Opgaven week 4: Dualiteit Opgave 4.1 Geef voor ieder van de volgende vectorruimtes twee voorbeelden van elementen uit de duale, (a) (R, R) (b) (C, C) (c) (C, R) (d) (R3×2 , R) (e) (RN , R) (f ) (R[X]≤3 , R) (g) (R∗ , R) (h) ((RR )∗ , R). Opgave 4.2 (a) Geef de duale basis β ∗ horende bij de basis β = {2} van (C, C). (b) Geef de duale basis β ∗ horende bij de basis β = {1, i} van (C, R). Opgave 4.3 Gegeven is de basis β = {v1 , v2 , v3 } van R3 waarbij 1 1 1 v1 = 0 , v 2 = 1 , v 3 = 1 . 1 0 0 Geef de volledige functievoorschriften van de elementen v 1 , v 2 , v 3 van de duale basis β ∗ . Opgave 4.4 Ga na dat de afbeelding L lineair is, waarbij L : Kn → (Kn )∗ : y 7→ `y (1) en waarbij `y : Kn → K : x 7→ y > x. Opgave 4.5 Definieer de afbeelding π : C(I) → R[X]≤1 : f 7→ π(f ) (2) die aan f ∈ C(I) toevoegt het lineaire polynoom π(f ) ∈ R[X]≤1 dat waarde f (a) aanneemt in a en f (b) in b. Het polynoom π(f ) heet de lineaire interpolant van f . (a) Bewijs dat π een goed gedefinieerde lineaire afbeelding is. 1 (b) Ga na dat voor alle f ∈ C(I), Tab (f ) = Iab (π(f )), (3) waarbij Iab en Tab zijn zoals gedefinieerd in één van de voorbeelden. Opgave 4.6 Beschouw de vectorruimte (R[X]≤2 , R) met basis β = {φ0 , φ1 , φ2 } waarbij φ0 : R → R : X 7→ 1, φ1 : R → R : X 7→ X, φ2 : R → R : X 7→ X 2 . Laat voor gegeven x ∈ R de afbeelding εx gedefinieerd zijn door εx : R[X]≤2 → R : f 7→ f (x). (a) Laat zien dat εx ∈ (R[X]≤2 )∗ . Laat β ∗ = {φ0 , φ1 , φ2 } de bij β horende duale basis zijn van (R[X]≤2 )∗ , en coβ ∗ : (R[X]≤2 )∗ → R3 de bij β ∗ horende coördinaatafbeelding. (b) Bereken coβ ∗ (εx ). Opgave 4.7 Beschouw de vectorruimte (R[X]≤2 , R) met basis β = {φ0 , φ1 , φ2 } waarbij φ0 : R → R : X 7→ 1, φ1 : R → R : X 7→ X, φ2 : R → R : Laat zoals voorheen de afbeelding T01 gedefinieerd zijn als T01 : R[X]≤2 → R : 1 f 7→ (f (0) + f (1)). 2 (a) Laat zien dat T01 ∈ (R[X]≤2 )∗ . Laat β ∗ = {φ0 , φ1 , φ2 } de bij β horende duale basis zijn van (R[X]≤2 )∗ , en coβ ∗ : (R[X]≤2 )∗ → R3 de bij β ∗ horende coördinaatafbeelding. (b) Bereken coβ ∗ (T01 ). Opgave 4.8 Beschouw op de vectorruimte (R2×2 , R) de afbeelding Sp : R2×2 → R : (a) Laat zien dat Sp ∈ (R2×2 )∗ . 2 A 7→ Sp(A). X 7→ X 2 . Schrijf h·, ·i voor de duale koppeling tussen R2×2 en (R2×2 )∗ . (b) Bereken hSp, Ii. Laat nu ε = {E1 , E2 , E3 , E4 } de standaardbasis van R2×2 zijn, dus 1 0 0 0 0 1 0 0 E1 = , E2 = , E3 = , E4 = . 0 0 1 0 0 0 0 1 Laat ε∗ = {E 1 , E 2 , E 3 , E 4 } de duale basis zijn van ε voor de duale ruimte (R2×2 )∗ , en coε∗ : R2×2 → R4 de bijbehorende coördinaatafbeelding. (c) Bereken coε∗ (Sp). Opgave 4.9. De duale basis β ∗∗ van de duale basis β ∗ Gegeven is een vectorruimte (V, K) met basis β = {v1 , . . . , vn }. Laat β ∗ = {v 1 , . . . , v n } de bij β horende duale basis van V ∗ zijn. Schrijf H : V → V ∗∗ : v 7→ H(v), waarbij H(v) : V ∗ → K : v ∗ 7→ hv ∗ , vi voor het natuurlijke isomorfisme tussen V en V ∗∗ . Bewijs dat β ∗∗ = {H(v1 ), . . . , H(vn )} de duale basis van β ∗ voor V ∗∗ is. 3