arbeiders, maar ook het gebruik ervan kan schadelijke effecten hebben op de gezondheid van het kind. Hoewel deze stoffen worden gereguleerd door Europese regelgeving, staan bijtringen met phthalaten en kinderspeelgoed dat geverfd is met loodhoudende verf ter discussie. Daarnaast wordt van de stof Bisphenol A, gebruikt voor polycarbonaat plastic waar van bijna alle zuigflessen worden gemaakt, gedacht dat het kanker kan veroorzaken. Een andere gezondheidsdiscussie die de sector raakt is het gebruik van flesvoeding. De internationale code (International Code of Marketing of Breastmilk Substitutes) van de World Health Organisation verbiedt reclame voor flessen en spenen, het verstrekken van gratis exemplaren en misleidende boodschappen die flesvoeding gelijk stellen met borstvoeding [9]. BELANG VOOR BEDRIJVEN IN DE SECTOR Het is belangrijk voor bedrijven die babyartikelen vervaardigen of verhandelen dat zij hun negatieve invloed op mensenrechten voorkomen. Naast het feit dat bedrijven de verantwoordelijkheid hebben mensenrechten te respecteren [zie UN Guiding Principles for Business and Human Rights], wordt dit ook steeds vaker door consumenten verwacht. Vanwege de hoge gevoelswaarde van babyartikelen, vinden consumenten dit voor deze aankopen extra belangrijk. Zij kopen niet graag spullen voor hun baby die vervaardigd zijn door kinderen of mensen die uitgebuit worden. Met de toenemende aandacht voor misstanden in de textielketen in de media, willen bedrijven die babykleding verkopen niet geassocieerd worden met deze misstanden. Hier komt bij dat bedrijven die babyartikelen verkopen een grote impact hebben: bij vrijwel alle grondstoffen van babyartikelen bestaat het risico dat er mensenrechten worden geschonden. Bovendien is de omloopsnelheid van de producten hoog. De grote vraag naar risicovolle grondstoffen, maakt de verantwoordelijkheid van de babyartikelensector ook groot. Tot slot is MVO – en met name ondernemen met oog voor mensenrechten – belangrijk voor de bedrijven in de babyaritkelensector zelf. Het draagt bij aan de continuïteit van de organisatie en maakt het bedrijf een aantrekkelijke werkgever. WAT GEBEURT ER OP HET GEBIED VAN MENSENRECHTEN EN BABYARTIKLEN? Het risico dat er mensenrechtenschendingen plaatsvinden bij de winning van grondstoffen voor babyartikelen is groot. Hetzelfde geldt voor de productie van bijvoorbeeld babykleding en speelgoed. Omdat dit risico groot is, bestaan er voor verschillende grondstoffen en voor (baby)kleding en speelgoed initiatieven die zich richten op een verbetering van mensenrechten in de keten. Deze initiatieven kunnen inkopers van babyartikelen helpen in hun zoektocht naar de omgang met mensenrechten. Hieronder volgt een lijst met voorbeelden van deze initiatieven. Gezien de grote verscheidenheid van grondstoffen en eindproducten is deze lijst niet uitputtend. Initiatieven voor grondstoffen Forest Stewardship Council Het Forest Stewardship Council certificeert hout dat afkomstig is van bronnen die voldoen aan de standaard, waaronder mensenrechten (arbeidsrechten, landrechten en rechten van de oorspronkelijke bevolking) Building and Wood Worker’s International (BWI) BWI is de mondiale vakbond van de bouw- en houtsector. BWI omvat 318 vakbonden en representeert ongeveer 12 miljoen leden in 130 landen. De missie van BWI is het promoten van de ontwikkeling van vakbonden in de hout- en bouwwereld en het afdwingen van arbeidsrechten. Roundtable for Sustainable Palmoil Keteninitiatief voor de verduurzaming van palmolie. Het initiatief is opgezet door handelaren, producenten, NGO’s, retailers en financiële instellingen. Palmolie die voldoet aan de Roundtable-standaard wordt gecertificeerd. Better Cotton Initiative Initiatief van verschillende internationale bedrijven en NGO’s met als doel het verduurzamen van de katoenteelt. Initiatieven voor eindproducten International Council of Toy Industry CARE De International Council of Toy Industries (ICTI) CARE zet zich in voor een veilige en humane speelgoedsector. Daartoe heeft zij een code voor speelgoedproducten opgesteld, en een database van 2000 fabrieken die aan deze code voldoen of al gecertificeerd zijn. Er bestaat kritiek op deze organisatie, omdat blijkt dat de gecertificeerde fabrieken op deze lijst niet aan de gestelde normen voldoen. Max Havelaar Keurmerk onder andere voor producten van textiel. Producten met dit keurmerk zijn ingekocht voor een eerlijke prijs en geproduceerd onder goede arbeidsomstandigheden. Fair Wair Foundation Fair Wear Foundation is een samenwerkingsverband van Nederlandse NGO's, vakbonden en de brancheorganisaties voor mode en kleding (Mitex en Modint), die streeft naar betere arbeidsomstandigheden in de confectiefase van de kledingindustrie. MADE-BY Europees initiatief dat merken ondersteunt bij het verduurzamen van hun productieproces. De organisatie werkt hierin samen met Solidaridad. Landendossiers Bij Agentschap NL is per land informatie beschikbaar over kansen, wet- en regelgeving, sectoren en export- en importcijfers. Vooral de landendossiers van Brazilië, India, China en– waar veel grondstoffen voor babyartikelen vandaan komen – zijn interessant voor de babyartikelenindustrie. Bronnen: [1] Working conditions of contract workers in the oil and gas industries – ILO - 2010 [2] Toy industry in China - Facts and details – 2008 [3] Widespread labour abuses at Disney and Mattel factories ICTI doesn’t care about labour rights standards - SACOM - 2013 [4] What happens in the Indonesian palm oil industry - Sawith Watch – 2011 [5] List of goods produced by Child Labor or Forced Labor - US Department of Labor – 2012 [6] Making Toys without Joy - SACOM - 2011 [7] Literature Review and Research Evaluation relating to Social Impacts of Global Cotton Production for ICAC Expert Panel on Social, Environmental and Economic Performance of Cotton (SEEP)- Ergon Associates – 2008 [8] Disney, Walmart and ICTI Together Make Workers Rights Violations Normal and Sustainable – SACOM - 2010 [9] Shopping Guide to Baby Plates, bowls and cutlery - Ethical Consumer Rubber production worldwide – Verite – 2010 Child labour in the cotton industry – World Vision Australia – 2012 Cotton and the Uzbek Economy – Cotton Campaign Where is rubber produced with forced labour - Verite Ethical Consumers Organisation