“Europa anders belicht” door Michiel Goudswaard © , Het Financieele Dagblad, FD Persoonlijk, 13 januari 2007 De crisis in Europa vraagt om een nieuwe manier van kijken naar de Europese samenwerking, vindt scenario-planner Joop de Vries. ‘We moeten ons richten op de wereldbeelden van mensen, niet op de statistieken’ >> Michiel Goudswaard ‘Europa verliest vaart en dreigt irrelevant te worden, mede door de afzijdige houding van nationale politici. Het slaagt er niet in om zijn boodschap over het voetlicht te brengen, terwijl de meeste mensen nog steeds heel hoge verwachtingen hebben van Europa. We moeten op zoek naar een Europa dat aansluit bij de mensen, kijken wat haalbaar is en wat we wenselijk vinden. Het klimaat zou er rijp voor moeten zijn om anders naar Europa te kijken’. Joop de Vries (62) formuleert het voorzichtig, want hij weet maar al te goed dat er geen eenvoudige oplossingen zijn voor de huidige Europese malaise. Maar zonder hoop is hij zeker niet, zal hij in de loop van het gesprek duidelijk maken. Hij ontvangt thuis in Maastricht, aan een royale tafel voor het raam met uitzicht op de stadsmuur die een rijke geschiedenis verraadt. Europese geschiedenis natuurlijk, zo blijkt ook uit het standbeeld van de hier in 1673 gesneuvelde Franse ‘musketier’ d’Artagnan. Op tafel ligt zijn net verschenen boek Wiens Europa wint?, een studie waarin zijn bij Shell opgedane ervaringen met het opstellen van wereldscenario’s samenvloeit met zijn latere werk bij sociaal-culturele onderzoeksinstituten, eerst in Parijs, later in Heidelberg. ‘Ik was al heel lang van plan dit boek te schrijven. Het werken met scenario’s is een uitstekende manier om systematisch te kijken naar de krachten die onze toekomst bepalen zonder daar meteen een waardeoordeel aan te verbinden. Ik heb het altijd jammer gevonden dat de technieken die zijn ontwikkeld voor ondernemingen, alleen gebruikt werden om spullen te verkopen en niet voor de dingen die echt belangrijk zijn. Die technieken bieden structuur en maken een dialoog mogelijk. Daarbij komt dat de sociaalculturele dimensie steeds belangrijker aan het worden is. De mensen zijn in toenemende mate de drijvende kracht in de samenleving, de toekomst is een afspiegeling van hun aspiraties’, zegt De Vries. In zijn boek staat die dimensie dan ook centraal. Tegenover het Europa van de nationale staten, plaatst hij het Europa van de samenlevingen, van de mensen. Waarbij hij aan de hand van empirisch onderzoek laat zien dat er in ieder land groepen te identificeren zijn die op eenzelfde manier in het leven staan, vergelijkbare aspiraties en waarden hebben. En ook toont hoe verschillend die groepen onderling zijn. Spreken over dé burger of dé Duitser heeft in zijn ogen geen zin. In ieder land is een groep te onderscheiden die zich goed thuis voelt in een wereld waarin het economische centraal staat, waar het draait om prestaties, concurrentie en macht. Daarnaast is er een groep die relaties en sociale samenhang centraal stelt. Deze groep heeft weinig affiniteit met de globalisering en richt zich op het nationale, regionale en het lokale. 1 Solidariteit en identiteit zijn voor deze groep uiterst belangrijk. Tot slot zijn er de zogenoemde Voortrekkers, de mensen die vrijheid en persoonlijke autonomie hoog in het vaandel hebben staan. Die openstaan voor echte veranderingen en er geen moeite mee hebben om het toeval toe te laten in hun leven. ‘Je komt deze drie groepen in ieder Europees land tegen, je kunt groepen mensen identificeren die dezelfde waarden, aspiraties en motieven delen. Nationale grenzen zijn in deze benadering niet zo belangrijk meer, de overeenkomsten tussen landen blijken veel groter te zijn dan de verschillen. Wat je wel ziet is dat in de verschillende landen andere groepen een dominantie positie innemen. In Engeland is dat de groep die pragmatisme preekt en het zakelijke centraal stelt, in Duitsland is dat de groep die solidariteit benadrukt’, zegt De Vries. Deze benadering wordt steeds relevanter, betoogt hij in zijn boek, omdat de 21 e eeuw ‘de eeuw van de mensen’ wordt. ‘Mensen zijn heel goed geïnformeerd over van alles en nog wat, hoe oppervlakkig de televisie ook moge zijn. Ze laten zich niet meer opsluiten