Preek - GKV Kornhorn

advertisement
BLOED EN GEEST
- advents- en avondmaalspreek over Zondag 32a –
Aanwijzingen voor de liturgie:
Orde van Dienst A, morgendienst
Votum en vrede-/zegengroet
Zingen:
Lied 459:1,2,3 en 7
Lezing van de wet
Zingen:
Psalm 119:5 en 7
Lezen:
Romeinen 6:1-14
Gebed
Collecte
Zingen:
Gezang 177:1,2 (Gereformeerd Kerkboek)
Tekst:
Zondag 32a
Preek
Zingen:
Psalm 26:5 en 6
Viering van het Heilig Avondmaal
Zingen:
Psalm 103:9
Zegen
BLOED EN GEEST
- advents- en avondmaalspreek over Zondag 32a –
Gemeente van onze Here Jezus Christus!
Wij zijn op weg – op weg, naar de wederkomst van onze Here Jezus Christus. En vorige
week, tijdens de voorbereidingsdienst. Hebben we ons daarbij dan laten leren, door Johannes
de Doper. Misschien herinnert u het zich nog wel. Die stem, die riep in de woestijn. ‘Maak
recht de weg van de Heer’. En we hebben ook gehoord, wat dat betékent: dat we ons bekeren
moeten van onze boze werken. Maar gemeente, hebt u dat nou ook gedaan?
En juist in een avondmaalsdienst, als die we vanmorgen hebben. Is dat geen vreemde
vraag. Want als het goed is, hebt u zich op deze dienst ook voorbereid. Onder meer, door
uzelf de vraag te stellen – of u ook gezind bent, ‘voortaan uit dankbaarheid met heel uw leven
God de Here te dienen en voor zijn aangezicht oprecht te wandelen’. Want als u dat niet bent,
en die bereidheid niet hebt. Dient u zich ook van het avondmaal te onthouden.
Maar, gemeente – betekent dat dan soms. Dat alle broeders en zusters, die straks aan
zullen gaan. Zullen eten van het brood, en zullen drinken uit de beker. Daarmee te kennen
geven, dat ze zich bekeerd hébben? Ze gebroken hebben, met hun zonde. En er op hun leven
dus niks meer aan te merken valt? Nóg anders, met de woorden van het formulier: dat zij
daarmee te kennen geven, ‘dat zij in zichzelf volmaakt en rechtvaardig zijn’?
Nu, gemeente – het zou niet best wezen, als we zó avondmaal zouden vieren! Maar
daarom víeren we het zo ook niet. En het formulier zégt dat ook heel duidelijk. ‘Wij komen
niet tot dit avondmaal om daarmee te kennen te geven, dat wij in onszelf volmaakt en
rechtvaardig zijn. Integendeel, wij erkennen, nu wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus
zoeken, dat wij midden in de dood liggen.’ Juist, vanwége de zonde in ons leven.
Met andere woorden: wie denkt, dat hij zonder zonde is. En er op zijn of haar leven,
niets valt aan te merken. Hoort aan het avondmaal niet thuis. Want het avondmaal is juist
bedoeld, voor mensen die zichzelf als zondaar hebben leren kennen. En weten, dat ze van
genáde leven moeten. Van wat de Here Jezus Christus, in hun plaats. Verdiend heeft. Want
van onszelf, liggen we midden in de dood. Hij moet ons het leven geven!
En toch, gemeente. Is er ook nog wel wat méér van te zeggen. Want de Here Jezus,
zegt Zondag 32. Doet nog wel wat méér, dan ons onze zonden vergeven. Hij wil ons ook
‘vernieuwen tot zijn beeld, opdat wij met ons hele leven tonen, dat wij God dankbaar zijn
voor zijn weldaden en opdat Hij door ons geprezen wordt.’ En dan is dat een lange zin, en:
een hele mond vol. Maar toch is wel duidelijk, hoop ik – wat er bedoeld wordt.
Immers, lazen we niet. In Romeinen 6. Dat we, door de doop. Met Christus begraven
zijn? Maar dat had wel een dóel: om ‘een nieuw leven te leiden.’ Want ‘als wij delen in zijn
dood, zullen we ook delen in zijn opstanding.’ En denk er goed om: dat is niet alleen maar,
iets van straks. Op de jongste dag, als de graven weer open gaan. En we een nieuw lichaam
zullen krijgen. Nee, want onze opstanding. Die begint, hier en nu al! In dit leven.
We mogen, nú al – zegt Paulus. Onszelf zien, als ‘dood voor de zonde, maar in
Christus Jezus levend voor God.’ En Christus wil ons nu al zijn Geest geven, zodat we
vernieuwd worden. En meer en meer, de zonde gaan nalaten in ons leven. Sterker nog: doop
en avondmaal, verzekeren ons ook daar nog van! In de doop zijn we gewassen, met het bloed
en de Geest van Christus. En het avondmaal, voedt en verkwikt ons tot het eeuwige leven.
Alleen: dat zullen we dan wel moeten willen! En, dat ook: daar zullen we dan ook wel
om moeten bidden! Om vernieuwing, door de Heilige Geest. Want dat gaat niet, buiten
onszelf om. ‘Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde’, zegt Paulus dan ook. Want als je
dat wél doet. En, met de woorden van het formulier – niet bereid bent de Here te dienen, en
voor zijn aangezicht oprecht te wandelen. Dan hoor je aan het avondmaal niet thuis.
En daarom: als we zo dadelijk weer het avondmaal gaan vieren. Gaan eten van het
brood, en: gaan drinken uit de beker. Doen we dat niet, omdat we zo trots zijn op onszelf. Het
zo goed, met onszelf getroffen hebben. Nee, júist niet! We doen dat, omdat we weten – dat we
zondige mensen zijn. Die vergeving nodig hebben, maar ook: vernieuwing. En die oprecht
geloven, dat die beide dingen. Die genadegaven. Bij Christus, ook te vinden zijn.
En wat dan het mooie is, en: het bemoedigende. Is, dat brood en wijn ons ervan
verzekeren. Dat Christus ons die beide dingen, ook géven wil. En: zal. Zo zeker, als dat we
van het brood eten. En uit de beker drinken. En brood en wijn, zo de spijs en drank worden.
Die God ons schenkt, voor onderweg. Want we zijn op weg, als gemeente van Christus. Naar
zijn wederkomst. En met het avondmaal, houdt de HERE ons daarheen ook op weg. Amen.
Download