in een bepaalde vereniging of ideologie. Ze bloggen, ze chatten, ze kijken interactief televisie. Mensen eisen ook het recht op om een mening te hebben, om zich autonoom te gedragen, om het met de machthebbers en experts oneens te zijn. Leiders moeten zich afvragen wat leiderschap betekent op dit moment. De leider kan niet meer op eenzame hoogte zijn eigen koers uitzetten en dan maar zien of hij vier jaar later naar huis wordt gestuurd door de kiezer. Zo werkt het niet meer. Je hebt een voortdurend gesprek nodig tussen de mensen en de leiders. Mensen bepalen zelf wat zij legitiem, aangenaam en fair vinden. Daarmee zetten zij de agenda voor hun leiders, die daarmee weten waar ze wel en waar ze niet kunnen gaan. Dat is echt een nieuwe dimensie van de ‘people’s century’. Deels door de technologie, deels door de grotere behoefte aan autonomie.’ Het gevaar bestaat dat leiders hierdoor pijnlijke, maar noodzakelijke beslissingen uit de weg gaan. Kan je het idee van een leidende elite wel helemaal over boord zetten? ‘Ik denk van wel. Je komt toe aan een herwaardering van de gewone mensen. Zij hebben een intuïtie opgebouwd die vaak de kern van zaak raakt. Neem de oorlog in Irak. De leiders in Spanje en Italië wilden meedoen, maar de bevolkingen wilden dat niet. De leiders zijn later teruggefloten. Mensen hebben ook ideeën over de manier waarop we dieren behandelen, omgaan met het klimaat, of wat rechtvaardigheid is in de wereld. Zij weten of iets goed is of fout, ook al weten de experts meer over de technologische ontwikkeling of de financiën’, zegt De Vries. Hij denkt dat het onbehagen in de samenleving voor een belangrijk deel is terug te voeren op het feit dat belangen in het politieke debat centraal staan, terwijl de waarden uit het zicht zijn verdwenen. ‘Politici denken vaak dat mensen alleen maar over belangen willen praten, en mijden daarom de grote vragen. Maar mensen hebben wel degelijk een antwoord als je ze vraagt wat voor wereld zij voor hun kinderen willen, of hoe zij denken over de toekomst van Europa. De hoge ledentallen van Natuurmonumenten en Amnesty International bewijzen hoe groot de belangstelling is voor dergelijke kwesties, ook als die ver van ons bed liggen. De vraag of we over twintig jaar een hypotheekrenteaftrek van 52 of 42% moeten hebben, is belangrijk, maar daarnaast vragen mensen zich af of we op weg zijn naar de wereld die zij willen. In feite zijn het vaak de politici die de agenda beperkt houden, en onder meer het thema Europa vermijden. Zij zouden veel meer over waarden moeten praten.’ 2 Dat geldt zeker voor politici die actief zijn op het Europese toneel. Want het grote probleem van de Europese Unie is volgens De Vries dat zij alles wil zijn voor iedereen. Zij houdt zich bezig met zo’n breed scala aan onderwerpen dat het werkterrein nauwelijks is te overzien. Veel burgers voelen zich daardoor niet meer betrokken bij de EU, terwijl er wel degelijk aspecten zijn van de Europese samenwerking die aansluiten bij hun wereldbeeld. In het verlengde daarvan pleit De Vries ervoor om het nu geldende alles-of-niets-principe los te laten. Wie nu lid is van de EU of lid wil worden moet niet alleen meedoen aan de interne markt, maar ook participeren in de politieke samenwerking. De Vries ziet een ‘Europe of the willing’ voor zich, waarbij ieder land moet besluiten of het wil deelnemen aan de economische unie, aan de politieke unie en/of aan het Europa dat zijn ervaring en middelen wil inzetten voor een betere wereld. Het nu nog leidende idee dat alle lidstaten uiteindelijk naar hetzelfde niveau van economische en politieke samenwerking streven, wordt daarmee geleidelijk losgelaten. ‘Als je naar de opinieonderzoeken kijkt, blijkt dat Europeanen verrassend positief zijn over Europa en dat zij verrassend hoge verwachtingen hebben van de rol die de EU in de wereld zou kunnen spelen. Maar daar komt nu niets van terecht omdat besluiten op dit gebied met algemene stemmen moeten worden genomen. De Europese belofte blijft zo in de lucht hangen. Het is veel beter om te erkennen dat dat gemeenschappelijke Europese doel er niet is, en op basis van de voorkeuren van de burgers samenwerking op de drie deelterreinen mogelijk te maken. Er zijn landen die denken dat Europa een belangrijke rol kan spelen in de wereld, die zien dat macht niet alleen militaire macht is, maar ook te maken heeft met de kracht van de pen, van de cultuur en van de diversiteit. Laat ze hun gang gaan, en laat ook landen meedoen die geen deel uitmaken van de interne markt. Het doel van deze samenwerking is anders, en dus mogen de criteria om mee te doen ook verschillen van die van de interne markt’. Strijd wereldbeelden Voordeel van deze gedifferentieerde aanpak is dat de verschillende aspecten van de Europese samenwerking ook herkenbaar zijn voor burgers met bepaalde waardeoriëntaties en prioriteiten. Wie sterk gelooft in de kracht van de vrije markt zal zich herkennen in het Europa van de concurrentiekracht bevorderende Lissabon-agenda en de strijd om het toptalent. Wie gelooft dat Europa in de wereld een belangrijke rol moet spelen, zal zich herkennen in het Europa van de landen die zich inzetten voor universele rechten, duurzaamheid, vrede en kwaliteit van het bestaan. De Vries schetst met zijn scenario’s hoe de toekomst van Europa er zou kunnen uitzien, zodat burgers, politici en ondernemingen daarop kunnen anticiperen. De kernvraag is daarbij welk segment van de samenleving, op grond van zijn eigen wereldbeeld, de boventoon zal voeren. Wiens Europa wint?, luidt niet voor niets de titel van zijn boek. Zal Europa onder druk van de voorstanders van globalisering verder opschuiven naar een samenleving waarin het vrijemarktdenken centraal staat, of winnen de Rijnlandse krachten terrein en zal Europa kiezen voor een evenwicht tussen economie en samenleving, tussen vernieuwing en erfgoed? Of zullen steeds meer mensen beseffen dat we nieuwe concepten nodig hebben en in heel andere termen moeten gaan denken over de toekomst? De Vries verwacht dat deze discussie mede aan de hand van thema’s als de stormachtige opkomst van private equity zal worden gevoerd. ‘Sommigen zien private equity- 3 investeerders als de redders in de nood, terwijl anderen het hebben over sprinkhanen die de economie kaalvreten. Deze posities liggen zo ver uit elkaar dat we ooit zullen moeten kiezen wat we hier goed of slecht aan vinden. De idealen en aspiraties die mensen hebben in hun leven, zullen daarbij aan de oppervlakte komen’. Mede aan de hand van dit voorbeeld zal het gevecht tussen de wereldbeelden worden gevoerd, waarbij de media een belangrijke rol zullen spelen. De Vries vindt dat Europa zich niet moet laten overdonderen door het Angelsaksische wereldbeeld en met een open blik moet kijken naar de alternatieven. Het industriële tijdperk is achter de rug, het is tijd voor een diepgaande herbezinning op de vraag hoe het verder moet, wat werkelijk belangrijk is. ‘Het vrije marktdenken heeft nu de wind in de zeilen, maar we moeten ons niet laten opsluiten in een enkel wereldbeeld. Ik denk dat steeds meer mensen de vraag stellen of we de dingen nu niet veel te beperkt zien. ‘Wat is globalisering eigenlijk? Vrijhandel is al eeuwenoud, het uitbesteden van werk is er ook al heel lang, het gaat er nu om dat we onze koloniale “mindset” kwijtraken. Dat we ons realiseren dat die andere mensen ook een geschiedenis hebben waar ze trots op zijn, dat zij ook gerespecteerd willen worden. We zijn nog bepaald niet ver op dat pad, we luisteren liever naar mensen die hetzelfde denken als wij’, meent hij. Toch is hij ervan overtuigd dat waardepatronen kunnen verschuiven. Hij signaleert dat mede door de Irak-oorlog het denken in termen van het recht van de sterkste veel aan kracht heeft ingeboet, dat legitimiteit van de Verenigde Naties onaangetast is, er meer aandacht is voor mensenrechten en dat het denken in zwart-wit tegenstellingen steeds meer kritiek krijgt. Al die veranderingen kunnen tot een omslag in het dominante denken leiden. ‘Ik geloof sterk in “mental maps”. Als je op een andere manier gaat kijken, zelfs zonder verder iets te doen, dan is dat al een stap in de goede richting. Wie anders tegen de wereld aankijkt, zal andere beslissingen nemen, en dat leidt geleidelijk tot concrete verandering. Dat is een optimistische gedachte, dat geef ik toe, maar het klimaat is rijp om meer naar wereldbeelden te kijken en minder naar statistieken.’ 4